Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De man die werk vond door Herman Brusselmans

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
Boekcover De man die werk vond
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 3664 woorden
  • 9 december 2004
  • 119 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
119 keer beoordeeld

Boekcover De man die werk vond
Shadow
De man die werk vond door Herman Brusselmans
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
I Zakelijke gegevens Herman Brusselmans, De man die werk vond, Can’t find no antidote for blues, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 3e druk, 1988 II De eerste reactie · Zoals altijd wilde ik eens een keer iets anders dan normaal, daarom koos ik maar voor dit boek. Ik had nooit van Herman Brusselmans gehoord, tot een paar weken geleden. Ik had het Straatnieuws gekocht en begon het door te lezen. Toen zag ik een groot artikel over Brusselmans. Een bleke, magere man met lang, zwart haar en een zwarte bril. ‘Mijn burgertruttenleven’ stond boven het artikel. Dat valt op, vooral als je ziet hoe Brusselmans er eigenlijk uit ziet. Bij mij heeft het bijna altijd een positief effect als je opvalt. Zo ook dit keer. Ik zou gaan voor een boek van Brusselmans. De vraag was alleen welke ik moest lezen. Ik besloot toen maar om er gewoon eentje te kiezen; het werd ‘De man die werk vond’. Goed gekozen blijkt uiteindelijk. · Humoristisch, zeker weten. Ik had nooit gedacht dat ik zulke humor leuk zou vinden, maar het is echt waar. Eigenlijk omschrijf ik het verkeerd, want het is geen humor, maar cynisme. De hoofdpersoon, Louis Tinner, kan zulke droge opmerkingen maken dat ik er gewoon plat van lig. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit meerdere keren hardop heb gelachen tijdens het lezen van een boek. Brusselmans heeft duidelijk gevoel voor humor, aparte humor, cynisme, gevoel voor cynisme misschien zelfs, als dat al bestaat. Ik begin zelf ook al vreemd te schrijven, ik ben nog teveel onder invloed van het boek waarschijnlijk. Laat ik het maar iets meer geordend schrijven. Eén Brusselmans is al genoeg. Saai, maar dan in de goede zin. Het is best vreemd om te zeggen dat ‘saai’ een goed eigenschap is van een boek, maar het is nou eenmaal mijn mening. Ik heb nog nooit een boek gelezen waarin de schrijver de sfeer zo goed heeft kunnen beschrijven als Brusselmans. Je kan je zo goed verplaatsen in Louis dat zijn verveling jouw verveling wordt. Ik denk niet dat er andere schrijvers zijn die de gevoelens van een persoon in een boek beter kunnen omschrijven dan Brusselmans. Misschien wel een hele grote bewering, maar ik denk dat omdat ik in de boeken die ik tot nu toe heb gelezen geen betere beschrijving van de gevoelens van een persoon ben tegengekomen als in dit boek. Dat kan betekenen dat ik gewoon geen goede boeken heb gelezen, maar dat terzijde. Niet herkenbaar, en toch zo duidelijk. Mijn kijk op het leven is totaal anders dan die van Louis, daarom is het niet herkenbaar voor me, maar daardoor niet minder boeiend. Ook al ben je de grootse optimist die er bestaat, Brusselmans weet het zo te brengen dat je je kan verplaatsen in de hoofdpersoon. In weinig boeken word je echt één met de hoofdpersoon, maar dat was in dit boek wel het geval, voor mij tenminste. Dat de situatie en persoon niet herkenbaar waren, had juist een goed effect op me, het was weer eens iets anders dan ik gewend ben. Geloofwaardig, want het is heel realistisch verteld. Onrealistisch is het sowieso niet, ook al is het verreweg van gewoon. Daarom is het erg geloofwaardig, en nogmaals, ook de schrijfwijze van Brusselmans helpt een handje. Boeiend, om te zien hoe iemand zichzelf de vernieling in helpt. Hij verveelt zich bijna letterlijk dood, wat op zich niet heel gek is; je zou maar 5 dagen per week ‘opgesloten’ zitten in een bibliotheekje waar toch al niemand komt. En als er mensen komen zijn die ook niet bepaald leuk gezelschap, als we Louis moeten geloven in ieder geval. Heel erg interessant om de ondergang van Louis te zien. III Verdieping a. Samenvatting

Ene Louis Tinner werkt als bibliothecaris in het Boekenpaleis, de recreatiebibliotheek van een Brusselse instelling. Echt werken kun je het eigenlijk niet noemen; hij brengt zijn dagen vooral in ledigheid door. Weerzin en verveling zijn troef. Zijn leven ruikt al even muf als de plaats waar hij zijn dagen doorbrengt. Veel belangstelling is er niet voor de bibliotheek en als er dan al eens een sporadische klant komt binnengewaaid, schept Tinner er een sardonisch genoegen in hem verkeerd te informeren of gewoonweg de huid vol te schelden. Vaak draait hij zelfs zijn deur op slot. Hij tracht de tijd te doden met eten, drinken en roken, slapen, zomaar wat rondhangen en spijbelen. Van enig contact met collega’s is amper sprake. Er zijn alleen de boeken, waarop hij zijn frustratie botviert door er bladen uit te scheuren of ze tegen de muur kapot te smijten. Hij boycot de taak die hem door de administratieve dienst en de directie is opgelegd (de hele collectie inventariseren op fiches), wat hem tenslotte zijn ontslag oplevert. Het verhaal is één monotone stroom, wat nog geaccentueerd wordt door de vele herhalingen: wachten op het koffiemeisje, gefantaseer over de ‘wijven’, langdurige toiletbezoeken met bijzondere aandacht voor het wonder van de eigen ontlasting. Een rode draad in een fluim die hij op de bibliotheekvloer spuugt, brengt hem dan weer een waaier van gedachten over ziekte en dood. Eigenlijk wordt Tinner totaal in beslag genomen door eenzaamheid en een onbestemde, maar existentiële angst. Het uit zich in heel veel landerigheid en een donkere kijk op de dingen. b. Verhaaltechniek
Personages · Er is maar één hoofdpersoon, Louis Tinner. Alles draait om hem, want er is al weinig plek in zijn leven voor hemzelf, laat staan voor anderen. Er komen nog wel een paar personen vaker in voor, zoals het koffiemeisje en het kopieermeisje, maar die zijn niet belangrijk. · Louis verveelt zich heel erg. Hij heeft geen sociaal leven, de relatie met zijn verloofde is stukgelopen (dat hij überhaupt een verloofde hád verbaasde me al) en zijn werk is doodsaai. Ik heb niet echt het gevoel dat hij een doel heeft in zijn leven, zoals hij zich gedraagt zorgt hij er alleen maar voor dat hij in de problemen raakt en uiteindelijk zijn baan verliest. Misschien is dat zijn doel wel, er voor zorgen dat hij een beetje verandering in zijn leven heeft. Die verandering komt wel, maar of het echt positief is, is te betwijfelen. Alhoewel, in die bibliotheek was hij toch alleen maar aan het flippen, misschien is het inderdaad beter voor hem. Zoals hij het zelf ook zegt: ‘Misschien wordt een steeds belangrijker woord.’ Ik zou het niet weten. Het enige wat ik kan zeggen is misschien... · Louis heeft niet echt een relatie met de twee meisjes. Het koffiemeisje zorgt voor wat verandering, en is soms zelfs Louis’ enige kans om te kunnen praten tegen iemand. Met het kopieermeisje heeft hij helemaal geen relatie, hij kijkt alleen steeds naar haar, en zij ook naar hem soms. Dan gaat Louis zich afvragen of ze zich geschoren zou hebben bijvoorbeeld. Met andere mensen praat Louis amper, laat staan dat hij een relatie met hen zou hebben. · Louis is een 1e klas cynicus met droge humor. Hij verveelt zich gauw en lapt alle regels aan zijn laars. De volgende fragmenten laten dat goed zien. Louis gaat naar de bedrijfsarts als hij last heeft van zijn rug. Die wist niet dat het bedrijf een bibliotheek had, laat staan dat Louis daar werkt als bibliothecaris. ‘Ach zo,’ ging de arts door, ‘en het personeel mag die boeken ontlenen om te lezen? Ook wel om de tafelpoten mee te stutten, dacht Louis, wat kan het mij schelen. Of dit stukje, als er een vrouw de bibliotheek binnenkomt, waardoor ik erg moest lachen: ‘Ik zoek een boek,’ zei de vrouw. Nee toch, dacht Louis, een boek warempel. Hoe bestaat het? Of als er een keer de telefoon rinkelt, is de reactie van Louis als volgt: ‘Welnu, een gebeurtenis!’ Hij gaat uit verveling zelfs boeken vernielen, of gewoon weggooien. Dat hij alle regels aan zijn laars lapt weet je aan het feit dat hij bijna nooit pointeert, de bibliotheek sluit als hij zin heeft om bier te halen, of gewoon doelloos door het gebouw te dwalen. Uit verveling gaat hij vaak naar de wc, om zijn ontlasting daarna uitgebreid te beschrijven. Hij heeft zelfs een favoriete wc! Dat zegt al genoeg over wat voor zielig mannetje het eigenlijk is. Nog een typisch stukje uit het boek dat goed laat zien hoe Louis is: Iemand met het ‘air van een halve gare’ komt de bibliotheek binnen. ‘Ik zoek een boek van de schrijver Georges Simenon.’ Nog goed dat hij er schrijver bij zegt, dacht Louis, ik mocht wel eens denken dat Simenon een tuinier was. Een tuinier op een stoomboot. ‘Heeft het een titel?’ vroeg hij bits. Hij vond zijn klant een verschrikkelijk onuitstaanbaar gezicht hebben, met zo’n trekje om de mond dat verraadde dat z’n ouders incest pleegden toen ze hem verwekten. Zo’n typisch trekje rond de mondhoeken. · Louis maakt zeker een ontwikkeling door; hij gaat van slecht naar erger, helaas mogen we niet meemaken dat het ergst wordt. Dat wordt ons bespaard door de schrijver. Eerst heeft hij nog werk, saai werk misschien, maar toch, wel werk. Uiteindelijk heeft hij zelfs dat niet meer, waardoor hij eigenlijk niets meer heeft om voor te leven. Als hij aan het einde van het boek neervalt tijdens het lopen, staat hij ook niet op. Niet omdat hij dat niet kan, maar omdat hij dat niet wil. Ook hij beseft dat hij zich naar de ondergang heeft geholpen, zijn toch al lege leven nog leger heeft gemaakt, maar het idee dat hij dat echt erg vindt heb ik niet. Hij heeft alles al opgegeven. · De vraag wie ik het meest sympathiek en minst sympathiek vind kan ik niet echt beantwoorden, aangezien er maar één hoofdpersoon is. Dan moet ik dus maar antwoorden of ik Louis sympathiek vind of niet. Dat is wel makkelijk, want ik vind hem zeker sympathiek. Hij heeft wat weg van een antiheld vind ik, en de antiheld heeft altijd mijn voorkeur, vind ik zelfs sympathieker dan de held. Het is eigenlijk net zoiets als het kijken naar Lingo; ik ben áltijd voor degenen die aan het verliezen zijn. Zo ben ik nou eenmaal, en zo’n gevoel heb ik ook bij boeken. De antiheld trekt me het meest aan. · Dat ik Louis sympathiek vind betekent niet meteen dat ik zijn gedrag goedkeur. Ik vind dat hij wat meer volwassen moet zijn, als hij een echt leven wil leiden. Hij moet het leven iets meer van de zonnige kant bekijken en ervoor zorgen dat zijn leven zin krijgt. Maar omdat ik niet het idee heb dat hij een ander leven wil leiden, hoe erg hij er ook over klaagt en hoe erg hij ook kankert op alles en iedereen, denk ik dat hij altijd wel zo zal blijven, er is niets aan te veranderen. Op zich niet heel erg, het is zijn leven, dat moet hij zelf maar weten, zolang hij maar geen andere mensen kwetst. En juist daar gaat hij soms de mist in, wat ik wat minder vind aan hem. Verder is hij wel ok, gewoon zoals hij is; een 1e klas cynicus. Ruimte · Het verhaal speelt zich vooral af in de bibliotheek waar Louis werkt. Soms dwaalt hij wel eens rond door het gebouw, of gaat hij even bier halen en daarom door de drukke straten van Brussel lopen. Het belangrijkst is in ieder geval de bibliotheek. · Dat hij steeds in de bibliotheek is, is zeker belangrijk, want daar gaat het hele boek zowat over. Het is een soort gevangenis voor hem, zo ervaart hij het ook een beetje. Hij wil er heel graag weg, want hij denkt dat dat goed voor hem zal zijn. Hij beschrijft het ook goed; het is er klein en benauwd, met maar één venstertje en geen zonlicht die naar binnen kan schijnen. De enige lichtbron is een lamp, waarvan hij denkt dat het slecht is voor zijn ogen, omdat hij elke dag in dat kunstlicht zit. Daarom weet je dat hij het daar niet naar zijn zin heeft. Tijd · Het verhaal speelt zich waarschijnlijk af in ongeveer 1983, want als hij een nota moet schrijven van de afdeling Statistiek over het aantal uitleningen in het jaar 1982, neem ik aan dat het zich dan in 1983 afspeelt. Het is niet echt belangrijk voor het verhaal, want zoiets kan iedereen meemaken, in welk jaar je ook leeft. Er zijn de afgelopen jaren, decennia, eeuwen wel meer mensen geweest die het gevoel hadden dat het leven nutteloos was, dat hun leven nutteloos en leeg was. Het kan altijd geweest zijn, of zelfs nu gebeuren. · Het verhaal is chronologisch verteld. · Ik denk dat er sprake is van een open einde, want het kan nog alle kanten opgaan met Louis. Het liefst heb ik dat hij doodgaat en verlost wordt van zijn lijden, maar wie ben ik om dat te bepalen? Helaas, hij gaat niet dood, er komt zelfs een deel twee over onze Louis. Hopelijk gaat het daarin wat beter met hem, ik gun het hem van harte. · Er waren geen flashbacks en/of vooruitwijzingen. Ook opvallende tijdsvertragingen waren er niet echt. Wat wel heel duidelijk aanwezig was, was dat alles heel langzaam verliep. Het hele boek was gewoon vertraagd, maar wat wil je ook, als je zelfs je ontlasting gedetailleerd gaat beschrijven? Dat viel me in ieder geval op. Perspectief · Je volgt het verhaal uit de ogen van Louis. Je komt alleen de dingen te weten waarover hij vertelt of nadenkt. Je bent dus volkomen afhankelijk van hem. Bijvoorbeeld als hij iemand niet aardig vindt, meestal om een belachelijke reden, kan je niets anders doen dan zijn mening te delen. Misschien is diegene wel heel aardig, maar daar kom je nooit achter, want Louis vertelt dat niet. · Het perspectief is zeker onbetrouwbaar. Als je alleen naar hem zou luisteren, zou je nog denken dat iedereen gek was behalve hij. Gelukkig heb je als lezer (dat neem ik dan tenminste aan) iets als een gezond verstand, en geloof je niet alles wat hij zegt. · Je wordt wel erg beïnvloed door de gedachten en woorden van Louis, maar het is weer niet zo dat ik ga beginnen te denken als Louis. Zijn kijk op het leven is nou eenmaal anders, dat blijkt wel uit dit boek. Toch krijg je na het lezen soms de neiging om ook mensen te beoordelen op hun uiterlijk, en misschien zelfs beter naar de mondhoeken van mensen te kijken om te zien of hij/zij geen ‘incestproduct’ is… Stijl · Louis vloekt veel. Dat valt het meest op in dit boek. Hij praat heel simpel, alledaags, al is het soms wel lastig om een woord te kunnen herkennen. Het is geen uitzondering als er in een zin woorden als trut, kalf, kutwijf en klootzak voorkomen. Typische Louis-taal. · Zijn taalgebruik en stijl passen heel goed bij Louis, dat is een deel van hem. Hij denkt veel na over van alles, maar eigenlijk gaat het nergens over, het is allemaal onzin. Toch weet hij het steeds zo te brengen dat het boeiend blijft. Alles wat hij vertelt lijkt belangrijk door zijn manier van vertellen. Het is onmogelijk om je een Louis voor te stellen die een lange, grammaticaal kloppende zin kan uit kramen. Hij is nog net geen Johan Cruijf, maar hij gaat wel die kant op. Zoals hij het zelf ook aangeeft: ‘Het is gezeik, dacht hij, vol grammaticale fouten. Toch luisteren ze aandachtig.’ c. Thematiek · De hoofdgedachte van het verhaal is makkelijk aan te geven. Louis heeft het nergens anders over: verveling. Hij verveelt zich te pletter, zijn leven lijkt hem nutteloos, hij heeft niets om voor te leven. Wat doe je als je de zin van het leven niet meer ziet? Je vervelen, proberen de tijd te doden. Dat lukt Louis eigenlijk perfect, hij weet zijn dagen wel door te komen. Alleen de manier waarop hij dat doet is niet handig. Zo zorgt hij er alleen maar voor dat hij nog dieper zinkt in het drijfzand dat verveling heet. Hierdoor wordt zijn leven alleen maar nuttelozer, maar dat ziet hij niet. · Louis gaat uit verveling hele rare dingen doen. Om te kunnen overleven op zijn werk gaat hij bijvoorbeeld met boeken lopen gooien en/of voetballen, of beter, voetboeken. Het is ook typisch dat hij uit verveling gaat roken en drinken, en niet zo’n beetje ook. Hij is een goed voorbeeld van een kettingroker, en een paar pilsjes in de ochtend zijn niet uit den boze bij hem. Dat komt wel vaker terug, ook in de ‘echte’ wereld; dat mensen gaan roken als ze (even) niet weten wat ze moeten doen. Louis heeft ook wel in de gaten dat het niet goed is dat hij zoveel rookt en drinkt, maar wat erg is, is ook anders, en dat is voor hem een positief punt natuurlijk. Uit verveling gaat hij ook veel nadenken over de vreemdste dingen, hier een fragment waaruit dat blijkt: Als je blind bent, viel het hem te binnen, kan je ook geen klok meer lezen. Je kan wel aan iemand vragen die wél ziet, hoe laat het is. Voor zo iemand is het eenvoudig je voor een uur op te lichten. Hij kan zeggen: ‘Het is twee uur,’ terwijl het eigenlijk drie uur is. Zo komt men als blind mens en uur te laat voor een belangrijke afspraak en de wonderbril gaat naar iemand anders. Vreselijk. Louis ging op de stoel zitten, dat was al een tijdje geleden. Uit zijn boekentas haalde hij een blikje pils. ‘Alcohol voor de middag leidt tot drankzucht,’ mompelde hij. ‘Drankzucht leidt tot een zieke lever,’ ging hij door, ‘een zieker lever leidt tot hospitalisatie. Hospitalisatie leidt tot de kans een geschikte verpleegster te ontmoeten, op wie de patiënt dadelijk verliefd wordt. Helaas is de leverziekte ongeneeslijk en spoedig sterft de verliefde drinker.’ Louis dronk gulzig van het bier. Eén gulp goot hij naast z’n mond en het vocht druppelde op zijn kleren. ‘Jezus,’ mompelde hij, ‘ook dat nog. En de toestand was voorheen als zo rampzalig.’ · Het verband tussen de hoofdgedachte en de titel is dat er op het eerste gezicht geen verband is. In het boek ‘De man die werk vond’ raakt een man zijn baantje kwijt. Dat klinkt erg tegenstrijdig. Maar ik denk toch dat er een verband is, omdat ik denk dat hij de baan die hij is kwijtgeraakt niet als zijn werk ziet. Het werk in de titel is niet het werk uit het boek. Onder werk versta ik in dit geval je leven, dat je er van alles voor moet doen om zo hoog mogelijk te komen en er het beste van moet maken. Nu Louis is ontslagen, heeft hij de mogelijkheid om iets te maken van zijn toch al nutteloze leven. Maar je kan niets beginnen als het alleen een kans blijft, hij moet die kans ook grijpen om ook echt iets te bereiken. Het kan ook zijn dat er echt geen verband is, maar een grapje van Brusselmans. Dat hij juist het tegenovergestelde van de inhoud van het boek heeft gebruikt als titel. Het zou me niets verbazen. Er is wél een verband tussen het motto en de hoofdgedachte. Can’t find no antidote for blues. Dat is perfect van toepassing op Louis. Hij heeft geen idee hoe hij kan afkomen van zijn verveling en zijn donkere kijk op het leven. Hij houdt zich voor dat hij wel wat probeert te doen om een beter leven te leiden, maar dat doet hij niet, en uiteindelijk geeft hij de schuld aan anderen. Hij zoekt het probleem niet bij zichzelf, maar bij anderen, wat nou juist het probleem is. · Toen ik voor het eerst las waarover het boek ging dacht ik meteen aan ‘De avonden’ van Reve. En voor het geval het niet duidelijk is, dat is niet bepaald positief. ‘De avonden’ vond ik niet om door te komen, alles was zo saai en zo eentonig. Ik snap niet dat er mensen zijn die dat serieus een goed boek vinden. Misschien dat ik over 10 jaar ook zo iemand ben, God verhoede, maar nu in ieder geval totaal niet. Ik snap wel waarom ze die vergelijking maken met dit boek, want eigenlijk gaat het om precies hetzelfde, alleen is ‘De man die werk vond’ aangedikt met cynisme en sarcasme. Toch vind ik de versie van Brusselmans veel en veel beter door te komen, misschien door de humor, misschien door zijn schrijfstijl, ik weet het niet. IV Beoordeling · Ik weet wel zeker dat ik weer een boek van Brusselmans zal lezen, want zijn schrijfstijl trekt me erg aan. Ik ben benieuwd hoe zijn andere boeken zijn, hoewel ik heb gehoord dat ‘De man die werk vond’ wel één van zijn beste boeken is. Sommige waren niet door te komen volgens anderen, maar dat bepaal ik zelf dan wel, na ze gelezen te hebben. Ik ga in ieder geval het vervolg op dit boek, ‘Nog drie keer slapen ik word wakker’, zo snel mogelijk lezen. Ik heb wel gehoord dat die wat grover is, maar dat risico nemen we maar. · Bij het volgende stukje heb ik het hardst gelachen, door de droge opmerking van Louis en daarom vind ik dat het wel een plekje waard is mijn boekverslag: Louis is bij de arts, en terwijl hij wordt onderzocht, wordt de controle onderbroken; ‘Ja!’ riep de arts. Er had namelijk iemand gebeld. Een man kwam binnen met z’n hoofd vol bloed. Die kerel schijnt het te menen, dacht Louis. De man stak meteen van wal. ‘Ik wou de reserveschrijfmachine van de documentatiemappenkast nemen en ze ontglipte me, pal op m’n kop. Die begon me daar plots te bloeden, te bloéden!’ Was me nog niet opgevallen, dacht Louis. · Ik vond het een beetje onsmakelijk dat hij zijn ontlasting ging beschrijven, van ‘een paar keuteltjes’ tot ‘gelige diarree’. Ook de kleur van zijn plas blijkt uiterst interessant; ‘de kleur van zomerappels’. Toch is het niet erg storend, dat hoort bij Louis, je kunt het hem niet kwalijk nemen.

REACTIES

L.

L.

He Leyla,
ik wil je even bedanken voor dit leesverslag (van 'de man die werk vond'). Ik heb het met lol gelezen. Je hebt tenminste een fatsoenlijke mening, maar bent zelf helemaal niet cynisch. Als je voor zo'n boek, zonder een maximum in de spanningsboog,open staat is het inderdaad erg grappig om te lezen hoe zo'n Louis denkt, vind ik.
Nou bedankt, succes
groetjes Loes

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De man die werk vond door Herman Brusselmans"