Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De kellner en de levenden door Simon Vestdijk

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
Boekcover De kellner en de levenden
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 4484 woorden
  • 19 december 2006
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
15 keer beoordeeld

Boekcover De kellner en de levenden
Shadow
De kellner en de levenden door Simon Vestdijk
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel: De kellner en de levenden
Auteur: Simon Vestdijk
Uitgever: J.M. Meulenhoff
Plaats van uitgave: Amsterdam
Druk: 26ste druk
Jaar van uitgave: 2005
Jaar van eerste uitgave: 1949
Aantal bladzijden: 284 bladzijden

Leesvervangende samenvatting:
Twaalf mensen worden van hun bed gelicht door een tweetal agenten, te weten: Henk Veenstra, Tjalko Schokking, Willem van Schaerbeek, Aagje Slangenburg, Martha Scheiberlich, Ma Schokking, Richard Haack van Rheden, dominee Van der Woght, Meyer en de familie Kwets met zoon Wim. Zij moeten van de agenten in een touringcar stappen en eerst protesteren ze hiertegen. Pas als er bazuingeschal en muziek klinkt, stappen de twaalf, onder aanvoering van moeder Schokking, in de bus.
Na een busreis door de stad, waarin zij lange stoeten mensen voorbij zien trekken, komen zij aan bij een bioscoop. Alle groepen die zij zagen, trekken allemaal naar de ingang van de bioscoop. In de hal van de cinema staan mensen met witte armbanden om. Zij helpen de mensen waar nodig, maar op vragen van de flatgroep geven zij niet of nauwelijks antwoord. Schokking probeert te ontsnappen, maar zijn moeder haalt hem terug. In de hal klinkt door een microfoon een stem die hen aanmaant om vooral rustig te blijven en niet met andere groepen te praten. Op een gegeven moment gaan de kassa’s open. Daar zij geen witte kledingkaart hebben, worden zij bestempeld als niet-gekleden. Zij krijgen een rode kaart met reeksen cijfers en letters. De gangen die zij doorlopen volgen zij aan de hand van deze kaart. In het gebouw staan hulpposten opgesteld. De gangen gaan eindeloos door. Na een bizarre vlucht met een lift worden zij gewaarschuwd voor een Engelsman. Onderweg komen zij deze Engelsman tegen, die zegt in 1661 gestorven te zijn. De man verlaat hen weer en de groep gaat verder. Bij de laatste hulppost vraagt ma Schokking hulp, omdat het nu moeilijk wordt. Volgens de hulppost hadden zij in de bibliotheek een bijbel moeten meenemen, zij krijgen er nu een van de hulppost. Dan gaan zij de deur door en komen in een soort hal met allemaal tourniquets. De flatgroep is er bijna door en dan komt Tjalko tot de ontdekking dat Veenstra er niet meer is. Op het moment dat hij de groep wil inlichten, is Veenstra terug. De groep komt op het perron en wordt naar een wachtkamer gedirigeerd waar zij moeten wachten.

In de wachtkamer zijn vier kellners, waarvan Leenderts de oberkellner is. Tjalko en Henk staan met elkaar te praten en de rest van de groep wil weten waar zij het over hebben. Tjalko zegt bij voorbaat dat hij het niet eens is met Henk, maar geeft hem het woord. Henk heeft met een aantal andere mensen gesproken en iedereen komt uit een ander jaartal, teruggaand tot 1600. Dit is zijn ontdekking. Hij is iemand tegengekomen die hij kent van de krant; de man is al jaren dood. De hond die in de hal naar Wim Kwets toekwam, is de overleden hond van Wim Kwets, zo vermoedt hij.
Om de tijd te doden, bespreken zij onder elkaar wat men ervan vindt. Er vormen zich drie groepen: de eerste groep stelt dat het een droom is, de tweede groep schaart zich achter ma Schokking, die zegt dat dit het Laatste Oordeel is, de derdre groep denkt dat het een verkoopstunt is van de bioscoop. De kellner met de glimlach, vraagt of zij iets willen drinken. Ze vragen om water, en de kellner komt terug met een waterkan. Uit die waterkan schenkt hij wijn.
De groep discussieert verder over het laatste oordeel en de dominee en Van Schaerbeek strooien met bijbelteksten. Voor Leenderts is de glimlachende kellner bang. Het is een dikke man die heel gemeen kan zijn.
Op een gegeven moment komt er een man binnen die zegt dominee Van der Woght te kennen en hij stelt zich voor als de oudoom van de dominee. De dominee kent hem niet. De man is een boer die aan kanker is overleden. Hij zegt dat hij in de hemelse heerscharen mag meevechten tegen de duivels. Dan geeft hij een beschrijving van de hel met alle details die erbij horen en men vraagt hem te stoppen als Aagje flauwvalt.
Het rumoer op het perron wordt groter en het blijkt dat de doden uit het noorden stampei maken. Richard Haack vindt het gepraat wat onzinnig worden en gaat de wachtkamer uit. Hij gaat op zoek naar de aartsengel Michael, die is langsgekomen, en waarvan Hack vindt dat hij op hem lijkt. Na een aanvaring te hebben gehad met een stationschef, komt hij in een soort galakamer waar hij zijn ouders ziet. Hier vindt hij Michael ook, die enkele woorden met hem wisselt. In een hoek van de kamer zit een figuur die op de vlucht is. Haack wil de kamer uit maar kan geen deur vinden. De figuur in de hoek geeft hem een toverspreuk die hem uit de kamer helpt: waterman, watervrouw, Noach duurt het langst.
Hij loopt naar het einde van het perron en vindt daar een brug naar het verboden 500e perron. Als hij die over wil lopen houdt de eerder genoemde stationschef hem tegen. Hij schudt de man af en loopt de trap op. Halverwege het plat van de brug staat een groot hek. Dit hek sluit de doorgang af. Haack kijkt naar beneden en ziet allerlei duivels liggen slapen. Ze stinken. Dan gaat hij terug en komt de chef weer tegen. Hij duwt hem opzij en springt het perron af en volgt de baan. Na een tijdje komt hij een vijftal gravers tegen die naar een lijk graven. Haack herkent de scene uit Hamlet. Hij is namelijk acteur. Hij ziet zichzelf als Hamlet en de grafdelvers graven Ophelia op. De overeenkomst met Haack ligt in het feit dat evenals Ophelia in Hamlet, een actrice zelfmoord heeft gepleegd vanwege hem. Haack is namelijk homseksueel. De gravers geven hem een schedel en twee dijbeenderen. Haack springt op een boemeltrein, waarin dezelfde stationschef zit. De man is boos omdat hij gedegradeerd is vanwege het feit dat hij een jongen heeft lastiggevallen. In een tas draagt hij een varkensblaas gevuld met bloed. Haack is bang voor bloed, bijna even bang als hij was toen er twee manen verschenen boven de brug. De chef is gekwetst door de minachting van de acteur en heft de tas op om hem ermee te slaan. Haack springt van de trein en loopt terug. Een aantal malen wordt hij bijna geraakt door een trein en als hij op het perron terugkomt, zegt een conducteur dat hij terug moet naar zijn plaats. Hij komt terug in de wachtkamer en daar staat Veenstra zijn zonden te belijden voor de flatgroep.
Men heeft in de tijd dat Haack weg was, besloten, dat mocht dit toch het laatste oordeel zijn, het verstandig zou zijn dat men zijn zonden zou biechten. Alleen de Kwetsen deden niet mee; zij zijn Rooms-katholiek. Ondertussen heeft de flatgroep ook Leenderts eruit geschopt omdat hij de glimlachende kellner geslagen heeft.
Veenstra is klaar met zijn zonden en Haack vraagt het woord, hij vertelt over zijn geaardheid en over de actrice die zelfmoord heeft gepleegd om hem. Daarna zijn de anderen aan de beurt. Men is op het moment al aardig dronken door de wijn. Van Schaerbeek gaat als laatste en biecht zijn verhouding met Aagje op, zij hebben een verhouding omdat zijn vrouw in het ziekenhuis ligt en is het ermee eens.
De discussie mondt uit in de vraag of men God mag oordelen over Hem en Zijn werken.

Het rumoer wordt groter en ineens staat er een vrouw voor het raam in galakleding. Van Schaerbeek schrikt want het is zijn eigen vrouw. Zij zingt. Iets wat hij haar altijd verboden heeft. De radio zegt dat de chaos is vergroot door een vrouw die een Duits cabaret lied zingt over het sterven van kinderen. Zij wordt door twee soldaten weggehaald en de radio vertelt dat er maatregelen getroffen zullen worden. Men zal de duivels van het 500e perron halen om de orde te herstellen. De kellner schrikt en zegt de groep dat ze achter het buffet moeten schuilen. Van Schaerbeek is in paniek en biecht dat hij een affaire heeft met Martha Scheiberlich. Aagje schrikt en begint te gillen. De kellner zegt hen te vluchten want ineens staat Leenderts voor het raam en beveelt hen de deur te openen. Als ze dat niet doen, gooit hij een raam in en de duivels komen naar binnen. Achter het buffet vlucht de flatgroep door een luik. De kellner die wordt aangevallen door een duivel maakt een kruisteken en de duivel verdwijnt.
In de gang komen zij bij het aangewezen hek. Wim Kwets krijgt een hoestbui en geeft bloed op. Het hek doet raar en trekt hen erdoorheen en brengt hen naar een soort troonzaal, waar Leenderts op de troon zit als de Duivel. Hij dwingt de flatgroep God en het bestaan te verloochenen. De groep weigert. Satan gooit een lasso om hen heen en voert hen naar een soort moeras waaruit hij bloed laat opspatten en de hele groep is beklad. Hij laat hun allerlei martelwerktuigen zien en nog altijd weigert de groep. Aagje is gek geworden sinds de bekentenis van Van Schaerbeek. Dan gaat er een ander gordijn op waarachter de drie kellners, met de glimlachende in het midden, aan kruizen hangen. De glimlachende kellner heeft de waterkan om zijn nek hangen. De groep blijft weigeren.
Leenderts heeft bij zich de oude Van der Woght, de geroyeerde stationschef en de vrouw die de Bijbel gaf, zitten. Hij vertelt de twaalf dat hij de oorlog tussen de hemelse en helse heerscharen gewonnen heeft en dat alles nu hel is.
De radio-omroeper roept Leenderts op om te serveren bij een feestje en iedereen gaat weg. De flatgroep ziet kans om te ontsnappen en vlucht door het hek en na door het poortje te zijn gegaan, komen zij terug op het stationsplein van de stad.
Iedereen loopt naar huis en ondersteunt elkaar. In de stad vliegen allerlei kleine heksjes op bezemstelen omhoog, zo groot als zuigelingen. De flatgroep strompelt naar de flat en onderweg vliegen zij uit hun lichaam omhoog en hebben allerlei vrolijke ervaringen.
Aangekomen bij hun flat komt uit de schaduw de kellner zetten en zij vragen of dit een droom was. De kellner zegt dat het voor hen een droom was. Hij kijkt naar Aagje en geneest haar van haar gekte. Dan knielen de flatbewoners neer, Haack als laatste en na verzekerd te zijn dat het een droom was. De kellner legt uit dat het hele gebeuren een weddenschap is tussen hem en Iemand anders. De weddenschap houdt in dat mensen ook als zij onder de meest bizarre omstandigheden verkeren, er nog niet toe komen om het bestaan te verloochenen. En hij heeft gewonnen. Hij zegt hen ook dat zij zich hiervan niets meer zullen herinneren.
De hond moet mee terug en Wim Kwets wil de hond niet kwijt. De kellner zegt dat dit niet kan. Dan vraagt Haack of hij niet met de hond mee kan en dat kan. Gedrieen lopen zij weg van de flat. Het bloed van het hoesten is van Wims jasje verdwenen.

Stijl:
In dit boek maakt Vestdijk gebruik van een fantastische, surrealistische stijl. De lange zinnen, die vaak moeilijk zijn om te lezen, creeren een sfeer van vervreemding en, deze sfeer past perfect bij het onderwerp van het boek. Daarmee dient de stijl ook toe aan de inhoud van het boek. Daarom rekenen sommige mensen De kellner en de levenden ook wel tot de Nieuwe Zakelijkheid. Toch denk ik dat het surreele aspect van het boek belangrijker is. Vestdijk komt veel schilderij gelijkende beschrijvingen, waarbij de lezer zijn fantasie moet laten werken.
Er is een groot contrast tussen de stukken van de verteller en de dialogen. Waar de beschrijvende stukken veelal bombastisch zijn, zijn de dialogen juist levendig en vlot geschreven. Ook zijn veel van de gesprekken erg karakteriserend geschreven. Vanwege het thema gebruikt Vestdijk veel bijbelse en mythologische uitdrukkingen.


Informatie over de auteur:
Biografie:
Simon Vestdijk is geboren op 17 oktober 1898 (Harlingen) Hij was enig kind en zijn moeder heeft een grote invloed op hem gehad. Hij ging medicijnen studeren in Amsterdam, maar het beviel hem niet zo. Hij ging werken als vervanger en scheepsarts. Hij was zich toen al aan het verdiepen in filosofie, psychologie en muziek.
In 1930 begint hij met schrijven, in 1932 komt zijn 1e boek uit. Later, 1933 , ging hij schrijven in proza, daarvoor schreef hij po?zie. Hij werkte voor Het Parool, Algemeen Handelsblad, NRC en (voor muziek) de Groene Amsterdam. In 1942 wordt hij gevangen genomen door Duitsland. In 1965 overlijdt zijn vrouw. Al snel hertrouwt hij, en krijgt een zoon en een dochter.
Hij kreeg in 1950 voor "De Vuuraanbidders" en in 1951 voor "De koperen tuin" de PC Hoofdprijs. In 1955 ontving hij de Constatijn Huygensprijs en in 1971 nam zijn vrouw de Prijs der Nederlandse letteren in ontvangst, omdat Vestdijk zelf in coma lag. Hij is in 1964 benoemd tot eredoctor van de universiteit van Groningen. Vestdijk overleed in Utrecht op 23 maart 1971.

Vestdijk heeft erg veel boeken geschreven. Liefde gaf hem vaak inspiratie, de vrouwelijke personen zijn vaak gebaseerd op vrouwen waarmee hij een verhouding heeft gehad.
Simon Vestdijk heeft autobiografische, half-autobiografische, psychologische, historische en fantastische romans geschreven. "De koperen tuin" beschouwde hij als zijn beste roman.

Bibliografie:
1972 - Kind tussen vier vrouwen
1936 - Meneer Visser's hellevaart
1934 - Terug tot Ina Damman
1935 - Else Böhler, Duits dienstmeisje
1937 – Het vijfde zegel

Titel:
De titel van het boek verwijst naar de vriendelijke Kellner en de twaalf (levende) flatbewoners. De titel verwijst echter ook direct naar Jezus en de Apostelen. Jezus was de dienaar (de Kellner/ober) van de levenden, van de mensen, en tevens die van de apostelen, het was namelijk Jezus die de wijn inschonk en het brood verdeelde, Jezus die de weg vrijmaakte voor zijn apostelen, Jezus die altijd om eten vroeg als hij en zijn apostelen het nodig hadden, etc. ‘De levenden’ slaat op de Apostelen, die in tegenstelling tot Jezus niet gedood werden

Motto:
Dit boek heeft geen motto.


Tijd:
Historie:
Ik denk dat het verhaal zich afspeelt in de jaren veertig, rondom deze tijd liggen namelijk de geboorten data van ‘de levenden’.

Tijdsduur:
De vertelde tijd is ongeveer een nacht maar het normale tijdsbesef, zoals wij dat kennen ontbreekt geheel in de andere wereld. Tijdmeldingen worden dan ook niet gemaakt met uitzondering van bladzijde1, waar het 12 uur ‘s nachts is en de laatste bladzijde waar de ochtend aanbreekt.

Plaats:
Het verhaal speelt zich in eerste instantie af in een Nederlandse stad. Wanneer de twaalf hoofdpersonen worden opgepakt, gaan ze naar de stadsbioscoop. Deze stadsbioscoop blijkt van binnen veel groter te zijn dan je van buiten mogelijk zou denken. Op dit moment zijn de twaalf in een andere wereld, die je zou kunnen typeren als een droomwereld, een decor voor het Laatste Oordeel, of het onderbewuste. In deze wereld gaan ze onder andere door lange gangen, een lift en ze komen uiteindelijk uit in een spoorwegemplacement, in de wachtkamer hiervan speelt het grootste deel van het verhaal zich af. Nadat de groep via de kelders op de vlucht is geslagen, komen ze eerst nog in aanraking met Leenderts, om dan weer in hun stad terecht te komen.

Hoofdpersonen:
Dit boek heeft in totaal veertien hoofdpersonen, ik zal over ze allemaal iets vertellen.

Kellner
De kellner is altijd vriendelijk. Hij staat altijd klaar om de twaalf reisgenoten te helpen, zolang Leenderts er maar niet achter komt. De kellner is een reïncarnatie van Jezus, maar is daarmee alleen maar geest en geen lichaam.

Leenderts
Leenderts is de personificatie van het kwaad in dit boek. In dit geval is het kwaad de verafschuwing van het lichaam en het centraal komen staan van macht binnenin het Christendom. Leenderts wordt voorgesteld als de hoofdober, en op een gegeven moment dient hij zich aan als Satan. Na enige tijd wordt hij er ineens omgeroepen dat ober Leenderts moet stoppen met zijn spelletjes en moet komen serveren. Daarna komt Leenderts niet meer terug: de groep hebben het kwaad, de macht die centraal is komen te staan in het Christendom, weten te verdrijven.
Als ober is Leenderts enigszins ruw en niet erg vriendelijk. Het meest opvallende dat aan Leenderts wordt beschreven, is zijn afgeplatte achterhoofd. Het ontbreken van het achterhoofd duidt dan ook op het ontbreken van geest.


Toen ik op het internet naar informatie over het boek had gezocht las ik een boekverslag op scholieren.com. Hier las ik dit:
Omdat het boek erg religieus getint is, vermoedde ik eerst dat de twaalf reisgenoten konden worden voorgesteld als de discipelen van Jezus. Dit blijkt niet waar te zijn, ze zijn echter wel weer te geven op een andere wijze: ieder persoon heeft de eigenschappen van een van de dieren uit de zodiak. Via deze eigenschappen zal ik iedere persoon een korte karakterschets geven. De verscheidenheid in karakters zal bij de thematiek nog een belangrijke rol spelen.

Op deze manier had ik de personages nog niet bekeken. Maar nu ik dit heb gelezen begrijp ik de personages een stuk beter.

Hendrik Van der Woght - Leeuw
Bij een leeuw hoort trots, heerszucht, neerbuigendheid en een sterk verantwoordelijkheidsgevoel voor anderen, mits zijn autoriteit erkend wordt. Ook is een leeuw prachtlievend en is graag het middelpunt. Al deze aspecten komen in het verhaal terug bij dominee Van der Woght.

Tjalko Schokking - Boogschutter
Geestelijk is Tjalko niet zozeer een boogschutter, hoewel het eerlijke en vurige wel in hem terugkomt. Lichamelijk echter wel, al sinds oudsher hoort het dijbeen bij de boogschutter. Tjalko, als voetballer zijnde, hecht veel waarde aan zijn dijbeen. Losstaand van boogschutter, maar wel belangrijk bij het personage van Tjalko, is zijn moederbinding, waar hij maar niet vanaf komt.

Aagje Slangenburg - Vissen
Mensen die vis zijn, worden getypeerd als willoos, slap, slordig en met een neiging om zich te verslingeren. Deze typeringen komen zeer duidelijk naar voren in Aagje.

Martha Scheiberlich - Maagd
Gaandeweg is Martha steeds meer naar voren gekomen als een erg venijnig en haatdragend persoon. Zij is jaloers op zowel Aagje als Veenstra, respectievelijk vanwege de lichamelijke aantrekkelijkheid en de manier van onderwijzen van Veenstra in de krant. Het laatste omdat Veenstra mensen kan onderwijzen zonder er zelf bij te zijn, terwijl Martha het voor een klas kinderen al moeilijk heeft. Zonder de moraal die heerst op aarde, zou Martha al haar remmen laten gaan, dat zien we ook aan het einde van het boek. Het is daarom ook typerend dat zei het dichtst bij een vervloeking komt. Tijdens de vluchten omhoog van Martha komen de kleuren rood, wit en blauw duidelijk terug. Rood en wit zijn al eerder uitgelegd bij de kellner. De blauwe kleur geeft de ruimte, de oneindigheid weer, die bij haar persoon staat voor ontspanning en verruiming, wanneer zij kwelt en pijnigt. Martha is gekweld door het rood, haar lichaam, en probeert via blauw het witte te bereiken, dit lukt echter niet, en via paars wordt blauw weer rood.
De voornaamste eigenschappen van maagd zijn: kleingeestigheid, orientatie naar het detail (waarbij verwaarlozing van het geheel op komt zetten), kritisch, vitterig, scherp en pedant. Geringe emotionaliteit, sceptisch en nuchter. Het experiment, zowel wetenschappelijk als in het leven, is een sleutelbegrip voor dit teken. “Dat was alsof iemand met een ongeneeslijke ziekte een vriendin dezelfde ziekte suggereerde en dan naar de beroemde dokter stuurde, om te zien wat die dokter waard was”. Zo denkt Marta, wanneer ze terugdenkt aan de door haar aangestuurde verhouding tussen Aagja en Van Schaerbeek, en haar eigen verhouding later. Dit kan worden gezien als een experiment, met als gevolg een abortus.


Willem Van Schaerbeek - Weegschaal
De eigenschappen van een weegschaal zijn: rechtvaardig, objectief, evenwichtig, systematisch, plichtsgetrouw en verzoenend. Ook is hij weifelend en heeft hij angst voor verantwoordelijkheid.
In eerste instantie lijken deze positieve eigenschappen niet bij Van Schaerbeek te passen. Maar Vestdijk ziet in de weifelaar juist een goed mens. De twijfels over het veroordelen en het oordeel van God, vindt Vestdijk een positief punt. Wanneer Willem zijn lichaam ontstijgt, kan hij volledig en zonder schaamte/angst van Aagje houden, alleen terug in zijn lichaam koestert hij weer haat voor haar.

Meneer Kwets - Steenbok
De steenbok is eerzuchtig, energiek en volhardend. Hij wil altijd zijn doel bereiken, en is daardoor hard, onbetrouwbaar en hypocriet. Ook is hij dogmatisch, rechtzinnig en onverdraagzaam. Kwets weigert steeds om mee te doen aan de gespreken, vanuit katholieke overwegingen, hierin komt de steenbok erg duidelijk terug.

Mevrouw Kwets - Schorpioen
Een schorpioen is eenzelvig, emotioneel gesloten en heeft neiging tot zwaarmoedigheid, haatdragendheid, agressie en zelfhaat. Mevrouw Kwets wordt het hele boek door negatief afgeschilderd, zij hoort dan ook niet tot de soort schorpioenen die hun hartstochten kunnen sublimeren.

Meyer - Stier
De stier is primitief, traag en lui, maar heeft soms een stoere werkkracht. Verder is hij gemoedelijk en bezonken, maar kan hevige driftbuien hebben. Ook is hij humoristisch, dogmatisch, goedgelovig en bijgelovig. De stier lijkt goed bij Meyer te passen.

Wanneer de Kwetsen en Meyer, met de groep, terug in de stad zijn, beginnen zij een godslasterlijk spel. Dit vindt Vestdijk typerend voor katholieken, van wie door de macht van de kerk de mogelijkheid wordt ontnomen om een eigen verantwoordelijkheid op te bouwen. Een vergaande immoraliteit is daarvan het gevolg. Vestdijk laat hierbij niet aan het toeval over: het is juist de twijfelende Van Schaerbeek die als enige getuige is van dit spel. Dat toont wedermaal aan dat deze man altijd voor twee kanten kan kiezen.

Henk Veenstra - Tweelingen
De tweelingen heeft de volgende eigenschappen: veelzijdig, zeer beweeglijk, vluchtig, nieuwsgierig, welbespraakt, oppervlakkig, luchthartig, soms oneerlijk, indrukken werken kort na. Typische eigenschappen van een journalist. Tijdens het zweven is Veenstra overal en nergens, hij doet niet werkelijk iets, hij wil ‘er gewoon bij zijn’, zoals het een journalist betaamt.


Mevrouw Schokking - Ram
De ram is het typen van de belhamel, leider, pionier. Hij reageert instinctief, is naief en argeloos. De bereidheid om prompt en onnadenkend is misschien wel het meest typerend voor dit symbool. Deze eigenschappen komen allemaal duidelijk terug in mevrouw Schokking. Zij doet niet mee aan de zweefpartijen, zij wil gewoon zichzelf zijn.

Wim Kwets - Kreeft
De eigenschappen van kreeft zijn: grote aandacht voor directe omgeving, sterke gevoelsbindingen, veeleisend, hunkerend naar indrukken en emoties. Wim is nog te jong om een echte persoonsontwikkeling te hebben, voorgaande punten zijn mijns inziens van toepassing op ieder kind. Wim doet niet mee aan het zweven, omdat alle verrukkingen voor kinderen nog bereikbaar zijn.

Richard Haack - Waterman
Haack is van de twaalf flatbewoners waarschijnlijk de belangrijkste in het boek. Hij is de enige op het station die zijn eigen weg gaat en daarmee alle aandacht meekrijgt. Ook lijkt hij de meest veelzijdige, ontwikkelde en begaafde van de flatbewoners te zijn. Eigenschappen als veel fantasie van een speels, lichtvoetig karakter, scherpe intuitie, veelvormige persoonlijkheid en schouwende denkvorm, vinden we zeker bij Haack terug. Sommige andere eigenschappen van Waterman, zoals zorgeloosheid en vrolijkheid, zijn echter ver te vinden bij de acteur. Haack doet niet mee met het ‘ontuchtige’ zweven, omdat hij in de lucht juist zou doen wat hem op aarde zo kwelt: het hebben van seks. De angst voor het bloed is ook goed te verklaren: rood staat in deze roman voor lichaam, en het lichaam en de geaardheid ervan bij Haack, is juist wat hem zo kwelt.

Perspectief:
Het verhaal heeft een hij-perspectief en is objectief. Het perspectief wisselt niet. Het perspectief heeft als gevolg voor mij, als lezer, dat ik me van iedere verhaalfiguur een vrij objectief, duidelijk beeld kan vormen.

Thema:
Er zijn verschillende thema’s in het boek terug te vinden:
De strijd tussen het goede en het kwaad (hemel versus hel).
Aartsengel Michael neemt het op tegen Lucifer (de ‘Engel des Wrake’ versus , de ‘Gevallen Engel’), de vriendelijke Kellner neemt het op tegen de kwaadaardige oberkelner Leendert (Jezus versus Lucifer).
De zin van het bestaan. De groep van twaalf vraagt zich af waarom God bepaalde dingen geschapen heeft. Ook vraagt de groep zich af voor welke zonde de mens wel en niet gestraft zal worden. Vergevingsgezindheid. De groep relativeert en vergeeft (sommige) van de opgebiechte zonden.


Opbouw – Structuur:
De auteur heeft het boek in 12 hoofdstukken verdeeld. De titels hebben te maken met de inhoud van dat hoofdstuk. Zo weet je een beetje wat er gaat komen. Het verhaal is op chronologisch wijze verteld en heeft een gesloten einde.

Genre:
Het is een psychologische roman, aangezien er een duidelijke verandering waar te nemen is in de gedachtegang van de personen, en ook in hun meningen over geloof, de zin van het bestaan en vergevingsgezindheid.

Eigen mening:
Ik vond het boek ‘De Kellner en de Levenden’ heel moeilijk te begrijpen. Het was een boek waar ik me doorheen moest worstelen. Je moet er echt inkomen om verder te willen lezen. Ten eerste vind ik de schrijfstijl van Simon Vestdijk erg lastig: hij schrijft lange en ingewikkeld opgebouwde zinnen. Soms moest ik een alinea een paar keer overlezen om tot me door te laten dringen wat Vestdijk bedoelde. Ook de thematiek die Vestdijk veelvuldig gebruikte, maakt het lezen vaak ingewikkeld. Wat het lezen ook bemoeilijkte het feit dat ik niet veel weet van het Christendom en de verhalen daarachter. Daardoor heb ik waarschijnlijk veel belangrijke aanwijzingen gemist. Dat de twaalf levenden de apostelen voorstelden, heb ik bijvoorbeeld niet meegekregen. Dit realiseerde ik me pas toen ik een uittreksel van het boek las. Dit vind ik zelf ontzettend jammer, want als ik meer van het geloof had afgeweten, had ik dit boek waarschijnlijk met heel andere ogen gelezen.
Ik vond dat Vestdijk zijn dialogen interessant en levendig maakte, wat het leuk maakt om te lezen. Ook verdiep je je zo sneller in de persoon die aan het woord is: je leeft met hem mee en deelt zijn gedachten voor een moment.
Nu ik meer te weten ben gekomen over de thematiek van het boek waardeer ik het boek meer dan ik dat deed tijdens het lezen. Ik vind het enorm knap geschreven, je merkt meteen dat Vestdijk veel van de religie weet. Ook de kenmerken die hij de personages heeft gegeven aan de hand van sterrenbeelden vind ik knap gevonden.
Tijdens het lezen heb ik moeite gehad het boek toch steeds weer op te pakken en door te lezen maar achteraf ben ik blij dat ik door heb gezet. Ik kan het iedereen aanraden die religie interessant vindt. (299)

Motivatie van het keuzefragment:
Als keuzefragment heb ik de pagina gekozen waaruit ik voor het eerst kon opmaken dat het boek om het laatste oordeel draait. Wim Kwets komt zijn hond, Wanda, tegen die twee jaar van te voren is overleden.

Dit fragment heb ik gekozen omdat ik vanaf dit moment het boek meteen een stuk interessanter vond. Van te voren ging het lezen erg moeizaam, het boek kon me niet erg boeien. Nadat ik dit wist vielen eigenlijk alle stukjes op hun plaats en begreep ik ook andere ‘aanwijzingen’ die aangaven dat er een diepere betekenis achter het verhaal steekt dan ik op het eerste gezicht zou opmerken. (105)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De kellner en de levenden door Simon Vestdijk"