Algemeen
Het boek telt 200 bladzijden en is een autobiografische roman. Het is een psychologische roman, de nadruk ligt op gedachten en gevoelens van personen en niet op gebeurtenissen. Het thema is de dood. Het centrale probleem in dit boek is dat de vader Pau van de hoofdpersoon ongeneeslijk ziek is en nog maar een half jaar te leven heeft. Alleen de hoofdpersoon weet dit en hij mag dit ook niet tegen zijn vader of iemand anders zeggen. In het verhaal komen vele vertegenwoordigers van de dood voor zoals bv. de aanspreker, de oude mannen, de zelfmoordenaar, het kerkhof waar Pau werkt, enz. Het verhaal speelt zich af in Leiden, op verschillende plaatsen, onder andere in een ziekenhuis. De belangrijkste locatie is de begraafplaats waar Pau werkt. In december 1973 overlijdt de vader van Maarten, het eerste hoofdstuk speelt zich af in 1974 en de rest speelt zich af vanaf het voorjaar van 1973 tot december 1973.
Een aanspreker was vroeger iemand die aan een familielid moest gaan vertellen dat er iemand gestorven was. In dit boek is Maarten de belangrijkste aanspreker. Ook komen er minder belangrijke aansprekers in het verhaal voor zoals de agenten in het begin van het verhaal.
Personages
- Pau: Pau is de vader van Maarten, hij is grafmaker van beroep en hij was daarvoor tuinder. Hij is bot en hardvochtig maar ook oprecht en opgewekt. Ook is hij erg gelovig. Hij heeft kanker in zijn alvleesklier, maar hij weet dit zelf niet. Hij kan heel vrolijk, aardig en levenslustig zijn. Hij kan ook heel boos, onaardig en verdrietig zijn.
- Maarten: Maarten is bioloog en getrouwd met Hanneke van der Muyzenberg. Hij gelooft niet meer. Hij is verlegen, dromerig, zachtmoedig, onzeker, gehoorzaam en soms laf. Hij verandert in het verhaal een beetje, later in het verhaal kan hij net als zijn vader hard tegen andere mensen zijn (bijvoorbeeld tegen mensen die ouder zijn dan zijn vader zal worden). Hij is best somber en hij weet niet goed of hij zijn mond wel moet houden tegen zijn vader over dat hij dood gaat. Hij denkt veel na over de dood.
- Meneer Quaavers : Hij is de baas van Pau.
- Hanneke : Het is de verloofde van Maarten. De vader van Maarten mocht haar niet zo omdat ze niet zo gelovig was als zij.
Samenvatting
Een jaar na de dood van zijn vader keert De hoofdpersoon, Maarten terug naar Maassluis. Hij heeft de dood van zijn vader nog niet verwerkt. Hij glijdt uit maar weet het glijden naar het water te stoppen door tegen een meerpaal op te glijden. Hierdoor begint hij de dood van Pau te aanvaarden. Hierna worden de gebeurtenissen van een jaar voor de dood van Pau verteld. Maarten en zijn vrouw krijgen in Drenthe een telefoontje, Pau moet acuut aan zijn maag geopereerd worden. De operatie duurt maar kort, daardoor wist Maarten dat er iets goed mis was. Hij heeft gelijk, hij hoort van de huisarts dat zijn vader kanker aan de alvleesklier heeft en dat hij nog maar een half jaar te leven heeft. Maarten beslist dit niet aan zijn vader te vertellen, door de energie en de vrolijkheid die Pau uitstraalt. In plaats van zijn vader maakt Maarten een stervensproces door. Eerst komt de somberheid en dan de agressie die hij uit op mensen die ouder zijn dan zijn vader ooit zal worden; hij rijdt zelfs een oude man aan. Dan gaan Maarten en Hanneke op vakantie naar het Zwitserse Binntal, hier blikt Maarten terug naar zijn jeugd, wanneer zijn vader een man die bij hem op het kerkhof kwam probeerde te weerhouden van zelfmoord. Deze flashback krijgt in de roman zijn tegenhanger: in Binntal wordt een dode jongen met een helikopter uit de rivier gehaald. Hier komt hij in de derde fase van het verwerkingsproces; de berusting. Hij gaat naar de begraafplaats (waar Pau werkt) en probeert hem voorzichtig in te lichten over zijn ziekte, wat mislukt. Er komt dan weer een flashback waarin Maarten als klein jongetje onderweg naar zijn vader is en denkt over god. Hij is bang dat god hem weg wil nemen. Maarten ziet een man die al een paar keer op de fiets is langsgekomen aan voor god en probeert hem te ontlopen. Hij voelde zich schuldig omdat hij veel meer van zijn vader hield dan van god.
Pau krijgt op de begraafplaats een hartaanval. Maarten wordt opgebeld en treft hem vrolijk in een ziekenhuisbed aan. Maarten blijft ¡s nachts slapen in het ziekenhuis en wordt ¡s morgens door de verpleegster gehaald omdat zijn vader stervende is. Hij ziet zijn vader sterven maar zijn moeder, broer en zwager komen net te laat.
Stijl
Het taalgebruik is eenvoudig, wel komen er enkele vaktermen in voor. Er komt redelijk veel dialoog in voor en veel beschrijvingen. Het boek is zo geschreven dat je je helemaal kunt inleven in de gesprekken en gebeurtenissen (zie fragment 1). In dit boek geeft de auteur veel van zichzelf bloot door middel van het beschrijven van zijn gedachten en gevoelens. Het verhaal wordt verteld vanuit het standpunt van het ik-personage(zie fragment 2). De nadruk ligt vooral op de gedachten en gevoelens van de hoofdpersonen. Er gebeurt heel weinig in het boek. Er komt één belangrijke dramatische gebeurtenis in voor en dat is dat de hoofdpersoon te horen krijgt dat zijn vader niet lang meer zal leven. Daarnaast komen er een paar andere dramatische gebeurtenissen in voor. De schrijver valt wel vaak in herhaling en beschrijft de dingen soms heel uitgebreid en gedetailleerd. Het eerste hoofdstuk is een flashforward: het speelt een jaar na de dood van Pau. Nadien wordt er ook veel gebruik gemaakt van flashbacks. Verschillende dingen in het verhaal staan symbool voor de dood, zoals de begraafplaats en de verstarrende sporen in de sneeuw.
Auteur
Maarten het Hart werd geboren op 25 november 1944 als oudste zoon in een gereformeerd gezin in Maassluis. Maarten had op de lagere school al onverzadigde leeshonger. Na de lagere school op aandringen van ’t hoofd van de school is hij naar de HBS van het Groen van Prinstererlyceum in Vlaardingen. In 1962 ging hij biologie studeren aan de rijksuniversiteit te Leiden. Op 14 juli 1967 trouwde hij met Hanneke van Muyzenberg. Na het doctoraalexamen in 1968 vervulde hij tot eind 1969 zijn militaire dienstplicht als wetenschappelijk onderzoeker. Tijdens zijn vrije uren in diensttijd heeft hij zijn eerste roman geschreven die hij vervolgens instuurde voor de Reina Prinsen Geerlingsprijs. Hij krijgt hiervoor een eervolle vermelding en 2 uitgevers zijn in hem geïnteresseerd geraakt en zo debuteert hij in 1971 met Stenen voor een ransuil. Onder pseudoniem Martin Hart. In december 1973 overleed zijn vader. Vanaf 1977 gebruikt hij voor zijn werk zijn echte naam. Op 16 November 1978 haalde hij de doctorsgraad aan de rijksuniversiteit in Leiden waar hij als wetenschappelijk hoofdmedewerker mee was verbonden. Er was toen ook zijn grote doorbraak met 'Een vlucht regenwulpen'. Andere werken zijn ‘het woeden der gehele wereld’, 'de droomkoningin', 'de kroongetuige', enz.
Fragmenten
1) ‘Ik werk het spuugzat, ik schrok me elke keer lam. Eén keer was hij weer naar me toegelopen, achter de stenen om, ik kom net uit een graf waarin ik de laatste plank had vastgeslagen en ik zie hem en voordat hij iets kon zeggen, duw ik hem zo dat graf in.’
2) ’ Ik had gewacht. En terwijl ik daar zo aan het toestel had gezeten, en ik had moeten denken aan de dode liefde, dode lust en dode tijd van Annette von Droste, had ik opeens niet meer geweten waarom ik opbelde, zodat ik na een zacht en vrolijk gesuis in mijn oren dat af en toe onderbroken was geweest door de mezzosopraan die mij steeds had toegezongen ‘wacht u even, toestel nog steeds in gesprek’ niets anders had weten te doen dan de hoorn neerleggen en aan mijn moeder vragen:’waarom belde ik ook weer?’ (blz. 52)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden