Een boek dat getekend is door de loop van de geschiedenis, de waanzin van alle vormen van geweld aantoont en de kleinheid van grote mensen uit de doeken doet.
Maar vooral een boek dat ontroert door de kracht van woorden, door het schijnbare gemak waarmee het geschreven is en door de herkenbaarheid bij ieder van ons.
Dit is niet zomaar een boek.
Dit is hét Boek.
Korte inhoud
Kefallinia: een Grieks eilandje vergeven van het helder zonlicht en vergeten door de rest van de wereld. Of toch niet? Heel wat personages hebben hun leven, hun liefde of hun dood aan die kleine mediterrane rots te danken. De Bernières beschrijft de levensverhalen van een Kefalliniaanse dokter en diens dochter Pelagia; van Mandras, de tot waanzin gedreven verloofde van Pelagia; van kapitein Corelli en zijn Italiaanse legerdivisie; van een Duitse nazi-officier; van… Of hij laat hen hun verhaal zelf naar voren brengen, zoals de homoseksuele soldaat Carlo en Il Duce, Benito Mussolini dat doen. Het historisch decor van deze levenslijnen die door het fatum bijeen worden gebracht, is het Europa van de twintigste eeuw, van het interbellum tot diep in de jaren negentig, met als toemaatje verwijzingen naar de Griekse mythologie en citaten van onsterfelijke geesten als Dante en Plato. Doch, dit behoort slechts tot de vorm, het draagt bij tot de waarde van het verhaal, maar niet tot de werkelijke inhoud ervan. Want waarover gaat deze roman nu echt, wat is de eigenlijke betekenis achter die prachtige woorden, zinnen, capitula?
Welnu: De Bernières vertelt het verhaal van de liefde, de Liefde, hij beschrijft Haar kracht en Haar zwaktes aan de hand van lukraak gekozen personages, mensen van vlees en bloed die te veel Liefde hebben gekend, of te weinig. Of net genoeg.
Personages
Pelagia is de intelligente, beeldschone dochter van dokter Iannis, haar moeder heeft ze nooit gekend. Voor het traditioneel conservatieve Griekenland zijn zij en haar vader heel vooruitstrevend. Toch wordt ze verliefd op en verlooft ze zich met een naïve, ietwat simpele visser: Mandras. De Tweede Wereldoorlog gooit haar leven echter volledig om. Ze verliest haar vader, die vermoord wordt door Griekse communisten, en haar verloofde, die communist wordt en zo op zijn beurt zichzelf verliest. Toch is het niet al pijn en smart wat de klok slaat, want er duikt tijdens en zelfs dankzij de oorlog een nieuwe man in haar leven op: de vrolijke Italiaanse legerkapitein Antonio Corelli. Een bescheiden liefdesrelatie ontstaat temidden van de helse periode, maar de geliefden blijven maatschappelijk gescheiden door hun etnische afkomst. Hoewel ze elkaar beloftes doen voor de toekomst, verdwijnt Corelli spoorloos na de hectisch verlopen bevrijding. Een leven lang leeft Pelagia met de wetenschap dat haar enige geliefde dood is. Het is pas in de spreekwoordelijke herfst van haar leven dat de kapitein terug opdaagt en het ware geluk binnen hanbereik lijkt te liggen. Omnia vincit amor.
Dokter Iannis is de meest erudiete man van het dorp, en hoewel hij een volledige autodidact is op gebied van de medische kunsten, leeft hij met de gave van de genezing. In zijn ‘wilde’ jaren heeft hij de wereld rondgevaren, hij spreekt verscheidene talen en heeft een uitgesproken mening over de maatschappij in het algemeen, en over politiek en de positie van de vrouw in het bijzonder. Hij heeft eender welk geloof of ideologie afgezworen, maar geniet desondanks een respectabele status op het eiland. Maar meer nog dan dit alles is hij vooral ingoed. Hoewel hij zichzelf niet wegcijfert, staat de toestand van anderen voor hem, fysiek dan wel psychologisch of sociaal, boven alles. Zijn grote droom is het schrijven van ‘De Nieuwe Geschiedenis van Kefallinia’, maar daar hij geen objectieve historische stem heeft, doopt hij zijn werk algauw om tot ‘Een Persoonlijke Geschiedenis van Kefallinia’. Jammer genoeg sterft Dr. Iannis vroegtijdig en raakt het manuscript pas af wanneer Pelagia zich er decennia later aan toewijdt.
Mandras is een knappe, vrolijke visser die houdt van de Griekse wateren, dolfijnen en Pelagia. Hij verlooft zich ook met Dr. Iannis’ dochter, maar acht zichzelf niet even waard als zij; zij is een geëmancipeerde, intelligente (bijna-) vrouw, en hij heeft zelfs nooit leren lezen of schrijven. Daarom wil de visser zijn moed bewijzen door als soldaat naar de oorlog te trekken. Het loopt echter helemaal uit de hand: Mandras komt terug als een gebroken man, en op de koop toe is in tussentijd de passie tot zelfs nog maar het kleinste sprankje van genegenheid bij Pelagia verdwenen. Na enkele weken van bizarre genezing vertrekt hij terug naar het front, en ditmaal voegt hij zich bij de communistische militaire groepering ELAS. Mandras begaat gruwelijkheden die grenzen aan het ondenkbare en is na verloop van tijd geen greintje beter meer dan zijn vijanden, de harteloze nazi’s.
Carlo Piero Guercio, l’ Omosessuale, vertelt het grootste deel van zijn verhaal zelf. Hij zit naar eigen zeggen gevangen in zijn geest en lichaam, omdat zijn geaardheid geen daglicht mag zien. Desalniettemin is deze reus de goedheid zelve, hij heeft alles over voor de mensen die hij liefheeft, tot zijn leven toe. Uit die (naasten-) liefde vloeit ook zijn ontwapenende moedigheid voort, zijn ontegensprekelijke kracht en zijn ontnuchterende zin voor realiteit. Zijn leven als soldaat is altijd in functie van anderen: eerst Francisco en later Corelli, voor wie hij uiteindelijk een dodelijke kogelregen opvangt en zo zelf het leven verliest.
Carlo is ongetwijfeld de meest geromantiseerde persoon die in het verhaal rondloopt, zich steeds verbergend voor de anderen en zoekend naar zichzelf in een wereld die niet de zijne is. Ik vond hem, en velen met mij.
Antonio Corelli windt de wereld rond zijn vingers maar blijft altijd zijn eenvoudige zelf. Hij wordt als Italiaanse legerkapitein ingekwartierd bij Dr. Iannis en Pelagia, waar hij het huis probeert op te vrolijken met zijn dolle fratsen, eerlijke replieken en –vooral: zijn mandoline. De dokter blijft aanvankelijk sceptisch (‘We zijn verplicht ze te haten’), maar Pelagia en de kapitein zijn verliefd als pubers van het eerste uur. Het blijkt een onmogelijke liefde te zijn, maar ze werken zich samen naar het einde van de oorlog toe. Door een jammerlijk misverstand echter verliezen ze dan contact, en wel voor ettelijke tientallen jaren. Ondertussen heeft Corelli internationale naam gemaakt met zijn mandoline en composities, o.a. ‘Pelagia’s mars.’ Pas in de jaren negentig vertoont hij zich terug aan Pelagia, die hem zijn late komst enerzijds verwijt, maar anderzijds toch niet kan verbergen hoe blij ze wel is.
Verder brengt De Bernières nog tal van nevenfiguren en tijdelijke hoofdpersonages ten tonele: de herculische Velisarios; de goede nazi Günter Weber; de Griekse premier Metaxas; Il Duce, Mussolini; het ontwapenende meisje Lemoni; de knappe Francisco; Vader Arsenios; de gezworen vrienden en vijanden Stamatis en Kokolios; de aartslelijke maar doodbrave Drosoula; de communistische Hektor;…
Ze geven het verhaal meer kleur en zijn vaak net even belangrijk als de protagonisten.
Thema
Zoals reeds eerder vermeld werd, is de rode draad doorheen het hele boek de liefde. De auteur brengt onnoemelijk veel vormen en gedaantes van dat abstract begrip naar voren, om te beginnen met vaderliefde: Dr. Iannis ziet zijn dochter zielsgraag, kritisch maar onvoorwaardelijk. Daar Pelagia’s moeder op jonge leeftijd is overleden, was hij altijd zowel de vader- als de moederfiguur. Toch treedt hij niet té beschermend op, Pelagia’s vrijheid wordt niet beknot door een overdosis aan goede bedoelingen. Ook de liefde van dochterlief jegens haar vader draagt uiteraard bij tot de fijne relatie die ze hebben, tot de dood hen scheidt.
Voorts komen er veel mooie momenten voor in het bescheiden liefdesleven van de eeuwige gevangene, Carlo. In ‘zijn’ mannenwereld, het leger, probeert hij met zichzelf in het reine te komen door zijn minnaars enkel denkbeeldig te beminnen, en hen verder onverdroten te beschermen, want, zo stelt hij: ‘hij (zijn geliefde) zou mij tot een geïnspireerde held maken.’ Uiteindelijk heeft het hem onmetelijk veel verdriet opgeleverd, tot aan zijn dood, een geïnspireerde held waardig.
Natuurlijk hebben de liefdes van Pelagia een belangrijke plaats in het boek. Eerst is er Mandras, die ze na een lange periode van scheiding niet meer in alle eerlijkheid kan beminnen, en waarbij ze zich dan ook afvraagt of haar liefde wel écht was, of het geen ‘ordinaire’ passie was. Want de echte liefde komt ze tegen in de persoon van Kapitein Corelli, die even vrolijk is als Mandras was, maar verder zijn volledige tegenpool is. De tortelduifjes koesteren de kleine, mooie snippermomenten die ze samen hebben. Ze beleven een onmogelijke liefde met alle mogelijkheden (let wel: geen mogendheden!).
Voorbeelden van andere vormen van liefde (voor muziek, dieren, de Griekse natuur, God, elkaar,…) zijn legio, en vullen de minieme hiaten tussen de verhaallijnen met glans op.
Biografie
Louis De Bernières is, in tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden, een rasechte Engelsman. Hij is geboren in London (1954) en studeerde af aan verschillende universiteiten: de Victoria University of Manchester, de Leicester Polytechnic en de University of London. Na vier afschuwelijke maanden in het leger ging hij in Colombia wonen, en werkte daar deeltijds als leraar en cowboy. Met enkele jobs als tuinarchitect, mechanicus en leerkracht overbrugde hij de tijd tot aan zijn debuut als romanschrijver in 1990, met een Zuid-Amerikaans getinte trilogie. Zijn echte doorbraak, ook in onze contreien, kwam vier jaar later, met het pareltje Kapitein Corelli’s Mandoline, dat een wereldsucces van formaat werd. Hij liet al het andere werk varen en concentreerde zich nu volledig op zijn schrijverscarrière, hetzij door inerviews en als gastspreker, hetzij door het schrijven aan nieuwe werken. Er verschenen in tussentijd dan ook enkele schrijfsels van zijn hand, waaronder een toneelstuk en een inleiding op het bijbelse boek van Job (op een dag vind je de Job van je leven…).
Er zijn feiten genoeg die zijn succes kunnen (boek)staven: Kapitein Corelli’s Mandoline werd vertaald naar 22 talen én naar een film met klinkende namen als Penelope Cruz en Nicolas Cage in de hoofdrollen. In 1997 werd hij in Engeland tot auteur van het jaar gekozen, en hij ontving tot driewerf toe de Commonwealth Writers Prize voor het beste boek, een van de belangrijkste Britse literatuurprijzen.
Merkwaardig is dat De Bernières, net als onze eigen Clem Schouwenaars, liever componist was geworden. Hij is een ongelooflijke muziekfan en bespeelt en bouwt zelfs mandolines. Die liefde (en daar is het thema weer) wordt ook duidelijk weergegeven in Kapitein Corelli’s Mandoline.
Bronnen:
Ik heb mij bij gebrek aan Nederlandse bronnen moeten beperken tot enkele Engelse biografiën. Dat taalverschil is overigens een perfect excuus voor eventuele foutjes.
Internet: http://www.contemporarywriters.com/authors/?p=auth2&state=index%3Dd
http://www.cinema.com/search/person_detail.phtml?ID=8251
http://www.readinggroupguides.com/guides/corellis_mandolin-author.asp
Mijn bescheiden mening
Hoe kon je het raden, ik vind dit inderdaad een fantastisch boek!
Een vergelijking met Emilie Beyns en zelfs Liefde in tijden van cholera is hier allesbehalve misplaatst. Niet enkel kan De Bernières de ‘grote gevoelens’ uitstekend verwoorden, hij slaagt er ook in kleine, schijnbare vaudevilles tot in de perfectie te beschrijven, zodat de roman groots is maar toch persoonlijk blijft. Ontelbare dagelijkse maar specifieke activiteiten doet hij uit de doeken met een schat aan kennis en informatie. Ook de historische achtergrond integreert hij feilloos in de toch al niet eenvoudige verhaalstructuur. Want achter dat laatste zit een geweldig vernuft: tientallen afzonderlijke verhalen weeft hij ongemerkt en zonder te storen in elkaar, met tussen de simultane vertellingen door ook nog flashbacks en filosofische beschouwingen. Dit is het werk van een God.
Mijn favoriete hoofdstuk? Wel, tot zelfs mijn eigen stomme verbazing gaat mijn hart vooral uit naar 14: Grazzi. Dat is het hoofdstuk waarin de Italiaanse ambassadeur in Griekenland vertelt over zijn pijnlijke en opmerkelijke ervaringen met Metaxas en het Italiaans ultimatum. Zo meesterlijk als die ambassadeur, waarvan we zelfs de naam niet kennen, zijn verhaal doet, zo diep was ik geraakt door dat in wezen koude politieke feit. Na ettelijke malen herlezen blijft dit deel mij bekoren, en zelfs verrassen; wie dit heeft gelezen, neemt geen genoegen meer met iets anders, dat sowieso de vergelijking met dit literaire rustpunt niet doorstaat.
Na dit boek kan ik enkel nog denken:
schrijven heeft geen zin meer.
REACTIES
1 seconde geleden