Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Captain Corelli's mandolin door Louis De Bernières

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
Boekcover Captain Corelli's mandolin
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 9722 woorden
  • 13 oktober 2007
  • 51 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
51 keer beoordeeld

Boekcover Captain Corelli's mandolin
Shadow
Captain Corelli's mandolin door Louis De Bernières
Shadow

Titel: Kapitein Corelli's mandoline
Auteur: Louis de Bernieres
Genre: Roman
Uitgeverij: De Arbeiderspers
Plaats van uitgave: Amsterdam en Antwerpen
Jaar van uitgave: 1994

Informatie over de auteur
Louis de Bernières is in 1954 in Londen geboren, ondanks zijn Franse naam, die hij dankt aan zijn voorouders uit Normandië. Hij heeft filosofie gestudeerd in Manchester. Zijn vader was soldaat, en ook Louis de Bernières heeft overwogen het leger in te gaan. Hij won zelfs een studiebeurs voor een legeropleiding, maar toen hij daarop zat realiseerde hij zich – het was in de zestiger jaren – dat hij pacifist was. Na vier maanden stopte hij ermee, met als gevolg dat zijn vader tòch nog het schoolgeld moest betalen.
Vervolgens verhuisde hij naar Colombia, waar hij gewerkt heeft als leraar Engels en cowboy. Na zijn terugkeer naar Engeland had hij diverse baantje, zoals automonteur, tuinarchitect en leraar van spijbelende leerlingen.
Toen hij 28 jaar was ging hij schrijven. De bronnen zijn hierin niet eenduidig. Er wordt gezegd dat toen zijn relatie uitraakt, iets was zeer pijnlijk was. Omdat hij zijn werkzame leven ook doelloos vond zat hij in een situatie waarbij hij kon kiezen tussen ‘zwemmen of verdrinken’. Hij besloot om door te zetten, en te gaan schrijven, omdat je daarbij alleen op jezelf kunt vertrouwen. Hij gaf dus zijn onderwijzersbaantje in Ipswich op, deed afstand van zijn spullen en ging schrijven. Een andere bron gaf aan dat hij door een ernstig motorongeluk aan bed gekluisterd was en daarom maar met schrijven begon.
In ieder geval startte hij met een boek over een fictief land in Zuid-Amerika. Als model stonden Colombia en Peru. Hierna volgden nog twee boeken over Zuid-Amerika. In die periode schreef hij soms wel 16 tot 18 uur per dag, zeven dagen per week.

Louis de Bernières is in 1993 door Granta, een gerenommeerd literair Engels tijdschrift, uitverkozen tot één van de ‘Best of young British Novelists 1993’. Deze lijst komt elke 10 jaar uit, en er worden dan 20 auteurs uitverkozen, die jonger moeten zijn dan 40 jaar. Tegelijkertijd met Louis de Bernières werden in 1993 Jeanette Winterson en Esther Freud uitverkozen. Andere schrijvers die in deze ‘Lijst van Granta’ hebben gestaan zijn Salman Rushdie, Martin Amis en Iwan McEwan.

Toen Louis de Bernières twee weken lang op vakantie was op Kefallinia raakte hij in gesprek met een buschauffeur, die hem vertelde dat het eiland in 1953 door een verwoestende aardbeving was getroffen. Hij zag er onmiddellijk een verhaal in. Al rondtrekkend over het eiland speurde hij naar personages, verhaallijnen en anekdotes. De resten van de ingestorte huizen die er tientallen jaren na de aardbeving nog net zo treurig bij lagen, zetten zijn fantasie aan het werk. Het mooie meisje dat Louis de Bernières even later in een café zag, deed de rest: zij stond model voor Pelagia.
Voor ‘Kapitein Corelli’s Mandoline’ las hij tientallen boeken over dictators en oorlog en tientallen over de geneeskunst omstreeks 1930.
Overigens heeft hij in ‘Lifestyle’ van 28 mei 1998 een extra hoofdstuk voor ‘Kapitein Corelli’s mandoline’ geschreven: ‘A last chance to confess’, omdat hij gemerkt had dat enkele personages steeds in zijn gedachten terugkeerden. In dit hoofdstuk komt Günter Weber bij dr. Iannis om enkele kwesties op te biechten. Hij vertelt over hoe de slachtpartij in zijn werk was gegaan en hij vertelt hoe hij voor het eerst een vrouw heeft vermoord omdat hij van een man hoorde dat ze tot het communistische verzet behoorde. Dr. Iannis vertelt hierop dat hij hierover gehoord heeft, en vernomen heeft dat deze vrouw verraden is door haar neef, die zèlf communist was, in tegenstelling tot de vrouw, en hij wijst Weber op het feit elke keer voor andermans karretje gespannen wordt om te moorden.

Het is wel duidelijk dat hij tijdens zijn bezoekjes aan andere landen op ideeën wordt gebracht voor zijn boeken: in 1998 zag hij in West-Australië (Dampier) een monument van een hond tegen: ‘De Rooie’. Hierdoor ging hij op zoek naar verhalen die over deze bijzondere hond de ronde deden. De verhalenbundel ‘De rooie hond’ is Louis de Bernières interpretatie van het leven van deze legendarische rode hond die leefde van 1971 tot 1979.

De Schotse uitgeverij Cannongate heeft in 1998 of 1999 12 bijbelboeken uitgegeven in losse delen, ‘The Pocket Canon’. Elk bijbelboek is ingeleid door een bekende auteur of popster. Louis de Bernières heeft het boek ‘Job’ ingeleid. De Bernières schrijft bewonderend over de literaire kwaliteiten van het bijbelboek, met zijn dramatische ironie en zijn ‘klassieke existentialistische held’. Maar voor de God die erin optreedt, de ‘sarcastische megalomaan’ die zichzelf 129 verzen op de borst klopt zonder uitleg te geven bij de beproevingen die hij Job laat doorstaan, heeft hij geen goed woord over. Hij concludeert zelfs dat God de duivel zèlf is. Achter zijn uitdagende betoog is het gemis van God voelbaar: ‘We missen Hem, we zouden graag zien hoe Hij omtrok op de aarde, en die doorwandelde, maar we hebben geen bewondering meer voor tirannie.’

Verder heeft hij in 2000 meegewerkt aan een veiling waarbij de hoogste bieder een hoofdrol zou krijgen in een boek. Dit ging uit van een medisch fonds voor de zorg voor slachtoffers van marteling.

Louis de Bernières bezit een uitgebreide collectie muziekinstrumenten. Hij repareert ook muziekinstrumenten en maakt ze zelfs. Hij bezit onder andere een bouzouki (volksluit uit Griekenland) en, uiteraard, een mandoline. Hij speelt dit instrument ook, evenals klarinet en klassiek gitaar. Op 30 november 2003 heeft hij, samen met ‘The Antonius Players’, waarvan hij de zwakste speler is, opgetreden voor een benefietconcert voor de kankerbestrijding: ‘An afternoon of poetry and music’ in Oxford.

Louis de Bernières wordt geïnspireerd door Gabriël García Márquez, en beschrijft zichzelf als een ‘Márquez-parasiet’. Hij gebruikt ook hetzelfde Zuid-Amerikaans magisch realisme als Márquez. Het uitgangspunt van het magisch realisme is dat de wereld een idiote chaos is, waar alles kan gebeuren. Het is een stijl waarin gewone voorvallen in een overdreven taal worden verteld, terwijl de uitzonderlijkste voorvallen op een nuchtere manier worden verteld. In het magisch realisme wordt een wezenlijke rol gespeeld door natuur, politiek, geschiedenis, maatschappelijke thema´s en alle menselijke hartstochten. Er is niets eenvoudig aan die stijl, zelfs de taal wordt tot het uiterste opgerekt.

Het eiland Kefallinia (geografie en geschiedenis):
Kefallinia behoort tot de Ionische eilanden, een eilandengroep aan de westkant van Griekenland. Andere Ionische eilanden zijn Korfoe, Paxos, Lefkas, Ithaka, Zakinthos en Kithira. Kefallinia is het grootste eiland, de oppervlakte is 781 km2. Kefallinia dankt zijn naam aan Cephalus, zijn eerste koning.
Vanaf 1974 heeft het eiland zich toeristisch ontwikkeld. Dankzij uitzonderlijke geologische verschijnselen heeft Kefallinia een verrassend afwisselend landschap: bergen, indrukwekkende kliffen, onderaardse rivieren, grotten, een weelderige begroeiing (dankzij de regen die in de wintermaanden valt), kilometerslange zandstranden met goudgeel of rood zand en kreken met turkooisblauw en groen water. De hoogste berg van het eiland is de 1626 m hoge Enos. Deze berg is begroeid met een zeer donkerkleurige den die enkel op Kefallinia voorkomt, de Kefallinia-den (abies cephalonica). Op het eiland leven wilde paarden, waterschildpadden leggen hun eieren op het eiland en aan de noordkust leven ook een aantal, met uitsterven bedreigde, zeldzame mediterrane zeehonden. Op Kefallinia wordt de witte Robola-wijn gemaakt.
Op het eiland, vlakbij de hoofdstad Argostoli, bevindt zich het ‘Monumente degli Caduti’, een monument voor de bijna 10.000 Italiaanse soldaten die in de oorlog gesneuveld zijn of gefusilleerd. Bij de executie die in het boek beschreven is, zijn 3.000 tot 9.000 Italianen omgekomen. Maar 34 Italianen hebben het overleefd.

De aardbeving van 1953 heeft het eiland verwoest: 70% van de bebouwing veranderde in puinhopen. Alleen de plaatsen Fiskardo en Assos zijn gespaard gebleven. Er zijn dus geen tot weinig oude bouwwerken bewaard gebleven. Het is ook zo dat hele dorpen opnieuw opgebouwd zijn, en op het eiland bestaan nog spookstadjes omdat het dorp bijvoorbeeld wat lager herbouwd is.

De Ionische eilanden hebben een gemeenschappelijke geschiedenis. Ze spelen allen een rol in de ‘Odyssee’ van Homeros.
Een ruwe schets van de geschiedenis: na vijf eeuwen Romeinse overheersing en het Byzantijnse tijdperk (tot 1204) veroverde Venetië tijdens een kruistocht het westen van Griekenland, waaronder de Ionische eilanden, en bestuurde deze vier eeuwen lang. Die Venetiaanse invloed is nog altijd zichtbaar in de architectuur van de eilanden. Door Napoleon eindigde dit, die in 1797 de eilanden liet bezetten. Na zijn nederlaag kwamen de eilanden onder Brits protectoraat. Pas in 1863, onder internationale druk, werden de eilanden weer tot Griekenland gerekend.
Sinds 1924 was Griekenland een republiek. Het was een roerige tijd en de ene regering na de andere werd ten val gebracht. Ook het leger was verdeeld: tegenover de republikeinse generaal Plastiras stond de royalist Metaxas. De rust keerde een beetje terug toen in 1928 de liberale leider Venizelos terugkeerde in de politiek, er ontstond toen een liberale stroming ‘Venizelisten’ (dr. Iannis hing deze groep aan). Venizelos leidde tot 1932 de regeringspartij. Hij wordt gezien als de vader van de moderne Griekse staat. Na de verkiezingen in 1933 verloren de Venizelisten echter en vervolgens kwam er weer een zeer spannende en roerige periode, waarin de Venizelisten een staatsgreep wilde plegen. Dit werd verijdeld door de royalisten en als gevolg hiervan keerde koning George II terug, en veranderde Griekenland in een monarchie. Koning George II benoemde generaal Metaxas tot premier, als dank voor het feit dat hij hem weer op de troon had gekregen, die zich ontpopte als een dictator.
Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog was Griekenland economisch erg afhankelijk van Groot-Brittannië. Dit zorgde ervoor dat Griekenland, die op zich best veel affiniteit met Italië en Duitsland had, in het begin neutraal bleef.
Mussolini had plannen om Griekenland aan zijn Middellandse Zee-imperium te voegen. Beroemd is dat generaal Metaxas ‘neen’ zei op Mussolini’s verzoek een aantal strategische plaatsen te bezetten. Hierop verklaarde Mussolini op 28 oktober 1940 de oorlog aan Griekenland. Het was erg handig dat Albanië sinds april 1939 in handen was van Italië, zodat ze van daar uit de aanval openden. Het Griekse leger bood felle weerstand en slaagden erin om de Italianen tot 60 km op Albanees grondgebied terug te dringen. Helaas voor de Grieken kwamen de Duitsers de Italianen te hulp, in april 1941 en toen bezweek het Griekse verzet. De Ionische eilanden werden bezet door Italiaanse troepen en de regering (Metaxas was net gestorven) en koning weken uit.
De Griekse bevolking had het erg zwaar. In de winter van 1941/1942 stierven bijna 300.000 mensen de hongerdood en de bezetters waren wreed voor de bevolking. Vooral de Duitsers konden er wat van: in het laatste jaar van de bezetting werden in heel Griekenland honderden dorpen platgebrand en werden er 70.000 mensen geëxecuteerd.
In september 1943 sloot Italië zich aan bij de Geallieerden en veranderden de bondgenoten Duitsland en Italië ineens in vijanden. In de verwarring die toen heerste lukte het de Duitsers, die eigenlijk veruit in de minderheid waren, de Italianen zich over te laten geven. Op Hitler’s persoonlijk bevel werden de soldaten afgeslacht en bleef het eiland in Duitse handen.

Ondertussen was sinds de zomer van 1942 het verzet tegen de bezetting gegroeid. De communistische partij richtte een bevrijdingsbeweging op, en die weer een leger, de ELAS. Daarnaast ontstonden er nog twee royalistische bevrijdingslegers (EDES en EKKA). Deze werkten samen met Groot-Brittannië en werden door hen bevoorraad.
Na de capitulatie van Italië in september 1943 gaven deze hun wapens en voorraden aan de ELAS over.
Toen in oktober 1944 de Engelsen Athene bereikten en de oorlog voorbij was, werd het land weer een democratisch koninkrijk, onder koning Constantijn en met Papandreou als regeringsleider. Van rust was echter geen sprake: er brak een burgeroorlog uit tussen communisten, dus de ELAS, en regeringsgetrouwe troepen (EDES en EKKA). Engeland speelde hier een rol in aangezien zij invloed wilde houden op het gebied en niet wilde dat het communistisch zou worden. Daarom kwam er na ingrijpen van het Engelse leger in oktober 1949 een einde aan de strijd.

Na een referendum bleek dat de meerderheid van de Grieken liever een republiek dan een koninkrijk wilde zijn, hiermee kwam een einde aan de monarchie.
Griekenland is sinds 1981 lid van de Europese Gemeenschap.

Door het boek is Kefallinia als toeristische bestemming weer op de kaart gezet. Er verschenen ‘Kapitein Corelli’-tours, en –reisgidsen en café’s en hotels werden vernoemd met namen die in het boek voorkomen.

Boekbeschrijving:
- Opgedragen aan: zijn vader en moeder (die op verschillende plaatsen en op verschillende manieren tegen de nazi’s vochten, veel van hun beste vrienden verloren en nooit een woord van dank hebben gekregen).
- Spreuken: Een gedicht van Humbert Wolfe: “The soldier”
- Omslag: Het omslagontwerp van de negende druk is van Marjo Starink. Het laat een ontwerp van Yannis Tsarouchis zien, “Taverna I Salamis”, een ondiepe kartonnen doos met enkele uitgeknipte en opgeplakte afbeeldingen die, samen met de achtergrond, met pastelkrijt ingekleurd zijn.
- Aantal pagina’s: 479
- Opbouw: Het boek is opgebouwd uit 73 hoofdstukken, die allen een titel hebben gekregen. Daarna volgt een aantekening van de schrijver en een dankbetuiging.

Samenvatting van de inhoud:
In het boek ‘Kapitein Corelli’s mandoline’ zitten eigenlijk zes verhalenlijnen. Veruit de meeste aandacht gaat uit naar het verhaal van Pelagia, de dochter van de dokter die aan het begin van het verhaal 17 jaar is.
Daarnaast is er het verhaal van Carlo, de homoseksuele soldaat, die over zijn soldatenbestaan vertelt en over zijn liefde voor Francisco en Antonio Corelli. Een kleiner gedeelte gaat over Mandras, de verloofde van Pelagia die bij het communistische verzet gaat. Verder lees je in het boek nog het verloop van de oorlog die in Griekenland woedt, met kijkjes in de levens van belangrijke figuren uit die tijd. Ook zou de geschiedschrijving van dr. Iannis nog een apart verhaal genoemd kunnen worden, evenals de geschiedenis van het Ionische eiland Kefallinia.

Het verhaal van Pelagia
Het verhaal van Pelagia, die met haar vader, dr. Iannis, op Kefallinia woont, is het hoofdverhaal. Het begint als Pelagia 17 jaar oud is, in de zomer van 1940.
Pelagia’s vader is, door zelfstudie op de grote vaart, arts geworden. Hij heeft de hele wereld rondgevaren en spreekt heel wat talen, die hij ook aan zijn dochter geleerd heeft. Pelagia’s moeder is overleden en speelt geen rol in het verhaal.
Buiten zijn werk als plaatselijke arts, schrijft dr. Iannis in zijn vrije tijd over de geschiedenis van Kefallinia. Dit is een onderneming zonder veel succes, aangezien de dokter niet objectief kan schrijven – iets wat hij wèl wil - en hij elke keer bij het overlezen niet tevreden is, zodat hij zijn pennenvrucht weer vernietigd, of ontdekt dat de geit zijn manuscript opgegeten heeft. Gedurende het boek komt de geschiedschrijving elke keer weer terug en uiteindelijk is Pelagia degene die het afmaakt.
Als de dokter de wonden van de visser Mandras moet verzorgen, worden Pelagia en Mandras verliefd op elkaar. Ze maken grapjes met elkaar, maar bedenken beiden dat ze niet zo goed met elkaar kunnen praten, hoewel ze dat wel graag willen. Ze verloven zich, hoewel dr. Iannis aangeeft Pelagia geen bruidsschat mee te zullen geven. Dr. Iannis gaat in principe wel akkoord met het huwelijk, maar hij waarschuwt Pelagia wel voor het feit dat Mandras niet haar gelijke is. Omdat ze geen bruidschat krijgt, gaat Pelagia aan de slag met een sprei, om zo iets bij te dragen aan hun toekomstige huishouding en ze maakt een vest voor hem. Mandras wil zich graag bewijzen naar Pelagia toe, en besluit het leger in te gaan. In het noorden van Griekenland vecht hij tegen de Italianen. Pelagia schrijft hem diverse brieven, die echter nooit beantwoord worden. Dr. Iannis beschrijft Pelagia’s stemming na het vertrek van Mandras: eerst paniek en bezorgdheid, toen kwamen de huilbuien, vervolgens het nerveuze wachten met een blik op de weg en later stil huilend op haar kamer en uiteindelijk apathisch en verbitterd. Omdat haar brieven nooit beantwoord worden, worden ze na verloop van tijd veel korter. Uiteindelijk schrijft ze hem dat haar liefde voor hem voorbij is. Tegen die tijd is haar stemming weer als vroeger: opgewekt, en lijkt het of de periode Mandras verleden tijd is.
Mandras vergeet Pelagia echter niet en komt als een wilde man onder de wonden en parasieten terug van het front. Alleen Psipsina herkent hem. Met hulp van Mandras’ moeder Drosoula verzorgt Pelagia zijn wonden en ontstekingen aangezien haar vader afwezig is. Pelagia merkt hierbij op dat ze in de loop der jaren erg veel van haar vader geleerd heeft en ze krijgt, als haar vader terug is, complimenten dat ze het zo goed gedaan heeft. Pelagia merkt dat ze echt niet meer van Mandras houdt. Het blijkt dat Mandras Pelagia nooit geschreven heeft, omdat hij analfabeet is. Hij dwingt haar om haar brieven naar hem voor te lezen, en ze liegt hem hierbij voor, maakt de brieven mooier en liever dan ze zijn en vertelt al helemaal niet dat haar liefde voor hem voorbij is. Mandras wil terug naar het front en besluit zich aan te sluiten bij de partizanen. Hij wijst Pelagia’s vest af omdat het asymmetrisch is. Hij voelt wel dat Pelagia’s liefde tanende is.
Ondertussen bezetten de Italiaanse troepen het eiland. Kapitein Antonio Corelli marcheert met zijn divisie langs en wijst zijn mannen op Pelagia: “Bella bambina op negen uur,” schreeuwde hij. “Ogen links.”. De Italianen beslissen om alle officieren bij de plaatselijke bevolking onder te brengen en dr. Iannis stemt hierin toe als hij in ruil hiervoor bevoorraad wordt met medicatie. Toevallig wordt kapitein Corelli bij de dokter in huis ondergebracht. Hij heeft zijn mandoline meegebracht, die hij Antonia noemt.
In eerste instantie doen de dokter en Pelagia hun best de kapitein duidelijk te laten voelen dat hij een ongewenste gast is, maar na verloop van tijd worden de verhoudingen beter. Corelli voelt zich wel gekwetst als hij de dokter vraagt hem wat Griekse woorden te leren, en blijkt dat hij scheldwoorden heeft geleerd. Hij had verwacht dat ze ondertussen een wederzijds respect hadden ontwikkeld.
Op het eiland ontmoet de eenheid van Corelli ook een Duitse luitenant, Günter Weber. Op zich hebben ze het vaak best wel leuk in hun eigen divisie. Aangezien Corelli nogal muzikaal is, heeft hij zijn manschappen ook ingedeeld in hun zangpartijstemmen, en beroemd is ‘La Scala’ om hun ochtendritueel, waarbij de mannen luidkeels zingen, terwijl ze aan het poepen zijn. Günter krijgt de eer hierin opgenomen te worden. Een ander belangrijke soldaat is Carlo, een zeer grote man die nauw optrekt met Corelli en zijn chauffeur is. Carlo is homoseksueel en in het geheim verliefd op Corelli.
Na verloop van tijd merkt Pelagia dat ze, ondanks dat ze probeerde de kapitein zo slecht mogelijk te behandelen, het leven mèt hem gevarieerder en rijker vindt. Ze merkt dat ze aan zijn aanwezigheid gewend is geraakt en zich prettig bij hem voelt. Ze plagen elkaar, raken elkaar aan, en uiteindelijk zoenen ze elkaar terwijl ze slakken zoeken om later op te eten. Ze maken samen op een motor tochtjes over het hele eiland en vinden een verlaten hut waar ze vaak naar toe gaan. Ze maken veel plannen voor later.
Dr. Iannis waarschuwt Pelagia voor het feit dat ze nog wel officieel verloofd is met Mandras en dat ze er op kan rekenen dat ze in de toekomst als ‘fascistenhoer’ bestempeld zal worden en waarschijnlijk uit zal moeten wijken naar Italië.
Ondertussen wordt de toestand in het land wel kritieker, de mensen lijden al lange tijd honger. De verhoudingen tussen Italië en Duitsland verslechtert omdat Italië zich aangesloten heeft bij de Geallieerden. Hoewel er veel minder Duitsers dan Italianen op het eiland zijn, komt er de opdracht om de Italianen te ontwapenen. Er wordt beloofd dat ze dan vreedzaam naar Italië terug kunnen keren en de Italianen geven zich over. Er is echter een opdracht om de krijgsgevangenen te executeren, en Günter Weber krijgt deze ondankbare taak toebedeeld. Hij ziet hoe de Italianen, waaronder de hele divisie van Kapitein Corelli, zingend uit de auto komen en geeft dan de opdracht om te schieten. Carlo beschermt Corelli met zijn enorme lichaam, waardoor die gespaard wordt. Ook door Günter Weber, die de soldaten die nog niet dood zijn een genadeschot geeft.
Corelli wordt naar het huis van de dokter gebracht, die, zo goed en zo kwaad als het gaat, de kogels verwijderd en botten aan elkaar naait, met hulp van Pelagia. Carlo wordt op het erf onder de olijfboom begraven.
Na een herstelperiode wordt Corelli door een Engelse spion het land uitgesmokkeld. Pelagia geeft Corelli het vest wat ze in eerste instantie voor Mandras gemaakt had, en de dokter erkent hem als zijn zoon. Dan vertrekt hij.
Pelagia en de dokter hebben diverse spullen van hem en Carlo in bewaring gekregen, die ze onder de vloer bewaren, onder andere Antonia.
De ellende is nog niet voorbij. De honger is nog steeds erg aanwezig en de bezetting onder de Duitsers is veel erger dan die van de Italianen. Helaas wordt het er na de bevrijding niet veel beter op: de communisten nemen de macht over en zijn net zo wreed als de nazi’s waren. Dr. Iannis wordt opgepakt en naar het vaste land gebracht. Drosloula, de moeder van Mandras, trekt dan bij Pelagia in het doktershuis.
Mandras zelf keert dan ook weer terug. Pelagia herkent hem niet als hij binnenkomt, en hij haar ook niet: hij is vet geworden, en zij mager en ouwelijk. Hij dwingt haar opnieuw om haar brieven voor te lezen en wordt kwaad als ze hem opnieuw mooie verhaaltjes op de mouw spelt. Het blijkt dat hij ondertussen kan lezen. Hij is erg kwaad op haar en haast uit gewoonte randt hij haar aan. Zij verdedigt zich en schiet hem in zijn schouder. Op dat moment komt Drosoula binnen en verstoot hem als haar zoon. Mandras keert verbittert terug naar de zee en verdrinkt.
Pelagia gaat ondertussen aan het werk als dokter. Bij haar thuis wordt een meisje te vondeling gelegd en ze besluit haar Antonia te noemen. Dr. Iannis keert terug na twee jaar en is een schim van de man die hij vroeger was. Hij praat niet meer, maar helpt Pelagia soms wel bij haar werk als arts. Echter, er komt een controle en beide hebben geen diploma’s. Er is geen geld om de controleur om te kopen, dus moeten ze met het dokterswerk stoppen. Gelukkig krijgt Drosoula een huurder voor haar huis, en van dat geld kunnen ze leven.
Als Pelagia in oktober 1946 met Antonia op de arm voor haar huis staat komt er een man aan. Ze denkt dat het Corelli is, maar als ze naar hem toe rent is hij weg. Ze denkt daarom dat het een geest is. Deze geest keert elk jaar in het najaar terug. Ze denken dat Corelli dood is.
In augustus 1953 spreekt de dokter voor het eerst in acht jaar: hij waarschuwt voor een aardbeving. Helaas overleeft hij deze zelf niet. Uit allerlei landen komt hulp voor de opbouw. Pelagia voelt zich schuldig aan de dood van haar vader en komt in een moeras terecht van zelfverwijt en berouw. Ze komt tot niks. Drosoula en Antonia verzinnen een list waardoor Pelagia weer ergens toe gemotiveerd wordt: ze besluit de geschiedschrijving van haar vader over Kefallinia af te maken. Ze gaat hier intens mee aan de gang en werkt er aan tot 1961. Helaas is er geen markt voor.
Ze krijgt vervolgens mysterieuze ansichtkaarten uit de hele wereld. Maar ze weet niet van wie. Ondertussen is haar dochter Antonia al weer 17 jaar en besluit te trouwen met Alexi, een man van 32 jaar. Ze krijgen na een aantal jaren een kind die ze Iannis noemen. Antonia en Alexi richten zich op het toerisme en bouwen vakantie-appartementen en een taverna, waar Pelagia gaat werken. Iannis is vaak bij haar. Ze neemt een bouzoukispeler in dienst, waardoor Iannis dat ook wil leren. Ze besluiten om bij het oude huis de mandoline op te graven. Ze nemen ook andere dingen mee die onder het huis nog liggen, waardoor Pelagia helemaal geëmotioneerd raakt door alle herinneringen. De bouzoukispeler leert Iannis mandoline spelen.
In 1993 is Iannis, toevallig bij het oude huis, aan het oefenen op de mandoline, als er een oude man aankomt de hem aanwijzingen geeft in zijn spel. Iannis begrijpt dat dit de man is met wie zijn oma zou trouwen.
Als ontvangst probeert Pelagia Corelli te slaan met een koekenpan. Gelukkig kunnen ze erna rustig herinneringen ophalen en elkaars verhalen horen. Corelli blijkt elk jaar terug te zijn gekomen en had verwacht dat ze getrouwd was toen hij haar met Antonia had gezien. Hij raakte hierdoor erg verbitterd. Maar hij kwam wel elkaar jaar terug. Na de oorlog was hij in Athene gaan wonen en heeft hij concerten geschreven en opgetreden met de mandoline.
Hij oppert het plan om het oude huis opnieuw op te bouwen. Het boek eindigt dat ze samen, op een motorfiets, het eiland over rijden, naar de hut waar ze vroeger vaak kwamen.

Vertelsituatie:
Het boek is opgebouwd in hoofdstukken die verschillend opgebouwd zijn: het is een mengsel van dagboekfragmenten, brieven, dialogen en een pamflet.
De vertelsituatie is dus ook divers. De meeste hoofdstukken zijn geschreven in een personale vertelsituatie, waarbij dus over de hoofdpersoon in derde persoon geschreven wordt. Soms zitten hier auctoriale trekken in, waarbij een ‘almachtige’ verteller je al een kijkje gunt in de toekomst. Zo wordt er bijvoorbeeld bij de introductie van Günter Weber al een tipje van de sluier opgelicht over het feit dat hij hem zal verraden.
Ook de stukken over de oorlog zijn geschreven door een alwetende verteller, dus auctoriaal.
De stukken van Carlo (hoofdstukken 2, 6, 10, 15, 17, 19, 24, 52, 54), Mussolini en andere mensen die een rol in het oorlogsverhaal speelden (hoofdstukken 4, 14, 52) zijn geschreven in een ‘ik-vertelsituatie’. Opvallend is dat er vijf hoofdstukken zijn over Corelli, Pelagia en Mandras die ook in een ‘ik-vertelsituatie’ geschreven zijn (hoofdstukken 16, 22, 42, 52 en 67).

Tijd:
Het verhaal start in de zomer van 1940 en eindigt in 1993.

Titelverklaring:
De titel verwijst naar de mannelijke hoofdpersoon. Die verschijnt echter pas op pagina 179 en wordt voor het eerst genoemd op bladzijde 117, je moet dus lang op hem wachten.
Antonio Corelli noemt zijn mandoline ‘Antonia’, omdat ze nauw bij elkaar horen. Hij is erg muzikaal en gehecht aan zijn mandoline. Antonio laat zijn mandoline achter bij Pelagia, dus een deel van zichzelf laat hij achter. En door de mandoline komen Pelagia en Antonia aan het einde van het verhaal weer bij elkaar.

Personages:
Louis de Bernières laat de lezer kennismaken met kleurrijke en excentrieke personages:
1. Pelagia: dochter van dr. Iannis. Een trotse, sterke en eigenzinnige vrouw.
2. Dr. Iannis: plaatselijke dokter. Schrijft aan “de nieuwe een persoonlijke geschiedenis van Kefallinia”. Heeft gereisd en op de schepen zijn werk als arts geleerd. Spreekt zijn talen.
3. Kapitein Antonio Corelli (wordt pas op pag. 117 voor het eerst vermeld en treedt het boek binnen op pag. 179). Kapitein in het Italiaanse leger, hoewel hij liever mandoline speelt. Heeft zijn mandoline Antonia genoemd.
Houdt wel van een grapje en ziet het leven van een zonnige kant, maar heeft zijn manschappen wel goed in het gareel.
4. Carlo Piero Guercio: lid van Italiaanse leger. Homoseksueel. Schrijft een getuigenis voor na zijn dood. Sterke man.
5. Mandras: een knappe visser die verliefd is op Pelagia. Sluit zich aan bij het Griekse verzet.
6. Drosoula: moeder van Mandras. Een erg lelijke vrouw. Ze trekt in bij Pelagia als de burgeroorlog start en verstoot haar zoon als hij Pelagia aangevallen heeft.
7. Stamatis: dorpsgenoot. Patriot. Jarenlang aan één oor doof geweest als gevolg van een erwt die in zijn oor zat.
8. Kokolios: Dorpsgenoot. Communist.
9. Megalo Velisarios: de sterkste man van het dorp.
10. Lemoni: aan het begin van het verhaal is ze een klein meisje van jaar of 6. Ze vindt onder andere Psipsina, en de zeemijn. Later komt ze bij Drosoula in de taverna te werken.
11. Alekos: herder op de berg Ainos.
12. Vader Arsenios: priester, niet zo’n betrouwbare man.
13. Günter Weber: luitenant in het Duitse leger.
14. Mussolini, “De Duce”: fascistisch leider van Italië.
15. Metaxas: eerste minister. Kleine man. Was voorman van kleine rechtse partij en tot eerste minister gekozen.
16. Grazzi: ambassadeur van Italië in Athene, die bezetting moet melden aan Metaxas.
17. Kolonel Rivolta: gaf opdracht aan Carlo en Francisco voor de geheime aanval.
18. Hektor: leider van partizanen waar Mandras zich bij aansluit.
19. Myers: Engelse leider die partizanen begeleidt.
20. Bunny Warren: engelse luitenant, spion.
21. Francisco: object van liefde van Carlo. Korporaal, uit Genua. Weinig eerbied voor zijn meerderen. Onstuimige man met grappige invallen die nooit promotie kreeg. Had een wilde muis, Mario.
22. Antonia: aangenomen dochter van Pelagia, was voor de deur achtergelaten.
23. Alexis: man van Antonia, rijke aannemer.
24. Iannis: zoon van Antonia en Alexis.
25. Spiridon: bouzouki- en mandolinespeler die bij Pelagia in de zaak werkt.

Thematiek:
Louis de Bernières houdt niet van moderne boeken ‘waarin dertigers het moeilijk hebben met hun relaties’. Hij is geïnteresseerd in grote thema’s zoals dood, liefde, horror en lafheid. Nationalisme en politieke waanzin zijn twee van zijn meest geliefde stokpaardjes.
- Liefde
- Oorlog
- Homoseksualiteit
- Verraad
- Geweld
- Toerisme
- Muziek
- Geschiedenis

Stijl:
Louis de Bernières noemt zichzelf een ouderwetse schrijver die op een klassieke manier te werk gaat. Hij gelooft zeer in het vertellen van een verhaal, in de volle breedte, op een manier die tegenwoordig nauwelijks meer gebruikelijk is.
In plaats van voor een verontwaardigd verslag van de gebeurtenissen in het boek koos De Bernières voor magisch-realisme. Hij vindt dat je daarin een hoop kwijt kan zonder prekerig te worden. Op de één of andere manier weet de lezer altijd heel goed wat zijn wortels heeft in de realiteit en wat niet.

‘Louis de Bernières slaagt erin door zijn subtiele gevoel voor humor om zelfs de meest tragische episode tot een tragi-komedie om te buigen’.
‘Het geheim van het boek zit hem vooral in het epos, de beschrijvingen van de verwoestingen die een oorlog teweegbrengt in mens en land. De Bernières kan vertellen, met een pen een slagveld overzien, met oog voor zowel de troepenbewegingen als de lotgevallen van tientallen individuele soldaten. Dat is de methode-Homerus en niet toevallig, want het boek zit vol verwijzingen naar de Griekse oudheid. Pelagia, wier naam ‘naar zee’ betekent, haalt bij afwezigheid van haar aanbidder zelfs een sprei telkens weer uit, zoals haar zuster Penelope 27 eeuwen eerder.
‘Bernières weet met zijn geweldige vertelstijl een eenvoudig gegeven als de liefde tussen twee mensen uit te bouwen tot een wereldomvattend verhaal, gebruikt de politiek als kader en het natuurschoon van Griekenland als achtergrond. Tragiek weet hij te vervlechten met humor.’
‘Deze vitale en hilarische roman (met name de behoorlijk lachwekkende aspecten van het Italiaanse bezettingsleger worden nogal karikaturaal uitvergroot) schokt soms toch door de onverhulde beschrijving van gruweldaden.’

De Bernières gebruikt regelmatig moeilijke woorden in zijn boeken. Hier volgt een kleine greep:

- Arcadisch: landelijk en idyllisch
- Incubus
- Capricieus: grillig, wispelturig
- Nereïde
- Potamide

- Neolitisch
- Filotimo
- Martiaal: krijgshaftig
- Saproftisch: plant die leeft van organische afvalstoffen.

- Hybris: verwaande trots
- Kariatide: pilaar in vorm van vrouwenfiguur
- Sappeur: loopgravenmaker
- Picaresk

Ontvangst van het boek, kritiek:
Toen ‘Kapitein Corelli’s mandoline’ verscheen waren de reacties zeer lovend. Op de achterkant van het boek staan al zes lovende kritieken vermeld.
De Engelse pers trok parallellen met grote namen als die van Ernest Hemingway, Graham Greene en Gabriel García Márquez.
Andere kritieken:
- De Standaard: ‘Zelfs het meest prijzende woord van lof (…) is te zwak om aan te duiden hoe goed deze roman wel is’.
- Het Parool: ‘Louis de Bernières sleurt de lezer van climax naar climax, waarbij hij talloze keren rakelings langs de afgronden van kitsch en ongeloofwaardigheid scheert. Maar dankzij zijn droge humor, zijn gevoel voor het belachelijke, valt hij er net niet in. Zijn personages zijn larger than life, hun lotgevallen kunnen de lezer op den duur onmogelijk koud laten. Die van de ontembare, tragische Pelagia of de kapitein niet, noch die van bijfiguren als de mild-ironische dr. Iannis (…) of die van Pelagia’s naïeve aanbidder Mandras.’
- Trouw: ‘De Bernières toont aan (met zijn lyrische beschrijvingen, realistische oorlogspassages en satirische gedeeltes0 over een breed scala aan mogelijkheden te beschikken.’
Maar schrijft ook: ‘Het is alleen jammer dat hij zich niet heeft beperkt tot de periode waarin het eiland van haar onschuld werd beroofd, maar ook de nasleep ervan tot vijftig jaar na dato in zijn roman een plaats heeft gegeven. Het zorgt voor een sentimenteel Hollywood-einde dat deze roman eigenlijk onwaardig is.’

De kritiek in Griekenland:
De roman ‘Kapitein Corelli’s mandoline’ heeft in Griekenland voor veel opschudding gezorgd. Eerst was er blijdschap: dankzij de bestseller kwamen er extra toeristen, in eerste instantie voornamelijk Britten. De Grieken zelf gingen het echter pas goed lezen toen de duidelijk werd dat op hun eiland de film gemaakt zou worden. Op dat moment veranderde het enthousiasme in boosheid omdat bleek dat het Griekse verzet in de Tweede Wereldoorlog er bekaaid afkwam.
De kranten schreven over de anti-communistische passages en vertelden dat de Britse schrijver niets heel liet van de links georiënteerde verzetsorganisatie EAM en hun leger, de ELAS, die aanvankelijk tegen de bezetters was gericht en na de bevrijding van 1944 bleef doorvechten tegen de Griekse regering. Ze worden in het boek afgeschilderd als opportunistische machtswellustelingen die in hun wandaden nauwelijks onderdeden voor de Duitsers.
De mensen in Griekenland noemen de situaties die in het boek beschreven worden dus geschiedvervalsing en een smet op het Griekse verzet. Vooral voor de ouderen ligt de geschiedenis erg gevoelig, het was een verschrikkelijke tijd met veel doden.
De Grieken zien De Bernières boek als een belediging, waarin hun veteranen slecht worden afgeschilderd. De burgemeester van Sami heeft zelfs gedreigd om de filmmakers voor het gerecht te dagen als ze De Bernières meest controversiële gedeelten in de film zouden opnemen.
In 2000 begon de toen 72-jarige Lefteris Eleftheratos, oud journalist, met een geschiedkundig juiste weergave van de gebeurtenissen, als reactie op het boek van De Bernières en de ophef.

Waar men ook over viel was dat het Griekse verzet zo meedogenloos wordt afgeschilderd, terwijl de echte schurken niet als zodanig worden verbeeld. Zo wordt in het boek Metaxas als een sympathiek figuur neerzet, hoewel die in zijn rol als dictator verantwoordelijk was voor martelingen, en tegenstanders uit de linkse politieke vleugel gevangen liet zetten, of liet vermoorden. Ook vonden ze dat hij Mussolini afschildert als een schelm, terwijl hij ondertussen Noord-Afrika etnisch ‘zuiverde’.
Het Griekse verzet, die in het echt binnen een jaar 8.000 Duitse soldaten heeft omgebracht en duizenden verwondde, en uiteindelijk 80% van Griekenland onder controle had, wordt afgeschilderd als beulen, onderontwikkelde volksmenners en lafaards die enkel voedsel steelden van boeren. De drie communisten in het boek worden ook niet prettig afgeschilderd, vindt men: Mandras als een verkrachter, Hector als een sadistisch monster en Kokolios als een sukkel die door zijn eigen kameraden wordt afgevoerd.
Onvergeeflijk vindt men dat de indruk wordt gewekt dat de Grieken niks hebben gedaan om de slachting van de Italianen door de Duitsers te voorkomen. Overlevenden hebben verklaard dat het verzet de Italiaanse groepen altijd heeft gesteund tijdens de oorlog, en ze hebben de Italianen verstopt en van het eiland afgesmokkeld ten tijde van deze slachting.

De Bernières heeft zich enkel bezig gehouden met de Griekse kant van het verhaal, is de kritiek. Er had meer aandacht aan de Duitse terreur besteed kunnen worden, die verschrikkelijk was, en De Bernières heeft ook de rol van de Britten in die tijd uit het boek gehouden.

Een verklaring ligt in het feit dat De Bernières Engelse bronnen heeft geraadpleegd bij het schrijven van het boek.
Hij heeft informatie opgevraagd bij Griekse Alexandros Rallis geraadpleegd, die in Engeland op het Griekse consulaat werkte. Ook heeft hij hulp gehad van Helen Cosmatatos, een Engelse dame die met een Kefalininiaan is getrouwd en sinds 1936 in Argostoli woonde. Ze werkte op het historische en culturele museum in Argostoli en gaf De Bernières boekenlijsten en heeft het manuscript van hem gelezen en gecorrigeerd. Achteraf distantieerde ze zich van het boek. Ze erkende dat een deel niet klopt maar vond het niet haar zaak om daar commentaar op te leveren. Ze vond dat toestemming verlenen het boek in het Grieks te vertalen, vragen was om moeilijkheden. In de Griekse editie waren al enkele passages weggelaten.

De Bernières erkende nadien publiekelijk dat hij de verhalen betreffende het Griekse verzet misschien niet zo goed heeft weergegeven, de informatie die hij had gekregen over de rol van het verzet was dan ook extreem complex. In een e-mail naar de Guardian heeft hij geschreven dat hij niet zo zeker meer is over alles wat hij als waarheid heeft beschouwd, en wilde zijn visie hierover wel wijzigen, mits hij hiervoor overtuigend bewijs zou ontvangen.

Daarnaast is De Bernières ook nog geconfronteerd met de beschuldiging dat zijn verhaal gebaseerd is op de levensgeschiedenis van Amos Pampaloni, Italiaanse oud-officier. Deze man heeft in een vraaggesprek met ‘the Guardian’ verteld dat het boek op hèm geïnspireerd is. De Bernières heeft aan ‘the Guardian’ laten weten dat het boek echter geïnspireerd is op de verhalen van zijn vader, die diende in de Achtste Britse Divisie .

Er zijn echter wel overeenkomsten tussen Pampaloni en Corelli. Pampaloni diende, net als Corelli, in de Aqua-divisie en was de enige officier op het eiland. Ook Pampaloni had op Kefallinia een affaire met een lokaal meisje, de dochter van de schoolmeester. Ook hij nam deel aan het gewapend verzet tegen de Duitsers, gaf hier zelfs de opdracht voor en is later voor deze actie tot held uitgeroepen en op het eiland gold hij hierdoor als volksheld. Net als Corelli is Pampaloni als en wonder ontsnapt aan de massale executie. Hij werd echter gered door het Griekse verzet en tot voldoening van de Grieken vertelde hij dat hij daarna samen heeft gevochten met de partizanen: “Ik heb 14 maanden in hun midden geleefd en dat was voor mijn een onvergetelijke ervaring, vanwege de constante vriendelijkheid, het altruïsme en de broederschap die ze tentoonspreidden”.

Pampaloni’s verhaal is in 1966 te boek gesteld door Marcello Venturi: ‘The White Flag’. Dit boek staat op de boekenlijst die Louis de Bernières in zijn boek heeft opgenomen. Het verhaal over kapitein Corelli is veel meer uitgewerkt, langer en complexer dan ‘The White Flag’.
De Bernières heeft echter verklaard dit boek pas gelezen te hebben toen hij zèlf de grote lijnen voor zijn verhaal had bedacht. Hij was een beetje van zijn stuk gebracht dat dit verhaal ook over een Italiaanse soldaat ging en een Grieks meisje, maar besloot uiteindelijk dat het belangrijkste was dat hij het toch anders wilde aanpakken, en beter.

De film:
In het voorjaar van 2000 is gestart met het maken van de film ‘Captain Corelli’s mandolin’. De Engelse regisseur John Madden nam de productie voor zijn rekening. Andere films die op zijn naam staan zijn het vermakelijke ‘Mrs. Brown’, ‘Shakespeare in Love’ (bekroond met zeven Oscars) en ‘Notting Hill’. Het is wel grappig dat in deze film de hoofdrolspeler Hugh Grant – die in de film in een boekhandel werkt – in het boek van Louis de Bernières aan het lezen is.
De film kwam in 2001 uit, met Nicolas Cage, Penélope Cruz en John Hurt in de hoofdrollen.
De film is helemaal op Kefallinia gefilmd. De havenstad Sami (aan de oostkust) is omgebouwd tot de hoofdstad Argostoli. Dorpen en havens zijn zoveel mogelijk aangepast aan de situatie van voor de aardbeving van 1953 en de bevolking kon als figuranten meedoen.

Het scenario (schrijver: Shawn Slove) volgt maar in grote lijnen het boek en heeft zich beperkt tot het volgen van het liefdesverhaal tussen Corelli en Pelagia. Verhaallijnen uit het boek zijn geschrapt en zelfs verdraaid. Zo is de rol van Mandras zelfs helemaal herschreven. In de film is hij degene die Corelli vindt na de slachting van de Duitsers, en hem van het eiland af smokkelt. Lemoni komt in de plaats van Antonia bij Pelagia en haar vader wonen en dr. Iannis blijft bij de aardbeving gespaard. In het boek moet Pelagia tot haar 78ste wachten tot Corelli weer opdaagt, in de film vallen ze elkaar na enkele jaren (na de aardbeving van 1953) weer in de armen, en heeft ze ondertussen al een grammofoonplaat met ‘Pelagia’s mars’ ontvangen.
In de film loopt het dus allemaal veel beter af, hoewel Pelagia in de film een vriendin heeft die met een Duitsers omgang heeft en na de oorlog opgehangen wordt.

Louis de Bernières was zelf niet tevreden over het eindproduct. Hij heeft het volgende over de film gezegd: ‘It would be impossible for a parent to be happy about its baby’s ears being put on backwards’. Het is in zijn ogen dus een mislukt product.
Toen De Bernières de filmrechten verkocht begreep hij dat het aan een Europese filmmaker was verkocht, en de indruk was gewekt dat het een Italiaanse filmmaker was. Maar het is een echte Hollywood-productie geworden.

Kritieken op de film:
- Boekdelen: ‘Romantiek is voor de regisseur heilig, zo heilig dat alles er voor moet wijken en dàt gebeurt in deze film wel heel letterlijk. Hij snijdt in het verhaal, geeft een heel andere draai aan het levensverhaal van sommige personages en, wat nog onvergeeflijker is, hij makt gebeurtenissen mooier dan ze zijn.
- NRC Handelsblad: ‘Captain Corelli’s Mandolin is vakkundig gemaakte gemakzucht’.
- Telegraaf, 25 september 2001: ‘… de verfilming is iets te zoet geworden en mist ze de waarachtigheid van het boek. (…) Wie het boek heeft gelezen, zal een zekere teleurstelling niet onder stoelen of banken steken. En dat betekent dat we ‘Captain Corelli’s mandolin’ niet geheel en al een geslaagde film kunnen noemen.
- Parool, 26 september 2001: De film krijgt maar 1 van de 5 sterren toegekend: ‘Menig boek wordt door Amerikaanse scenaristen verknipt (…). Ook bij ‘Captain Corelli’s Mandolin’had men geen last van scrupules en legde men de roman eerst in een bad vol zoetstof’. ‘Nicolas Cage is volslagen miscast als romantic lead. Hij wekt de indruk niet te weten hoe hij in de film is beland’.

Bibliografische gegevens:
- De oorlog van don Emmanuels edele delen
Oorspronkelijke titel: The war of Don Emmanuel’s nether parts, uitgegeven in 1990, door Secker & Warburg Limited, Londen.
Vertaald door Joop van Helmond en in 2003 uitgegeven door Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam.
Inhoud: Dorpelingen in een fictief Zuid-Amerikaans dorp nemen het op tegen het leger.
- Het vrouwenleger van señor Vivo
Oorspronkelijke titel: Señor Vivo and the Coca, uitgegeven in 1991, door Martin Secker & Warburg Limited, Londen.
Vertaald door Tinke Davids en in 1999 uitgegeven door Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam.
Inhoud: Een filosofiedocent stelt de moordzuchtige praktijken van de drugsmafia in een fictief Zuid-Amerikaans land aan de kaak.
- The troublesome Offspring of Cardinal Guzman, 1993
- Kapitein Corelli’s mandoline
Oorspronkelijke titel: Captain Corelli’s Mandolin, uitgegeven in 1994, door Martin Secker & Warburg Limited, Londen.
Vertaald door Tinke Davids en in 1995 uitgegeven door Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam.
- De rooie hond. Een Australisch verhaal.
Oorspronkelijke titel: Red dog. An Australian story, uitgegeven in 2001, door Secker & Warburg Limited, Londen.
Vertaald door Mea Flothuis en in 2001 uitgegeven door Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam.
Inhoud: Verhalen over een werkelijk bestaande hond in West-Australië, die van niemand was, maar iedereen kende en ‘liftend’ reizen maakte door de hele regio.
- De Schotse uitgeverij Cannongate heeft in 1998/1999 12 bijbelboeken opnieuw uitgegeven in losse delen, ‘The Pocket Canon’. Elk bijbelboek is ingeleid door een bekende auteur of popster, waaronder Louis de Bernières, die het boek ‘Job’ inleidt. Uitgeverij Atlas volgde dit voorbeeld en heeft de 12 bijbelboeken in mei 1999 uitgegeven, volgens de Statenvertaling uit 1637. De Nederlandse uitgever heeft 9 van de 12 Engelse inleiders vertaald (waaronder Nick Cave, Doris Lessing, Fay Weldon), en 3 Nederlandstalige inleiders gezocht om enkele onbekende schrijvers te vervangen: Nicolaas Matsier (Genesis), de Vlaamse schrijver Geert van Istendael (Spreuken) en monseigneur Bär (Lucas). Het succes van de eerste 12 boekjes heeft bij Cannongate geleid tot een tweede serie.
Crossing Border heeft ter gelegenheid van de Nederlandse uitgave van de boekjes op 7 oktober 1999 een avond georganiseerd waarop schrijvers en popmusici hun haat-liefdeverhouding met de Bijbel in de Haagse Nieuwe Kerk konden uitdragen.

In Nederland is ‘Kapitein Corelli’s mandoline’ als eerste uitgegeven, vervolgens ‘Het vrouwenleger van Señor Vivo’, toen ‘De rooie hond’, en al laatste ‘De oorlog van don Emmanuels edele delen’. Het boek ‘The troublesome Offspring of Cardinal Guzman’ is nog niet vertaald.

Er zijn geruchten dat Louis de Bernières nu bezig is aan een boek over Cyprus / Turkije.

Stellingen en vragen:
1. Waarom zou De Bernières de hoofdstukken vanuit verschillend perspectief beschreven hebben?
2. De Bernières Zuid-Amerikaanse boeken worden magisch realistisch genoemd. Zie je dit terug in dit boek?
3. Wat vind je van de figuur Mandras?
4. Waarom is Günter Weber gekarakteriseerd als ‘De goede Nazi’?
5. Vind je dat er een ‘happy end’ aan het boek is of niet?
6. Zie je paralellen met figuren uit de Griekse mythologie en de figuren uit de roman?
Denk bijvoorbeeld aan Afrodite, Penelope, Hercules?
7. Vind je de titel goed gekozen? Corelli wordt op pagina 117 pas voor het eerst genoemd en verschijnt pas op pagina 179.

Antwoorden die gegeven zijn:
1. Zo worden de figuren duidelijker beschreven, zie je meer kanten, worden zo meer dimensionaal.
2. Verschillende meningen: meeste mensen zeiden ‘neen’. Enkelen ‘ja’, bijvoorbeeld vanwegen het feit dat de geest van Corelli zonder meer geaccepteerd wordt.
3. Mandras: een slappeling, een vreselijk figuur. Als je zijn verhaal leest is het echter wel begrijpelijk.
4. Moeilijke vraag! Ik weet eigenlijk niet meer goed wat hierover gezegd is.
5. Verschillende meningen: ‘ja’ omdat Pelagia en Corelli elkaar krijgen, ‘neen’ omdat ze zo verschrikkelijk lang op elkaar moeten wachten.
6. Carlo en Velisarios lijken op Hercules, dit was een grote man en een held. (Carlo redde enkel mensen, Velisarios bouwde het dorp opnieuw op)
Pelagia was een mooie vrouw, net als Afrodite en haalde, net als Penelope een werkstuk uit terwijl ze op haar man wachtte.
7. Vraag niet gesteld. Ikzelf was wel nieuwsgierig naar die Corelli, dus ik las wel door om hem te leren kennen.

Gebruikte bronnen:
Literatuurlijst:
- ‘Corfu & the Ionians’, Sally Webb, 2001, Lonely Planet, Australia
- ‘Encyclopedie van de Tweede Wereldoorlog; dl. 1’, Winkler Prins (red.), 4de druk, Amsterdam, Elsevier, 1980.
- ‘Griekse eilanden’, Ben van Wakeren en Marjoleine Rijke, 10de herziene druk, Bloemendaal, Gottmer/Becht, 2000 (Dominicus)
- ‘Griekse eilanden’, Karin Vanpoucke, 2002, Tielt: Uitgeverij Lannoo (Trotter)
- ‘Fietsen op z’n Grieks: de Ionische Eilanden’, Bertus Legebeke, Nijmegen, 1993.

Gebruikte artikelen (via internet of via de “Krantenbank” van de bibliotheek Zonnehof):
- ‘A soldier and his musical instruments’, artikel in The Observer van 3 april 1994, door Nicci Gerrard http://books.guardian.co.uk/departments/generalfiction/story/0,6000,475811,00.html
- ‘Atlas komt met nieuwe bijbel’, verschenen in Het Parool op 28 januari 1999.
- ‘Author’s regrets over Captain Corelli film’ (http://news.bbc.co.uk/1/hi/entertainment/film/2209402.stm)
- ‘Bijbellezen op eigen kracht’, door Enny de Bruijn, verschenen in het Reformatorisch Dagblad op 3 november 1999 (http://oud.refdag.nl/boek/boekkl/991103boekkl01.html)
- ‘Captian Corelli beledigt de Grieken en maakt ze rijk’, artikel door Frans van Hasselt, verschenen in het NRC Handelsblad op 3 augustus 2000.
- ‘Captain Corelli’s mandolin’ (www.cinemaparadiso.nl/captaincorelli.html)
- ‘Captain Corelli’s mandolin’ (http://www.parool.nl/1001481021293.html)
- ‘Captain Corelli’s mandolin’ (http://www.telegraaf.nl/crazyfilm/teksten/crazyfilm.film.boek.mandolin.corelli.html)
- ‘Captain Corelli’s Mandolin – the new chapter’ http://www.suntimes.co.za/1998/05/24/lifestyle/life02.htm
- ‘De stille trom van een ouderwetse schrijver’, door Maartje Somers, verschenen in het Parool op 20 augustus 1999.
- ‘Een sprookje over de Rode Hond van Karratha, West-Australië’ (http://www.hotel-boekenlust.nl/boekensuite/hond.html)
- ‘Greek myth’ http://books.guardian.co.uk/departments/generalfiction/story/0,6000,348087,00.html
- ‘Greek myth (part two)’ (http://books.guardian.co.uk/departments/weekend/story/0,3605,348081,00.html)
- ‘Heerlijke Britse satire op imaginair Zuid-Amerikaans land’,
(http://www.hotel-boekenlust.nl/boekensuite/delen.html)
- ‘Heil Puccini op Cephalonia’ (http://www.nrc.nl/cultuur/film/1001481106536.html)
- ‘Het evangelie volgens Nick Cave’, door Pieter Steinz, verschenen in NRC Handelsblad op 23 september 1999
- ‘Kapitein Corelli in Hollywood’, artikel van Linda Hyijsmans in Boekdelen, jaargang 2001, nummer 3.
- ‘Liefde in tijden van oorlog’, (http.hotel-boekenlust/boekensuite/corelli.nl)
- ‘Louis de Bernières, author of the acclaimed Captain Corelli’s Mandolin, is plucking his own strings at a concert in Oxford in aid of cancer research’, interview voor de BBC door Jonathan Hancock. (http://www.bbc.co.uk/oxford/stage/2003/11/louis_de_bernieres.shtml)
- ‘Louis de Bernières’, (www.biblioweb.nl/auteurs/berniere)
- ‘Louis de Bernières’ (http://www.bbc.co.uk/arts/books/author/bernieres/index.shtml)
- ‘Louis de Bernières’ (http://books.guardian.co.uk/authors/author/0,5917,-52,00.html)
- ‘Louis de Bernières’ (http://www.randomhouse.com/vintage/read/mandolin/bernieres.html)
- ‘Magisch realisme’, (http://www.kunstbus.nl/verklaringen/magisch-realisme.html)
- ‘Oorlog is iets schitterends, totdat er iemand gedood wordt’, recensie door Gertjan Vincent, op 12 mei 1995 verschenen in Trouw.
- ‘Prachtige coca-roman over Colombia’, (http.hotel-boekenlust.nl/boekensuite/vivo.html)
- ‘Taking sting out of Captain Corelli’ (http://books.guardian.co.uk/departments/generalfiction/story/0,6000,475811,00.html
- Artikel over de Lijst van Granta: in Parool van 2 mei 2003.
- Artikel over de veilig: in Parool van 17 oktober 2000.

Bijlage: Magisch Realisme
De term wordt vooral gebruikt als aanduiding voor een aantal Nederlandse schilders die vanaf de jaren ‘20 en ‘30 actief waren. Temidden van een kunstwereld waarin steeds abstracter en expressiever geschilderd werd, grepen de magisch realisten juist terug op het realisme.
De Magisch Realisten creëerden in hun voorstellingen een nieuwe, eigen werkelijkheid. Door de combinatie van wel en niet bestaande elementen, door het spel van licht en kleur en door de technisch perfecte afwerking maakten zij geheimzinnige, soms dreigende schilderijen die hun weergave van de werkelijkheid een vervreemdend karakter meegaven. De voorstellingen zijn dikwijls wel mogelijk, maar niet waarschijnlijk. Vaak verwijzen hun onderwerpen naar dood, dreiging en verval. Het Magisch-Realisme is verwant met het surrealisme

Magisch-Realisme in de kunst.
Periode: circa 1950-1970
Richting in de kunst waarin een poging wordt gedaan de empirisch vaststelbare werkelijkheid te verbinden met een ‘andere’ of ‘hogere’ werkelijkheid, nl. die van een geestelijke of psychische orde. Niet alleen wordt getracht door een bepaalde weergave van de realiteit die hogere of psychische orde op te roepen, maar ook worden bewust metafysische verschijnselen verwerkt in een overigens nauw bij de realiteit aansluitende weergave. Daardoor ontstaan hallucinerende beelden of droomeffecten die opkomen in een met grote precisie getekende werkelijkheid. Op die manier wordt getracht een synthese te bereiken tussen werkelijkheid en verbeelding.
Het Magisch-Realisme vindt zijn oorsprong in de filosofieën van Plato en Jung.
Plato: achter alle verschijnselen op aarde zijn eeuwige, volmaakte oerbeelden verscholen. De aardse werkelijkheid is slechts een flauw afschaduwing van deze Ideeën. Aardse liefde is dus een afschaduwing van de volmaakte liefde (Idee). De mens kan alleen liefhebben, goed-doen enz. omdat zijn ziel zich nog iets herinnert van de volmaakte Ideeën-wereld.
Jung: in de psyche van de mens zijn die Ideeën (van Plato) nog onbewust aanwezig. Ze komen in dromen naar voren. Jung noemt dit archetypen.
De term Magisch-Realisme is afkomstig van de Italiaan M. Bontempelli (Gente nel tempo, 1937) en werd toegepast op het werk van uiteenlopende auteurs als E.T.A. Hoffmann (Der goldene Topf, 1816), Edgar Alan Poe (Tales, 1840, 1845), Alain Fournier (Le grand Meaulnes, 1913) en Simon Vestdijk (De kelner en de levenden, 1949). Het is zeer de vraag of het werk van deze auteurs onder de noemer magisch realisme is samen te brengen, immers ook het symbolisme streeft naar de verbinding van het reële met het hogere, met name onder invloed van Plato’s ideeënleer, terwijl het surrealisme het psychische met onze ervaringswerkelijkheid verbindt. Lanckrock is zelfs van mening dat er helemaal niet van een stroming gesproken kan worden, omdat het verschijnsel al sinds de Oudheid in de kunst voorkomt en het zich daarom verheft boven de verschillende -ismen (alleen de naam is nieuw; het verschijnsel is tijdloos).

Magisch-Realisme in de literatuur.
Bij veel Spaanse, maar ook Zuid-Amerikaanse kunstenaars is van oudsher een zekere hang te bespeuren naar het magisch realisme. Namen die door het hoofd spoken zijn die van de schrijvers Gabriel García Márquez en Vargas Ilosa, de excentrieke schilder Salvador Dali en de filmende `duivelskunstenaar` Luis Bunuel.
Felipe Alfau werd in 1902 geboren in het Spaanse Guernica en emigreerde tijdens de eerste wereldoorlog naar New York. Het manuscript ‘Locos’ voltooide hij in 1928, maar het duurde tot 1936 voor een uitgever het liet drukken in een oplage van 2000 exemplaren. Slechts een klein aantal critici kon Alfau’s experimentele, op het magisch realisme vooruitlopende manier van schrijven, waarderen. Zijn tweede boek werd zelfs helemaal niet uitgegeven en gefrustreerd staakte hij zijn literaire bezigheden.
In 1929 treffen drie jonge Midden-Amerikaanse schrijvers elkaar in Parijs. Het zijn de Cubaan Alejo Carpentier, de Guatemalteek Miguel Angel Asturias en de overleden Venezolaan Arturo Uslar Pietri. Ze zijn op zoek naar nieuwe literaire vormen die uitdrukking kunnen geven aan de specifieke werkelijkheid van Latijns Amerika, maar ondergaan tegelijk de invloed van het op dat ogenblik alomtegenwoordige surrealisme. Uit die kruisbestuiving wordt het ‘magisch realisme’ geboren, dat vanaf de jaren zestig stormenderhand de wereld zal veroveren en sindsdien bijna synoniem is geworden met de Latijns-Amerikaanse literatuur.
Alledrie de schrijvers publiceren in het begin van de jaren dertig een boek dat tot de eerste voorbeelden daarvan gerekend wordt. Carpentier beschrijft de typisch Cubaanse mengeling van Spaanse en zwarte cultuur in Ecue-Yamba-ó (1933), Asturias bundelt in 1930 zijn verhalen in De legenden van Guatemala en datzelfde jaar schrijft Uslar zijn historische roman Rode lansen, waarin hij de onafhankelijkheidsoorlog van Venezuela tegen de Spaanse koloniale macht (1811-1821) beschrijft. In datzelfde jaar wordt de honderdste sterfdag van Simon Bolívar herdacht, wiens persoon in dit boek voortdurend op de achtergrond aanwezig is.
Bij het ‘magisch realisme’ ervan moet men zich niet de sprookjesachtigheid voorstellen die een grootmeester als Gabriel García Márquez een generatie later aan zijn boeken wist mee te geven, ook al was het Uslar zelf die die term na de Tweede Wereldoorlog in circulatie bracht.

Het magisch realisme is moeilijk te omschrijven. Dat kan alleen door het te vergelijken met de literatuur die doorgaans wordt geschreven in Europa en de Verenigde Staten: daarin is de intrige logisch, zijn de personages redelijk en heeft alles een verklaring. Er is bij dat soort schrijven niet veel ruimte voor fantasie, mysterie of overdrijving. Het uitgangspunt van het magisch realisme daarentegen is dat de wereld een idiote chaos is, waar alles kan gebeuren. De beste voorbeelden zijn de werken van Gabriel García Márquez, waarin een meisje in linnen lakens gewikkeld naar de hemel vliegt, in sinaasappels diamanten groeien en vissers in hun netten olifanten en dwergen uit zee ophalen. De clou is dat die schijnbare fantasieën een volstrekt redelijke verklaring hebben. Het meisje werd zwanger en om de schande te verbergen sloten haar ouders haar in een klooster op en zeiden daarna tegen iedereen dat ze in die linnen lakens gewikkeld naar de hemel was gevlogen. Bandieten hadden de diamanten in die sinaasappels gestopt om ze het land door te smokkelen. Een wervelstorm had een circus in de lucht getild en in zee weer laten vallen, en zo kwam het dat die vissers de volgende dag olifanten en dwergen in hun netten vingen.

Het magisch realisme is een stijl waarin gewone voorvallen in een overdreven taal worden verteld, terwijl de uitzonderlijkste voorvallen op een nuchtere manier worden verteld. In het magisch realisme wordt een wezenlijke rol gespeeld door natuur, geschiedenis, politiek, maatschappelijke thema´s en alle menselijke hartstochten. Er is niets eenvoudig aan die stijl, zelfs de taal wordt tot het uiterste opgerekt. Het magisch realisme werd zo geliefd dat het jarenlang werd nagevolgd door schrijvers van elders, maar voor de meesten van hen heeft het nooit zo goed gewerkt doordat het alleen maar een literaire kunstgreep was, terwijl het perfect paste in Latijns-Amerika, waar de werkelijkheid nooit is wat ze op het eerste gezicht lijkt. De schrijvers uit het hoogtij van de Latijns-Amerikaanse literatuur die zich van het magisch realisme bedienden, verzonnen geen fantastische vertellingen maar vertelden de verhalen die ze kenden op een toon die aansloot bij de overdreven werkelijkheid van hun werelddeel.

REACTIES

H.

H.

ik vond het en heel mooie sammevatting het heeft me heel erg geholpen het besten stuk vond ikdat over |LOuis de Bernieres.
heel erg bedankt en een gelukig nieuw jaar

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Captain Corelli's mandolin door Louis De Bernières"