antithese = een tegenstelling, door woorden net tegengestelde betekenis tegenover elkaar te zetten vallen ze meer op. (jong geleerd, oud gedaan)
eufemisme = verzachtende uitdrukking, geen understatement. (oma is van ons heen gegaan)
hyperbool = overdreven manier van zeggen. kan effectief zijn maar ook ongeloofwaardig. (helemaal niks om aan te trekken)
ironie = milde vorm van spot, meestal bedoelt iemand het tegenover gestelde van wat hij zegt. ("Het geeft toch niet als we al begonnen zijn?")
sarcasme = hardere manier van ironie.(met zo'n leeg hoofd krijg je nooit een hersenschudding)
cynisme = hardere manier van sarcasme. komt voort uit een soort wantrouwen tegen de mense in het algemeen. (beter 5 minuten laf dan een leven lang dood)
paradox = schijnbare tegenstelling, als je er goed overdenkt zijn ze goed te combineren en vormen ze geen tegenstelling (zelfs als je immer eerlijk bent, lieg je wel eens)
pleonasme = een woord gebruiken waarvan de betekenis al aanwezig is in een ander woord van de zin (houten boomstam)
retorische vraag = vraag waar je geen antwoord op verwacht (wil je dat er ingebroken wordt?)
tautologie = gebruikt het om iets te benadrukken, je zegt twee keer hetzelfde met verschillende woorden. (tafel staat schots en scheef)
understatement = manier van zeggen waarbij de bewering wordt afgezwakt, tegenovergestelde van een hyperbool (tikje vermoeid na het lopen van de marathon)
contaminatie = woorden in elkaar vermengd zijn (nachecken— nakijken/checken)
storende woord herhaling = steeds herhalen van 1 woord (als je dat vervelend vindt moet je dat niet doen want dat stoort iedereen)
foutieve tautologie = twee woorden die hetzelfde betekenen maar verkeerd gebruikt ( ik ga soms wel eens..)
foutief pleonasme = gebruiken van een woord waarvan de betekenis al aanwezig is in een ander woord maar verkeerd gebruikt (toestemming gehad om mogen)
ambiguïteit = als je een woord of zin op twee manieren kunt lezen.
tangconstructie = als er tussen twee woorden die bij elkaar horen teveel andere woorden geplaatst worden.
mits = op voorwaarde dat…
tenzij = behalve als…
geregeld = vaak, maar je weet niet wanneer…
regelmatig = op vaste tijden komt het voor…
niet het minst = vooral, met name…
niet in het minst = absoluut niet…
containerwoord = een vaag woord
jargon = oud taal gebruik
barbarismen = woorden of uitdrukkingen uit een andere taal en die letterlijk naar het nederlands worden vertaald.
gallicisme = vertaalde woorden gehaald uit het frans
germanisme = vertaalde woorden gehaald uit het duits
anglicisme = vertaalde woorden gehaald uit het engels
belgicismen = woorden of uitdrukkingen die in belgie worden gebruikt.
neologismen = nieuwe woorden die door veelvuldig gebruik in het taalgebruik zijn opgenomen (kapot moeilijk)
archaismen = verouderde woorden die de tekst oubollig kunnen maken
REACTIES
1 seconde geleden