Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Rechtsstaat

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 1214 woorden
  • 11 juni 2016
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
42 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

1 Rechtsnormen: Gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd.

Rechtvaardigheid: Vind je dat het recht eerlijk is?

Rechtstaat: Waarin burgers met grondrechten worden beschermd tegen machtsmisbruik door de overheid.

Absolute monarchie: De regeringsvorm waarbij een koning alle macht heeft.

Grondwet: Staat in wat de grondrechten zijn en hoe het land geregeerd moet worden.

Sociale rechtstaat: Rechtstaat met ook sociale rechten.

Belastingplicht: Betalen van belasting.

Leerplicht: Je moet verplicht naar school.

DNA-plicht: Als je verdacht bent moet je wangslijm afstaan.

Publiekrecht: Regelt de inrichting van de staat en de relatie tussen burgers en overheid.

  • Staatsrecht

Regels hoe Nederland moet worden ingericht. Bijvoorbeeld bevoegdheden van ministers, welke rechten een tweede kamerlid heeft en dat je als politieke partij mee kunt doen aan de verkiezingen.

  • Bestuursrecht

Met centraal de verhouding tussen burger en overheid. Bijvoorbeeld dat je een vergunning moet aanvragen voor het bouwen van een huis. Bevat ook bepalingen die je beschermen tegen te overheid.

Privaatrecht/Burgerlijkrecht: Regelt de betrekkingen tussen burgers onderling.

  • Personen en familie recht

Regelt bijvoorbeeld huwelijken, echtscheidingen, geboortes etc.

  • Ondernemingsrecht

Voorwaarden waaronder je een vereniging of bv kan oprichten.

  • Vermogensrecht

Regelt alle zaken die te maken hebben met iemands vermogen en in geld zijn uit te drukken. Bijvoorbeeld het afsluiten van een koopovereenkomst.

2 Doel van de rechtstaat: Veiligheid, gelijkheid en vrijheid.

Grondbeginselen:

  • Machtenscheiding
  • Grondwet
  • Legaliteitsbeginsel (overheid is gebonden aan de wet)

Trias Politica: Driemachtenleer van Montesquieu. De machten werden gescheiden.

  • De wetgevende macht

Stelt wetten vast waar burgers zich aan moeten houden. Taak van regering en parlement samen.

  • De uitvoerende macht

Goedgekeurde wetten worden correct uitgevoerd. Taak van de regering.

  • De rechterlijke macht

Beoordeelt of rechtspersonen of overheid wetten hebben overtreden en doet uitspraak in conflicten. Taak van onafhankelijke rechters.

Belangrijkste: Machten controleren elkaar en houden elkaar scherp. In Engeland wordt zo’n evenwicht checks and balances genoemd.

Onafhankelijke rechters:

  • Recht halen
  • Beschermd tegen ongeoorloofd overheidsoptreden
  • Geen eigen rechter spelen

Grondrechten:

  • Klassieke grondrechten

Rechten die de overheid ook echt moet garanderen. Bijvoorbeeld vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting etc.

  • Sociale grondrechten

Er geldt een zorgplicht voor de overheid. Bijvoorbeeld moet de overheid zijn best doen banen te creëren (recht op werk) maar je kan niet naar de rechter als dit niet gebeurd.

EVRM: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden – Door Nederland getekend, we moeten mensenrechten beschermen.

Legaliteitsbeginsel: De overheid mag alleen beperkingen opleggen aan de vrijheid van burgers als die regels voor iedereen gelden en door de volksvertegenwoordiging in wetten zijn vastgelegd.

Voorbeelden:

  • Strafbaarheid (artikel 1, lid)

Iets is alleen strafbaar als het in de wet staat

  • Stafmaat

Bij iedere overtreding staat een maximale straf.

  • Ne bid in idem-regel

Je kan na de uitspraak van de rechter niet nog een keer worden vervolgd.

3 Rechtshandhaving: Daarom heeft de overheid meer macht dan wij en mogen zij als enige geweld gebruiken = Geweldsmonopolie

Rechtsbescherming: De grondwet beschermt burgers tegen andere burgers en tegen machtsmisbruik van de overheid.

Misdrijven: Meer ernstige strafbare feiten.

Overtredingen: Minder ernstige strafbare feiten.

Al deze dingen staan in het Wetboek van Strafrecht.

Belangrijkste verschillen overtredingen en misdrijven:

  • Beiden geregistreerd bij justitie. Misdrijf al als verdachte. Overtreding bij een minimale boete van 100 euro.
  • Straffen bij misdrijven zijn hoger. Maximum straf van een overtreding is één jaar hechtenis, bij misdrijven levenslang.
  • Poging tot overtreding is niet strafbaar, poging tot misdrijf wel.

Wetboek van Strafvordering = staan regels in over wat politie en officier van justitie mogen.

Wie doet wat?

  • Politie

Verzamelt informatie over het strafbare feit.

  • Officier van Justitie

Bepaalt met behulp van het proces-verbaal of er wel of geen rechtszaak komt.

  • Rechter

Stelt tijdens de rechtszaak vast of de verdachte schuldig is.

Verdachte: Redelijk vermoeden van schuld.

Zonder toestemming mag de politie:

  • Verdachte staande houden.

Iemand laten stilstaan om hem te vragen naar zijn personalia.

  • Arresteren

Verdachte wordt meegenomen.

  • Gefouilleerd

Aan kleding en lichaam worden onderzocht.

  • Vasthouden

Op het bureau houden voor onderzoek.

Met toestemming mag de politie:

  • Machtiging tot binnentreding

Zoeken naar bewijzen (huiszoeking), alleen met toestemming van officier van justitie.

  • Speciale persoonsgegevens

Toestemming van officier van justitie voor bankrekeningnummers etc.

  • Preventief fouilleren

Gefouilleerd zonder sprake van verdenking – alleen in bepaalde gebieden door de burgemeester aangewezen.

  • Verlenging

Na het vasthouden moet de officier toestemming voor een verlenging tot maximaal drie dagen.

  • Infiltratie

Bij een terroristische groepering aansluiten om bewijzen te vinden, maar mag niet aanzetten tot strafbare feiten – niet uitlokken.

Officier van justitie = openbare aanklager – namens de samenleving zoekt hij bewijzen tegen een verdachte en kan een straf tegen hem eisen.

Alle officieren van justitie = Openbaar Ministerie

Officier kan overgaan tot:

  • Seponeren

Afzien van verdere rechtsvervolging – te weinig bewijs.

  • Schikken

Voortijdige afdoening waarbij de verdachte niet meer voor de rechter hoeft te verschijnen. (Geldboete, schadevergoeding of taakstraf)

  • Vervolgen

Er komt een rechtszaak.

4 Politierechter: Kleine misdrijven zoals winkeldiefstal.

Meervoudige kamer: Ernstige misdrijven. Door drie rechters.

Volgorde rechtszaak (terechtzitting):

  • Dagvaarding

De begrippenlijst gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Volgorde rechtszaak (terechtzitting):

  • Dagvaarding

Staat dat je verdacht wordt en wanneer je moet verschijnen.

  • Opening

Rechter controleert gegevens.

  • Tenlastelegging/aanklacht

Officier leest aanklacht voor.

  • Onderzoek

Ondervraging verdachte door rechter, officier en advocaat. Getuigen worden opgeroepen. (hebben meineed, mogen niet liegen)

  • Onrechtmatig verkregen bewijs – zoals telefoonnummers bekijken
  • Persoonlijke omstandigheden verdachte. Drugsverslaafde – afkicken.
  • Requisitoir

Officier vertelt verhaal waarin verdachte schuldig is.

  • Pleidooi

Advocaat verdedigt de verdachte.

  • Laatste woord

Verdachte kan spijt betuigen, excuses maken slachtoffer etc.

  • Vonnis

De straf wordt opgelegd. (Politie 1 dag – rechter 2 weken)

Straffen:

  • Vrijheidsstraf

Naar de gevangenis.

  • Taakstraf

Opvoedende karakter. Bijvoorbeeld bushokjes schoonmaken etc.

  • Bijkomende straffen

In combinatie. Bijvoorbeeld rijbevoegdheid afnemen.

  • Voorwaardelijk = Straf niet krijgt als hij een proefperiode niet een soortgelijk feit begaat.

Strafrechtelijke Maatregelen:

  • Terbeschikkingstelling

Naar een gekkenhuis (kort gezegd)

  • Onttrekking aan het verkeer

De in beslag genomen goederen krijg je niet terug. Bijvoorbeeld drugs.

  • Ontneming wederrechtelijk voordeel

De winst raakt hij kwaad die hij heeft gemaakt met misdrijf.

  • Schadevergoeding aan het slachtoffer

Vergoeding van bijvoorbeeld kapotte ruit, doktersrekening etc.

Resocialisatie: Heropvoeding, waarbij de gedetineerde nieuwe normen en waarden aanleert.

Behandelcentrum bij erge stoornissen bijvoorbeeld.

5 Geschil = conflict

Eiser is degene die de zaak aan de rechter voorlegt.

Gedaagde is de persoon van wie iets wordt geëist en daarom voor de rechter wordt gedaagd.

Dagvaarding is een schriftelijke mededeling aan een persoon dat hij voor de rechter moet verschijnen.

Procureur is iemand die alle regels kent – onnodig oponthoud

De gedaagde hoeft niet persoonlijk aanwezig te zijn.

Verweer is wat de gedaagde zegt.

Vonnis is de uitslag van de rechter

Schadevergoeding betalen – kan doormiddel van loonbeslag

Dwangsom: Elke keer als de gedaagde iets toch doet krijgt hij een dwangsom opgelegd. Niet – kan deurwaarder beslag leggen op goederen

Vermogensschade: Vergoeding gemaakte kosten, geleden verlies, misgelopen winst.

Immateriële schade: Ander nadeel dan vermogens. Bijv. als je een arm breekt.

In hoger beroep gaan – de zaak wordt voorgelegd aan het gerechtshof

Kort geding: Versnelde en vereenvoudigde procedure voor spoedeisende zaken. Voorlopig oordeel: Na kort geding – wachtend op definitieve uitspraak = bodemprocedure

7 Zuivere scheiding der machten: Trias politica

Opsporingsbevoegdheden zijn uitgebreid.

Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden. Geeft politie recht bij bepaalde voorwaarden om inkijkoperaties – bewijsmateriaal

Anonieme getuigenverklaringen mogen gebuikt worden tegen terreurverdachten

Lone wolfs: Individuele daders – moeilijk op te sporen

Behoudens iedere verantwoordelijkheid: Je mag niet aanzetten tot haat/discriminatie, niet oproepen geweld, geen leugens verspreiden (laster/smaad) , niet opzettelijk beledigen.

Wat is de grens tussen vrije meningsuiting en discriminerende beweringen?

Afweging maken verschillende grondwetten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.