Hoofdstuk 2 en 4

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas vwo | 528 woorden
  • 25 juni 2004
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
33 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Begrippenlijst Letterkunde Kruistocht = Krijgstocht tot bevrijding vh Heilige Land. Standentheorie = Een beeld van een geordende maatschappij waarin iedereen zijn plaats kende. Feodale stelsel = stelsel waarbij de vorst z’n land in bruikleen aan de trouwe onderdanen gaf. Natureingang = De aankondiging vh goede jaargetijde met de boodschap dat de vogels blij zingen en dat de bloemen in volle bloei staan. Eercultuur = De norm voor het gedrag lag in het aanzien dat men van anderen ontving. Gewetenscultuur = Het individuele geweten is graadmeter voor het eigen gedrag. Didactiek = Kunst of methode van onderwijzen. Symbool = Teken voor hogere waarheid. Manuscript = Handschrift. Voorleescultuur = Cultuur waarin aan grote groepen mensen teksten voorgedragen werden. Mecenaat = Het stelsel dat kunst (literatuur) in opdracht gemaakt wordt. Mecenas = Persoon die ten gunste van de kunstenaar opdrachten verstrekt. Vazal = Ridder die de grond in leen kreeg van de koning. Leenheer =Vorst van wie de vazal de grond te leen kreeg. Traditie = Oude gewoonte van een groep mensen. Kopiist = Persoon die een handgeschreven boek overschreef. Hoofsheid = De aanbevolen gedragswijze voor het hofleven gebaseerd op respectvolle omgang met elkaar. Middelnederlands = De verzamelnaam voor de volkstaal in de Middeleeuwen in onze streken. Minnelyriek = Liederen waarin de hoofsheid en de liefde centraal staan. Ridderroman = Berijmd verhaal van ridderavonturen. Karelepiek = Ridderromans waarin de avonturen over Karel de Grote of vazallen centraal staan. Epische concentratie = Historische feiten over verschillende personen worden toegedicht aan één beroemd historisch persoon. Fragmentarisch = Geen geheel vormend. Arthurepiek = Hoofse ridderromans die zich rond het hof van Arthur afspelen. Fictief = Alleen in de verbeelding bestaande. Queeste = Ridderlijke zoektocht. Geestelijke letterkunde = Teksten die gaan over het christendom. Exempelen = Korte vertellingen waarin een bepaald religieus idee aan de hand van een concreet gegeven wordt verduidelijkt. Legende = Hierbij draait het om een episode uit het leven van een heilige waarin wonderlijke gebeurtenissen een belangrijke plaats innemen. Marialegenden = Een belangrijke groep legenden die geschreven zijn ter ere van Maria. Heiligenleven = Hagiografie of vita geeft een complete beschrijving van het leven van een heilige. Kloosterorde = Geestelijke orde waarvan de leden in kloosters samenwonen. Patriciaat = De bovenklasse van rijke burgers. Burgermoraal en -ideologie = De leer van de plichten en deugden van de burgers. Abele spelen = Toneelstukken uit de 14e eeuw met een ernstig (niet komisch) karakter over de hoofse liefde. Sotternie = Een kort wereldlijk toneelstukje met een humoristische strekking. Standenliteratuur = Deze teksten legitimeerden het burgerbestaan en verheerlijkte het. Satire = Hekeldicht. Prozaroman = Een in proza overgezette ridderepiek. Schelmenverhalen = Teksten waarin individuele slimheid en handigheid van de hoofdpersoon middelen zijn om zich te handhaven in de maatschappij. Rederijkers = Georganiseerde verenigingen waarin men de literatuur beoefende. Refrein = Een paar regels die aan het einde van een couplet van een lied of gedicht steeds herhaalt wordt. Acrostichons = Gedicht waarvan de eerste letters van de regels of strofen een naam of spreuk vormen. Retrograden = Waarbij de zinnen ook van achteren naar voren gelezen kunnen worden. Boekdrukkunst = De kunst van het boeken drukken. Lekenpubliek = Groep mensen die niet tot de geestelijke stand behoort. Nijverheid = Groep ambachtelijke bedrijven waarbij grondstoffen worden verwerkt. Annexatie = De bewonderde hoofse cultuur navolgen. Adaptatie = Aanpassen aan de eigen burgerlijke levenswijze en moraal. Breukvlak = Overgang van de ene periode naar de andere. Chanson de geste = Franse liederen over heldendaden van ridders.

REACTIES

W.

W.

verder wil ik nog even doorgeven dat ik het wel een goeie samenvatting vind van alle woorden maar mag wel meer uitgebreid

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.