Woordenlijst hoofdstuk 4

Adventurous - avontuurlijk

Nature - natuur

Attacker - aanvaller

Ocean - oceaan

Beak - snavel

Parrot - papegaai

Cage - kooi

Turtle - schildpad

Companion - kameraad

Waterfall - waterval

Disappear - verdwijnen

Wildlife - dieren in het wild

Fluffy - donzig

According to - volgens

Hold - vasthouden

Appealing - aanlokkelijk(e)

Hungry - hongerig

Bug - insect

Keeper - oppasser

Creature - dier, beest

Lizard - hagedis

Discover - ontdekken

Loyal - trouw(e)

Forest - bos, woud

Mammal - zoogdier

Native - inheems

Poisonous - giftig

Nickname - een bijnaam geven

Predator - roofdier

Nostrils - neusgaten

Protect - beschermen

Related to - verwant aan

Rodent - knaagdier

Remarkable - opmerkelijk(e)

Swallow - doorslikken

Scared - bang

Cave - grot

Sharp - scherp

Desert - woestijn

Spider - spin

Dolphin - dolfijn

Tiny - heel klein

Elephant - olifant

Unique - uniek

Environment - milieu

Unusual - ongewoon

Guinea pig - cavia

Wing - vleugel

Hill - heuvel

Worried - bezorgd

Island - eiland

Claw - klauw

Jungle - oerwoud

Favourite - favoriet, lievelings

Mountain - berg

Dit wil je ook lezen:

Online oplichting

Feathers - veren

Fur - vacht

Adventure - avontuur

Gills - kieuwen

Adventurer - avonturier

Leaf - blad

Attempt - poging

Nut - noot

Bravely - dapper

Paw - poot

Charity - liefdadige organisatie

Rainforest - regenwoud

Cross - oversteken

Rough - ruw

Dangerous - gevaarlijk

Scales - schubben

Exploration - onderzoek

Seed - zaadje

Explorer - ontdekkingsreiziger

Tail - staart

Interesting - interessant(e)

Vegetable - groente

Journey - reis, tocht

Whiskers - snorharen

Prefer - de voorkeur geven aan

Ache - pijn doen

Species - soort

Ancient - eeuwenoud(e)

Stuff - troep, rommel

Bagipe - doedelzak

Supplies - benodigdheden

Breathtaking - adembenemend

Survive - overleven

Canoe - kanoën

Tribe - volks(stam)

Capture - gevangennemen

Volcano - vulkaan

Castle - kasteel

Countryside - platteland

Currency - munteenheid

Describe - beschrijven

Destination - bestemming

Flat - plat

Fight - vechten

Happen - gebeuren

Hero - held

Hilly - heuvelachtig

Hike - wandelen, trekken

Landmark - herkenningspunt

Rugged - ruig

Landscape - landschap

Rule - bestuur, heerschappij

Nowhere - nergens

Sail - zeilen

Scenery - landschap

Shore - oever

Surroundings - omgeving

Sightseeing - bezienswaardigheden bezoeken

Town - stad(je)

Dit wil je ook lezen:

Linda (27) werkt in de zorg: ‘Hier kun je het verschil maken’

Visitor - bezoeker