Indonesië hoofdstuk 1
Archipel
Eilandengroep.
Absolute ligging
De precieze ligging van een plaats, bijvoorbeeld in een coördinatenstelsel.
Relatieve ligging
Archipelkarakter
Het voorkomen van veel eilanden binnen één gebied.
Zeevaart
Vaart op en verkeer over de zee.
Bahasa Indonesia De officiële taal van Indonesië, die door het grootste deel van de bevolking in Indonesië wordt gesproken.
Lingua franca De taal die op grote schaal als voertaal wordt gebruikt door mensen met een verschillende moedertaal.
A-klimaten Klimaat volgens het klimaatsysteem van Köppen waarbij de gemiddelde temperatuur van de koudste maand boven de 18 graden ligt. Het Af-klimaat kent geen droge tijd en het Aw-klimaat wordt gekenmerkt door de droge periode in de winter.
Moessonklimaat
Tropisch klimaat met een duidelijke droog en nat seizoen.
Moesson
Land- of zeewind die ieder half jaar (ongeveer 180º) van richting verandert in (sub)tropische gebieden.
Delfstoffenrijkdom
De mate waarin gesteenten en mineralen die nuttig zijn voor de mens, in een gebied voorkomen en die economisch voordelig kunnen worden genomen.
Platentektoniek
Het proces van ontstaan, bewegen en verdwijnen van delen van de aardkorst, de zogenoemde platen.
Vulkanische verschijnselen
Alle verschijnselen die optreden bij vulkanen (en waarbij magma, gas en water uit de aardmantel aan de oppervlakte komen).
Sundaplaat
Miniplaat die onderdeel uitmaakt van de Euraziatische plaat.
Aardbeving
Schokkende of trillende bewegingen van een gedeelte van de aardkorst door de werking van onderaardse krachten.
Zeebeving
Aardbeving waarvan het epicentrum in de aardkorst onder de zee of oceaan ligt.
Tsunami
Hoge golf die ontstaat door de energie die vrijkomt bij een aardbeving, onderzeese verschuiving van de zeebodem of vulkaanuitbarsting.
Hoofdstuk 2
Bevolkingsdichtheid
Het gemiddeld aantal inwoners/km2 in een land of gebied.
Natuurlijke bevolkingsgroei Saldo van geboorte en sterft in een land in een jaar.
Sociale bevolkingsgroei
Saldo van vestiging en vertrek in een land of een gebied in een jaar.
Bevolkingsdiagram
Een grafische weergave van de opbouw van de bevolking naar leeftijd en geslacht op een bepaald moment.
Leeftijdsopbouw
De samenstelling van de bevolking naar leeftijd.
Demografische transitie
Overgang van hoge geboorte- en sterftecijfers via een overgangsperiode met een groot geboorteoverschot, naar lage geboorte- en sterftecijfers.
Migratie
Verplaatsing van personen met het doel zich permanent te vestigen in een andere gemeente.
Selectieve migratie
Migratie waarbij slechts een bepaalde groep betrokken is (bijvoorbeeld mensen van een bepaalde leeftijd, een bepaald geslacht of opleidingsniveau).
Etnische verschillen
Verschillen die bestaan tussen en binnen etnische groepen.
Taalkundige verschillen
Het gebruik van verschillende talen binnen één land.
Eenheidstaal
Taal die in een land als norm geldt (standaardtaal).
Religieuze verschillen
Het uitoefenen van verschillende religies binnen één land.
Culturele verschillen
Verschillen tussen volken wat betreft normen, waarden en tradities.
BNP/hoofd
Bruto Nationaal Product per persoon; de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten van een land verdeeld door het aantal inwoners.
BRP/hoofd
Bruto Regionaal Product per persoon; ‘’ van een regio gedeeld door het aantal inwoners.
Beroepsbevolking
Deel van de bevolking dat bij het arbeidsproces is ingeschakeld, plus de arbeidsreserve van werklozen.
Groene Revolutie
Check je samenvatting.
Importpakket
De samenstelling en omvang van alle ingevoerde van goederen, diensten en kapitaalstromen van een land.
Betalingsbalans
Een in geld uitgedrukt samenvattend overzicht van alle economische transacties van een land met het buitenland gedurende een bepaalde periode.
Handelsbalans
Het onderdeel van de betalingsbalans waarin de geldstromen in verband met het goederenverkeer met het buitenland staan weergegeven.
Urbanisatiegraad
Het percentage van de bevolking dat in steden woont.
Urbanisatietempo
De mate (meestal uitgedrukt in porcenten) waarin de stedelijke bevolking jaarlijks groeit.
Verstedelijking
Twee betekenissen:
Het verschijnsel dat de plattelandsbevolking naar de steden migreert.
De groei van stedelijk gebied en/of het aandeel van de stedelijke bevolking ten opzichte van de totale bevolking.
Overbevolking
Een zodanige omvang van de bevolking dat de leefbaarheid in het geding is en/of het gebied niet in staat is om de bevolking voldoende werkgelegenheid, huisvesting en voorziening te verschaffen.
Transmigratie
Door de overheid afgedwongen migratiestroom in Indonesië van gezinnen uit dichtbevolkte eilanden naar dunbevolkte eilanden met als doel de dichtbevolkte gebieden te ontlasten en de dunbevolkte gebieden te laten bevolken.
Bevolkingsdruk
De mate waarin de bevolkingsomvang een aanslag doet op de natuurlijke hulpbronnen, de leefbaarheid en de beschikbare ruimte van een gebied.
Javanisering
Het proces waarbij de eilanden buiten Java steeds meer Javaanse cultuurelementen en politieke ideeën (gedwongen) overnemen.
Primate city
De aanduiding van de grootste stad in een land indien deze in alle opzichten (economisch, politiek, cultureel) alle andere steden in de schaduw stelt.
Stedelijke hiërarchie
Rangorde van steden. Die rangorde kan bijvoorbeeld worden bepaald door de omvang van de economische activiteiten of de omvang van het verzorgingsgebied van steden.
Stedelijk netwerk
Het geheel van steden en hun onderlinge sociale, economische en/of politieke relaties.
Verstedelijkingsbeleid De maatregelen van de nationale overheid om de omvang, de richting en de snelheid van de verstedelijking te beïnvloeden.
Hoofdstuk 3
Primaire sector
De beroepssector die zich bezighoudt met het onttrekken van producten aan de natuur. Hiertoe worden de akkerbouw, veeteelt, tuinbouw, bosbouw, jacht en visserij gerekend.
Bosbouw
Het beheer van bos dat gericht is op de houtproductie.
Exportvalorisatie
De industriële bewerking van een ruwe grondstof of een halfproduct voor de uitvoer.
Mijnbouw
De economische activiteit die is gericht op het onttrekken van delfstoffen aan de aardkorst ten behoeve van verdere verwerking.
Plantagelandbouw
Een vorm van akkerbouw waarbij de grond gebruikt wordt voor de teelt van commerciële producten die bestemd zijn voor de (wereld)handel, zoals rubber, palmolie, kokosnoten, peper, tabak, rietsuiker, kruidnagelen enzovoort.
De begrippenlijst gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden