Arm en rijk begrippen
Hoofdstuk 3
Analfabetisme
De mate waarin ongeletterdheid in een samenleving voorkomt.
Arbeidsmigratie
De verhuizing van mensen als gevolg van het zoeken naar werk.
Beroepsbevolking
Personen van 15 t/m 64 jaar die ten minste twaalf uur per week werken.
Bevolkingsdichtheid
Het (gemiddelde) aantal inwoners per vierkante kilometer.
Bevolkingsgroei
De getalsmatige toename of afname van een groep mensen als resultaat van geboorte en sterfte (natuurlijke groei) en vestiging en vertrek (sociale groei).
Bevolkingsspreiding
De wijze waarop de bevolking is verdeeld over de geografische ruimte.
BRIC-landen
De (semiperifere) opkomende landen Brazilië, Rusland, India en China.
Bruto Nationaal Product/Inkomen
Alles wat – in geldwaarde uitgedrukt – in een jaar door de staatsburgers van een land wordt geproduceerd of verdiend.
Centrum
Begrip uit het centrum-periferiemodel: gebied waar de economische en politieke macht is geconcentreerd.
Dekolonisatie
Het politiek onafhankelijk worden van een voormalige kolonie.
Demografische druk
De mate waarin de productieve leeftijdsgroepen de niet-productieve leeftijdsgroepen moeten onderhouden.
Demografische transitie
Model dat de overgang van een hoog niveau naar een laag niveau van natuurlijk bevolkingsgroei en de tussenliggende sterke toename van de bevolkings-omvang weergeeft en verklaart.
Exploitatiekolonie
Een buitenlands gebied dat door een bepaalde mogendheid bezet wordt gehouden om te dienen als leverancier van goedkope grondstoffen en arbeidskrachten.
Globalisering/mondialisering
Het steeds verdergaande proces van internationale uitwisseling van goederen, kennis en kapitaal.
Global shift
Wereldwijde verschuiving in productie, handel en vervoer.
Godsdienst/religie
Een levensbeschouwing die uitgaat van het bestaan van een of meer goden.
Grijze druk
De verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar of ouder en het aantal personen in de zogenaamde ‘productieve leeftijdsgroep’ van 20 t/m 64 jaar.
Groene druk
De verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 19 jaar en het aantal personen in de zogenaamde ‘productieve leeftijdsgroep’ van 20 t/m 64 jaar.
Kolonialisme
Het verschijnsel dat een land (dat vaak rijk en machtig is) een ander land in bezit neemt en dit land dan als een deel van zichzelf gaat beschouwen met als doel het verwerven van grondstoffen en een afzetmarkt.
Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die een bevolking kan verkrijgen voor een gegeven hoeveelheid geld.
Leeftijdsopbouw
De getalsmatige samenstelling van de bevolking naar leeftijd en geslacht.
Nationaal inkomen
Totaaltelling van alle inkomens die in een jaar in een land worden verdiend.
Periferie
Begrip uit het centrum-periferiemodel: randgebied dat buiten het centrum van macht en invloed ligt, maar daarvan wel afhankelijk is.
Regionale ongelijkheid
Situatie dat gebieden binnen een land zo sterk van elkaar verschillen op sociaaleconomisch terrein, dat deze verschillen als een maatschappelijk probleem worden ervaren.
Semiperiferie
Begrip uit het centrum-periferiemodel. Gebied dat een tussenpositie inneemt tussen centrum en periferie en onderworpen is aan het centrum, maar macht uitoefent over een deel van de periferie.
Sociale ongelijkheid
Situatie dat de verschillen op sociaaleconomisch terrein tussen de bevolkingsgroepen binnen een land, gebied of plaats zo groot zijn, dat deze verschillen als een maatschappelijk probleem worden ervaren.
Taal
Cultuurelement dat een belangrijk middel is in de overdracht van informatie, gevoelens en ideeën.
Vestigingskolonie
Een buitenlands gebied dat door een vreemde mogendheid bezet wordt gehouden om daar een deel van de eigen bevolking te laten wonen.
Vrijhandel
Handel tussen landen die volledig plaatsvindt volgens de wetten van vraag en aanbod. Het tegenovergestelde van vrijhandel is protectionisme.
Wereldsysteem
Indeling van de wereld volgens een bepaald model, zoals het centrum-periferiemodel, om de economische en politieke machtsverhoudingen uit te drukken.
Hoofdstuk 4
Agglomeratievoordelen
De voordelen van bedrijfs-vestiging in een grote stad in de vorm van de aanwezigheid van een grote en koopkrachtige afzetmarkt, een omvangrijke en geschoolde arbeidsmarkt, toeleveringsbedrijven en goede infrastructuur.
Amerikanisering
Het verschijnsel dat men op steeds meer plaatsen in de wereld uitingen van de Noord-Amerikaanse cultuur aantreft.
Communicatietechnologie
Moderne digitale technieken die een snelle, goedkope en overal toegankelijke uitwisseling van berichten mogelijk maken.
Culturele globalisering
Het steeds verdergaande proces van internationale uitwisseling van ideeën, informatie, waarden en normen, gewoontes en gebruiken.
Cultuurgebied
Een gebied dat wordt gekenmerkt door een groot aantal min of meer gemeen-schappelijke cultuurelementen.
De-industrialisatie
Afname van productie en werkgelegenheid in de industriële sector.
Diffusie
De verspreiding en vermenging van vernieuwingen of ideeën over landen en/of bevolkings-groepen.
Economische globalisering/mondialisering
Het steeds verdergaande proces van internationale uitwisseling van goederen, technologie en kapitaal.
Identiteit
Het eigene van een persoon, groep of gebied.
Industrialisatie
Periode in de geschiedenis waarin een samenleving voor zijn inkomen steeds sterker afhankelijk wordt van industrie.
Lingua franca
De taal die op grote schaal als gemeenschappelijk communicatiemiddel wordt gebruikt tussen mensen met een verschillende moedertaal.
Metropool/wereldstad
Een miljoenenstad die als internationaal beslissingscentrum belangrijke economische, politieke, wetenschappelijk en culturele functies vervult en die knooppunt is in de netwerk-samenleving.
De begrippenlijst gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden