Antwoorden deel 2 havo/vwo (tekstboek en werkboek)
Hoofdstuk 12 - Zouten
Gecursiveerde tekst is een toelichting op het antwoord.
Tekstboek
12.1 Wat is een zout?
1 Doordat een zoutoplossing geladen deeltjes bevat die kunnen bewegen.
2 Een ion is een positief of negatief geladen deeltje.
3 Een ionbinding is een binding tussen een positief ion en een negatief ion.
4 a Een zout is een stof die is opgebouwd uit positieve ionen en negatieve ionen.
b Ammoniumchloride (salmiak), calciumsulfaat (gips), natriumcarbonaat (soda).
5 a 1 Een zout geleidt een elektrische stroom niet.
2 Een zoutoplossing geleidt een elektrische stroom wel.
3 Een zout heeft een hoog smeltpunt.
b De kleur.
12.2 Ionen
6 Doordat een atoom evenveel positieve protonen als negatieve elektronen bevat.
7 Doordat een ion een ongelijk aantal protonen en elektronen bevat.
8 Valentie van een ion.
9 Enkelvoudige ionen.
10 Positieve lading.
11 Met een Romeins cijfer.
12 a Samengesteld ion.
b NO nitraat
OH hydroxide
CO carbonaat
SO sulfaat
PO fosfaat
NH ammonium
12.3 Formules en namen van zouten
13 a Formule van de ionen: K+ O2B
Verhouding van de ionen: 2 1
Formule van het zout: K2O
b Formule van de ionen: Cr3+ NO
Verhouding van de ionen: 1 3
Formule van het zout: Cr(NO3)3
c Formule van de ionen: NH SO
Verhouding van de ionen: 2 1
Formule van het zout: (NH4)2SO4
14 a Bariumbromide
Het zout BaBr2 is opgebouwd uit bariumionen en broomionen. Het is dus een zout.
De naam van BaBr2 is dus bariumbromide.
b IJzer(II)sulfaat
Het zout FeSO4 is opgebouwd uit ijzer(II)-ionen en sulfaationen. Het is dus een zout.
De naam van FeSO4 is dus ijzer(II)sulfaat.
c Magnesiumfosfaat
Het zout Mg3(PO4)2 is opgebouwd uit magnesiumionen en fosfaationen. Het is dus een zout.
De naam van Mg3(PO4)2 is dus magnesiumfosfaat.
15 a Difosfortrioxide
P2O3 is opgebouwd uit niet-metalen. Het is dus een moleculaire stof.
De naam van P2O3 is difosfortrioxide.
b Aluminiumoxide
Al2O3 is opgebouwd uit metaalionen en niet-metaalionen. Het is dus een zout.
De naam van Al2O3 is aluminiumoxide.
c IJzer(III)oxide
Fe2O3 is opgebouwd uit metaalionen en niet-metaalionen. Het is dus een zout.
De naam van Fe2O3 is ijzer(III)oxide.
16 1 De formule van het zout is Na2SO3.
2 De verhouding waarin de ionen in het zout voorkomen is 2:1.
3 Twee natriumionen hebben een lading van 2+.
4 Het zout is neutraal dus één sulfietion heeft een lading van 2B.
17 a 1 De formule van het zout is CrO3.
2 De verhouding waarin de ionen in het zout voorkomen is 1:3.
3 Drie zuurstofionen hebben een lading van 3 2 = 6B.
4 Het zout is neutraal dus één chroomion heeft een lading van 6+.
b Je moet in de naam een Romeins cijfer gebruiken, want een chroomion heeft in het ene zout een andere lading dan in het andere zout. De naam van Cr6+ is dus Cr(VI)-ion.
De naam van CrO3 is chroom(VI)oxide.
18 a 1 Gallium staat in dezelfde groep als aluminium.
2 De lading van een galliumion is gelijk aan de lading van een aluminiumion: 3+.
3 De formule van een galliumion is Ga3+.
4 De formule van een fluorion is FB.
5 De formule van galliumfluoride kun je nu als volgt vinden:
1 Ga3+ FB
2 1 3
3 GaF3
b 1 Strontium staat in dezelfde groep als magnesium
2 De lading van een strontiumion is gelijk aan de lading van een magnesiumion: 2+.
3 De formule van een strontiumion is Sr2+.
4 De formule van een nitraation is NO
5 De formule van strontiumnitraat kun je nu als volgt vinden:
1 Sr2+ NO
2 1 2
3 Sr(NO3)2
c 1 Rubidium staat in dezelfde groep als natrium.
2 De lading van een rubidiumion is gelijk aan de lading van een natriumion: 1+.
3 De formule van een rubidiumion is Rb+.
4 De formule van een sulfaation is SO
5 De formule van rubidiumsulfaat kun je nu als volgt vinden:
1 Rb+ SO
2 2 1
3 Rb2SO4
12.4 Zouten en water
19 a Mg2+ (aq) + 2 IB (aq)
b 2 Fe3+ (aq) + 3 SO (aq)
c 3 K+ (aq) + PO (aq)
d CO2 (aq)
Koolstofdioxide is een moleculaire stof.
20 a Natronloog
b Kalkwater
21 Beginstoffen K2O (s)
H2O (l)
Reactieproduct K+ (aq) + OHB (aq)
Reactievergelijking K2O (s) + H2O 2 K+ (aq) + 2 OHB (aq)
22 Beginstoffen Cu2+ (aq) + SO (aq)
Ba2+ (aq) + 2 ClB (aq)
Reactieproduct BaSO4 (s)
Reactievergelijking Ba2+ (aq) + SO (aq) BaSO4 (s)
Werkboek
Voorkennis
$ Een elektrische stroom.
$ Een geleider is een stof die een elektrische stroom goed doorlaat.
$ Metalen en niet-metalen.
$ 1 Vast (s)
2 Vloeibaar (l)
3 Gas (g)
4 Opgelost (aq)
$
deeltje
proton
neutron
elektron
lading
1+
1B
0
plaats in het atoom
kern
kern
elektronenwolk
12.1B
1 a $ Keukenzout als grondstof voor het maken van chloor door middel van elektrolyse.
$ Keukenzoutoplossing in een infuus (fysiologisch zout).
$ Keukenzout als smaakversterker (patat, ei).
$ Keukenzout als conserveringsmiddel (haring).
$ Keukenzout als strooimiddel om wegen minder glad te maken.
b 1 Uit zeewater. Het zout wordt gewonnen door indampen.
2 Uit de grond (steenzout). Het zout wordt gewonnen door het zout op te lossen en vervolgens in te dampen.
2 a De oplosbaarheid (in gram per liter) is de grootste massa (in gram) die kan worden opgelost in 1 liter water.
b Na verloop van tijd ziet Erik dat er een vaste stof in de oplossing ontstaat.
3 a A
b B
4
zout
moleculaire stof
1, 3, 4, 7
2, 5, 6
5
stof
ja
nee
gips
x
suikeroplossing
x
koper
x
salmiakoplossing
x
chroom
x
6 B
In opgelost keukenzout kunnen de ionen vrij bewegen en in vast keukenzout kan dit niet. In vast keukenzout is de aantrekkingskracht tussen de ionen dus groter. Marjolein heeft dus gelijk.
Als suiker oplost laten de moleculen elkaar los, de atomen in het molecuul blijven bij elkaar. Bij oplossen verandert de aantrekkingskracht tussen de atomen dus niet. Corina heeft dus geen gelijk.
12.2B
7 Een positief enkelvoudig ion ontstaat als een atoom elektronen afstaat. Het aantal protonen is dan groter dan het aantal elektronen.
8 a O2B
b Al3+
c BrB
d Fe2+
9 a 13 protonen
De lading is 3+. Dit betekent dat het aantal protonen 3 meer is dan het aantal elektronen. Er zijn 10 elektronen, dus er zijn 13 protonen.
b 13 elektronen
In een atoom is het aantal elektronen gelijk aan het aantal protonen. Het aantal protonen is 13, dus het aantal elektronen is ook 13.
c Aluminiumion
Het atoomnummer is het aantal protonen in de kern. Het aantal protonen is 13. Het is dus een ion van aluminium.
10 a Mg2+
b S2B
c Zn2+
d IB
11 C
Een ion met meer protonen dan elektronen is een positief ion. Dit kan een enkelvoudig of een samengesteld ion zijn.
12 Het verschil tussen een K-atoom en een K+-ion is één elektron. De massa van de elektronen mag je verwaarlozen. De massa van een K-atoom en de massa van een K+-ion is dus hetzelfde. Nadine heeft gelijk.
13 a 1B
Het aantal elektronen is één groter dan het aantal protonen.
b 19 u
De massa van een proton is 1 u en de massa van een neutron is 1 u. Het aantal protonen en het aantal neutronen samen is dus 19. Dan is de massa 19 u.
c FB
Het atoomnummer is het aantal protonen in de kern. Het aantal protonen is 9, dus het atoomnummer is 9. Dit is het atoomnummer van fluor.
d Fluorion
14
naam
formule
enkelvoudig ion
samengesteld ion
barium
Ba2+
x
ammonium
NH
x
tin(II)
Sn2+
x
sulfide
S2B
x
ijzer(II)
Fe2+
x
fosfaat
PO
x
15 a In een atoom zitten positief geladen deeltjes en negatief geladen deeltjes. De totale positieve lading is gelijk aan de totale negatieve lading. Hierom is een atoom neutraal.
b Een moleculaire stof is opgebouwd uit moleculen. Een molecuul is opgebouwd uit atomen. Atomen zijn neutraal dus moleculen zijn neutraal. Een moleculaire stof is dus ook neutraal.
c Een zout is opgebouwd uit positieve ionen en negatieve ionen. De totale positieve lading is gelijk aan de totale negatieve lading. Hierom is een zout neutraal.
16 Na+, K+, Ca2+, Mg2+, ClB, SO , NO
17 a Chroom(III)-ion
b Chroom(VI)-ion
12.3B
18
naam
formule
magnesiumjodide
MgI2
ammoniumbromide
NH4Br
calciumfosfaat
Ca3(PO4)2
zinksulfaat
ZnSO4
ijzer(III)fosfaat
Fe2(SO4)3
natriumfosfaat
Na3P
loodnitraat
Pb(NO3)2
bariumsulfide
BaS
ijzer(II)sulfaat
FeSO4
aluminiumoxide
Al2O3
19 a Kaa-twee-es-oo-vier
b Aa-el-twee-cee-oo-drie-driemaal
c En-haa-vier-driemaal-pee-oo-vier
d 1 Kaliumsulfaat
2 Aluminiumcarbonaat
3 Ammoniumfosfaat
20 B
Achter het calciumion staat geen index. Dit betekent dat de index 1 is. Achter het stearaation staat de index 2. De verhouding tussen calciumionen en stearaationen is dus 1:2
21
naam
atoombindingen
ionbindingen
formule
kaliumbromide
x
KBr
fosfortrichloride
x
PCl3
water
x
H2O
zinkoxide
x
HnO
22 a
b NaCl
c Er komen ionen van natrium, kalium en magnesium in Sagasalt voor en niet de metalen natrium, kalium en magnesium.
d 1 Sagasalt bevat naast kalium ook veel magnesium.
2 De andere natriumarme zoutsoorten worden in de fabriek gemaakt.
3 Sagasalt komt in de natuur voor. Hierdoor komen er andere stoffen in voor die ook voor bloeddrukverlaging kunnen zorgen.
e Natriumchloride (NaCl), kaliumchloride (KCl) en magnesiumchloride (MgCl2).
23 a Een zout.
b NaF
c Er zit geen fluor in, maar een verbinding van fluor.
d Uit de formules volgt:
23,0 + 19,0 = 42,0 mg NaF komt overeen met 19,0 mg FB.
Dan geldt: mg NaF komt overeen met mg FB.
Dus: 0,55 mg NaF komt overeen met FB.
Het etiket klopt dus.
24 abc
formule
naam
moleculaire stof
zout
wel een oxide
geen oxide
Mg(OH)2
magnesiumhydroxide
x
x
CO2
koolstofdioxide
x
x
SnBr2
tinbromide
x
x
P2O3
difosfortrioxide
x
x
Al2O3
aluminiumoxide
x
x
Fe2O3
ijzer(III)oxide
x
x
NH3
ammoniak
x
x
NH4NO3
ammoniumnitraat
x
x
NO
stikstofmonooxide
x
x
C2H6O
alcohol
x
x
25 a
b Dan weet je waar de lego-onderdelen zitten en kun je ze eventueel verwijderen.
c Radiopaak materiaal is materiaal dat röntgenstralen absorbeert.
d BaSO4
e Een zout.
f 1 Het plastic wordt bros en kan dan eerder afbrokkelen.
2 Bariumsulfaat kan giftige bariumionen afgeven.
26 a 1 De formule van greenokiet is CdS.
2 De verhouding waarin de ionen in het zout voorkomen is 1:1.
3 Eén zwavelion heeft een lading van 2B.
4 Het zout is neutraal dus één cadmiumion heeft een lading van 2+.
b Cadmiumsulfide
c Cadmiumcarbonaat
27 De naam van HgCl is kwik(I)chloride.
De naam van HgCl2 is kwik(II)chloride.
Er bestaan twee kwikchloriden dus in de naam van HgCl en in de naam van HgCl2 moet met een Romeins cijfer worden aangegeven om welke kwikionen het gaat:
1 De formule is HgCl.
2 De verhouding waarin de ionen in het zout voorkomen is 1:1.
3 Eén chloorion heeft een lading van 1B.
4 Het zout is neutraal dus één kwikion heeft een lading van 1+.
5 Er bestaan twee kwikchloriden dus in de naam van HgCl moet met een I tussen haakjes worden aangegeven dat het om kwik(I)ionen gaat.
6 De naam van HgCl is dus kwik(I)chloride.
1 De formule is HgCl2.
2 De verhouding waarin de ionen in het zout voorkomen is 1:2.
3 Twee chloorionen hebben samen een lading van 2B.
4 Het zout is neutraal dus één kwikion heeft een lading van 2+.
5 Er bestaan twee kwikchloriden dus in de naam van HgCl2 moet met een II tussen haakjes worden aangegeven dat het om kwik(II)ionen gaat.
6 De naam van HgCl2 is dus kwik(II)chloride.
28 a In groep 2.
Het atoomnummer is het aantal protonen in de kern. Het aantal protonen is 12, dus het atoomnummer is 12. Het is dus een ion van magnesium. Magnesium staat in groep 2 van het Periodiek Systeem.
b Magnesium staat in periode 3.
c Naam: magnesiumion.
Formule: Mg2+.
Het ion heeft 2 elektronen minder dan protonen.
29 a In groep 17.
Het atoomnummer is het aantal protonen in de kern. Het aantal protonen is 53, dus het atoomnummer is 53. Het is dus een ion van jodium. Jodium staat in groep 17 van het Periodiek Systeem.
b Jodium staat in periode 5.
c Naam: jodiumion.
Formule: IB.
Het ion heeft één elektron meer dan protonen.
30 a 1 Cesium (Cs) staat in dezelfde groep als natrium.
2 De lading van een cesiumion is gelijk aan de lading van een natriumion: 1+
3 De formule van een cesiumion is Cs+.
4 De formule van een chloorion is ClB.
5 De formule van cesiumchloride kun je nu als volgt afleiden:
Cs+ ClB
1 1
CsCl
b 1 Gallium (Ga) staat in dezelfde groep als aluminium.
2 De lading van een galliumion is gelijk aan de lading van een aluminiumion: 3+.
3 De formule van een galliumion is Ga3+.
4 De formule van een nitraation is NO
5 De formule van galliumnitraat kun je nu als volgt afleiden:
Ga3+ NO
1 3
Ga(NO3)3
c 1 Radium (Ra) staat in dezelfde groep als magnesium.
2 De lading van een radiumion is gelijk aan de lading van een magnesiumion: 2+.
3 De formule van een radiumion is Ra2+.
4 De formule van een sulfaation is SO
5 De formule van radiumsulfaat kun je nu als volgt afleiden:
Ra2+ SO
1 1
RaSO4
d 1 Seleen (Se) staat in dezelfde groep als zuurstof.
2 De lading van een seleenion is gelijk aan de lading van een zuurstofion: 2B.
3 De formule van een seleenion is Se2B.
4 Boor (B) staat in dezelfde groep als aluminium.
5 De lading van een boorion is gelijk aan de lading van een aluminiumion: 3+.
6 De formule van een boorion is B3+.
7 De formule van boorselenide kun je nu als volgt afleiden:
B3+ Se2B
2 3
B2Se3
31 HCO
1 De formule is Ca(HCO3)2
2 De verhouding waarin de ionen in het zout voorkomen is 1:2.
3 Eén calciumion heeft een lading van 2+.
4 Het zout is neutraal dus één waterstofcarbonaation heeft een lading van 1B.
5 De formule van een waterstofcarbonaation is HCO .
32 C
1 De formule is KMnO4.
2 De verhouding waarin de ionen in het zout voorkomen is 1:1.
3 Eén kaliumion heeft een lading van 1+.
4 Het zout is neutraal dus één permanganaation heeft een lading van 1B.
5 De formule van een permanganaation is MnO .
33 a De verhouding waarin de ionen in een aluin voorkomen is:
positief ion 1 : positief ion 2 : sulfaation = 1 : 1 : 2.
De formule van kaliumaluminiumsulfaat kun je als volgt afleiden:
K+ Al3+ SO
1 1 2
KAl(SO4)2
b De verhouding waarin de ionen in een aluin voorkomen is:
positief ion 1 : positief ion 2 : sulfaation = 1 : 1 : 2.
De formule van ammoniumaluminiumsulfaat kun je als volgt afleiden:
NH Al3+ SO
1 1 2
NH4Al(SO4)2
12.4B
34 a Beginstoffen BaO (s)
H2O (l)
Reactieproduct Ba2+ (aq) + 2 OHB (aq)
Reactievergelijking BaO (s) + H2O (l) Ba2+ (aq) + 2 OHB (aq)
b Ze ziet dat er een neerslag wordt gevormd.
c Beginstoffen Ba2+ (aq) + 2 OHB (aq)
2 Na+ (aq) + SO (aq)
Reactieproduct BaSO4 (s)
Reactievergelijking Ba2+ (aq) + SO (aq) BaSO4 (s)
d BaSO4
e Na+ (aq) + OHB (aq)
f Natronloog
35 C
IJzer(II)nitraat en magnesiumchloride zijn beide goed oplosbaar. Boy heeft dus ongelijk.
IJzer(II)nitraat is goed oplosbaar, maar loodchloride is slecht oplosbaar. Wietse heeft dus gelijk.
36 D
De formule van zinkbromide is ZnBr2. Zinkbromide is een goed oplosbaar zout. In een oplossing van een zout bewegen alle ionen vrij tussen de watermoleculen.
37 A
De formule van alcohol is C2H6O. Alcohol is een moleculaire stof. In een moleculaire oplossing bewegen de moleculen vrij in de oplossing. De moleculen blijven intact.
38 Na+, K+, NH , NO .
39 a Beginstoffen Pb2+ (aq) + 2 NO (aq)
Mg2+ (aq) + 2 BrB (aq)
Reactieproduct PbBr2 (s)
Reactievergelijking Pb2+ (aq) + 2 BrB (aq) PbBr2 (s)
b PbBr2
c Mg2+, NO , BrB
Mg2+-ionen en NO -ionen zitten in het filtraat omdat ze niet reageren. In het filtraat zitten ook BrB-ionen, want magnesiumbromide is in overmaat.
d D
In het filtraat zitten Mg2+-ionen, NO -ionen en BrB-ionen. Bij indampen ontstaan dus magnesiumnitraat en magnesiumbromide.
40 1 Natriumchloride
2 Kaliumbromide
3 Magnesiumjodide
4 Zinksulfaat
5 Kopernitraat
41 De volgende ionen reageren met elkaar:
Koperionen met carbonaationen: Cu2+ (aq) + CO (aq) CuCO3 (s)
Zilverionen met chloorionen: Ag+ (aq) + ClB (aq) AgCl (s)
Zilverionen met carbonaationen: 2 Ag+ (aq) + CO (aq) Ag2CO3 (s)
42 Calciumcarbonaat is een slecht oplosbare stof. Dit betekent dat er bijna niets oplost. Er zijn dus wel calciumionen en carbonaationen in het water aanwezig, maar heel weinig. Martin heeft dus geen gelijk.
43
slecht oplosbaar zout
formule
zoutoplossing 1
zoutoplossing 2
zilverbromide
AgBr
Ag+ (aq) + NO (aq)
Na+ (aq) + BrB (aq)
magnesiumhydroxide
Mg(OH)2
Mg2+ (aq) + 2 ClB (aq)
K+ (aq) + OHB (aq)
ijzer(II)carbonaat
FeCO3
Fe2+ (aq) + SO (aq)
2 Na+ (aq) + CO (aq)
zinkfosfaat
Zn3(PO4)2
Zn2+ (aq) + 2 BrB (aq)
3 K+ + PO (aq)
44 a Zilvernitraat en natriumchloride.
Het ene zout moet zilverionen bevatten en het andere zout chloorionen. Het negatieve ion van het zilverzout mag niet reageren met het positieve ion van de chloride.
b Beginstoffen Ag+ (aq) + NO (aq)
Na+ (aq) + ClB (aq)
Reactieproduct AgCl (s)
Reactievergelijking Ag+ (aq) + ClB (aq) AgCl (s)
c Filtreren
d Het witte zilverchloride wordt zwart.
e Fotolyse
45 Naam: bariumnitraat.
Formule: Ba(NO3)2.
46 Bariumsulfaat is een slecht oplosbaar zout. Er zijn dan nauwelijks opgeloste Ba2+-ionen om bariumcarbonaat te vormen.
Zoekpuzzel
Woord: Aluminiumoxide
REACTIES
1 seconde geleden