Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Bewegen en gezondheid

Beoordeling 10
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 5e klas vwo | 2520 woorden
  • 1 april 2019
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 10
1 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

 

BEWEGEN & GEZONDHEID 

  • Geef aan welke energieleveringssystemen (verbrandingssystemen)  ons lichaam kent.

 

  1. ATP-CP systeem / fosfatensysteem
    2. Het Anaerobe systeem / melkzuursysteem
    3. Het Aerobe systeem

 

  • Beschrijf  duidelijk hoe ze werken en wanneer ze worden aangesproken.

 

  1. Het ATP-CP/fosfatensysteem[1]

 

Hoe het systeem werkt

Dit systeem is de gemakkelijkste en snelste manier om ATP te genereren en dit gebeurt in afwezigheid van zuurstof (anaeroob).

CP staat voor Creatinefosfaat (Engels: “creatine phosphate”) dat is opgeslagen in de skeletspieren. Creatinefosfaat zorgt ervoor dat ATP aangemaakt kan worden.

Wanneer wordt dit systeem aangesproken

Dit energiesysteem is vooral actief tijdens erg intensieve vormen van trainen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan korte sprintactiviteiten (100m), powerlifting, maar ook aan hoog- en verspringen.

 

Via deze manier kan slechts 10 tot 15 seconden energie worden geleverd aan alle spieren, waarna uitputting plaatsvindt.

 

  1. Het Anaerobe systeem/melkzuursysteem

 

Hoe het systeem werkt

Via dit systeem wordt ATP geproduceerd door middel van het afbreken van glucose in afwezigheid van zuurstof. Voordat glucose of glycogeen (opgeslagen vorm van glucose in spier en levercellen) energie kunnen leveren, moeten ze eerst worden afgebroken tot glucose-6 fosfaat. Het eindproduct van deze reactie is melkzuur.

 

Wanneer wordt dit systeem aangesproken

Dit systeem is in staat om meer energie te leveren dan het fosfatensysteem (ATP-CP systeem), maar is nog steeds gelimiteerd op 30-50 seconden aan energie.

 

De typische 8-12 herhalingen waar veel mensen tijdens krachttraining voor kiezen, maakt vooral gebruik van dit energiesysteem. Een ander voorbeeld is een 400m sprint.

 

  1. Het Aerobe systeem

 

Hoe het systeem werkt
Het Aerobe systeem is, zoals de naam al beschrijft, het enige systeem dat afhankelijk is van zuurstof (aeroob). ATP wordt op deze manier langzamer geproduceerd dan bij de overige twee systemen (Het fosfatensysteem zoals uiteengezet onder 1. en het melkzuursysteem zoals uiteengezet onder 2.) maar kan wel de meeste energie leveren.

Het Aerobe systeem bestaat uit drie verschillende zuurstofsystemen:

  1. Aerobe glycolyse
    2. De Krebscyclus / citroenzuurcycles
    3. Oxidatieve fosforylering (oxfos) of elektronentransportketen

Het Aerobe systeem gebruikt zowel:

  • Glucose;
  • Glycogeen;
  • En vet als brandstof om ATP te genereren in de Mitochondriën (“energiecentrale”) van spiercellen. (zie afbeelding)

 

Gebruik van Glucose en Glycogeen om ATP te genereren

In het Anaerobe energiesysteem worden glucose en glycogeen afgebroken  in afwezigheid van zuurstof, het eindproduct van die reactie is melkzuur (lactic acid).

 

In het Aerobe energiesysteem is het proces hetzelfde, alleen is er wel zuurstof aanwezig, wat leidt tot een ander eindproduct genaamd pyrodruivenzuur (pyruvic acid).

Krebscyclus

Dit eindproduct (pyrodruivenzuur) is belangrijk voor het tweede proces van het aerobe systeem genaamd de Krebscyclus. Pyrodruivenzuur wordt omgezet tot het molecuul acetyl coenzyme A.

De complete oxidatie (verbranding m.b.v. zuurstof) van dit molecuul produceert twee eenheden ATP met de bijproducten kooldioxide en waterstof. Deze waterstofionen verbinden zich weer met andere enzymen en uiteindelijk leveren die energie voor de elektronentransportketen.

De complete stofwisseling van 1 glucose molecuul kan op deze manier ongeveer tussen de 35 en 40 ATP genereren. Oftewel 18 keer meer dan via het Anaerobe systeem.

 

Vet als brandstof voor ATP vorming

Vet kan ook worden verbrand met de aanwezigheid van zuurstof. Triglyceriden moeten eerst worden omgezet in vrije vetzuren. Deze worden dan omgezet in acyl-Coa moleculen die op hun beurt de Krebscyclus ingaan. Vet kan op deze manier wel 129 ATP moleculen produceren en dat is meer dan bij koolhydraten. Aan de andere kant heeft het verbranden van vet meer zuurstof nodig om ATP te genereren. Hierdoor is de energielevering uit vetten minder efficiënt waardoor koolhydraten  de favoriete en aangewezen brandstof voor de productie van ATP blijven. 

Het Aerobe systeem is  niet snel in het produceren van ATP, maar heeft wel de capaciteit om energie te produceren voor een veel langere periode. Er kan namelijk een grotere vetvoorraad aangelegd kan worden dan glycogeen uit koolhydraten dat slechts energie voor 30 tot 40 minuten aan  maximale inspanning kan leveren. Een “overschot” aan koolhydraten wordt dan ook met behulp van insuline omgezet in lichaamsvet als reserve brandstof. 

Eiwitten en de aminozuren waaruit deze zijn opgebouwd genieten niet de voorkeur als energieleverancier gezien voor het lichaam. Toch zijn er soms situaties waarin aminozuren wel worden gebruikt om te helpen in de energieproductie.

Vooral wanneer er sprake is van een negatieve energiebalans. Dit betekent dat je minder calorieën consumeert (voeding) dan dat je verbruikt (stofwisseling, beweging etc.), wat resulteert in gewichtsverlies.

Bij een proces genaamd “gluconeogenese” wordt glucose uit niet koolhydraten, maar andere bronnen gemaakt zoals aminozuren, glycerol (vetten) en pyrodruivenzuur. Aminozuren uit de voeding kunnen worden gebruikt, maar bij onvoldoende voedsel kan het ook worden afgebroken uit het spierweefsel. Dit betekent dan ook dat spiermassa afneemt. Deze situatie komt helaas nog wel eens voor wanneer men gebruik maakt van strenge diëten. Deze zorgen namelijk voor een grote negatieve energiebalans. Hierin ligt dan ook de grootste uitdaging voor bodybuilders die én veel spiermassa willen hebben én een laag vetpercentage. Ze hebben aan de ene kant een calorieoverschot nodig om in spiermassa aan te komen (“bulkfase“) en vervolgens een calorietekort om hun vetpercentage te verlagen, waarbij ze proberen zo min mogelijk spiermassa kwijt te raken (“cutfase“). Vandaar het relatief hoge aandeel aan proteïne in het dieet van bodybuilders om ervoor te zorgen dat het lichaam continu over genoeg aminozuren geschikt om spiergroei te stimuleren en spierafbraak te beperken.

De antwoorden gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Wanneer wordt dit systeem aangesproken
Het Aerobe systeem is vooral actief bij lange inspanningen met een gematigde intensiteit. Joggen, fietsen, wandelen, baantjes trekken etc. Teamsporten zoals voetbal, hockey en basketbal vallen hier echter ook onder.

 

  • Geef de kenmerken van een duurtraining en maak duidelijk welk systeem hiervoor wordt aangesproken.

 

De kenmerken van een duurtraining zijn[2]

  • Langere tijd trainen (60 minuten of meer)
  • Relatief lage constante intensiteit
  • Zodat het lang vol te houden is
  • Voorbeelden zijn lange fietstocht (40 kilometer), een paar uur mountainbiken, een halve marathon lopen

 

Het energieleversysteem dat hiervoor wordt aangesproken is het Aerobe systeem zoals uiteengezet onder de tweede bullet bij 3.

 

  • Iemand wil zich gaan voorbereiden op de 10 km loop.

Maak duidelijk wat voor hem een goede trainingsmethode zou kunnen zijn. Licht dit toe door een link te leggen naar het aangesproken energiesysteem. Denk ook aan de frequentie van herhalingen en de intensiteit van de trainingsloop.

 

 

 

De trainingsmethode zou kunnen zijn:

Loop één keer per drie weken 5K zo hard mogelijk[3]

Om sneller te worden moet je af en toe héél hard lopen. Tijdens zo’n training is alles geoorloofd: opzwepende muziek, hijgen als een paard of een kop zo rood als een biet. Je mag alles geven. Natuurlijk hou je dat geen 10K vol, daarom hoef je maar de helft, 5K. Nadat je van deze training herstelt bent – een paar dagen later – ben je weer wat sneller geworden, ook je brein profiteert daarvan mee met concentratie en creativiteit.

Varieer in snelheid en intensiteit

Om beter te worden, moet je variëren. Hard. Zacht. Kort. Lang. Dán maak je progressie. Goede variatie is bijvoorbeeld: 1 x per week lopen zoals je gewend bent, 1 x per week afwisselen en 1 x per week langzaam lopen.

Loop 3 x per week (van herhalen krijg je een betere conditie)

Loop je één keer per week, dan onderhoud je de conditie die je nu hebt. Met twee keer per week lopen bouw je conditie op, maar gaat het wel langzaam. Door drie keer per week te lopen bouw je conditie op. Maar dan ook écht.

Loop een keer per week rustig
Van je drie looptrainingen is één training heel rustig. Deze rustige training zorgt ervoor dat je ook je energiezuinige vetten weer als brandstof gebruikt. Ook handig als je wat gewicht wil verliezen. Weet je dat je met één kilo minder al gauw 1,5 minuut sneller bent op de 10K?

Train nooit langer dan 8K

Voor een 10K hoef je niet langer te trainen dan 8K. Het is slim om langzaam op te bouwen, zie dit schema. Heb je ook zo’n hekel aan schema’s? Probeer het toch een keer, over 100 dagen ben je er weer vanaf en het is voor een goede zaak.

Loop één keer per week op een lege maag

Vóór je ontbijt lopen is een slimme truc om je energiezuinige vetten, zoals uiteengezet in bullet 2 onder de beschrijving bij het Aerobe systeem, als brandstof aan te spreken. In het begin kan deze training een ramp zijn, omdat je wat wankel op je benen staat en hongerig bent. Dat is een teken: je hebt behoefte aan suikers of koolhydraten. Juist dan is het goed om – ontspannen – door te lopen om je lichaam te leren op je zuinige vetten te lopen. Heb je na drie weken (dus drie van deze trainingen) nog steeds evenveel behoefte aan eten? Overleg dan even, wat wijsheid is.

Doe ademhalingsoefeningen voor het lopen

Begin ontspannen, met een rustige ademhaling en een lage hartslag aan je training. Dan hoef je niet zo hard te lopen om je hoofd lekker leeg te maken. Een eenvoudige oefening:

Adem in door je neus
Adem uit door je neus
Pauzeer

Twee minuten is al genoeg. Heb je een hartslagmeter, dan is het goed om te zien of je hartslag zakt door deze oefening. Als je hartslag zakt, dan weet je dat de oefening aanslaat.

De kenmerken van een duurtraining zijn zoals eerder uiteen gezet hierboven

  • Langere tijd trainen (60 minuten of meer);
  • Relatief lage constante intensiteit;
  • Zodat het lang vol te houden is.

 

Je maakt bij het uitvoeren van het schema ter voorbereiding op de 10 kilometer loop gebruik van het Aerobe systeem.

 

  • Wat is het verschil in trainen van een sprinter en een duurloper? Wie van de twee heeft het meest te maken met de anaerobe drempel? Licht je antwoord toe.

 

Sprint training[4]:

De sprinter moet een groot anaeroob, alactisch vermogen hebben. Dit betekent dat de sprinter een grote fosfaatvoorraad (capaciteit van het anaerobe alcatische energiesysteem) moet hebben en met hoge snelheid energie uit de fosfaatvoorraad moet kunnen vrij maken (vermogen van het anaerobe alactische vermogen), zoals hierboven beschreven onder ATP/fosfatensyteem bij bullet 2 onder 1. en onder 2. Anaerobe/ melkzuursyteem (bij 400m sprint). Het vrij opgeslagen ATP en Creatinefosfaat zijn samen de fosfaatvoorraad. De fosfaatvoorraad kan tot ongeveer 20 seconden maximale inspanning energie leveren. Bij het energie vrij maken uit de fosfaatvoorraad wordt geen lactaat (melkzuur) gevormd.

 

Een hoge loopsnelheid wordt bereikt door in korte tijd veel energie (ATP) vrij te kunnen maken. Met andere woorden, een topsprinter kan een hoog vermogen leveren en kan dus in korte tijd heel erg veel kracht leveren. Topsprinters lopen de 100 meter sprint onder 10 seconden. Gemiddeld wordt dan een loopsnelheid van rond de 40 kilometer p[er uur bereikt. De topsnelheid bij een 100 meter sprint kan rond 50 kilometer per uur liggen. 

Een hoge loopsnelheid wordt bereikt door in korte tijd veel energie (ATP) vrij te kunnen maken. Met andere woorden, een topsprinter kan een hoog vermogen leveren en kan dus in korte tijd heel erg veel kracht leveren. Topsprinters lopen de 100 meter sprint onder 10 seconden. Gemiddeld wordt dan een loopsnelheid van rond de 40 kilometer p[er uur bereikt. De topsnelheid bij een 100 meter sprint kan rond 50 kilometer per uur liggen. 

 

Duurloop training[5]

Hardlopen (lange afstand) kenmerkt zich door langdurig inspanning te leveren. De energie (ATP) die wordt geleverd voor spiercontracties, wordt met name geleverd door het aerobe systeem. In de aerobe glycolyse, zoals hierboven bij de tweede bullet bij de uiteenzetting van de energie systemen, onder 3. Aerobe systeem wordt beschreven, worden koolhydraten met zuurstof afgebroken tot water en koolstofdioxide. In de vetoxidatie worden vetzuren met zuurstof afgebroken tot water en koolstofdioxide. Ook kracht is belangrijk bij hardlopen, omdat bij elke stap een veelvoud van het lichaamsgewicht moet worden opgevangen.

 

Bij hardlopen voor de lange afstand speelt het aerobe energiesysteem de belangrijkste rol. Het aerobe energiesysteem is in staat om met zuurstof energie vrij te maken uit de brandstoffen koolhydraten en vetten. Bij het aerobe energiesysteem moet de cardiovasculaire uithoudingsvermogen goed zijn.

 

Bij korte afstand, zoals bij de sprinter, zullen de anaerobe systemen ook nog een rol spelen bij de energieleverantie. De sprinter krijgt snel te maken met de anaerobe drempel.

Zie ook de uitleg van de anaërobe drempel en de aërobe drempel bij de laatste bullet hieronder.

 

 

  • Maak duidelijk wat er gebeurt met de anaerobe en de aerobe drempel als er tien weken getraind wordt met een frequentie van 3 of meer keer per week.

 

Voor iedereen die zich inspant is de anaërobe drempel een belangrijke waarde waarmee je rekening zal moeten houden om optimaal te presteren. Boven je anaërobe drempel (die voor iedereen op een ander niveau kan liggen) gaan je spieren verzuren, onder je anaërobe drempel kun je een inspanning over het algemeen lang volhouden. Je anaërobe drempel wordt ook wel je omslagpunt genoemd.[6]

 

De anaërobe drempel is de overgang tijdens inspanning van het ene energiesysteem naar voornamelijk een ander energiesysteem.[7]

 

De aërobe drempel ligt onder de anaërobe drempel en correspondeert met een melkzuurwaarde van 2 milimol per liter bloed. Deze lage waarde komt doordat de energie bij dit inspanningsniveau hoofdzakelijk door vetten wordt geleverd, en verbranding van vetten levert in tegenstelling tot suikers geen melkzuur op.

 

Het lichaam heeft een voorraad van twee energiedragers beschikbaar, te weten vetten en koolhydraten (suikers). Vet is in ruime mate aanwezig, maar kan niet in grote hoeveelheden tegelijk voor de verbranding beschikbaar komen. Suikers kunnen dat wel. Het gevolg is dat het lichaam bij intensievere belastingen de makkelijkst verkrijgbare energiebron het meest gaat aanspreken; en dat is glycogeen (suiker). Maar de glycogeenvoorraad in het lichaam is beperkt en zeker niet voldoende voor bijvoorbeeld een marathon.

 

Voor een langere afstandsloper is het van belang om zo nu en dan zelfs onder de aërobe drempel te trainen om zodoende ook die naar boven te schuiven en daarmee de ‘vetmobilisatie’ te trainen. De lange rustige duurlopen zijn daar geschikt voor. De bij de aërobe drempel behorende hartslag is af te leiden als een percentage van de bij de anaërobe drempel behorende hartslag.

 

Samengevat is het dus zaak om je drempels door rustig te trainen van onder af naar boven te duwen in plaats van door hard trainen naar boven proberen te trekken. Voor de verbetering van het algemene uithoudingsvermogen is het dus een kwestie van net onder je drempels te trainen. Om te kunnen weten wat “net onder die drempels”  voor een ieder persoonlijk inhoudt, zijn testen een handig hulpmiddel.[8]

 

Door tien weken lang meer drie keer of meer per week te trainen kan het zijn dat je de drempels naar boven trekt en dat is niet goed voor het algemene uithoudingsvermogen.

Het ligt er aan of je tijdens de trainingsmomenten onder je drempels traint. Indien dat het geval is, worden de drempels omhoog geduwd wat weer wel goed is voor je algemene uithoudingsvermogen.

 

 

 

[1] Fitsociety energiesystemen van het lichaam

[2] FIT.nl begrippen duurtraining

[3] https://www.sportrusten.nl/trainingsschema-10-kilometer/

[4] http://www.zowerkthetlichaam.nl/1704/sportanalyse-sprinten-energiesysteem

[5] http://www.zowerkthetlichaam.nl/1702/sportanalyse-hardlopen-lange-afstand-energiesysteem-hardlopen/

[6] http://www. Fitklik.nl/testen en trainen

[7] htpp://www.runningholland.nl aerobe drempel

[8] Fitklik.nl/testen en trainen

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.