Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 t/m 8

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 3e klas havo/vwo | 3415 woorden
  • 28 mei 2004
  • 821 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
821 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Stepping Stones 3hv: vertalingen van de stones.

Chapter one: Tall story.

Stone one
(Zo geef je tips over boeken en films)

1. Als je van science fiction houdt, zul je A Wrinkle in Time waarschijnlijk leuk vinden
2. Ik weet zeker dat je deze film heel mooi zult vinden als je van griezelverhalen houdt.
3. Als je van romantiek houdt, zul je dit verhaal niet leuk vinden.
4. Ik kan dit boek (deze roman) echt aanbevelen. Het is heel interessant.
5. Lees dit boek. Het is te gek.

6. Romeo and Juliet komt vanavond op tv. Zorg dat je het niet mist.
7. Ik zou Jane Eyre niet lezen als ik jou was. Het is te moeilijk.
8. Doe geen moeite dit boek te lezen. Het is tijdverspilling.

Stone two
(Zo vroeg je of iemand iets is opgevallen)

1. Heb je iets gehoord?
2. Heb je iemand gezien?
3. Heeft zij iemand gehoord?
4. Heeft hij iets gezien?
5. Heb je hen thuis horen komen?
6. Heeft zij haar zien vertrekken?
7. Heb je iets verdachts geroken?
8. Heeft hij iets verdachts gezien?

Stone three
(Zo zeg je wat iemand is opgevallen)

1. Beowulf hoorde dat het monster binnenkwam.
2. Hij zag dat het monster een van de mannen aanviel.
3. Ik voelde dat iemand mijn arm aanraakte.
4. Ik voelde dat ze aan mijn trui trok.
5. Ze merkte dat er iets mis was.

6. Ik zag dat iemand in het huis was geweest.
7. Ik kon daadwerkelijk ruiken dat er iets mis was.
8. Ik kon daadwerkelijk ruiken dat er iemand in het huis was geweest.

Stone four
(Zo stel je vragen over literatuur)

1. Waar gaat het boek over?
2. Wie is de schrijver/auteur?
3. Wie heeft het geschreven?
4. Voor welke leeftijdsgroep is het boek bedoeld?
5. Wat vond je van het boek?

Stone five
(Zo praat je over literatuur)

1. The Face on the Milk Carton is geschreven door Caroline Cooney.
2. De roman/Het boek werd gepubliceerd/uitgegeven in 1990.
3. Het boek gaat over een opgroeiend meisje/een meisje dat volwassen wordt.
4. Dit korte verhaal gaat over eenzaamheid.
5. Het toneelstuk gaat over vriendschap in oorlogstijd.
6. Het gedicht gaat over de modewereld.

7. Het thema van het boek/de roman is discriminatie.
8. Het verhaal speelt zich af in een grote stad
9. Het verhaal speelt zich af in de twintigste eeuw.
10. Het verhaal wordt verteld door een jonge jongen.
11. Het verhaal wordt verteld in de hij-/zij-vorm.
12. De hoofdpersoon is een oude man/een jonge zwarte vrouw.
13. De hoofdpersoon woont in China.
14. Ik vind deze roman/dit boek mooi omdat ik begrijp hoe de hoofdpersoon zich voelt.
15. Ik vind deze roman/dit boek mooi omdat het spannend is.
16. Ik vind deze roman/dit boek mooi omdat het gaat over problemen van mensen
zoals wij.
17. Ik vind deze roman/dit boek mooi omdat het heel fantasierijk is.
18. Ik vind dit boek niet mooi omdat ik de hoofdpersoon niet begrijp.
19. ... omdat het verhaal te vergezocht is.
20. ... omdat het een beetje langdradig is.

21. ... omdat het gaat over zaken waar ik niks van weet.

Chapter two: This is my life

Stone six
(Zo laat je merken dat je geïrriteerd bent)

1. Je bent je altijd aan het uitsloven./ Je bent altijd aan het opscheppen.
2. Jullie zijn me altijd aan het treiteren./ Jullie moeten mij altijd hebben.
3. Jullie zijn me altijd aan het plagen.
4. Jullie zijn altijd mensen aan het pesten.
5. Je maakt jezelf belachelijk.
6. Ik ben het spuugzat.
7. Ik heb er meer dan/schoon genoeg van.
8. Laat me gewoon met rust, ja?
9. Laat me met rust.
10. Houd er mee op!

Stone seven
(Zo vraag je iemand wat er aan de hand is)

1. Wat is er aan de hand?
2. Wat is er mis?
3. Wat zit je dwars?
4. Niks eigenlijk.
5. Ik voel me best. Maak je geen zorgen.
6 Ik praat er liever niet over.
7. Ik voel me prima/goed.

8. Ik voel me een beetje somber/teneergeslagen, dat is alles.
9. Ik voel me behoorlijk beroerd/belabberd.
10. Ik voel me eenzaam.

Stone eight
(Zo probeer je iemand op te vrolijken)

1. Kop op.
2. Laat je niet klein krijgen.
3. Negeer het gewoon.
4. Kom op. Het komt wel weer in orde/wel goed.
5. Zo erg is het nou ook weer niet!

Stone nine
(Zo vraag je naar iemands uiterlijk of karakter)

1. Hoe ziet hij er uit?
2. Kun je hem beschrijven?
3. Wat is het voor iemand?

Stone ten
(Zo beschrijf je iemands uiterlijk of karakter)

1. Hij is lang en draagt een bril.
2. Ze heeft lang rood haar en sproeten.
3. Ze is slank maar niet mager.
4. Ze heeft een tatoeage op haar arm.
5. Hij heeft lang krullend haar en een baard.

6. Ze is donker en heel leuk om te zien/heel aantrekkelijk (knap).
7. Hij ziet er altijd een beetje bleek uit.
8. Hij lijkt een beetje op Leonardo DiCaprio.
9. Hij is nogal stil/luidruchtig (lawaaierig).
10. Ik vind haar best aardig/gemeen.
11. Hij is heel verlegen/verwaand (arrogant).
12. Ik vind haar heel grappig/saai.
13. Hij is behoorlijk slim/dom.
14. Ik vind haar heel vrolijk (opgewekt) / humeurig.

Chapter three: All around the world

Stone eleven
(Zo reserveer je ergens voor)

1. Ik zou graag een vlucht naar Kingston boeken/reserveren.
2. Ik zou graag een reservering maken voor een kamer in een jeugdherberg.
3. Zou ik een reservering kunnen maken voor een tafel voor twee?
4. Zou ik een boottochtje over de rivier kunnen boeken/reserveren?
5. Zou ik twee plaatsen voor het concert van vanavond kunnen reserveren?

6. Zou ik een bustocht naar Negril kunnen reserveren?

Stone twelve
(Zo geef je iemand advies)

1. Je zou de prachtige stranden kunnen bezoeken.
2. Je moet echt naar de Blue Mountains gaan.
3. Je kunt maar beter een paar dagen in Kingston doorbrengen.
4. Je kunt de krokodillen in het moeras beter niet voeren.
5. Je moet niet 's nachts door Kingston lopen.
6. Waarom ga/reis je niet met het vliegtuig naar Jamaica?
7. Waarom breng je de nacht niet door in een hotel?

Stone thirteen
(Zo zeg je wat iemand beter wel of niet had kunnen doen)

1. Ik had een muskietennet mee moeten nemen.
2. Je had niet thuis moeten blijven.
3. We hadden meer landen moeten bezoeken tijdens de vakantie.
4. We hadden niet naar India moeten gaan.
5. Ik had niet in bed moeten blijven vanochtend.



Stone fourteen
(Zo vraag je om informatie als je op reis bent)

1. Pardon, mag ik u iets vragen?
2. Ik heb hier een plattegrond, maar ik kom er niet uit wijs.
3. Zoudt u mij alstublieft kunnen helpen?
4. Ik ben Nederlands. Ik ben hier onbekend. Ik ben een buitenlander.
5. Kunt u mij alstublieft vertellen hoe de stad is.
6. Kunt u mij alstublieft vertellen waar het VVV-kantoor is?
7. Kunt u mij alstublieft vertellen waar ik een goede jeugdherberg kan vinden?
8. Kunt u mij alstublieft vertellen hoe ik in het stadscentrum kom?
9. Is het moeilijk te vinden?
10. Is het ver weg?
11. Moet ik een bus of trein nemen?

Stone fifteen
(Zo reageer je als iemand jou de weg vraagt)

1. Het spijt me, maar ik kan u/je/jullie niet helpen. Ik ben hier zelf onbekend.
2. Ja, natuurlijk. Hoe kan ik je helpen?

3. Het VVV-kantoor? Het is vlakbij.
4. Volg gewoon de bordjes. Je bent er bijna.
5. Ga rechtdoor.
6. Sla linksaf bij het postkantoor.
7. Sla rechtsaf,Victoria Street in.
8. Volg dit fietspad totdat je een groepje huizen ziet.
9. Volg dit voetpad tot aan het kanaal.
10. Volg deze weg zo'n twee mijl.
11. Neem de tweede links.
12. Neem de volgende rechts.
13. Neem de volgende afslag naar rechts.
14. Neem de volgende afslag aan uw rechterhand.
15. Je zult de jeugdherberg aan de linkerkant zien.
16. Het is recht voor je.
17. Je kunt er te voet heen gaan./ Je kunt er te voet komen.
18. Je kunt er met de fiets heen gaan./Je kunt er met de fiets komen.
19. Je moet een bus/trein nemen.

Chapter four: Its a crime!

Stone sixteen

(Zo zeg je dat iets verboden of toegestaan is)

1. Het is verboden op deze muur te schrijven.
2. Je mag hier niet roken./ Roken is hier niet toegestaan.
3. Je mag hier geen fietsen parkeren/ plaatsen.
4. We mogen hier niet roken.
5. Je mag geen eten mee naar buiten nemen.
6. Je mag in deze winkel drankjes mee naar binnen nemen.

Stone seventeen
(Zo word je ergens voor gewaarschuwd)

1. Winkeldieven zullen gerechtelijk worden vervolgd.
2. Zakkenrollers kunnen bij de politie aangegeven worden.
3. Je kunt naar de gevangenis worden gestuurd.
4. Passagiers wordt geadviseerd niet dicht bij treindeuren te gaan staan.
5. U wordt gewaarschuwd niet op de weg te lopen.
6. Dit gebied wordt bewaakt door Armstrong Beveiliging.
7. Deze parkeerplaats wordt gepatrouilleerd door een buurtwacht.

Stone eighteen

(Zo vraag je iemands mening)

1. Wat is jouw mening hierover?
2. Wat is jouw opvatting over de doodstraf?
3. Wat vind je hiervan?
4. Wat vind je van de doodstraf?
5. Wat voor soort mensen plegen zulke misdaden, denk je?
6. Welke misdaden moeten, volgens jou/ naar jouw mening, met de dood bestraft worden?
7. Wat shockeert je het meest, rijden onder invloed, of stelen?
8. Wat vind je het leukst, politieseries of documentaires?
9. Welke misdadigers zijn volgens jou het ergst, zakkenrollers, winkeldieven of inbrekers?
10. Aan welke misdadigers heb je de grootste hekel, aan zakkenrollers, winkeldieven of inbrekers?
11. Welke auto vind je het mooist, de Jaguar, de Mercedes of de BMW?
12. Welke auto is je favoriet, ...?

Stone nineteen

(Zo vertel je wat iemand heeft gezegd)

1. Hij zei dat hij pas geleden/ onlangs naar de schouwburg was geweest.
2. Ze zei dat het haar erg overstuur/ van streek had gemaakt.
3. Ze zei dat ze blij was dat de dingen zo afgelopen waren.
4. Ze zeiden dat ze niets fout hadden gedaan.
5. Ze kreeg te horen dat haar dochter het huis uit sloop nadat de kinderen in slaap waren gevallen.
6. Ze kreeg te horen dat Gabriëla een wereld van drugs had ontdekt.
7. Ze kregen te horen dat ze de wet hadden overtreden.
8. Ze kregen te horen dat hun ouders gebeld waren.

Stone twenty
(Zo geef je je mening en vraag je hoe iemand anders er over denkt)

1. Ik vind buurtwachten een goed idee.
2. Ik vind dat we ons te veel concentreren op misdadigers.
3. Naar mijn mening moet er meer aandacht besteed worden aan slachtoffers van misdaad.
4. Vindt u ook niet?
5. Wat is uw mening?
6. Wat vind jij?

7. Hoe denk jij hierover?

(Zo zeg je dat je het wel/ niet met iemand eens bent)

1. Ja, daar ben ik het mee eens.
2. Ja, dat vind ik ook.
3. Ja, dat is waar.
4. Dat is een sterk/ goed argument.
5. Over het algemeen ben ik het daar mee eens.
6. Nee, daar ben ik het niet mee eens.
7. Nee, dat vind ik niet.
8. Daar ben ik het niet mee eens, omdat ...
9. Ik weet niet zeker of ik het daar mee eens ben, omdat ...
10. Ik begrijp wat je bedoelt, maar ...
11. Ik snap wat je bedoelt, maar ...
12. Dat kan wel zo zijn, maar ...

Chapter five: Who wants to be a millionaire?

Stone Twenty-one
(Zo zeg je dat je iets wel/ niet belangrijk vindt)

1. Geld sparen heeft geen voorrang/geen hoge prioriteit.
2. Hard werken is niet belangrijk.

3. Hard werken is niet essentieel/ zeer belangrijk.
4. Ik geloof in veel geld besteden/ uitgeven aan cd’s.
5. Ik ben er helemaal voor veel geld te verdienen.
6. Ik zie het nut er niet van in hard te werken voor een goede baan.
7. Ik geef niets om geld geven aan goede doelen/ liefdadigheid.

Stone twenty-two
(Zo zeg je waarom je iets wel / niet belangrijk vindt)

1. Ik vind het belangrijk omdat het je gelukkig kan maken.
2. Ik vind het belangrijk aangezien je veel kunt verdienen.
3. Ik houd niet van hard werken, dus vinden mensen me lui.
4. Ik zie het nut er niet van in geld uit te geven, en dus heb ik geen baan nodig.

Stone twenty-three
(Zo vergelijk je mensen)

1. Nederlanders zijn lang in vergelijking met de Engelsen.
2. De mensen in mijn stad zijn aardiger/ leuker dan Engelsen.
3. Ze lijken eigenlijk veel op Engelsen.

4. Amerikanen verschillen van Fransen in veel opzichten.
5. Ze zijn minder dom dan de Duitsers.
6. Mijn vriend lijkt op jouw broer.
7. Jouw vader doet me denken aan de president.
8. Mijn buurman doet me denken aan Mr Bean.
9. Mijn buurman lijkt op mijn leraar Engels.

Stone twenty-four
(Zo zeg je iets over je gevoelens)

1. Ik heb er genoeg van nooit eens iets moois te krijgen.
2. Ik ben het zat/ beu het steeds maar weer te moeten horen.
3. Ik ben zo jaloers op al haar spullen.
4. Als ik eraan denk hoe egoïstisch ik ben geweest, shockeert dat me.
5. Als ik eraan denk hoe hebzuchtig ik ben geweest, schaam ik me.
6. Als ik eraan denk hoe dom ik ben geweest, schaam ik me.
7. Als ik eraan denk hoe stom ik ben geweest, vind ik mezelf een dwaas.
8. Ik ben trots op mijn cijfers.

9. Ik ben blij om wat ik gedaan heb.
10. Ik ben tevreden met het proefwerk dat ik gemaakt heb.
11. Ik vind het erg dat ik je spullen gestolen heb.
12. Het spijt me dat ik het geld gepakt heb.
13. Ik voel me schuldig dat ik mijn vrienden heb verraden.

Stone twenty-five
(Zo voer je een telefoongesprek)

1. Goedemiddag, hotel Zeezicht, u spreekt met Alice Kordon.
2. Kan ik de heer King spreken?
3. Kunt u me doorverbinden met de personeelsafdeling?
4. Zoudt u mij het kantoor van de heer Baker kunnen geven?
5. Is de heer Koontz aanwezig?
6. Blijft u even aan de lijn. Ik zal even kijken of hij er is.
7. Een ogenblik, alstublieft.
8. Ik ben bang dat ik geen gehoor krijg. Een ogenblikje, alstublieft.
9. Het spijt me, hij heeft het kantoor net verlaten.
10. Het spijt me, hij is er niet vandaag. / ..., de lijn is bezet.

11. Kan ik een boodschap achterlaten?
12. Wanneer is de heer Baker er weer?
13. Wanneer kan ik hem bereiken?
14. Kunt u de heer King zeggen dat ik belangstelling heb voor de baan?
15. Zoudt u de heer King kunnen zeggen dat ik onze afspraak moet afzeggen?
16. Kunt u het nog eens proberen om drie uur?
17. Misschien kan hij u terugbellen over ongeveer een uur.
18. Ik zal hem laten weten dat u gebeld heeft.
19. Ik zal hem vragen u terug te bellen.
20. Bedankt voor uw hulp. Dag.

Stone twenty-six
(Zo vroeg je informatie over werk)

1. Hoe vind ik een vakantiebaantje?
2. Hoe vind ik een deeltijdbaan?
3. Wat voor werk zou ik kunnen doen?
4. Zoudt u mij een paar dingen kunnen vertellen over loon en arbeidsomstandigheden?
5. Wat voor persoon zoeken ze?
6. Klinkt werken bij de kapper interessant?
7. Spreekt werken bij de slager je aan?

8. Betaalt werken in een supermarkt goed?
9. Houdt werken in een supermarkt ook poetsen in?
10. Mag ik meer dan acht uur per dag werken?
11. Moet ik nachtdiensten draaien?
12. Wordt er van mij verwacht dat ik op kermisterreinen werk?
13. Is het wettelijk verboden meer dan acht uur te werken?

Chapter six: Who Cares?

Stone twenty-seven
(Zo probeer je iemand te overtuigen)

1. Ik vind dat je zou moeten proberen pestkoppen te stoppen.
2. Naar mijn mening zijn pestkoppen (stom) vervelend.
3. Ik zie het nut er niet van in mensen uit te schelden.
4. Ik zie het nut er niet van in te pesten.
5. Volgens mij moet je niet de baas spelen over mensen.
6. Volgens mij zou je tussenbeide moeten komen om een ruzie te stoppen.
7. Ik weet absoluut zeker dat als je terugslaat, je dan niet meer gepest wordt.
8. Ik ben er absoluut van overtuigd dat pestkoppen heel verlegen zijn.

9. Ik ben er absoluut zeker van dat pesten niet voorkomt op mijn school.
10. Ik weet absoluut zeker dat pestkoppen het goed bedoelen.
11. Ik begrijp wat je bedoelt.
12. Ik ben het helemaal met je eens.
13. Ik ook niet.
14. Ik kan het nut er ook niet van in zien.
15. Je kunt me niet van gedachten doen veranderen.
16. Ik vind dat je helemaal gelijk hebt.
17. Dat betwijfel ik.
18. Ik geloof je niet.
19. Je snapt er niks van! Je ziet niet waar het om gaat!

Stone twenty-eight
(Zo probeer je je gedrag goed te praten)

1. Mijn vrienden hebben me ertoe aangezet.
2. Mijn vrienden hebben me gedwongen het te doen.
3. Ik wou het niet doen, maar ik had geen andere keuze.
4. Ik wou het niet doen, maar het kon niet anders.
5. Het was niet mijn bedoeling, maar ik kon mezelf niet bedwingen.
6. Het spijt me dat ik aan dat meisje d'r haar trok, maar ik was niet de enige die het deed.

7. Het spijt me..., maar ze vroeg erom.
8. Het spijt me..., maar ik wist gewoon niet meer wat ik deed.
9. Ik wou niet vechten, maar ik was bang dat ze me een slappeling zouden noemen.
10. Ik wou niet vechten, maar ik probeerde alleen een vriend uit de moeilijkheden te helpen.

Stone twenty-nine
(Zo zeg je dat iemand hulp nodig heeft)

1. Deze kinderen hebben iedere dag, 24 uur per dag hulp/ steun nodig.
2. Deze kinderen hebben behoefte aan hulp van de kindertelefoon.
3. Deze kinderen hebben dringend hulp nodig als ze in de problemen zitten.
4. Dat meisje heeft een veilige en liefdevolle omgeving nodig.
5. Dat meisje mist een liefdevolle familie/ heeft geen liefdevolle familie.
6. Dat meisje mist een luisterend oor.

Stone thirty
(Zo zeg je dat iemand iets wel/ niet kan)

1. Ze kunnen/ konden allerlei situaties aan.
2. Je kunt situaties niet inschatten.

3. Je kunt (niet) rondkomen met minder geld.
4. Je zou met minder geld eventueel rond kunnen komen.
5. We zullen in staat zijn mensen in nood te helpen.
6. We zullen niet in staat zijn ermee om te gaan.
7. We zullen niet in staat zijn het aan te pakken.
8. Het is voor maatschappelijk werkers (on)mogelijk iedereen te helpen.
9. Het is onmogelijk iedereen te helpen.

Chapter seven: Crazy about...

Stone thirty-one
(Zo zeg je dat je gek bent op iets/ iemand)

1. We houden van Manchester United.
2. We zijn fan van/ supporter van Sheffield Wednesday.
3. We steunen elkaar.
4. We zijn gek van het Nederlandse nationale elftal.
5. We zijn dol op het honkbalteam van de school.
6. We zijn enorme fans van het Nederlandse nationale elftal.
7. Dat mooie meisje is mijn favoriete tennisspeelster.
8. Die jongeman is mijn favoriete popzanger.


Stone thirty-two
(Zo vertel je iets over vroeger)

1. Ik werkte als boer in New Jersey in de jaren negentig.
2. In 1996 werd hij leraar in Georgia.
3. Een aantal jaren geleden is ze met een professor in New York getrouwd.
4. Ik had vroeger een hekel aan naar school gaan.
5. Hij werkte vroeger voor dat bedrijf.
6. Ze zwommen vroeger vaak/ veel.

Stone thirty-three
(Zo vertel je hoe lang iets al aan de gang is)

1. We zijn al sinds 2000 werkzaam als boer.
2. We werken al vele jaren als boer.
3. Ze gaan al zeven weken naar school.
4. Ze wonen al heel lang op Hawaï.
5. Ze wonen sinds verleden jaar op Hawaï.

Stone thirty-four
(Zo zeg je ‘Ja’ of spreek je iemand tegen)

1. Hebben jullie het werk zelf gemaakt/ gedaan? Ja.
2. Heb je je werk af? Ja.

3. Kun je me leren zingen? Ja.
4. Ik heb je zo goed mogelijk geholpen. Nietwaar!
5. Ik heb u net vijf pond betaald. Nietes!
6. Ik kan naar de stad gaan zonder jou. Dat kun je niet!
7. We gaan zelf wel naar de leraar. Niks ervan!

Chapter 8: Different cultures meet

Stone thirty-five
(Zo geef je aan dat je met iemand meevoelt)
1. Ik kan me voorstellen dat Sarah naar Turkije wil (gaan).
2. Ik kan begrijpen dat jij hem weer wilt zien.
3. Ik kan wel begrijpen waarom ze het heeft gedaan.
4. Ik weet wat je nu moet doormaken.
5. Ik weet hoe jij je voelt.
6. Ik voel met je mee.
7. Ik heb medelijden met haar.
8. Ik heb medelijden met hen.
9. Als ik jou was, zou ik niet weten wat ik moest doen.
10. Als ik jou was, zou ik hem vermoorden.

11. Als ik in jouw schoenen stond, zou ik de hele dag huilen.

Stone thirty-six
(Zo vraag je om verduidelijking)
1. Zou je mij kunnen uitleggen waar jouw onderzoek over gaat?
2. Zoudt u mij kunnen uitleggen waarom u dat zegt?
3. Zou je mij kunnen uitleggen wat je daarmee bedoelt?
4. Wat bedoel je als je zegt dat een gearrangeerd huwelijk niet goed is?
5. Bedoel je dat Turkse mensen neerkijken op Engelsen?
6. Zeg je dat Turkse mensen neerkijken op Engelsen?
7. Kun je een fout die je maakte beschrijven?
8. Kun je daar een voorbeeld van geven?
9. Kun je een beetje preciezer zijn?
10. Ik ben bang dat ik jouw vraag niet begrijp.
11. Zoudt u dat nog een keer kunnen zeggen, alstublieft?
12. Zou je een beetje langzamer kunnen spreken, alsjeblieft?
13. Excuseer, wat zei u?

Stone thirty-seven

(Zo praat je over gevoelens)
1. Wat zijn jouw goede gewoontes?
2. Wat zijn jouw slechte gewoontes?
3. Welke gewoonte heb je geprobeerd te veranderen?
4. Met welke gewoonte ben je gestopt?
5. Welke heb je geprobeerd te veranderen?
6. Met welke ben je gestopt?
7. Jij werkt gewoonlijk van maandag tot vrijdag.
8. Normaal gesproken pas ik twee avonden in de week op.
9. Normaal gesproken werken zij van maandag tot vrijdag.
10. Ik ben eraan gewend om acht uur per nacht te slapen.
11. Hij is eraan gewend om iedere morgen te gaan winkelen.
12. Wij zijn eraan gewend om iedere dag naar school te gaan.
13. Vroeger deed ze aan nagelbijten, maar dat heeft ze opgegeven.
Vroeger ging ze veel uit, maar dat doet ze niet meer.

REACTIES

I.

I.

bedankt voor al die moeite
kus ireen

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.