Antwoorden H4.4 + H5.1

4.4 In de Alpen: het dal van de Rhône

Bewoonbaar Europa

1. Wat is bevolkingsdichtheid?
   Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer.
2. a) Is de bevolkingsdichtheid hoog of laag in Europa?
   Hoog (hoge bevolkingsdichtheid)
   b) Waardoor komt dat?
   Door de natuurlijke weersomstandigheden en een vruchtbare grond.
3. Welk klimaat komt er in een groot deel van Europa voor?
   Zeeklimaat.
4. Wat is het zeeklimaat?
   Klimaat met het hele jaar neerslag. ’s Zomers koel, ’s winters gemiddelde temperatuur. Nooit lager dan -3°C.
5. Wat is reliëf?
   Hoogteverschillen in het landschap.
6. Wat is laagland?
   Gebied met een hoogteligging lager dan 200 m.
7. Wat kan je goed doen bij/met het vlakke, lage en vruchtbare grond?
   Landbouw, en makkelijk verplaatsen via de rivieren.
8. a) Is de bevolkingsdichtheid in de alpen hoog of laag?
   Laag.
   b) Waardoor komt dat?
   Door ongunstig klimaat en door het hooggebergte.
9. Wat is hooggebergte?
   Gebied met bergen hoger dan 1.500 m.
10. Wat is een hoogtegordel?
    Plantengroeizone in een gebergte.
11. a) Welke soorten hoogtegordels zijn er?
    Alpenweide, loofboomgordel, naaldboomgordel.
    b) Wat betekenen ze?
    - Alpenweide: hoogtegordel in de bergen met grassen, kruiden en lage struikjes (boven de boomgrens);
    - Loofboomgordel: zone in de gematigde luchtstreek waar loogbomen groeien, zoals eiken en beuken;
    - Naaldboomgordel: zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien. In de winter is het er gemiddeld kouder dan -3°C.
12. Wat is een toendra klimaat?
    Koud klimaat, met ’s zomers een gemiddelde temperatuur die lager is dan 10°C.
13. Er is een klimaat dat lijkt op het toendraklimaat. Wat is het belangrijkste verschil?
    De vele neerslag in het hooggebergte.
14. Wat zijn de kenmerken van het hooggebergte?
    Koud en nat.

Het Rhônedal

1. Waar ontspringt de Rhône?
   Zwitserland.
2. Wat is een gletsjerrivier?
   Rivier die smeltwater van gletsjers ontvangt.
3. In het Rhônedal ligt de stad Sion, op een hoogte van bijna 500 meter. Op welke hoogtegordel ligt de stad Sion?
   Loofboomgordel.
4. In Sion zijn de zomers warm en de winters mild. In welk klimaat ligt Sion?
   In het zeeklimaat.
5. Welk klimaat heeft Zermatt? Het vriest er bijna elke dag en je kan er goed wintersporten.
   Landklimaat. Je bent daar op een hoogte van 1.600 m.
6. Wat is het hooggebergteklimaat?
   Koud en nat klimaat. De temperatuur in de zomer is gemiddeld lager dan 10°C.
7. Waarvoor is de bodem geschikt bij de Rhône?
   Voor een vliegveld, wijngaarden, akkers, weilanden en boomgaarden met abrikozen, kersen en perziken.
8. Waar is steeds meer ruimte voor nodig?
   Woningen, bedrijven, wegen en spoorwegen.
9. Waarom wonen in de zijdalen weinig mensen?
   Het is er te steil en koud. Alleen in de zomer is er wat veeteelt mogelijk.
10. Is het bodemgebruik intensief of extensief?
    Extensief.
11. Wat is toerisme?
    Het reizen naar en verblijven op een plaats buiten je normale omgeving. Iemand die minstens 24 uur en niet langer dan een jaar ergens anders blijft, is een toerist.

5.1 De invloed van de Golfstroom

Van warm naar koud

1. Wat is een luchtstreek?
   Temperatuurzone op aarde: tropen, gematigde zone en poolstreken.
2. Wat is de gematigde zone?
   Gebied tussen de breedtecirkels van 23,5 en 66,5 N.B. en 23,5 en 66,5 Z.B. Gematigd wil zeggen: niet te warm en niet te koud.
3. Wat is breedteligging?
   De afstand van een plaats tot de evenaar.
4. a) Is het op hoge breedte koud of warm?
   Koud.
   b) Is het op lage breedte koud of warm?
   Warm.
5. a) Wat is hoge breedte?
   De ligging van een plaats ver van de evenaar.
   b) Wat is lage breedte?
   De ligging van een plaats dicht bij de evenaar.
6. Wat zijn de subtropen?
   Deel van de gematigde zone dat het dichtst bij de tropen ligt (sub=onder). Het is er minder warm dan in de tropen, maar warmer dan in de rest van de gematigde zone.
7. Waar liggen de poolstreken?
   In Noord-Europa.
8. Wat zijn poolstreken?
   Het gebied ten noorden van 66,5 N.B. en ten zuiden van 66,5 Z.B.

Golfstroom en westenwind

1. a) Is het in het binnenland van Europa warmer of langs de Noordzee en de Atlantische Oceaan?
   Langs de Noordzee en de Atlantische Oceaan
   b) Waardoor komt dat?
   Het heeft te maken met de invloed van de zee. In de zee wordt water voortdurend verplaatst. Dat gebeurt als de wind een lange tijd uit één richting waait.
   c) Hoe noemen we dit?
   Zeestromen.
   d) Wat zijn zeestromen precies?
   Stroming van zeewater die ontstaat doordat de wind langdurig uit één richting waait.
2. Wat is de golfstroom?
   Zeestroom die warm water van de Golf van Mexico naar de westkust van Europa brengt. De zeestroom brengt warm water uit de golf van Mexico naar de westkust van Europa.
3. Wat betekent aanlandige wind?
   Wind vanaf zee; dit heet ook zeewind.