Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Pleidooi

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Aantekening door een scholier
  • 3e klas hbo | 2526 woorden
  • 18 maart 2018
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 5
1 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Pleidooi

Tekst 1.

5 Overtuigen door argumentatie

Een argument is een uitspraak die bedoeld is om een bepaald standpunt voor anderen aannemelijker te maken door hen aanvaard te krijgen. Argumenteren is dan het aandragen en in onderling verband plaatsen van die uitspraken. Met behulp van argumentatie wordt een relatief nieuw standpunt afgeleid uit reeds geaccepteerde standpunten of erkende kennis, en daardoor aanvaardbaar gemaakt.

5.1 logische redenen; de logica

Onder redeneren verstaat men in de logica het trekken van conclusies (gevolgtrekkingen) uit bepaalde uitgangspunten. Deze uitgangspunten heten premissen met een voorbeeld

Rederering A (twee premissen)

  1. Een 5,5 is een voldoende
  2. Jan heeft een 5,5 voor zijn toets

Conclusie: Jan heeft een voldoende voor zijn toets

De logica maakt een onderscheid tussen de waarheid en de geldigheid van de redeneringen. Als de premissen waar zijn, leidt een geldige redenering tot een ware conclusie. Het kan echter gebeuren dat een deugdelijke redenering plaatsvindt op basis van ondeugdelijke premissen.

  1. Vegetariërs mogen alle dierlijke producten eten (onwaar)
  2. Een appel is een dierlijk product (onwaar)

Conclusie: vegetariërs mogen een appel eten (waar)

Een voorbeeld van een syllogisme is

  1. Alle verenigingen hebben een bestuur
  2. De KMI is een vereniging

Conclusie: De KMI heeft een bestuur

Bijna alle logische problemen kunnen worden teruggebracht tot syllogismen.

5.2 De dagelijkse gang van zaken; verzwegen premissen

We ‘spreken’ van verzwegen premissen bij het volgende voorbeeld.

  1. Asbest is kankerverwekkend (schijnbaar één premisse)

Conclusie: dus je moet asbest vermijden

In deze ‘redenering’ is minstens één premisse verzwegen

  1. Kankerverwekkende stoffen moet je vermijden

En er zijn zelfs nog andere premissen verzwegen:

  1. Kanker is een ernstige ziekte
  2. Ernstige ziekten moet je uit de weg gaan

5.3 drogredeneringen

Wanneer men ongeldig redeneert of van een (meestal verzwegen) onware premisse uitgaat, spreken we wel van drogredenering. Meestal leidt een drogredenering tot een verkeerde conclusie.

In een cirkelredenering is de conclusie eigenlijk niet meer dan een met andere woorden geformuleerde premisse. Plat gezegd hebben ze de vorm ‘’waarom’’- ‘’daarom’’ of het is zoals het is. Voorbeelden van een dergelijke redenering zijn:

  • Dat hoort niet, want zoiets doet men niet.
  • Kunst heeft toekomst, ‘’omdat’’ er altijd behoefte aan schoonheid zal blijven bestaan

Als je een premisse hanteert waarvan je de waarheid eigenlijk eerst nog als conclusie zou moeten kunnen aantonen, kan de logica je dus helpen datgene te bewijzen wat je maar bewijzen wilt.

5.4 argumentatieschema’s

De argumentatieleer houdt zich bezig met de manier waarop men deugdelijk kan argumenteren. De wijze waarop men met argumenteren een standpunt onderbouwt, verloopt vaak volgens een of ander herkenbaar patroon. Deze patronen noemt men wel argumentatieschema’s. drie categorieën van zulke schema’s: argumentatie op basis van regelmaat, pragmatische argumentatie en argumentatie op basis van autoriteit.

5.5 argumentatie op basis van regelmaat

Door te verwijzen naar de overeenkomst tussen datgene wat jij wilt beweren en de betreffende andere gevallen, kun je een conclusie aanvaardbaar maken. We onderscheiden vier typen.

  1. Deductie

Deduceren betekent ‘’afleiden’’. In dit geval gaat het om een afleiding van het algemene naar het bijzondere: wie deduceert, leidt zijn conclusie af door een algemene regel of wetmatigheid toe te passen op een bijzonder geval.

 

  1. Oude mensen kunnen gemakkelijk wat breken
  2. U bent een oud mens

Conclusie: U kunt gemakkelijk wat breken.

Deductie kan plaatsvinden op basis van regels die min of meer wetenschappelijke wetmatigheden zijn, zoals in het voorgaande voorbeeld. Dan verwijzen ze naar feiten. Zulke deducties leiden vaak tot voorspellingen of verklaringen.  Het kunnen onder andere gedragsregels (bij de koning mag je niet smakken) zijn of waarderingsregels (vis met zoetigheid is niet lekker).

Vragen waarmee je kunt nagaan of argumentatie op basis van deductie wel juist verloopt zijn:

  • Is de regel wel algemeen geldig?
  • Past het onderhavige geval binnen de gestelde regel?
  • Zijn er redenen om voor dit geval een uitzondering te maken?

2.  Inductie

Wie induceert volgt de omgekeerde weg van deductie, en formuleert een algemene regel op basis van een aantal bijzondere gevallen. Een voorbeeld van inductie is:

De criminaliteit neemt toe, men helpt zijn buren niet meer, en de weerstand tegen het betalen van sociale premies wordt steeds groter. Mensen voelen zich dus steeds minder verantwoordelijk voor het lot van anderen.

Vragen waarmee je kunt nagaan of argumentatie op basis van inductie wel juist verloopt zijn:

- Is het aantal gevallen of voorbeelden voldoende?

- Hebben de aangedragen gevallen betrekking op hetzelfde aspect als waarover de conclusie gaat?

- Is de conclusie voldoende voorzichtig geformuleerd? (toevoeging van misschien, lijkt erop, wellicht, soms etc.)

 

  1. Het gebruiken van een voorbeeld is met name een sterk argument als je aannemelijk wilt maken dat iets überhaupt mogelijk is. ‘’ je hoeft niet ziek te worden van roken. Zo is mijn opa nu 90 en hij zwemt nog elke ochtend een halve kilometer. Toch rookt hij bijna 2 pakjes shag per week, over zijn longen’’.

 

Vragen waarmee je kunt nagaan of argumentatie op basis van voorbeeld wel juist verloopt, zijn

- Lijkt de situatie van het voorbeeld genoeg op de situatie waar het om gaat?

- Bestaat er geen verschillen die juist verwezenlijk zijn voor je conclusie?

 

4. vergelijking/analogie

Je kunt proberen een bewering aannemelijk te maken, door de situatie waarover je wat wilt zeggen te vergelijken met een overeenkomstige situatie. Daarvan is sprake in het volgende voorbeeld  ‘’vorige jaar wilde niemand helpen bij de organisatie van de open dag. We hoeven dus ook nu niet op vrijwillige medewerking te rekenen.’’

 

Vragen waarmee je kunt nagaan of argumentatie op basis van voorbeeld wel juist verloopt, zijn

De aantekening gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

- Lijkt de situatie van het voorbeeld genoeg op de situatie waar het om gaat?

- Bestaat er geen verschillen die juist verwezenlijk zijn voor je conclusie?

 

5.6 pragmatische argumentatie

Men noemt iets pragmatisch als het goed aansluit bij de praktijk of bij de werkelijkheid. Met een pragmatisch beslissing, maatregel, besluit of iets dergelijks kun je uit de voeten: ze zijn bruikbaar, werkbaar en/of nuttig.  We behandelen twee schema’s van argumentatie

1. doel-middelargumentatie: door doel-middelargumentatie probeer je aan te tonen dat een bepaald middel noodzakelijk is om bepaald doel te bereiken. De grondvormen zijn:

1.  Actie A heeft B tot gevolg

2.  B is een gewenste toestand

Conclusie: Actie A is gewenst

 

1. voorbereiding van werkcolleges verhoogt het leereffect

2. een zo hoog mogelijk leereffect is wenselijk

Conclusie: voorbereiding van werkcolleges is wenselijk

 

2. Afweging van voor- en nadelen. Argumentatie door afweging van voor- en nadelen is een uitgebreide vorm van het doel-middelschema. Deze is van toepassing wanneer er verschillende keuzemogelijkheden zijn. Dat is het geval als er bijvoorbeeld verschillende maatregelen genomen kunnen worden.

 

Actie A heeft de voordelen B en de nadelen C

Actie X heeft de voordelen Y en de nadelen Z

B en Z zijn samen zwaarder dan C en Y

Conclusie: Actie A is gewenst.

Volgens dit argumentatieschema worde de voor- en nadelen van de keuzemogelijkheden (overtuigend) opgesomd, waarna een afweging van deze ‘’rijtjes’’ volgt. Dat een bepaalde keuze tot bepaalde gevolgen leidt, en of die gevolgen wenselijk zijn of niet, vergt op zichzelf veelal weer de nodige argumentatie, waarbij de andere argumentatieschema’s zullen worden gebruikt.

 

Wanneer je argumenteren door het afwegen van voor- en nadelen moet je de volgende vragen stellen:

- Zijn er geen (voor de hand liggende) andere acties mogelijk dan die welke besproken worden?

- Zijn de aangegeven relaties tussen acties en effecten waarschijnlijk?

 

5.7 argumentatie op basis van autoriteit

 

Van een andere orde dan de voorgaande argumentatieschema’s is de vorm waarin men zich beroept op een uitspraak of het standpunt van een gezaghebbende persoon of instantie. Je kunt een beroep doen op de kennis, op het beoordelingsvermogen of op de bevoegdheid van de betreffende autoriteit, zoals de volgende voorbeelden laten zien.

 

U kunt rustig koffie drinken, want het gebruik van koffie heeft, mist het gaat om normale hoeveelheden, geen nadelig effect op de gezondheid. Dit blijkt, volgens professor Saanhart van de universiteit van Deuvellink, uit recent wetenschappelijk onderzoek.

 

De ingeroepen autoriteiten kunnen eventueel anoniem zijn:

 

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond..

In de krant stond dat…

 

Het wordt voor de toebehoorde of lezer dan echter wel lastig om zich een beeld te vormen van geloofwaardigheden van de autoriteit. Anoniemen autoriteiten zijn dus minder overtuigend.

 

Als je beroep doet op een autoriteit, moet je je het volgende afvragen:

- Is deze autoriteit geloofwaardig voor degene op we je je richt?

- Heeft de autoriteit recht van spreken op het betreffende terrein?

 

Tekst 2.

 

Het pleidooi

 

1. retorica

De oorsprong van het pleidooi moet gezocht worden in de klassieke retorica. Eigendomsbewijzen ontbraken e in de civiele procedures die niet konden uitblijven, bleek het wenselijk om geordend en overtuigend het eigen gelijk naar voren te brengen.

 

2. Inventio

Onder inventio verstaat men het vinden van de toepasselijke argumentatiemiddelen en de premissen. Vereist zijn een deugdelijke kennis van het dossier en van het toepasselijk materiele en formele recht. Bij pleidooi gaat het erom, dat een aantal punten nog een extra onder de aandacht van de rechter worden gebracht.

 

 

 

 

3. Dispositio.

Het gevonden materiaal dat als relevant wordt beschouwd dient vervolgens geordend te worden tot een pleidooi. Het pleidooi is de mondelinge toelichting op de voldongen zaak en dient derhalve voornamelijk de rechtskundige bespiegeling. Het pleidooi moet een gaaf betoog zijn, systematisch van indeling en logisch van opbouw, waarbij datgene, wat reeds in de stukken werd beschreven, als het ware diepte krijgt.

a. exordium: de inleiding, waarin summier wordt opgenoemd wat behandeld zal worden, in zodanige vorm dat de aandacht van de toehoorder wordt gewekt.

b. narratio: een objectieve schets van de relevante geiten. Een summiere weergave is tijdens het pleidooi voldoende. Het kan zinvol zijn om de geiten met beeldmateriaal, foto’s aanschouwelijk te maken.

c. argumentatio: het aanvoeren van de ondersteunende argumenten en het weerleggen van voorzienbare verweren. ‘’de advocaat dient zich ook af te vragen wat hij zou zeggen als hij op de plaats van zijn tegenpleiter stond’’. Het kan wenselijk zijn om de juridische stellingen met literatuur en jurisprudentie te onderbouwen.

d. perorato: beknopte samenvatting

 

4.Elocutio

De elocutio betreft het gebruik van een juiste woordkeus. Een pleidooi dient overtuigend te zij in de woordkeus, niet overdreven, daartoe is vereist dat de pleiter gelooft in wat hij zegt ‘’achter de feiten staan’’.

 

5. Memoria

Geheugentechnieken dienen om de rede correct te reproduceren. Een pleinota is daartoe onontbeerlijk, zowel als geheugensteun voor de pleiter als voor degene  die het vonnis uitdenkt. De pleinota is een, eventueel verkorte, weergave van de inhoud van het pleidooi.

 

6. Actio

Een pleidooi is een dialoog met de rechter en vereist een rustige en bijna intieme sfeer. Daarbij dient bedacht te worden dat ook in een pleidooi zwijgen veelzeggend kan zijn. Stem en gebaar moeten op juiste wijze benut worden. De pleiter zal in zijn houding in ieder geval uit dienen te stralen dat hij gelooft in wat hij zegt. Een deel van de communicatie tijdens het pleidooi is non-verbaal. Dat geldt met name tijdens het pleidooi van de wederpartij, waarbij onder omstandigheden het bladeren in een dossier of het nadrukkelijk maken van een aantekening, de rechter een indruk geeft van eigen visie.

 

7. Tijd

In Nederland wordt voor pleidooien voor de middag te zijn voltooid. In kort geding verdient het daarom aanbevelingen om de dagvaarding op voorhand aan de president te zenden. Soms is het nuttig om kenbaar te maken dat te verwachten is, dat meer tijd benodigd is dan de beperkte tijd die standaard voor een kort geding wordt uitgetrokken.                                                                                

In Nederland wordt voor pleidooien voor de middag te zijn voltooid. In kort geding verdient het daarom aanbevelingen om de dagvaarding op voorhand aan de president te zenden. Soms is het nuttig om kenbaar te maken dat te verwachten is, dat meer tijd benodigd is dan de beperkte tijd die standaard voor een kort geding wordt uitgetrokken.                                                                                

8. Re- en dupliek

Het hoogtepunt van een pleidooi is de repliek. Op het moment van de repliek blijkt of alle argumenten van de wederpartij waren voorzien. De onjuistheden in de voorstelling van zaken in het betoog van de wederpartij kan daarbij nog éénmaal worden gecorrigeerd. Ook de dupliek is summier en bevat alleen het hoogstnoodzakelijke. In dit stadium zal de eiser geen gelegenheid meer hebben om nog te reageren op de stellingen.

 

9. Procesdossier

De pleinota, voor zover voorgedragen, maakt deel uit van het procesdossier. Het is te beschouwen als een processtuk. En het verdient derhalve aanbeveling de pleinota te doen ondertekenen door de procureur. Hoewel de wet zulks niet uitdrukkelijk voorschrijft. Een overzichtelijke inrichting van het over te leggen dossier waarin dagvaarding, pleitnotities en duidelijk genummerde producties in kleur of anderszins snel te vinden zijn, al dan niet in ringband etc.

10. rechtsvordering

Het wetboek van rechtsvordering bevat een aantal artikelen, die voor een groot deel meer uit wetshistorisch oogpunt relevant lijken.

  • Art. 20 RV: partijen mogen zelf pleiten bij Rechtbank en Gerechtshof. In het algemeen kan niet worden gesteld dat partijen in iedere procedure het recht hebben om hun zaak te bepleite. In cassatie kan uitsluitend door een advocaat worden gepleit, aldus art. 417 rv.
  • Art. 21 tot 28 rv zijn weliswaar zeer lezenswaard, maar hebben – blijkens de NJkaartenbak – nooit tot rechtspraak aanleiding gegeven.
  • Art. 47 rv. Als na gehouden pleidooi, het procesdossier is gefourneerd, kan wederom pleidooi worden gevraagd indien het vonnis drie maanden op zich laat wachten. Men doet er dan wel verstandig aan om in een verzoek tot het wederom houden van pleidooi uitdrukkelijk te verwijzen naar art.47 rv.
  • Art. 144 rv. Na wisseling der conclusies kan een dag voor pleidooi worden bepaald. Vereist is dus dat ieder partijen in ieder geval een conclusie heeft genomen.
  • Overig art. 147,417,428 rv.

11. Nieuwe feiten

Het is geoorloofd om bij pleidooi nieuwe feitelijke stellingen naar voren te brengen. De rechter kan die nieuwe feiten bij zijn overwegingen betrekken, indien ze door de wederpartij niet worden betwist of als door de wederpartij wordt aanvaard dat de nieuwe feiten deel uit maken van de rechtsstrijd.

12. verandering van eis

Het kan wenselijk worden geoordeeld om de eis te wijzigen, bijv. indien zich nieuwe feiten voordeden, de juridische inzichten zijn veranderd door een recent arrest of eigen inzichten zijn veranderd door bestudering van literatuur en rechtspraak.

13. producties

Ter gelegenheid van het pleidooi kunnen nog producties in het geding worden gebracht. Op grond van art. 147 lid 3 rv. Dient zulks zo tijdig plaats te vinden dat de wederpartij op de producties kan reageren.

14. schriftelijke pleidooi

Inmiddels is bij de rechtbank en het hof de mogelijkheid in het leven geroepen om schriftelijk te pleiten. Beide partijen dienen daarmee in te stemmen.

15. Tuchrecht

Naast de grenzen die wet en jurisprudentie de advocaat stellen. Is hij gebonden aan het tuchtrecht. Zo mag hij niet misleidend en niet onnodig grievend zijn in de woordkeuze.

 

 

 

 

 

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.