Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2: Voortplanting

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Aantekening door een scholier
  • 4e klas havo | 1392 woorden
  • 3 december 2013
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Regelsystemen:

  1. Zenuwstelsel.

Het zenuwstelsel werkt snel en doelgericht via zenuwen. Deze zitten in het centraal zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel (uitlopers bewegingszenuwcellen). Een prikkel gaat via de zenuwen door het ruggenmerg naar je hersenen. Daar word het verwerkt.

Een reflex gaat niet via je hersenen maar word meteen naar een spier gezonden.

               Verschillende soorten zenuwen:

  • Gevoelszenuw:       Zorg dat een prikkel word omgezet in een elektrisch stroompje.
  • Schakelzenuw:        Vervoerd het elektrisch stroompje verder in het lichaam.
  • Bewegingszenuw: zet elektrisch stroompje om in beweging.
  1. Hormoonstelsel.

Het hormoonstelsel werkt langzaam en komt via het bloed in je hele lichaam. Hormonen worden geproduceerd door hormoonklieren. Het verschil tussen een hormoonklier en een gewone klier is dat een gewone klier een afvoerbuis heeft. Denk maar aan zweetklieren, traanklieren en speekselklieren. Hormonen zijn doelwitcellen. Ze passen maar aan enkele lichaamsvreemde stoffen. Als het hormoon aan de lichaamsvreemde stof past noem je het een receptor.

Voorbeeld:

  • Hypofyse produceert groeihormonen en LH
  • LH heeft een positieve werking op de geslachtsorganen die een positieve werking hebben op het geslachtshormoon.
  • Het hormoon heeft een positieve werking op de groei maar een negatieve werking op de hypofyse waardoor er weer minder geslachthormoon word gemaakt waardoor de hypofyse weer word geactiveerd enz. enz.
  • Ook erfelijkheid, voedsel en emotionele factoren hebben invloed op de groei.

Voorbehoedsmiddelen.

1.Condoom.

De condoom kan bij mannen en vrouwen gebruikt worden. Bij mannen een hoesje om de penis bij vrouwen een hoesje in de vagina. Deze vangt het sperma op en er zit vaak ook nog zaaddodend middel in.

Positief:              houd SOA ’s tegen.

Negatief:            Kan afglijden.

2.Pil.

In de Pil zitten twee hormonen. Progesteron en eustrogeen. Hierdoor is er geen eisprong/ovulatie. de pil gaat innesteling tegen en er ontstaat een ondoordringbare slijmprop bij de ingang van de baarmoeder.

a. Prikpil.

Zelfde als de pil maar werkt meerdere maanden.

  1. Implanon.

Implantaat onder de huid. Moet door huisarts gegeven worden.

  1. Nuvaring.

Flexibele ring in de baarmoeder.

  1. Spiraaltje.

Dezelfde hormonen als in de pil. Maakt baarmoederwand onrustig. Er ontstaat geen innesteling.

Positief:              1 keer per jaar.

Negatief:            moet door huisarts gedaan worden.

  1. Sterilisatie

Bij mannen word dan de zaadleider doorgeknipt en bij vrouwen de eileider.

  1. Coitus Interruptus

Terugtrekken voordat de man klaarkomt. Het grote nadeel is dat er in het voorvocht al zaadcellen kunnen zitten. niet echt een voorbehoedsmiddel dus.

  1. Periodieke onthouding.

Je moet een regelmatige cyclus hebben. Bij de ovulatie daalt de lichaamstemperatuur 0,5 graden. Dit kan een paar dagen verschillen. Ook kun je gewoon door onderkoeling een lagere lichaamstemperatuur krijgen.

  1. Pessarium.

Hoesje over baarmoedermond.

Voordeel:           heel betrouwbaar

Nadeel:                               Helpt niet tegen Soa

  1. C.A.M. Regelmatig borstvoeding geven. 4 tot 6 keer per dag verdeeld over 24 uur. Dan krijg je geen cyclus.

Pearl index:

Hoeveel procent in zwanger binnen een jaar met deze voorbehoedsmiddelen

Geslachtsorganen man.

-Testikels:                    Productie zaadcellen en geslachtshormonen.

-Bijbal:                          Opslag en rijping zaadcellen.

-Zaadleider:                                vervoer sperma.

-Zaadblaasje:             Maken spermavloeistof.

-Prostaat:                    Maakt spermavloeistof.

-Penis:                          Afvoer sperma/Urine.

-Zwellichaam:            Doet penis opzwellen.

-Eikel:                            Opwekken sexuele stemming.

-Voorhuid:                  Beschermende huidplooi over de eikel.

 

Geslachtsorganen vrouw.

-Eierstok:                     Maakt eicellen en geslachtshormonen

-Follikel:                       Blaasje waarin eicel rijpt.

-Gele lichaam:           Produceert hormonen.

-Eileider:                      Verbinding tussen eierstok en baarmoeder.

-Baarmoeder:            Vind de ontwikkeling van de baby plaats.

-Schede:                      Hierin komt de penis tijdens de geslachtsgemeenschap.

-Schaamlippen:         Bescherming clitoris/schede.

-Clitoris:                        Gevoelig orgaantje. Prikkeling kan lijden tot orgasme.

 

Bevruchting tot placenta.

-Een follikel word gevormd in de eierstok.

-De ovulatie. op dag 14 van de menstruatiecyclus komt de eicel uit de eierstok en het gele lichaam blijft achter. De eicel gaat de eileider door.

-Zaadcellen van de man komen door de baarmoeder naar de eierstokken. Zodra één zaadcel in de eicel is gedrongen en de kernen samengesmolten zijn, ontstaat er een harde ondoordringbare laag om de eicel, het bevruchtingsmembraan.

-Dag 2-7 na de bevruchting deelt de cel zich tot ongeveer 32 cellen. Hij blijft wel even groot omdat hij niet word gevoed.

-Dag 9. De innesteling. Er zijn nu twee celsoorten. De trofoblast en de embryoblast. De trofoblast vreet het baarmoederslijmvlies op. In de gaten die ontstaan komt moederbloed. De placenta ontstaat. Bloed van het kind gaat door vaatjes door het bloed van de moeder. Heel dicht bij elkaar maar geen contact vanwege bloedgroepen. De embryoblast maakt het binnenste vruchtvlies en het vruchtwater. De embryonale schijf word uiteindelijk het kind. De dooierzak bestaat uit cellen die voedsel leveren en is tegelijk een afvalzak. Na een tijdje verdwijnt deze.

-Als de eicel is ingenesteld is, word de placenta gemaakt. Deze produceert HCG wat ervoor zorgt dat het gele lichaam blijft. Dat moet want deze stimuleert de baarmoeder en anders zou het afgestoten worden. Ook maakt de placenta progesteron.

-Als er geen bevruchting plaats vind, is binnen 48 uur de eicel weg en binnen 12 dagen het gele lichaam.

Placenta tot en met geboorte:

-Vanaf het kindje naar de placenta lopen 2 soorten bloedvaten. 2 slagaders. Deze zijn zuurstof arm en co2/afvalstoffen rijk. Ook loopt er 1 ader. Deze is zuurstof rijk en CO2 arm. Ook bouwstoffen, zoals eiwit en glucose, rijk. Deze sluit aan op de holle ader. De slagaders gaan naar het kind toe de aders gaan van het kind af.

-De bevalling bevat 3 fases:

1.Ontsluiting

  • Weeën: spieren baarmoederwand trekken samen.
  • Baarmoedermond gaat open.
  • 10 cm= volledige ontsluiting (duurt 12 tot 24 uur)

2.Uitdrijving:

  • Meepersen met de buikspieren
  • Na volledige ontsluiting

De aantekening gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

2.Uitdrijving:

  • Meepersen met de buikspieren
  • Na volledige ontsluiting

3.Nageboorte

  • Placenta+resten van navelstreng+vruchtvliezen komen naar buiten
  • Vruchtwater is al weg.

Bevruchtingsmethodes:

-I.V.F.:

Word gebruikt bij vrouwen die geen ovulatie of nauwe eileiders hebben. De eicel word vervroegt uit de eierstok gehaald.

-K.I.D.:

Dit is als het bij de man misgaat. Er worden donorzaadcellen gebruikt.

-K.I.E.:

Dit is als het bij de man mis is.  De beste zaadcellen worden een handje geholpen.

-MESA

Alles word kunstmatig gedaan.

-ICSI

Zaadcel word in eicel geplaatst.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.