Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Criminaliteit en rechtsstaat

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 4998 woorden
  • 31 oktober 2015
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

1.1 Wat is criminaliteit? (Strafbaar gedrag)

Van waarden (belangrijke principes) worden normen (gedragsregels (religieus, moreel, fatsoen)) afgeleid. Als je zo’n norm “overtreedt” noem je dat normoverschrijdend gedrag. Sommige normen vinden we in de samenleving zo belangrijk dat ze als rechtsnormen in wetten zijn vastgelegd.

 

Criminaliteit bestaat in verschillende gradaties:

  • Misdrijven: ernstige strafbare feiten. Bv. diefstal, mishandeling, moord, fraude, rijden onder invloed & fraude. Komen in het strafblad als je veroordeeld wordt.
  • Overtredingen: minder ernstige strafbare feiten. Bv. rijden door rood licht, onbevoegd betreden van iemands terrein, etc.

Criminaliteit: alle misdrijven die in de wet omschreven staan.

 

Door maatschappelijke ontwikkelingen veranderen de opvattingen over strafwaardig gedrag steeds. (Strafwaardig gedrag: gedrag dat volgens iemand of een grotere groep mensen strafbaar zou moeten zijn.) Criminaliteit is dus een relatief en cultureel bepaald begrip.

Als er in de samenleving genoeg mensen zijn die bepaald gedrag strafwaardig vinden, kan het worden gecriminaliseerd. Het gedrag wordt dan strafbaar gemaakt. Door bijvoorbeeld de uitvinding van het internet is hacken strafbaar geworden. Soms worden ook gedragingen gedecriminaliseerd. Bv. homoseksualiteit of nudisme. Wanneer kan iets worden gecriminaliseerd? Dat hangt af van de volgende zaken:

  • De maatschappelijke context
  • De ernst van de gevolgen die bepaald gedrag kan hebben voor de slachtoffers en de samenleving
  • De morele opvattingen van de mensen met veel politieke macht

 

1.2 (Criminaliteit als maatschappelijk en politiek probleem)

De redenen dat criminaliteit wordt gezien als een maatschappelijk of sociaal probleem zijn:

  1. Criminaliteit heeft ongewenste gevolgen voor grote groepen in de samenleving
    • Materiële schade
      • Directe financiële schade
      • Indirecte financiële schade (gestegen verzekeringspremies, prijzen van producten verhogen)
      • Kosten voor criminaliteitsbestrijding
    • Immateriële schade
      • Gevoelens van onveiligheid
      • Vermijdingsgedrag (niet meer ’s avonds de straat op)
      • Emotionele en psychische problemen
      • Morele verontwaardiging (waarom is er zoveel diefstal/fraude?!)
      • Veranderende opvattingen over goed en kwaad
      • Verlies aan vertrouwen in mensen/politiek/samenleving
      • Aantasting van het rechtsgevoel van mensen als de daders niet gepakt/bestraft worden
      • Het gevaar dat mensen voor eigen rechter gaan spelen
  2. Er bestaat een verband tussen het bestaan van criminaliteit en andere maatschappelijke ontwikkelingen
    • Afnemend gezag van de overheid
    • Afnemende betekenis van het maatschappelijk middenveld (minder sociale cohesie)
    • Minder sociale controle
    • Veranderend normen- en waardenbesef (gehoorzaamheid & fatsoen >vrijheid & individuele ontplooiing)
    • Toegenomen welvaart (er is meer te halen)
    • Afgenomen pak- en strafkans
    • Werkloosheid
    • Technologische ontwikkelingen (nieuwe mogelijkheden)
    • Internationalisering
    • Ontwikkelingen in de verhouding tussen allochtonen & autochtonen (meer spanning tussen de culturen)
  3. Bij de aanpak van criminaliteit spelen tegengestelde belangen een rol
    • Veiligheid vs. privacy
    • Slachtoffer vs. dader
    • De ontwikkeling van twee tegenstrijdigheden:
      • De veiligheidsparadox: hoe meer veiligheid we hebben, hoe erger we een inbreuk daarop ervaren
      • De veiligheidsutopie: het onhaalbare verlangen naar het samenvallen van maximale vrijheid en maximale veiligheid
  4. Criminaliteit vraagt om een gemeenschappelijke oplossing
    • Particuliere initiatieven
    • Bedrijven
    • Maatschappelijke instellingen
    • Bijzonder! Want, handhaven van openbare orde en verschaffen van veiligheid is een van de basistaken van de overheid.
    • Hoog op de politieke & publieke agenda. Politieke partijen zijn het niet eens over de beste manier om criminaliteit te bestrijden. Hogere straffen vs. preventie

 

2.1 Aard en omvang van criminaliteit (Soorten criminaliteit)

Je kunt criminaliteit indelen naar soort delict of een onderscheid maken tussen veelvoorkomende en zware criminaliteit.

  • Veelvoorkomende criminaliteit (‘kleine criminaliteit’): winkeldiefstal, zakkenrollerij, fietsendiefstal, vernieling en graffiti.
  • Zware criminaliteit: moord, inbraak, verduistering, afpersing, overvallen en de verkoop van harddrugs.

Georganiseerde criminaliteit: beperkt zich niet tot één categorie of één soort delicten.

 

2.2 (Beeldvorming rond criminaliteit)

Ons beeld van criminaliteit wordt stek beïnvloed door de berichtgeving erover in de massamedia. Soms klopt ons beeld hierdoor ook niet. Door eenzijdige berichtgeving over criminaliteit ontstaat er bij het grote publiek een stereotiep en generaliserend (uit enkele gevallen een algemene conclusie trekken) beeld van criminaliteit: framing. De media laat ons door een bepaald frame naar criminaliteit kijken. Sommige wetenschappers zeggen dat framing geen invloed op mensen heeft, omdat ze bewust kiezen wat ze wel of niet willen horen/lezen met behulp van hun referentiekader.

 

2.3 (Het meten van criminaliteit)

Onderzoeksmethoden:

  1. Kwantitatief: Groot aantal gegevens verzamelen,  cijfers en percentages >statistieken
    1. Politie- en rechtbankstatistieken
      • Politiestatistieken: weergave van geregistreerde criminaliteit (proces-verbaal zaken). Geven maar een beperkt beeld van het werkelijke aantal gepleegde delicten:
        • Mensen doen om allerlei redenen geen aangifte
        • Sommige delicten blijven onzichtbaar (belastingontduiking, zakkenrollen, etc.)
      • Rechtbankstatistieken: registreren alle misdrijven waarover een rechter uitspraak doet
      • Kanttekeningen bij de cijfers:
        • Selectieve opsporing beïnvloed de cijfers (als politie meer controleert >meer ontdekt en geregistreerd)
        • Door nieuwe wetten groeit het aantal delicten
        • De registratie van misdrijven wordt soms gekleurd door subjectieve beoordeling door de politie/officier van justitie
        • Verschillende belangen (bang voor bezuinigingen? >politie wil hoge aantallen delicten. Strenge aanpak van misdaad beloofd? >minister van justitie wil lage criminaliteitscijfers)
        • Interpretatie van cijfers: ??
    2. Slachtoffer- en daderenquêtes: beeld van niet geregistreerde criminaliteit (‘verborgen criminaliteit’)
      • Slachtofferenquêtes: aan zoveel mogelijk mensen of hij/zij in een bepaalde tijdsperiode slachtoffer is geweest van een misdrijf. >misdrijven waarvan mensen niet snel aangifte doen komen aan het licht (bv fietsendiefstal) + inzicht in omstandigheden en plaatsen waar delicten plaatsvinden en in de risico’s die bepaalde bevolkingsgroepen lopen
      • Daderenquêtes: aan mensen vragen of ze bepaalde misdrijven hebben gepleegd. Meest complete beeld, MAAR niet iedereen geeft eerlijk antwoord, zeker bij zware misdrijven.
      • Kanttekeningen:
        • Niet alle categorieën mensen worden ondervraagd (illegalen, toeristen, jongeren onder de 15)
        • Over sommige misdrijven wordt vaker gezwegen, bv seksuele delicten
        • Subjectieve meting >afhankelijk van de beleving van de ondervraagde
        • Het zijn steekproeven. Soms niet representatief  voor de hele bevolking
  2. Kwalitatief: Diepgaande informatie >diepte-interviews, verkrijgen van meer inzicht in (de werking van) criminaliteit

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

Betrouwbare onderzoeksgegevens: als ze zijn gebaseerd op waarnemingen die, onder dezelfde omstandigheden herhaald, steeds dezelfde uitkomst geven.

VWO Criteria voor betrouwbaar onderzoek:

  • Betrouwbaarheid: onderzoeksvragen op de juiste manier stellen, niet op toeval berusten
  • Validiteit: het onderzoek moet precies meten wat het moet meten
  • Generaliseerbaarheid: de mate waarin uitkomsten van een onderzoek als algemeen geldend kunnen worden beschouwd. Goed letten op de samenstelling van de onderzochte groep (onderzoekspopulatie)

 

3.1 Hoe ontstaat crimineel gedrag? (Wie is crimineel?)

Verschillen in criminaliteit hebben te maken met:

  1. Geslacht
    • Vaker mannen: verschil in opvoeding, aangeboren agressiviteitsverschil, ongelijke machtsverdeling?
  2. Leeftijd
    • Vooral adolescenten (16-23 jaar) >1 harde kern, jeugdcriminelen. Kenmerken:
      • Weinig besef van geldende normen (niet meegekregen in de opvoeding)
      • Relatief veel problemen (gokverslaving, alcohol, drugs, etc)
      • Gebrekkige sociale vaardigheden
      • Weinig perspectief op werk en een carrière
  3. Maatschappelijke positie
    • Vaak lagere maatschappelijke positie
    • Vermogensdelicten (belastingontduiking) juist vaak in de hogere en middenklasse
  4. Etnische afkomst
    • Vaak allochtonen >veel jonge allochtonen horen ook bij het groepje jeugdcriminelen
    • Bijvoorbeeld door (sub)culturele achtergrond
  5. Woonomgeving
    • Vaak in grote steden: meer kansarme jongeren, minder sociale controle, meer gelegenheid

 

 

3.2 Oorzaken van crimineel gedrag

Beschrijvende criminologie: een helder en compleet beeld geven aan de aard en omvang van criminaliteit.

Theoretische criminologie: crimineel gedrag verklaren. Hiervoor zijn twee soorten benadering:

  1. Microniveau: criminaliteit proberen te verklaren vanuit de individuele situatie en de persoonskenmerken van criminelen. Op zoek naar de verschillen tussen criminele en niet-criminele mensen. Zijn deze verschillen gevolg van aanleg (‘nature’) of opvoeding en ontwikkeling (‘nurture’)?
    1. Biologische en psychologische factoren:
      • Lagere hartslag (minder last van angst) >asociaal gedrag
      • Hogere testosteronspiegel >agressiviteit
      • Persoonlijkheidsstoornissen
      • Geen eenduidig causaal verband  tussen aangeboren biologische/psychologische kenmerken en crimineel gedrag >niet iedereen met hogere testosteronspiegel is ook crimineel
    2. Sociaalpsychologische factoren: verklaring voor crimineel gedrag zoeken in risicofactoren in directe leefomgeving
      • Het gezin:  ouders moeten normoverschrijdend gedrag corrigeren en het goede voorbeeld geven
      • De school: normoverschrijdend gedrag corrigeren. Risicofactoren: spijbelgedrag, vroegtijdig school verlaten
      • De achterstandswijk (risicofactor): normvervaging
      • Invloed van leeftijdsgenoten: peer pressure , verdwijnen schuldgevoel (neutralisatie: het ontkennen van de eigen verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag)
  2. Macroniveau: criminaliteit proberen te verklaren vanuit structurele en culturele kenmerken van samenlevingen als geheel. Letten op sociologische factoren:
    1. Maatschappelijke ongelijkheid >gevoel van sociale onrechtvaardigheid bij mensen met lage maatschappelijke positie. Vergroot de kans op sociale desintegratie: mensen voelen zich niet langer verbonden met anderen in de samenleving. >vaker crimineel gedrag
    2. Subculturele verhoudingen: conflicten tussen dominante cultuur en andere (sub)culturen. Soms passen subculturen zich aan aan de dominante cultuur, soms leidt overheidsbemoeienis tot vervreemding: mensen krijgen het gevoel dat ze buiten de samenleving staan >normvervaging en normloosheid >crimineel gedrag is binnen de groep normaal.

 

3.3 Theorieën over criminaliteit

  1. Sociobiologie en aangeleerd-gedragstheorie:
    • Edwin Sutherland: crimineel gedrag wordt aangeleerd:
      • Criminele jongeren hebben bijna altijd contact met andere criminelen
      • Er zijn geen andere persoonskenmerken bij criminele jongeren dan normale jongeren
    • Edward Wilson: crimineel gedrag is erfelijk
      • Erfelijkheidsonderzoek toonde aan dat mensen niet alleen beïnvloed worden door opvoeding en cultuur, maar net zo sterk door genetische factoren
    • Nog steeds niet duidelijk of het aangeleerd of aangeboren is
  2. Gelegenheidstheorie:
    • Adam Smith: ieder individu kiest voor zichzelf de meest gunstige optie >rationele keuzes
    • Marcus Felson: het niveau van criminaliteit wordt bepaald door de aanwezigheid van potentiele daders, de aanwezigheid van de geschikte doelwitten en de afwezigheid van voldoende sociale bewaking.
  3. Anomietheorie (‘niet volgens de wet’)
    • Robert Merton: verklaring voor criminaliteit in maatschappelijke ongelijkheid
      • Soms kan je niet met legale middelen je doel  (zo hoog mogelijk op de maatschappelijke ladder staan) halen, dus dan doe je het op illegale manier >anomische toestand (alle culturele en sociale normen zijn weggevallen)
      • Te verklaren: criminaliteit is vanaf jaren 70 flink toegenomen, toen was het ideaal ontstaan dat iedereen gelijke kansen moest hebben
  4. Theorie van delinquente subcultuur
    • Navolging van Robert Merton
    • Doelen van jongeren uit middenklassen zijn onhaalbaar voor jongeren uit sociaaleconomisch lagere klassen
    • Ipv van materiële welvaart (Merton) verbindt Albert Cohen ze aan status (eigenwaarde van de jongeren)
    • Criminaliteit is niet functioneel (buit binnenhalen), maar om tegen de hogere klasse in te gaan
  5. Etiketteringstheorie
    • Howard Becker
    • Als mensen het ‘etiket’ crimineel op krijgen door vooroordelen/stereotypering gaan ze zich ook crimineel gedragen
  6. Bindingstheorie
    • Travis Hirschi
    • We hebben bindingen die we niet zomaar op het spel zetten (familie, vrienden, collega’s, etc) >daarom vertoont niet iedereen crimineel gedrag
    • Als de bindingen ontbreken is er meer kans op crimineel gedrag
    • Jongeren vaste relatie oid? >geen crimineel gedrag meer
    • Criminaliteit bestrijden: bindingen herstellen
  7. Theorie van sociale controle
    • Robert Sampson en John Laub
    • Het ontbreken van sancties stimuleert crimineel gedrag (formele en informele sancties)
    • Verschil met bindingstheorie: Sampson en Laub leggen de nadruk op 1 specifieke binding: sociale controle.
  8. Differentiële-associatietheorie
    • Edwin Sutherland
    • Mensen zijn op een verschillende (differentiële) manier verbonden (associatie) met criminaliteit. Er bestaat een verband tussen sociale klasse en soort criminaliteit

 

4.1 De rechtsstaat (Regels en rechten)

Een rechtsbron: een officieel document waarin een rechtsregel is vastgelegd (belangrijkste rechtsbron is de wet). Rechtsregels zijn voor iedereen in het land bindend, aka iedereen moet zich aan de wet houden. De tweede belangrijkste rechtsbron is jurisprudentie (alle rechterlijke uitspraken). Jurisprudentie kan leiden tot nieuwe wetgeving (als rechters een wet niet allemaal op dezelfde manier interpreteren is die onduidelijk en moet de wet worden aangepast).

Doel en betekenis van rechtsregels:

  1. Rechtszekerheid bieden (het garanderen van jouw rechten ten opzichte van de overheid)
  2. Orde aanbrengen in de maatschappij
  3. Onafhankelijke rechtspraak waarborgen
  4. Conflicten vreedzaam kunnen oplossen: voorkomen eigenrichting (recht in eigen hand nemen)

In onze rechtsstaat hebben we een sociaal contract: de burgers vertrouwen erop dat overheidsmacht niet wordt misbruikt en dat de overheid kan rekenen op gehoorzaamheid en erkenning van haar gezag. De overheid heeft ook het geweldsmonopolie.

Grondbeginselen van de rechtsstaat:

  1. Machtenscheiding
  2. De grond- of vrijheidsrechten van burgers in de wet
  3. Legaliteitsbeginsel

 

4.2 Rechtsstaat en strafrecht

Machtenscheiding/trias politica:

  • Wetgevende macht: regering en parlement
  • Uitvoerende macht: regering en ambtenaren
  • Rechterlijke macht: onafhankelijke rechters

Regels voor het strafproces uit het Wetboek van Strafvordering:

  1. Iedereen heeft recht op een eerlijk proces door een onafhankelijke en onpartijdige rechter
  2. Onschuldpresumptie: iedereen is onschuldig totdat hij/zij door de rechter schuldig wordt geacht
  3. Dwangmaatregelen zijn aan wettelijke grenzen gebonden (je mag iemand maar voor een bepaalde tijd vasthouden op het politiebureau)
  4. Iedereen heeft recht op een adequate verdediging:   advocaat of pro-Deoadvocaat

Ook slachtoffers hebben bepaalde rechten, zoals het spreekrecht of het recht om een schadevergoeding te ordenen.

 Het legaliteitsbeginsel zorgt ervoor dat er grenzen zijn aan wat de overheid binnen haar bevoegdheden mag doen. Deze staan in het Wetboek van Strafrecht. Een paar voorbeelden:

  • Strafbaarheids- of nulla poena-beginsel: een persoon kan alleen voor iets gestraft worden dat in de wet strafbaar is gesteld
  • De maximumstraf (vastgelegd per delict)
  • De hele procedure van vooronderzoek tot terechtzitting is gebonden aan wettelijke voorschriften (vormvoorschriften).
  • De ne bis in idem-regel: iemand kan niet voor hetzelfde feit nog een keer worden vervolgd. Twee uitzonderingen
    • Als het in het voordeel van de verdachte/veroordeelde is kan de zaak opnieuw worden bekeken door de Hoge Raad
    • Als er zware aanwijzingen zijn dat een verdachte onterecht is vrijgesproken kan de Hoge Raad de zaak heropenen
  • Geen straf zonder schuld
  • Verjaring: na een bepaalde tijd kan je niet meer vervolgd worden voor een misdrijf

 

Beginselen van de rechtsstaat

Betekenis voor het strafrecht

Trias politica

  • Wetgevende macht stelt wetten vast, zoals maximumstraffen
  • Uitvoerende macht spoort verdachten op en besluit tot vervolging
  • Onafhankelijke rechtsprekende macht oordeelt over schuld en bepaalt de straf

Grondrechten

  • Recht op een eerlijk proces
  • Onschuldpresumptie
  • Recht op hoger beroep en cassatie
  • Zwijgrecht
  • Recht op een advocaat

Legaliteitsbeginsel

  • Strafbaarheidsbeginsel (nulla poema beginsel)
  • Maximumstraf is wettelijk vastgelegd
  • Strafprocedure is gebonden aan wettelijke voorschriften
  • Opsporingsbevoegdheden zijn wettelijk aan grenzen gebonden
  • Ne bis in idem-regel
  • Geen straf zonder schuld
  • Verjaringstermijn is wettelijk vastgelegd

 

 

4.3 Dilemma’s en spanningen

Het dilemma van de rechtsstaat: rechtsbescherming vs. rechtshandhaving: veiligheidsutopie. Door dit dilemma ontstaan er allerlei spanningen:

  1. Wetten die onze vrijheid (te veel) beperken (wetgevend vs uitvoerend)
    • Maakt de justitie hiermee een te grote inbreuk op de grondrechten?
    • VB: identificatieplicht
  2. (Te) ruime opsporingsbevoegdheden (wetgevend vs uitvoerend)
    • Door groeiende nadruk op criminaliteitsbestrijding
  3. De dubbele pet van de politie (wetgevend vs uitvoerend)
    • Opsporingstaak & hulp verlenen & openbare orde handhaven
    • Meer tijd besteden aan opsporen = minder tijd voor hulp verlenen (vb)
    • Op lokaal niveau: driehoeksoverleg tussen korpschef, officier van justitie en burgemeester om spanningen te voorkomen
  4. De dubbele pet van het Openbaar Ministerie (rechterlijk vs uitvoerend)
    • Leden van het OM werken onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, maar behoren ook tot de rechterlijke macht >‘rechterlijke ambtenaren’
    • Strafbare feiten opsporen & bevoegdheid bepaalde zaken wel/niet voor de rechter te brengen
    • Botsing (vb): minister wenst meer verdachten te veroordelen en OvJ wil vrijspraak eisen
  5. Spanning tussen politie en OM (uitvoerend)
    • (vb) politie arresteert verdachte, OM laat verdachte vrij op grond van opportuniteitsbeginsel: vervolging is niet opportuun (niet van algemeen belang). Kan zich voordoen bij capaciteitsproblemen en een keuze moet worden gemaakt tussen bv fietsendiefstal en een overval
  6. Spanning tussen wetgever en rechter (wetgevend vs rechterlijk)
    • Een rechter kan een wet anders interpreteren dan de wetgever oorspronkelijk bedoelde
    • Door veranderende maatschappelijke inzichten
  7. Werkdruk (rechterlijk vs uitvoerend)
    • Bestuur van rechterlijke macht is een raak van de Raad voor de Rechtspraak (regelt de organisatie en financiën van rechtbanken en zorgt ervoor dat rechtszaken efficiënt worden uitgevoerd) >te grote nadruk op efficiëntie: rechters handelen minder nauwkeurig zaken af
  8. Spanning tussen politici en de rechters (wetgevend vs uitvoerend vs rechterlijk)
    • Als politici (Kamerleden (wetgevend) en ministers (uitvoerend)) zich in het openbaar bemoeien met rechtszaken die nog besproken worden, botst de onafhankelijke rechtspraak met de andere twee machten >rechter wordt beïnvloed

Ander dilemma van de rechtsstaat:  

  • Ongelijke kansen met betrekking tot het recht: klassenjustitie (het sociale milieu heeft invloed op opsporing, vervolging en berechting van verdachten).
  • Selectief optreden: politie bepaalt voor een deel zelf wie ze aanhoudt en waarvoor ze mensen bekeurt (vaak ‘aardiger’ voor mensen in een hoger sociaal milieu dan voor mensen in een lager sociaal milieu.

Oorzaken van klassenjustitie:

  • Verdachten met een betere maatschappelijke positie zijn door inkomen, opleiding en cultuur beter in staat hun belangen te behartigen >kennen beter de weg naar goede rechtsbijstand + begrijpen juridische formuleringen beter
  • Door vooroordelen en stereotypering kan een rechter bij een hoogopgeleide verdachte andere verwachtingen hebben van het effect van een straf dan mij een laagopgeleide verdachte. BV. Een gymnasiast krijgt vaker een taakstraf en een vbmo’er een gevangenisstraf  >vergrootte kans dat de vmbo’er uitgroeit tot crimineel >verwachting van de rechter is uitgekomen >doet het de volgende keer weer. Self-fulfilling prophecy: een zichzelf waarmakende voorspelling.

Spanningen zorgen voor vervaging van de machtenscheiding!

 

5.1 Overheidsbeleid (Integraal veiligheidsbeleid)

Kenmerken van het integraal veiligheidsbeleid:

  1. De nadruk ligt op het voorkomen van onveiligheid
  2. Bij zware criminaliteit en georganiseerde misdaad speelt het strafrecht een primaire rol
  3. De overheid vindt dat bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers medeverantwoordelijk zijn voor het voorkomen van criminaliteit en overlast >samenwerking met Bureaus Jeugdzorg, GGZ, etc.

Repressief beleid: nadruk op strafrechtelijk optreden, strenge straffen en uitbreiden van de capaciteit en de bevoegdheden van politie en justitie >kan leiden tot preventie.

  • Bij recidivisten, zware criminelen en georganiseerde misdaad (preventief werkt niet)
  • Het opsporings- en vervolgingsbeleid
  • 4 onderdelen:
    1. Opsporing door OM
    2. Vervolging: voor de rechter brengen
    3. Gevangenisbeleid
    4. Nieuwe wetgeving (door nieuwe beleid van de overheid)

Preventief beleid: nadruk op aanpakken van maatschappelijke oorzaken van crimineel gedrag. Voorbeelden:

  • Meer (sociale) controle
  • Voorlichting
  • Structurele maatregelen (bv investeren in scholing, werkgelegenheid, etc)

Recente ontwikkeling op het gebied van veiligheidsbeleid:

  1. Uitbreiding van bevoegdheden
  2. Toegenomen inbreuk op persoonlijke levenssfeer:  gevaarlijke denkwijzen of houdingen bij burgers kunnen al tot arrestatie leiden (dit bepaalt de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD))
  3. Nieuwe maatregelen (bv voetbalwedstrijden verbieden, preventief fouilleren)
  4. Groeiende internationale invloed op criminaliteitsbeleid doordat EU-lidstaten steeds meer hun wetgeving op elkaar afstemmen
  5. (VWO) Effectievere aanpak van veelplegers (‘draaideurcriminelen’): verschillende kleine strafzaken worden bij elkaar opgeteld om veelplegers voor langere tijd in de gevangenis te houden

 

5.2 Criminaliteitsbeleid in de praktijk

  1. Veelvoorkomende criminaliteit (winkeldiefstal, vernieling, graffiti, zwartrijden, vandalisme): preventieprojecten + repressieve mogelijkheden
  2. Jeugdcriminaliteit: nadruk op voorkomen dat jeugdige daders echte criminelen worden >jeugdstrafrecht + adolescentenstrafrecht (jeugdstrafrecht ß>volwassenenstrafrecht) >Bureau Halt: excuses aanbieden + taakstraf = geen strafblad
  3. Georganiseerde criminaliteit (zware criminaliteit): meer opsporingsbevoegdheden voor politie en justitie: gebruik van anonieme getuigen en kroongetuigen: verdachte die een getuigenverklaring aflegt in ruil voor strafmindering
  4. Witteboordencriminaliteit (fraude, oplichting, belastingontduiking, witwassen) aka organisatiecriminaliteit: inzetten van financiële rechercheurs (werken samen met Belastingdienst en DNB), omdat controlemogelijkheden van politie en justitie gering zijn. + Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) = mensen moeten verdachte transacties melden
  5. Terrorisme: radicalisering en rekrutering tegengaan: gemeenten + moskeeën + imams proberen jongeren tegen de houden die naar Syrië willen. Een maal terug extra controle voor deze jihadisten door Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Wet terroristische misdrijven: er hoeft niet meer aanwijsbaar bewijs te zijn om over te gaan op opsporing/aanhouding als er vermoedens van terrorisme zijn.

 

 

5.3 Politieke visies

Sociaaldemocraten:

  • Crimineel gedrag hangt samen met de maatschappelijke context
  • Preventief veiligheidsbeleid (misstanden in samenleving aanpakken)
  • Burgers moeten zich bewust zijn van regels en gestraft worden bij overtreding
  • Criminelen moeten na hun straf een eerlijke, nieuwe kans krijgen
  • Pragmatisch moralisme: gedragsregels worden pas nageleefd wanneer de achterliggende waarden erkend worden

Liberalen:

  • Rationalistisch individualisme: de burger is een zelfnadenken en rationeel wezen >strenge regels en wetten houdt crimineel gedrag weg
  • Benadrukken eigen verantwoordelijkheid
  • VVD: door strikte rechtsregels een zo groot mogelijke vrijheid (overheid moet niet de burgers voorschrijven hoe te gedragen)

Christendemocraten:

  • De mens is geneigd tot het kwade >overheid moet streng straffen en sterk gezag hebben
  • Uitgeholde normbesef en afwezigheid van een duidelijke publieke moraal hebben slechte invloed
  • CDA/ChristenUnie: benadrukken belang van gezin, school en maatschappelijk middenveld
  • Strijd tegen normvervaging

 

VVD

  • Meer agenten op straat
  • Gevangenissen privaat maken wordt mogelijk
  • Betere bescherming van mensen die uit zelfverdediging geweld gebruiken
  • Verplichte behandeling voor veelplegers

PvdA

  • Meer agenten op straat – minder bureaucratie
  • Hogere boetes voor zaken als belediging van politie
  • Gemeenten behouden inspraak over politie-inzet
  • Dader en slachtoffer moeten straf als echte straf ervaren

SP

  • Meer kleinschalige politieposten in de buurt
  • Geen politietaken voor particuliere beveiligers
  • Toegankelijke stelsel voor rechtsbijstand
  • Meer aandacht voor resocialisatie in gevangenissen

PVV

  • Zware minimumstraffen voor geweld en zedendelicten
  • Leeftijdsgrens strafrecht gaat van 18 naar 16 jaar
  • Bezuinigen op reclassering en afschaffen tbs
  • Meer agenten – preventief fouilleren

CDA

  • Recidive (herhaling) tegengaan door betere samenwerking justitie en jeugdzorg
  • Steun voor adolescentenstrafrecht t/m 23 jaar
  • Cameratoezicht en gebiedsverboden kunnen worden uitgebreid
  • Rechters moeten straffen beter en begrijpelijker formuleren

D66

  • Gefinancierde rechtsbijstand voor lage inkomens
  • Aangifte doen moet eenvoudiger worden
  • Prioriteit bij bestrijding en bestraffen van geweld
  • Geen minimumstraffen

GroenLinks

  • Straffen moet snel, transparant en rechtvaardig
  • Meer begeleiding van gedetineerden na hun straf
  • Vaker schade verhalen op daders
  • Taken AIVD waar mogelijk naar politie

SGP

  • Groter deel politiebudget naar plattelandsgebieden
  • Meer agenten op straat
  • Afschaffen voorwaardelijke vervroegde invrijheidstelling
  • De doodstraf moet overwogen worden

 

6.1 Opsporen, vervolgen en berechten (De politie)

Taken van de politie:

  1. Handhaven van de openbare orde (beschermen veiligheid burgers en preventie)
  2. Hulpverlening
  3. Opsporing strafbare feiten
    • Legaliteitsbeginsel: redelijk vermoeden. Uitzonderlingen
      • Vroegsporing: proactieve aanpak. Snel in actie komen en misdrijven voorkomen
      • Opsporing van terrorisme
    • Bevoegdheden:
      • Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden breidt opsporingsbevoegdheden uit
      • Bevoegdheden zonder toestemming van de Officier van Justitie:
        • Een verdachte staande houden (stilstaan en om id vragen)
        • Aanhouden/arresteren. In geval van heterdaad mag iedereen de verdachte aanhouden!
        • Fouilleren
        • In beslag nemen. OvJ beslist of de verdachte het later terugkrijgt
        • De vrijheid benemen. Maximaal 6 uur (voor verhoor), tijd tussen 24.00 en 9.00 telt niet mee. Als het gaat om een misdrijf waar minstens 4 jaar op staat, kan dit met drie dagen (en daarna nog een keer drie dagen) verlengd worden door de inverzekeringstelling. Daarna nog 104 dagen in voorlopige hechtenis. Voor de eerste 14 dagen (inbewaringstelling) is goedkeuring nodig van de rechter-commissaris en voor de overige tijd (gevangenhouding) van de rechtbank.
      • Toestemming nodig van de OvJ:
        • Huiszoeking
        • Inzetten van infiltranten
        • Uitvoeren van inkijkoperaties
        • Gecontroleerde doorvoer (een partij drugs/wapens op een later moment in beslag nemen om meer verdachten te volgens en bewijzen te verzamelen)
        • Informanten geld betalen
        • Preventief fouilleren
  • Toezicht in het publieke domein
  • Signalering en advisering inzake veiligheid en veiligheidsbeleid

 

6.2 Openbaar ministerie

De OvJ bij de Rechtbank, heet de Advocaat-generaal bij het Gerechtshof en de Procureur-generaal bij de Hoge Raad.

Taken van het OM/OvJ:

  1. Geeft leiding aan het opsporingsonderzoek
  2. Vervolgen van strafbare feiten (voor de rechter brengen)
  3. Doen uitvoeren van opgelegde straffen.

Wat kan een OvJ beslissen?

  1. Seponeren: niet vervolgen. Redenen
    • Technisch sepot: en veroordeling lijkt niet haalbaar (onvoldoende bewijs, feit is niet strafbaar)  (ook opportuniteitsbeginsel: wordt niet vervolgd op basis van algemeen belang)
    • Beleidssepot: de verdachte is al op een andere manier gestraft (alleen minder zware delicten)
    • Voorwaardelijk sepot: verdachte moet aan voorwaarden voldoen, anders alsnog vervolgen (bv van drugsverslaving afkomen)
  2. Schikken: transactie aanbieden. Soorten:
    • Geldboete
    • Taakstraf

Mag geweigerd worden >vervolging

  1. Vervolgen: verdachte voor de rechter brengen
    • Rechtszaak. Verdachte krijgt dagvaarding (oproep om te komen). De OvJ is de aanklager en staat tegenover de verdachte. De rechter beslist.
    • Sinds de Wet OM-afdoening kan de OvJ bij lichte gevallen ook zelf een straf opleggen. Vervolging vindt plaats door een strafbeschikking.  Dit mag als de maximale vrijheidsstraf 6 jaar is. Straffen die gegeven mogen worden:
      • Taakstraf tot 180 uur
      • Geldboete
      • Onttrekking aan het verkeer
      • Ontzegging van rijbevoegdheid voor maximaal 6 maanden
      • Schending trias politica!!! OvJ op de plaats van rechter. Compromis: OvJ mag geen vrijheidsstraffen opleggen
    • Verschil schikken en strafbeschikking: schikken is een voorstel: je mag overgaan tot vervolgen. Strafbeschikking staat vast. Je kunt nog wel in hoger beroep gaan door verzet aan te tekenen.

 

6.3 De rechter

De rechtbank kent verschillende rechters:

  1. Kantonrechter
    • Burgerlijk recht
    • Huur- en arbeidsgeschillen
    • Meestal meteen uitspraak
  2. Politierechter - eenvoudige kamer
    • Lichte misdrijven
    • Maximale vrijheidsstraf: 1 jaar
    • Meteen uitspraak
  3. Meervoudige kamer
    • Drie rechters
    • Ernstige misdrijven
    • Uitspraak na twee weken
  4. Kinderrechter
    • Voor jongeren tussen 12-18 jaar
    • Niet openbaar
    • Minder strenge straffen
    • Adolescentenstrafrecht: geen harde grens meer tussen jeugd- en volwassenenstrafrecht

Kinderen onder 12 jaar kunnen niet worden berecht voor strafbare feiten. Raad van Kinderbescherming en Jeugdzorg probeert kinderen op het rechte pad te krijgen.

 

Als een verdachte het niet eens is met de uitspraak van de rechter kan hij/zij in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof. Ook het OM kan in hoger beroep gaan als die bijvoorbeeld de straf te laag vindt. De hele rechtszaak wordt opnieuw gedaan.

Als de verdachte het nog niet eens is met de uitspraak van het gerechtshof, kan die ‘in cassatie’ gaan bij de Hoge Raad. Ze doen de rechtszaak niet opnieuw, maar kijken alleen of het recht goed is uitgevoerd. Als blijkt dat het recht niet goed is toegepast, wordt de zaak opnieuw gedaan bij een andere Gerechtshof. De Hoge Raad werkt veel met jurisprudentie.

 

De rechtszaak:

Aanvankelijk een dagvaarding: overzicht van verdenking + wanneer de zitting is

  1. Opening
  2. Aanklacht
  3. Onderzoek
    • Getuigen
    • Proces-verbaal
    • Deskundigen ondervragen
    • Slachtoffer aan het woord
  4. Verhoor van verdachte
    • Verklaring
    • Ondervraging (mag zwijgen en liegen)
  5. Requisitoir: samenvatting door OvJ (overtuigen dat de verdachte schuldig is) + eis voor een bepaalde straf
  6. Pleidooi: advocaat van verdachte aan het woord. Vragen om vrijspraak, strafvermindering of ontslag van rechtsvervolging
  7. Laatste woord (door verdachte)
  8. Vonnis (uitspraak)

 

Is het gedrag strafbaar?

  1. Het moet gaan om een menselijke gedraging
  2. Een gedraging die valt onder een delictsomschrijving
  3. Het gedrag moet wederrechtelijk zijn (in strijd met de wet, behalve bij rechtsvaardigheidsgrond: overmacht of noodweer)
  4. Het feit moet aan de schuld van de dader te wijten zijn (behalve bij schulduitsluitingsgronden: ontoerekenbaarheid en noodweerexces)

 

Soorten straffen:

  1. Hoofdstraffen
    1. Geldboete
      • Niet betaald? >hechtenis
    2. Vrijheidsstraf
      • Voor overtredingen max 1 jaar = hechtenis
    3. Taakstraf (onbetaald werk ten algemenen nutte)
      • Leerstraf (jeugdstrafrecht)
      • Werkstraf

Een deel kan voorwaardelijk opgelegd worden. De rechter kan ook bijzondere voorwaarden opleggen, bv behandeling in een afkickkliniek.

  1. Bijkomende straffen
    • Bv inname van het rijbewijs
  2. Maatregelen
    • TBS: terbeschikkingstelling
    • Plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis of ‘inrichting voor stelselmatige daders’
    • Schadevergoeding
    • Ontneming van door de misdaad verkregen geld/goederen
    • Onttrekking aan verkeer

 

In sommige andere landen (BE, FR, GB, VS)  wordt gebruik gemaakt van juryrechtspraak. Gewone mensen, zonder juridische opleiding, bepalen of de verdachte schuldig is. De rechter bepaalt de straf. Voordelen:

  1. Democratischer: burgers medeverantwoordelijk voor rechtsspraak
  2. Belangen slachtoffer worden beter behartigd: jury kan zich beter inleven in het slachtoffer
  3. Klassenjustitie verdwijnt door gemengde samenstelling van de jury

Nadelen:

  1. Juryleden hebben minder inzicht in het maatschappelijk belang op lange termijn
  2. Makkelijker beïnvloedbaar (laten leiden door het gevoel) >uit onderzoek gebleken dat het wel meevalt

 

7.1 Criminaliteit en straf (Waarom straffen we?)

Doelen van straffen:

  1. Vergelding: misdaad mag niet lonen
  2. Generale preventie: afschrikking
  3. Speciale preventie: voorkoming dat de dader in herhaling valt
  4. Resocialisatie: heropvoeding
  5. Beveiliging van de samenleving
  6. Handhaving van de rechtsorde: voorkomen eigeninrichting
  7. Genoegdoening van het slachtoffer

Omstandigheden die de rechter meeneemt in zijn afwegingen:

  1. Kosten van straffen
  2. Mogelijk cellentekort

 

VWO. Het nut van straf

Mensen zeggen dat straf geen nut heeft: er vindt asocialisatie plaats i.p.v. resocialisatie. Criminelen leren alleen maar van elkaar in de gevangenis. Het helpt alleen om de samenleving te beveiligen, maar is maar voor korte termijn.

Het abolitionisme vindt dat het strafrecht moet worden afgeschaft. Slachtoffer en dader moeten met elkaar om de tafel (mediation) >slachtoffers meet genoegdoening en dader niet langer meer van het maatschappelijke leven uitgesloten. Dading: slachtoffer en dader proberen oude situatie te herstellen. Mediation gaat een stap verder dan dading: de dader bekent schuld en wil meewerken.

 

7.2 Uitvoering van de straf

 De Officier van Justitie is verantwoordelijk voor de uitvoering van straffen die onherroepelijk  zijn geworden. De tenuitvoerlegging wordt gedaan door het OM, geholpen door Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) bij gevangenisstraf en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) voor transacties, Reclassering Nederland (RN) voor toezicht en begeleiding van taakstraffen en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) voor sancties aan minderjarigen.

Als een verdachte gevangenisstraf krijgt, krijgt hij van het OM een verzoek zich te melden bij een penitentiaire inrichting (een gevangenis). Er zijn verschillende soorten gevangenissen. De gevangenen krijgen naarmate ze langer in de gevangenis zitten meer vrijheden. In het laatste jaar mogen ze op verlof. Ook is er voor gevangenisstraffen die langer dan één jaar zijn mogelijkheid tot een vervroegde voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Reclassering spant zich in voor de maatschappelijke (her)inpassing van de mensen die met het strafrecht in aanraking komen. Ze proberen herhaling van strafbaar gedrag te voorkomen en overlast te verminderen. Taken:

  1. Hulpverlening aan mensen die met justitie in aanraking komen ((vroeg)hulp, re-intergratie)
  2. Onderzoek en voorlichting over de persoon van de verdachte ten behoeve van de OvJ en de rechter (adviseren)
  3. Voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van taakstraffen (werk en leer) (toezicht houden, toezicht bij werkstraffen)

Coornhert-Liga is een maatschappelijke organisatie. Het is een vereniging voor strafrechthervorming en ze ijvert voor humanisering van het strafrecht. Reclassering is ook zo’n maatschappelijke organisatie.

 

7.3 Opvattingen over straf

Geschiedenis:

Tijd

Doel van straf

Middeleeuwen

Wraak

12e eeuw (ontstaan steden)

Afschrikking

17e/18e eeuw

Resocialisatie

Theorieën over straf:

  1. Absolute theorieën (= vergelding): rechtvaardiging van de straf waarin naar het verleden wordt gekeken. Straf staat los van de omstandigheden en effect op dader . Het gaat puur om het gepleegde delict!
  2. Relatieve theorieën (= generale en speciale preventie): het beoogde toekomstige effect van de sanctie telt. Niet de daad, maar de dader staat centraal!
    • Koppelen politieke partijen!

 

  1. Wilstheorie: verband vrije wil dader en strafrecht. Natuurrechtelijk karakter. Natuurlijk gevolg van de daad is straf. ‘Gewild’. (schuld = verwijtbaarheid en toerekenbaarheid)
  2. Sociale (maatschappelijke) verdragstheorie: sociaal contract. Algemene wil van het volk. Stelt grenzen aan gedrag en afspraak over ‘contract’breuk. Zien we terug in huidige strafrecht.

 

Twee stromingen binnen het strafrecht:

  1. De klassieke school: mens is vrij in handelen en denken. Generale preventie
    • Hoe vinden we dit terug in ons strafrecht?
      • Gelijkheidsbeginsel: iedereen is gelijk voor de wet
      • Strafbaarheidsbeginsel: iets is alleen strafbaar als het in de wet staat
      • Onschuldpresumptie: onschuldig tot tegendeel is bewezen
  2. Moderne/nieuwe school: de mens is niet vrij, maar een product van endogene en exogene gedragsbepalende invloeden. Strafuitsluitingsgronden (ontoerekeningsvatbaarheid, noodweerexces). Resocialisatie!
    • Hoe vinden we dit terug in ons strafrecht?
      • Strafrechtelijke maatregelen, bv tbs
      • Mogelijkheid tot scholing in de gevangenis
      • Taakstraffen

Twee stromingen binnen het strafrecht:

  1. De klassieke school: mens is vrij in handelen en denken. Generale preventie
    • Hoe vinden we dit terug in ons strafrecht?
      • Gelijkheidsbeginsel: iedereen is gelijk voor de wet
      • Strafbaarheidsbeginsel: iets is alleen strafbaar als het in de wet staat
      • Onschuldpresumptie: onschuldig tot tegendeel is bewezen
  2. Moderne/nieuwe school: de mens is niet vrij, maar een product van endogene en exogene gedragsbepalende invloeden. Strafuitsluitingsgronden (ontoerekeningsvatbaarheid, noodweerexces). Resocialisatie!
    • Hoe vinden we dit terug in ons strafrecht?
      • Strafrechtelijke maatregelen, bv tbs
      • Mogelijkheid tot scholing in de gevangenis
      • Taakstraffen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.