populair-wetenschappelijk artikel
In een populair-wetenschappelijk artikel wordt een wetenschappelijk onderwerp op eenvoudige wijze behandeld, zodat ook de minder deskundige lezer snapt waar het artikel over gaat. Hij doet dat door eenvoudige woorden te gebruiken en door niet alle details van het onderwerp te behandelen. De moeilijkste onderwerpen laat hij eruit. Ook geeft hij heel erg veel voorbeelden. In de inleiding kondigt de schrijver vaak het onderwerp op een spannende manier aan, het belangrijkste tekstdoel is informeren en in de tweede instantie amuseren.
Voorkennis
Voorkennis is de kennis die je al hebt over een bepaald onderwerp voordat je over dat onderwerp gaat lezen.
Referentiekader
De kennis die jij hebt om de wereld om je heen te begrijpen, is jouw referentiekader. Het referentiekader bestaat deels uit kennis die je deelt met anderen, bijvoorbeeld met de inwoners van het land waarin je woont, en deels uit kennis die jij alleen hebt. Zo kijken je grootouders heel anders tegen zaken aan als geloof en uitgaan dan jij. Niet omdat ze minder weten maar omdat ze andere kennis hebben dan jij.
Functies van de inleiding
Met de inleiding van zijn tekst wil een schrijver de lezer zo snel mogelijk op het juiste spoor zetten. Daarom geeft hij aan zijn inleiding een bepaalde functie. Mogelijke functies zijn:
- het onderwerp aankondigen
- aangeven waarom of naar aanleiding waarvan de tekst geschreven is
- aandacht van de lezer trekken
- samenvatting geven
- vraag stellen die hij in de rest van het boek beantwoord
- probleem noemen, en in het boek oplossingen bedenken
Lezersprofiel
Als je schrijft moet je rekening houden met het leespubliek, de leeftijd, het opleidingsniveau, wat weten de lezers van het onderwerp. Dat noem je het lezersprofiel.
Taalgebruik afstemmen
Als je wilt dat de tekst gelezen wordt moet je publieksgericht schrijven. Daarom moet je zowel de inhoud als het taalgebruik afstemmen op je publiek. Zorgen dat het begrijpelijk is, concreet formuleren (gebruik geen vage woorden), formuleer aantrekkelijk, kies de juiste toon.
Kritisch kijken en luisteren
Om informatie op waarde te kunnen schatten, pas je de strategie ‘kritisch kijken en luisteren’ toe. Vraag af: - hoe betrouwbaar is de informatiebron ?
- hoe juist is de informatie ?
- hoe actueel is de informatie ?
Suggestieve elementen
Dit zijn trucjes die de programmamakers gebruiken om kijkers te manipuleren of waarmee ze jouw mening over het onderwerp kunnen beïnvloeden. Door bijvoorbeeld de muziek, camerastandpunt, beeldkader, montage techniek en non-verbale communicatie.
Volksverhalen
Volksverhalen zijn ontstaan in de tijd er nog geen boeken waren. Ze zijn mondeling overgelegd en pas eeuwen na hun ontstaan opgeschreven. Sprookjes, fabels, mythen, legenden en sagen zijn volksverhalen.
Fabel: dierenverhaal met een moraal
Mythe: verhaal over (half)goden of helden
Legende: verhaal waarin getoond word hoe god of Maria zich rechtstreeks met het leven van de mens bemoeit.
Sage: verhaal met een kern van waarheid
Parabel
Een parabel is een kort verhaal over mensen, waarin een levenswijsheid verkondigd wordt. Aan de hand van een vergelijking probeert de schrijver de lezers na te laten denken over hun gedrag. Het komt bijvoorbeeld voor in de bijbel.
Woordsoorten
Alle woorden uit het Nederlands kun je verdelen in 10 groepen. Die groepen heten woordsoorten. Taalkundig ontleden is een andere omschrijving voor ‘woordsoorten benoemen’. Een aantal woordsoorten zijn:
WW – geeft aan wat iemand doet of wat er gebeurt
LW – de, het en een
ZN – woorden voor mensen, dieren, planten en dingen
BN – noemt een eigenschap of kenmerk van een ZN
VZ – het vogelkooitje
TW – geeft een hoeveelheid aan je hebt daar nog verschillende soorten in ook:
- BHTW’s, geven exacte hoeveelheid aan bijv. 7 boeken, 8 schriften
- OHTW’s, geven geen exacte hoeveelheid bijv. veel boeken, weinig schriften
- ORTW’s, geven niet exacte rangorde aan bijv. hoeveelste, middelste, laatste
Bijwoorden
- Bijwoorden zeggen iets over WW’s:
Hij loopt mank jij danst sierlijk
- Bijwoorden zeggen iets over BN’s:
Het erg mooie boek een nogal leuk uitstapje
- Bijwoorden zeggen iets over andere BW’s:
Hij loopt te hard jij danst heel sierlijk
- Bijwoorden zeggen iets over de hele zin:
Hij wil niet meedoen misschien wil je cola ?
Bijwoorden zeggen vaak iets over:
- de manier waarop iets gebeurt (zij schrijft slordig)
- de plaats waar iets gebeurt (daar ligt het)
- het tijdstip waarop iets gebeurt (zij vertrekt morgen)
Bijwoorden kunnen een ontkenning, oordeel of vraag aangeven:
Zij lachte niet gelukkig kwam de dokter wanneer kom je ?
Let op! Ook er is een bijwoord
Dyslexie
- is een aangeboren coördinatiestoornis in de hersenen
- maak het moeilijk afzonderlijke letters en woordbetekenissen te herkennen
- kan lees- en spellingproblemen veroorzaken
- kan zorgen voor leerachterstanden op school
- gaat nooit over, maar met goede begeleiding is er veel aan te doen
Soorten werkwoorden
Zelfstandige ww’s - - - > ww’s die zelfstandig het WG kunnen vormen
Koppel ww’s - - - > ww’s die in het NG het onderwerp en naamwoordelijk deel verbinden met elkaar, zijn, blijken, lijken, schijnen, blijven, worden
HWW van tijd - - - > helpen de voltooide tijd te vormen
HWW van LV - - - > in de lijdende zin wordt met het onderwerp niets gedaan
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden