Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2632 woorden
  • 16 november 2002
  • 55 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
55 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Maatschappijleer hoofdstuk 3 §1, Betekenis van arbeid voor mens en samenleving Arbeid – alle activiteiten die nut opleveren voor degene die het verricht of voor
diens naaste omgeving en of de samenleving in het geheel. Arbeidsethos - de betekenis die mensen aan arbeid toekennen. Vrijetijdsbesteding is als je persoonlijke belangstelling hebt. Materiële functies van arbeid zijn bijvoorbeeld het verdienen van geld en het voorzien in levensonderhoud etc. Immateriële functies zijn bijvoorbeeld je sociale contacten, maatschappelijke status, levensgeluk etc. In de Griekse en Romeinse oudheid werd werk als een last gezien, de slaven deden het werk. In de middeleeuwen werd werk ook als last gezien. Het Calvinistische (Johannes Calvijn) arbeidsmoraal was dat je hard moest werken en woekeren met de talenten die je van god had gekregen. Iedereen moest werken, rijk én arm. In deze tijd kwam ook het kapitalisme op. In de 19e eeuw (industrialisatie) werd werk weer een last. Mensen werkten lang in vieze fabrieken voor te weinig geld. Aanhangers van Karl Marx die vonden het maar helemaal niks. Er zijn 3 typen arbeidsethos: Traditionele arbeidsethos, hierbij werd het werk als een centraal punt in het leven gezien. Arbeid is goed, het wordt als lust gezien. Kritische arbeidsethos, hier vinden ze arbeid ook wel goed, maar er is hier ook meer nadruk op de last kanten. Het werk kan ten koste gaan van andere dingen in het leven, het gezin, partner, vrienden etc. Alternatief arbeidsethos, deze groep hecht nauwelijks waarde aan arbeid. Ze vinden meer vrije tijd belangrijker, dan kan je zelf inhoud geven aan je leven. § 2, de hedendaagse arbeidssamenleving
Partialiteit - dat een minderdeel van de totale bevolking betaalde arbeid verricht

Slechts een minderheid van de totale Nederlandse bevolking verricht betaalde arbeid. Nederland heeft een OESO samenleving. OESO staat voor Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. We werken nu veel minder door de industrialisatie en omdat er meer wetten zijn gekomen. (Kinderwetten, van Houten (1874)) In 1900 kwam de verlenging van de leerplicht en de pensioenleeftijd. Dus alleen de 15-65 jarigen horen bij de beroepsbevolking. Het werk verandert ook door nog 2 dingen; Sectorale verschuiving, door de industrialisatie zijn er veel meer mensen in de industrie gaan werken in plaats van de agrarische sector. Er zijn 4 sectoren: - Primaire /agrarische - Secundaire /industriële - Tertiaire /commerciële dienstverlening - Quartaire /niet commerciële diensverlening, door de overheid gefinancierd
Hoe later het wordt in de tijd hoe meer mensen van de bovenste sectoren naar de onderste gaan. Technologische ontwikkeling, er komt steeds meer computerisering, hierdoor komt de informatietechnologie. De agrarische sector kan nu zelf gestuurd worden door de computer. Je wordt als werkeloos gerekend als je; - niet werkt, of minder dan 12 uur - staat ingeschreven bij een arbeidsbureau - direct beschikbaar zijn voor minimaal 12 uur in de week
Je hebt 4 soorten werkeloosheid; Conjuncturele werkeloosheid, dat is wanneer het tijdelijk niet goed gaat met de economie en je dus je baan kwijt kan raken. Structurele werkeloosheid, dat is wanneer er een blijvend verschil is tussen vraag en aanbod of dat het bedrijf naar lagelonenlanden gaat omdat het daar goedkoper is. Seizoenswerkeloosheid, bijvoorbeeld een ijscoman of een skibaan. Frictiewerkeloosheid, als je bijvoorbeeld net van school af komt en bezig bent werk te vinden. Vrije tijd kunnen we ook indelen in 3 functies; Recreatieve functie, dat is de functie waarin je uitrust van allerlei werkzaamheden. Creatieve functie, dat is waarneer je je ontplooit, als je muziek maakt of schildert etc. Ontwikkelingsfunctie, dat is wanneer je je verder gaat scholen, bijvoorbeeld met een of andere cursus. § 3, politieke visies op de arbeidssamenleving
Je hebt ook 4 politieke visies op de arbeidssamenleving. Liberale visie, - Ze zijn fan van een markteconomie. - Ze zijn voor vrije ondernemingsgewijze productie. Ze vinden dat ruimte voor het particulier initiatief komt de arbeidsmotivatie van burgers ten goede en zal uiteindelijke het algemeen welzijn bevorderen. - Ze zijn ook voor concurrentie want dat zal leiden tot betere prestaties. - Ook willen zij de rol van de overheid terugdringen, mensen moeten zoveel mogelijk vrijheid hebben om hun talenten te ontplooien. Sociaal-democratische visie, - Ze zijn voor spreiding van kennis, inkomen en macht. Ze willen alles graag gelijk hebben, dan zijn de mensen ook meer tevreden. - Ze willen dat er rekening gehouden moet worden met de belasting van het milieu. - Ze zijn voor democratisering. Christen-democratische visie, - Ze zijn voor gespreide verantwoordelijkheid, wat burgers zelf kunnen moeten ze ook doen. - Ze zijn voor rentmeesterschap, God heeft de mens geschapen als rentmeester op aarde, om al het geschapene in verantwoordelijkheid te beheren. - Ze zijn voor gerechtigheid, er moet geen grote kloof zijn tussen arm en rijk. - Ze zijn voor solidariteit, voor naastenliefde. Je moet mindere helpen met de macht die je hebt. Ecologische visie, - Ze zijn voor beperking om het milieu te behouden. - Ze zijn voor kleinschaligheid, ook om het milieu te behouden. - Ze zijn voor de kringloopeconomie, zodat producten gerecycled kunnen worden. §4, arbeidsverdeling Arbeidsverdeling - de verdeling van de arbeidstaken over individuen en groepringen in een samenleving
Sociale ongelijkheid - mensen nemen in de samenleving ongelijke posities in, er is sprake van een sociale rangorde
Sociale stratificatie - opeenstapeling van sociale lagen in de samenleving, iedere laag bestaat uit min of meer gelijk gewaardeerde posities
Maatschappelijke stratificatieladder - een ladder van beroepen met het verschil van inkomen, kennis en macht. Sociale status - hoe iemand wordt aangekeken, een arts heeft een hogere sociale status dan een vuilnisman. Verticale sociale mobiliteit - stijging of daling van een persoon op de maatschappelijke ladder. Er zijn 2 manieren om verticale sociale mobiliteit te krijgen; Intergeneratie -mobiliteit, stijging of daling in vergelijking met een vorige generatie. Intrageneratie -mobiliteit, stijging of daling in vergelijking met je eigen beroepsverleden. Je hebt 2 soorten arbeidsverdeling; Maatschappelijke arbeidsverdeling, dit is de verdeling van de maatschappelijke taken en functies over groeperingen die zijn verenigd in beroepen, bedrijven en bedrijfstakken. Technische arbeidsverdeling, dit is de verdeling van taken over productie-eenheden en arbeidsfuncties; het productieproces wordt opgedeeld in deelhandelingen die worden verricht door verschillende arbeidskrachten. Nederland heeft een open samenleving, dat betekent dat alle Nederlandse burgers toegang hebben op een uitgebreid onderwijssysteem. Met die diploma’s kan iedereen solliciteren naar een positie op de arbeidsmarkt. Toch hebben kinderen met rijke, machtige of zoiets ouders meer kans op een hogere maatschappelijke status op de ladder. Kinderen uit lagere sociaal-economische statusgroeperingen zijn oververtegenwoordigd in lagere vormen van het voortgezet onderwijs(vbo/mavo) en ondervertegenwoordigd in hogere vormen van dit onderwijs (havo/vwo) Hiernaast kan worden gekeken naar selectieprocedures op de arbeidsmarkt. § 5, verzorgingsstaat Verzorgingsstaat - een samenleving waarin de overheid zich ten doel stelt de zorg voor het welzijn van haar burgers op zich te nemen

De verzorgingsstaat heeft 4 doelstellingen: - bescherming van burgers tegen de risico’s van de industriële samenleving, zoals ongevallen op het werk en arbeidsongeschiktheid - garantie van een minimuminkomen, ook voor burgers die zich in het geval van werkeloosheid, arbeidsongeschiktheid, ziekte of ouderdom niet in voldoende mate voor zichzelf kunnen zorgen - het aanbieden van voorzieningen, die iedere burger nodig heeft om in de samenleving goed te kunnen functioneren, zoals huisvestiging, onderwijs en gezondheidszorg - het bevorderen van het welbevinden van alle burgers door een ieder voldoende ruimte aan te bieden om zichzelf te ontplooien en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van politiek, cultuur en dergelijke
Deze doelstellingen zijn er niet in 1 keer gekomen. In de 19e eeuw leidde de industrialisatie en urbanisatie tot sociale problemen. Zoals hygiëne, armoede en woningsnood. De overheid greep daardoor in. Ook wou men hulp bij het onderwijs, dus heeft de overheid dat ook beter geregeld. De Nederlandse verzorgingsstaat wordt als een compromis van sociaal-democratische en liberale uitgangspunten gezien. Het sociaal-democratische staat voor gelijkheid, rechtvaardigheid en solidariteit. Het liberale staat voor persoonlijke vrijheid, verantwoordelijkheid en verdelende werking van de markt. De economische markt blijft wel gehandhaafd. De Christen-democraten helpen een beetje mee, zij zorgden dat voor de principes van rechtvaardigheid en solidariteit. Zij hebben de moderne verzorgingsstaat uitgebouwd met hun Rooms-rode coalities (1946-1958). Sociale verzekeringen worden betaald van premies uit belastingen en uitgekeerd in uitkeringen. - Werknemersverzekeringen, dit zijn verzekeringen voor mensen die in loondienst werken. Dit zijn de Werkeloosheidswet(WW), de Ziektewet (ZW), de wet op arbeidsongeschiktheidsverzekering(WAO) en de Ziektewet(ZFW). Elk jaar wordt er gekeken hoeveel ze hieraan kunnen uitgeven, en dan wordt het verdeeld over de premiebetalers. Elke keer is de hoogte van de premie dus anders. Maar meestal ligt het eraan hoeveel je verdient, hoe meer je verdient, hoe meer je moet betalen - Volksverzekeringen, dit zijn verzekeringen voor het hele volk zoals de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene Nabestaandenwet(ANW), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet(AAW). De premie is bij hoge inkomens hoog en bij lage laag, maar de uitkeringen zijn wel hetzelfde. - Sociale voorzieningen, deze voorzieningen krijg je als je niet voor iets anders in aanmerking komt, je wordt wel op een aantal dingen getest, of je een inkomen hebt etc. De bekendste is de Algemene Bijstandswet(ABW) In het midden van de jaren ’70 kwam er de 1e kritiek op de verzorgingsstaat, hij werd onbetaalbaar en de garantie van sociale zekerheid was er niet echt. Er kwam een crisis van de verzorgingsstaat, daar waren 3 hoofdproblemen van; - Economische problemen (de betaalbaarheid), in de jaren ’60 en ’70 zijn de uitgave exponentieel gegroeid. De begrotingen werden steeds meer overschreden. De economie stagneerde halverwege de jaren ’70. Het financieringstekort liep snel op. - Politiek-bestuurlijke problemen (bureaucratie), de regelingen waren ingewikkeld en ondoorzichtig daardoor was het moeilijk om het te beheersen. - Sociaal-culturele problemen (veranderende gedragspatroon), mensen veranderde. Er kwam meer individualisering en berekenend gedrag. Mensen gaan kijken hoeveel mogelijk geld zij binnen kunnen krijgen en daardoor krijg je weer een betaalbaarheidsprobleem. De liberalen willen in de verzorgingsstaat de volgende dingen: - terug dringen van de overheidsuitgave, zodat het financieringstekort minder wordt - privatisering, zodat de overheidsinstellingen volgens marktprincipes gaan functioneren - deregulering, de vermindering van de ingewikkelde en onoverzichtelijke wet- en regelgeving van de overheid - inkrimping van het omvangrijke ambtenarenapparaat
De Sociaal-democraten willen de volgende dingen: - een actief overheidsbeleid, om economische groei te stimuleren en sociale ongelijkheid terug te dringen - decentralisering en democratisering van de arbeidsverhoudingen, zodat er meer mensen bij de besluitvorming betrokken worden
De Christen-democraten willen de volgende dingen: - overheidsbemoeienis en overheidsteruggave terugdringen - randvoorwaarden scheppen voor het dragen van persoonlijke verantwoordelijkheid
Er zijn 2 beleid gekomen sinds de crisis van de verzorgingsstaat; Prijsbeleid, de uitkeringen werden verlaagd, ze gingen niet meer elk jaar met de lonen omhoog
Volumebeleid, de uitkeringen werden minder. Arbeidsongeschikten werden opnieuw gekeurd. De maatregelen die er daarna nog bijkwamen zijn gericht op de politieke bestuurlijke en sociaal-culturele problemen. Bijvoorbeeld het egoïsme van de mensen. Ook werkgevers kregen nieuwe plichten. Ze moesten bijvoorbeeld vanaf 1996 verplicht hun werknemers zeker een jaar 70% door betalen als zij ziek waren. Uitkeringen zijn ook geprivatiseerd, zo is er meer concurrentie en heb je meer kans dat je goed zit en niet belazerd word. § 6, arbeidsverhoudingen De vakbeweging(vakbond) heeft vanaf het ontstaan een dubbele doelstelling: Materiële positieverbetering, werknemers willen een verbetering van hun materiële positie, dit wordt ook wel de correctiefunctie genoemd. Volwaardige positie van werknemers op het werk en in de samenleving, werknemers willen dat ze als volwaardige burgers worden gezien, dit wordt ook wel de emancipatiefunctie genoemd. Werkgeverorganisaties hebben 2 functies: Politiek-economische functie, de politieke pressiegroep komt op voor de belangen van ondernemers tegenover de overheid
Belangenbehartigende functie, ze behartigen de belangen van de werkgevers in de onderhandelingen, zoals de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) De werkgeversorganisaties en de vakbeweging worden sociale partners genoemd en zij moeten samen tot oplossingen zien te komen. De werknemers hebben (5) belangen zoals; - arbeidsvoorwaarden, inkomen en werktijden - arbeidsinhoud - arbeidsverhoudingen, de relatie tussen werkgever, nemer & bv. medezeggenschapsraad - arbeidsomstandigheden, gezondheid, veiligheid - algemene belangen, ontslagrecht, sociale zekerheid

De werkgevers hebben ook belangen zoals; - continuïteit van het bedrijf (belangrijkste) - lage productiekosten - lage belastingen - werkwillige en geschoolde arbeiders
Nederland kent geen stakingsrecht. De rechter moet uitspraak doen. Er zijn wel 3 redenen om het goed te doen; - Als ze georganiseerd zijn door een vakbond, zij houden zich toch redelijk aan de regels - Als alle wettelijke/ mogelijke middelen zijn geprobeerd - Er geen onevenredigheid is tussen het doel van de staking en het gevolg. Een bedrijf dat meer dan 35 medewerkers heeft moet een OR hebben. De OR heeft 2 rechten; - Adviesrecht bij financieel-economische en bedrijfsorganisatorische besluiten. De OR wordt advies gevraagd bij fusies, inkrimping of uitbreiding van het personeel, promotiebeleid etc. - Instemmingsrecht bij zaken van sociaal beleid, zoals pensionering en winstdeling, veiligheid, gezondheid en hygiëne. De vakbonden vinden de OR en de MZR niet zo tof, want dat zijn werknemers die geen lid zijn van een vakbond maar wel met de werkgevers overleggen. De vakbonden zijn bang dat ze daardoor minder macht krijgen. In een vakbond zijn ze zeg maar geen amateurs zoals in die ‘raden’. De vakbonden hebben op de ‘raden’ gereageerd met bedrijvenwerk. Daarin organiseren zich de vakbondsleden binnen een bedrijf, die staan ‘raadsleden’ bij. Het suc6 van werkgeversverenigingen en vakbonden is wel afhankelijk van factoren bijvoorbeeld; - Het politieke klimaat, welke partijen regeren en hoe groot zij zijn beïnvloed de kansen van succes van sociale partners. Liberaal is in het voordeel van werkgevers terwijl sociaal-democraten weer in het voordeel van de werknemers zijn - De sociaal-economische structuur, of er sprake is van een overlegeconomie. Als dat er wel is is de positie van de vakbeweging belangrijk - De economische conjunctuur, de positie van werknemersbonden worden zwakker in de tijden van economische recessie en werkeloosheid - De organisatiegraad en actiebereid van de leden, als de organisatiegraad hoger is dan is de actiebereidheid groter - Internationalisering van de economie, als de economie gaat internationaliseren dan kan de invloed van de vakbeweging afnemen
De overheid heeft ook nog wel wat rollen, deze 4 zijn het belangrijkste; - als overlegpartner van sociaal-economische groeperingen(werkgevers & nemers organisaties) - als werkgever, ambtenaren en trendvolgers vallen onder haar verantwoordelijkheid - als regelgever, het vaststellen van minimumregels voor gezondheid, veiligheid, arbeidstijden etc. - als initiator van economisch beleid, zij heeft de verantwoordelijkheid van de economie
De Sociaal-economische Raad (SER) is in 1950 ingesteld als belangrijkste adviesorgaan van de overheid op sociaal-economisch gebied. In de SER hebben werkgevers, nemers en kroonleden ieder 1/3 van de zetels. De Stichting van de Arbeid is in 1945 ingesteld. Daarin zijn alleen de centrale organisaties van de werkgevers en nemers vertegenwoordigd. In deze stichting komen ze tot centrale akkoorden over arbeidsvoorwaarden. § 7, het einde van de arbeidssamenleving? Melkertbanen - dit is betaalde arbeid voor werklozen
Onderzoekers denken dat de arbeidssamenleving snel voorbij is om deze 3 redenen: - technologische werkeloosheid, er komt steeds meer technologie en daardoor zijn er steeds minder mensen nodig - de lastkant van hedendaagse arbeid, er komt steeds meer stress - Segmentering van de arbeidsmarkt, hoogwaardige arbeid wordt schaars. De garantie op een vast contract, opleiding, promotie etc. zijn niet meer zeker. Je moet ook te flexibel zijn
De socioloog Ralf Dahrendorf denkt dat als er werkelozen zijn, er een arbeidssamenleving is. Werkeloosheid is negatief, bij betaalde arbeid hoor je voordelen te hebben. Betaalde arbeid hoort een garantie te zijn tegen psychische en sociale kwalen. Als er werkeloosheid is, zijn betaalde banen nog steeds de beste oplossing. De ideologie van de arbeidssamenleving is dat mensen zijn arbeidskracht aan moeten bieden, de uitzonderingen worden alleen gemaakt op basis van leeftijd, ongeval of ziekte. Niet-werkende worden gezien als onaangepast gedrag. De kritiek op deze ideologie is dat de partialiteit van de arbeidssamenleving de ideologie op termijn onhoudbaar zou maken. De arbeidsmoraal zal worden ondergraven. Een argument waarom de arbeidssamenleving niet tot zijn einde zal lopen is de zogenaamde ‘institutionele setting’. Dat betekent eigenlijk dat er altijd nog wel werk zal zijn. Belangrijke beslissingen over de ontwikkeling van de maatschappij etc. De kleine groepen (werkgeversverenigingen, vakbonden etc.)worden steeds belangrijker.

REACTIES

B.

B.

yo ik heb een goede samenvatting dankszij jou

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.