Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Blok 2

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 1899 woorden
  • 21 december 2011
  • 140 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
140 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Nederlands blok 2

Over lezen

Personages
Hoofdpersonen: je komt hun gevoelens, gedachten en acties te weten.
Meestal maakt de hoofdpersoon een ontwikkeling door. Meestal draait het verhaal over het probleem van de hoofdpersoon en dan kom je later te weten hoe hij dit aanpakt etc.

Bijfiguren: zijn mensen in het verhaal waar je niet veel over komt te weten, alleen uit wat ze zeggen en doen. Meestal hebben ze 1 eigenschap en zijn ze stereotiep (zoals; de boze buurman of het domme hulpje. Ze reageren dus altijd voorspelbaar. Ook hoofdpersonen kunnen stereotiep zijn; de dappere held en de wanhopige prinses. Dit gebeurt bijna alleen in avontuurverhalen, strips of soaps)
Je hebt twee verschillende bijfiguren:

•    Medespelers: zijn belangrijke bijfiguren in het verhaal
•    Figuranten: mensen die alleen maar vulling zijn voor het verhaal.

Personages hebben een relatie met elkaar, door die relatie te veranderen kan je spanning brengen. Zoals het hulpje wordt de Bad-Guy.

Spanning
Je hebt twee soorten spanning:
•    Actiespanning: spanning die daadwerkelijk gebeurt; iemand gaat naar een bouwplaats en wordt daar gevangen genomen en bedreigd.
•    Psychologische spanning: gaat over de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon. Bijvoorbeeld angst voor wat er gaat gebeuren.
Vaak mondt Psychologische spanning uit in actiespanning

Er zijn veel trucjes om spanning op te bouwen:
1.    Informatie voor de lezer verzwijgen
2.    Een geheim of raadsel dat een beetje wordt verteld
3.    Hoe het verder zal gaan, wordt niet verteld maar uitgebeeld (vertraging)
4.    Personen in enge of gevaarlijk situaties neerzetten
5.    Een verhaal speelt zich op een enge locatie af (donker bos)
6.    Het verhaal stopt op een spannend moment (cliffhanger)

7.    Een onverwachte wending; bij deze truc gebeurt er iets wat je totaal niet verwacht; Bijv. De beste vriend wordt ineens slecht. Dit had je niet verwacht en daardoor wordt je nieuwsgierig en wil je doorlezen.
8.    Het opwekken van verwachtingen en oproepen van vermoedens, bijvoorbeeld: De hoofdpersoon gaat een huis binnen om een foto te zoeken, dan kijkt hij in de kast en dan komt er iemand binnen, dan ga je bedenken wat hier gaat gebeuren.
9.    Een informatievoorsprong, bij deze truc weet de lezer of kijker meer dan de hoofdpersoon: bijvoorbeeld de hoofdpersoon gaat naar een bepaalde plek en jij wil hem dan tegenhouden omdat je al weet wat er gebeurd.

Een verhaal is opgebouwd uit spanningsbogen. Een spanningsboog is de tijd tussen het begin en einde van een spanning. Zo begint een spanningsboog wanneer de hoofdpersoon wordt aangevallen en eindigt hij als hij de slechterik heeft verslagen.
Een spanningsboog kan kort zijn, maar ook enkele hoofdstukken, als een dreiging maar niet weggaat.


Grammatica

Werkwoordstijden
    Een zin kan in tegenwoordige tijd of verleden tijd staan, je ziet aan de persoonsvorm in welke tijd de zin staat.
    Een zin kan voltooid en onvoltooid zijn.
Voltooide tijd is als er een vorm van het werkwoord hebben of zijn er is, deze        
woorden zijn dan altijd het hww, ook staat er een voltooid deelwoord in de zin.
Onvoltooid is het als er geen vorm van hebben of zijn en voltooid deelwoord
erin staat.

Bedrijvend of lijdend?
    Een zin staat in de bedrijvende vorm als het onderwerp iets doet. In bedrijvende zinnen kan een lijdend voorwerp staan.
De postbode geeft mij het pakketje.
    Een zin staat in de lijdende vorm als er iets met het onderwerp wordt gedaan. In een lijdende zin kan geen lijdend voorwerp staan
Het pakketje wordt mij door de postbode gegeven.

Koppelwerkwoord
Het koppelwerkwoord koppelt twee delen van zinnen aan elkaar. Je kunt makkelijk zien of het een hww, zww, of kww is door wegtestrepen:
Kijk eerst of er een vorm van het kww in staat, (zie schema) zo nee, dan is er geen kww.
Staat hij er wel dan kijk je welke het is, is het geen zww? Dan kan het een hww zijn, kijk dan of er nog een werkwoord in de zin staar, zo ja? Dan is het een hww, zo nee dan is het een kww!
zww    hww    kww
zijn    Bevinden/bestaan    Nog een ww    overig
worden    Kan niet    Nog een ww    overig
blijven        Nog een ww    overig

blijken    Kan niet    Nog een ww    overig
schijnen    Licht uitstralen    Nog een ww    Hij schijnt dat te doen.
lijken    Lijken op …    Nog een ww    overig


Spelling

Voltooid deelwoord
Als je wilt weten hoe je een voltooid deelwoord schrijft moet je een paar dingen bedenken.
Als het van een sterk werkwoord is eindigt het meestal op –en
Als het van een zwak werkwoord is eindigt het altijd op een –t of een –d, hierbij gebruik je ‘t kofschip ( of sexy fokschaap etc.)
Dan zet je hem in voltooid deelwoord; gooien  gegooid. Eten  gegeten

Infinitief
Is heel makkelijk, je schrijft het als woordenboekvorm. Wachtte  wachten.

Zinnen met twee onderwerpen en gezegdes
Arno beweert nu opeens dat hij zoiets onverstandigs nooit beweerd kan hebben.
In deze zin staan 2 onderwerpen en gezegdes:

1.    Arno beweert
2.    Hij kan hebben beweerd
Let wel op voltooid deelwoord en persoonsvorm!

Werkwoorden uit het Engels
Werkwoorden uit het Engels in het Nederlands zijn moeilijk te vervoegen.
Er zijn een paar dingen die je moet onthouden:
•    Je moet gewoon kijken naar de stam en dan Nederlands vervoegen
•    Kijk ook naar hoe de laatste letter klinkt voordat je hem vervoegt!

Regels hoofdletters
Regels van hoofdletters    Voorbeelden
Het eerste woord van de zin schrijf je met een hoofdletter, maar niet als de zin begint met een cijfer, verkort woord of ander teken.    ’t Werd een bijzonder warme dag.
58 procent slaagde in 1 keer.
Namen schrijf je met een hoofdletter.    Rijn, Beursplein, Haarlems Dagblad, Eurosport, Apenheul, Juventus, Paleis op de dam, Zuid-Amerika, mevrouw De Winter – van Damme en hun dochter Lotte de Winter
Namen van God en heilige personen en zaken krijgen een hoofdletter    de Heer, Allah, de Bijbel

merknamen    een Renault, een Magnum, het afwasmiddel Dreft
Namen van feestdagen    Pasen, Kerstmis, Koninginnedag, Moederdag, Suikerfeest,
De eerste letter van een boek, film, programma etc.    jeugdboek De verboden kamer

Woorden die je niet met een hoofdletter schrijft:
•    Woorden die zijn afgeleid van feestdagen: paasvakantie, nieuwjaarsdag
•    Namen voor geloven, gelovigen en voor politieke stromingen en aanhanger daarvan: het christendom, moslim, sociaaldemocraat
•    Woorden waarbij je niet meer aan een eigennaam denkt: coopertest, een fles bordeaux, beatlehaar


Taalschat

Woordveld
Een woordveld bestaat uit een aantal woorden die bij elkaar horen:
Bijvoorbeeld bij zwembad denk je aan alle dingen die daarbij horen.
Je kan het ook doen bij woorden die op elkaar lijken, manipuleren, manipulatie, genetische manipulatie, gemanipuleerd.

Schoolwoorden:
Manipuleren – Beïnvloeden
Charmeren – Bekoren
Collectioneren – Verzamelen
Etaleren – Uitstallen
Perfectioneren – verbeteren
Realiseren – Uitvoeren

Reconstrueren – Weer laten plaatsvinden, weer in elkaar zetten
Vaccineren – Inenten
Ambitieus – Eerzuchtig
Autonoom - Zelfstandig
Columnist – Iemand die regelmatig een stukje voor een krant of tijdschrift schrijft
Magazine – Tijdschrift met vooral artikelen over politiek, economie en kunst

Complex - Ingewikkeld
Huidige -  Tegenwoordige
Compact – Klein van omvang
Debuut – Eerste optreden
Flexibel - Soepel
Cliënten - Klant
Millennium – Periode van 1000 jaar
Mondiaal – Wereldwijd
Een scala – Heel veel verschillende
Wellicht – Misschien
Technologie – Toepassing van wetenschap in de techniek
Termijn – Tijdruimte
Dicteren – Oplezen wat moet worden opgeschreven


Leesvaardig

Tekstdoelen
Er zijn meerdere tekstdoelen, de 6 hoofddoelen zijn:
•    De lezer informeren: iets nieuws vertellen.

•    De lezer een mening vertellen: vertellen wat je van iets vindt.
•    Gevoelens tot uitdrukking brengen: zeggen wat je voelt.
•    De lezer van iets overtuigen: duidelijk maken waarom zijn mening juist is.
•    De lezer tot handelen aansporen: de lezer overhalen iets te gaan doen; de lezer activeren.
•    De lezer amuseren: de lezer vermaken door iets grappigs, bijzonders of boeiends vertellen. Dit doel komt vooral voor bij fictie, maar soms ook bij zakelijke teksten zoals in columns

Verder komen deze twee ook vaak voor
•    De lezer adviseren: goede raad geven
•    De lezer waarschuwen: op een gevaar of risico wijzen

Bij een tekstdoel hoort natuurlijk ook een tekstsoort.
De meest voorkomende zijn:

tekstdoel    tekstsoort    voorbeelden
De schrijver geeft de lezer vooral informatie    Informatieve teksten    Schoolboekteksten, recepten, handleidingen, nieuws- berichten, krantenartikel
De schrijver brengt vooral een mening naar voren en probeert de lezer ervan te overtuigen dat zijn mening de juiste is, gebruik hierbij argumenten.    Betogende teksten    Boekbesprekingen, filmbespreking, ingezonden brieven en betogen
De schrijver spoort de lezer aan iets te doen    Aansporende of activerende teksten    Reclameteksten

De schrijver wil de lezer vooral vermaken door iets leuks om boeiends te vertellen    Amuserende teksten    Jongerenromans, stripboeken

Publiek
Als je iets schrijft houd je rekening met je publiek, want het ligt eraan of je iets schrijft voor kleine kinderen of volwassenen. Je kan schrijven voor een breed publiek bijvoorbeeld alle jongeren, maar ook tot een kleine groep, bijvoorbeeld alle jongeren van het VCL.

Verwijswoorden
Verwijswoorden kunnen verwijzen naar delen van een tekst, verwijswoorden zijn er omdat de tekst anders te saai wordt.
Verwijswoorden kunnen verwijzen naar:
•    Een enkel woord
•    Een groepje woorden
•    Een hele zin

Inleiding van teksten
De bedoeling van een inleiding is de aandacht van de lezer trekken. Dat kan op de volgende manieren.
•    Een anekdote (kort, grappig of bijzonder verhaal) vertellen
•    Een of meer vragen stellen
•    Het onderwerp aankondigen en/of de hoofgedachte noemen
•    De aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen
•    Aangeven hoe de tekst is opgebouwd

•    Vooraf een samenvatting van de inhoud geven of conclusie noemen
•    Een deskundige voorstellen die verderop aan het woord komt
•    Een opvallend detail uit de tekst naar voren halen
•    Vooraf de uitkomst van een onderzoek noemen
•    Een voorbeeld geven bij het probleem waar her artikel over gaat
Al deze mogelijkheden kun je ook combineren


Schrijfvaardig

Schrijven op niveau
Bij woorden die zaken aanduiden en in het meervoud staan, gebruik je ze    Halen jullie je fietsen nou weg, anders worden ze weggehaald.
Bij personen gebruik je zij en ze als het om een lijd.vw gaat. Hun is nooit onderwerp!    Zij hebben de wedstrijd verloren.
Bij personen gebruik je hen of ze als het om lijd.vw gaat.    Waarom heb je hen gefotografeerd
Om personen te verwijzen, gebruik je aan wie, voor wie, met wie etc.    De jongen voor wie ik het kaartje heb gekocht, is mijn broertje
Om naar zaken te verwijzen, gebruik je waaraan, waarvoor, waarmee etc.    Het jasje waarmee ik door de regen heb gelopen hangt nu te drogen.


Handleiding schrijven
Een handleiding of instructie is een informatieve tekst, als je deze schrijft moet je rekening houden met publiek, moet je hem schrijven voor kinderen of ouderen gebruik dan plaatjes. Dit heet rekening houden met je publiek.


Spreken, kijken en luisteren

Communiceren
Als je met iemand praat, ruziet, chat etc. Communiceer je met iemand, dit heet verbale communicatie.
Als je op iemands teen staat en die geeft een brul, is dat non-verbale communicatie. Bij non-verbale communicatie gebruik je je lichaamstaal veel meer dan bij verbale-communicatie.

Lichaamstaal
Vaak ga je bij je eerste indruk van iemand ga je uit van het uiterlijk.  Je uiterlijk is een taal, namelijk  lichaamstaal. Dit is hoe jij eruitziet en wat mensen daardoor van je vinden; heb je kuiltjes in je wangen dan zien mensen je al snel aan voor een vrolijk persoon. Maar als je blond bent denken veel mensen dat je nogal dom bent. Je kan dit veranderen door een tweede indruk ; dat is als je iets zegt of doet.


Over taal

Herhalingswoorden
Herhalingswoorden zijn woorden die twee keer worden gebruikt om begrepen te worden; je wet vast wel wat taaitaai is maar als je het over snoep of koek het over taai hebt denk je daar niet aan, hier zijn meer voorbeelden van herhalingswoorden.

Dans van hawaïaanse vrouwen – Hoela Hoela
Driewielig voertuig – Tuk-Tuk
Gezwam – Blabla
Grote steekvlieg – Tse-Tse
Indonesisch gerecht van gestoomde groenten – Gadogado
Kort wijd uitstaand balletrokje – Tutu
Lekker! – Jam Jam!
Portugees kipgerecht – Piri-Piri
Samen doen – Samsam
Situatie met een gunstige afloop voor iedereen – Win-Win
Tovermiddelen – Goena-Goena
Verboden straatgokspel – Balletje Balletje
Zichzelf belangrijk vindende bestuurder in de sportwereld – Bobo
Zo dat ieder de helft krijgt of geeft – fiftyfifty

Klanknabootsende woorden
Klanknabootsende woorden bootsen de klank van iets na bijvoorbeeld de uitlaat van een auto: Vroemmmmm of van een mug of ander insect: Bzzzzzzzzz of van een kat: Miauwww

REACTIES

J.

J.

Chill

12 jaar geleden

S.

S.

Echt een fantastisch werkstuk, dankzij jou heb ik een 9.8! een aanrader dit!

12 jaar geleden

F.

F.

Niceeeeeee gozer

11 jaar geleden

J.

J.

beste werkstuk ooit

11 jaar geleden

M.

M.

goed werkstuk

9 jaar geleden

B.

B.

veel fijner om te leren dan het boek zelf!

9 jaar geleden

A.

A.

Thanks je hebt me geholpen met herhalingswoorden wist helemaal niet wat ik moest doen.

9 jaar geleden

I.

I.

ja echt handig hè!

8 jaar geleden

I.

I.

Echt handig dit zijn OOK antwoorden van opniveau havo 2!

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.