Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Examentraining Rijbewijs AM ANWB

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 5551 woorden
  • 10 januari 2011
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
15 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Inhoudsopgave

1. veiligheid en milieu: 4
1.1Veiligheid: 4
1.2.Milieu: 4
1.2.2 luchtverontreiniging: 4
1.2.3 technische voorzieningen: 4
1.2.4 afstelling van de motor: 4
1.2.5 onderhoudstoestand: 4
1.2.6 rijsnelheid: 4
1.2.7 choke: 5
1.2.8 katalysator: 5
1.2.8.1 verzuring: 5
1.2.9 geluidsoverlast: 5
2. nog (even) niet het verkeer in: 5
2.1 aanschaf van de bromfiets: 5
2.1.1 status van de bromfiets: 5
2.1.1.1Motorvoertuigen: 5
2.1.1.1.1 bromfiets: 5
2.1.1.1.2 snorfiets: 5
2.1.1.1.2.1 verschillen tussen brom- en snorfietsen: 6
2.1.1.2 motorrijtuigen: 6
2.1.1.3 nadeel van bromfiets als motorrijtuig. 6
2.1.2 technische eisen: 6
2.1.3 soort bromfiets: 6
2.1.4 nieuw of tweedehands: 6
2.1.5 kentekenplaat en kentekenbewijs: 7
2.1.5.1 het kenteken: 7
2.1.5.2 kentekenbewijs aanvragen: 7
2.1.6 verzekering: 7
2.2 uitrusting op de bromfiets: 7
2.2.1 kleding: 7
2.2.2 herkenbaarheid: 7
2.2.3 verrassingseffect: 8
2.2.4 valhelm: 8
2.2.5 vervoeren van mensen of dingen: 8
2.4 rijvaardigheidsbeïnvloedende middelen: 8
2.4.1 drank: 8
2.4.2 rijbevoegdheid: 8
2.4.3 alcoholopname:
2.4.3.1 afbraaktijd: 9
2.4.3.2 nadelige invloeden van alcohol op je gedrag: 9
2.4.3.2.1 concentratie: 9
2.4.3.2.2 reactiesnelheid: 9
2.4.3.2.3 kleur: 9
2.4.3.2.4 inschattingsvermogen: 9
2.4.4 medicijnen: 9
3. nu het verkeer in(brommobiel): 10
3.1 plaats op de weg: 10
3.2 snelheid: 10
3.3 verlichting: 10
3.4 gevarendriehoek: 10
3. nu het verkeer in(scooter): 10
3.1 plaats op de weg: 10
3.1.1 plaats op de weg algemeen: 10
3.2 snelheid: 11
3.3 wegen: 11
3.3.1 wegen buiten de bebouwde kom: 11
3.3.1.1 provinciale wegen: 11
3.3.1.1.1Provinciale wegen met aan 1 kant of aan beide kanten een parallelweg. 11
3.3.1.1.2 provinciale wegen met aan een of beide kanten een fiets-bromfietspad. 11
3.3.1.2 plattelandswegen: 11
3.3.2 erven: 11
3.3.3 30km/h zones: 1
3.3.4 bruggen, tunnels en viaducten: 12
3.3.4.1 bruggen en viaducten: 12
3.3.4.2 tunnels: 12
3.3.4 overwegen: 12
3.3.4.1 overgang beveiliging/waarschuwing: 12
3.3.5 risicovolle gebieden: 12
3.4 fietspaden 12
3.4.1 Fiets-bromfietspad: 12
3.4.2 verplicht fietspad: 13
3.4.3 onverplicht fietspad: 13
3.4.4 de fietsstrook: 13
3.5 volgafstand: 13
3.6 verkeerslichten: 14
3.7 verandering van richting: 14
3.7.1 kijken: 14
3.7.2 richting aangeven: 14
3.7.3 voorsorteren en afslaan: 14
3.8 inhalen: 14
3.8.1 ingehaald worden: 15
3.8.2 tegemoet komend verkeer: 15
3.8.3 voetgangers oversteekplaats: 15
3.9 voorrang geven en krijgen: 15
3.9.1 voorrang geven: 15
3.9.2 voor laten gaan: 16
3.9.3 rotondes: 16
3.9.4 voorrang geven aan mensen met een handicap: 16
3.9.5 voorrang geven aan voorrang-voertuigen. 16
3.10 verlichting: 16
3.10.1 wanneer geen groot licht: 17
3.10.2 signalen: 17
3.11 bijzondere manoeuvres: 17
3.11.1 starten en wegrijden: 17
3.11.2 inrit: 17
3.11.3 keren: 17
3.12 stoppen: 17
3.12.1 plaatsen: 18
6. maar je bent niet alleen op de weg: 18
6.1 zwakkere verkeer deelnemers: 18
6.2 voetgangers: 18
6.3 kinderen te voet: 18
6.4 oudere voetgangers: 18
6.5 gehandicapte voetgangers: 18
6.6 fietsers: 18
6.7 kinderen op de fiets: 19
6.8 schoolgaande fietsers: 19
6.9 Oudere fietsers: 19
7 pech en ongevallen: 19
7.1 markeren van het ongeval: 19
7.2 eerste hulp bij ongevallen: 19
8. woorden verklaring: 19
8.1 bestuurders: 19
8.2 verkeer: 19
8.2.1 weggebruikers: 19
8.3 spoor vorming: 20
8.4 motorvoertuigen: 20
8.5 bromfiets: 20
8.6 snorfiets: 20
9. rechten, plichten en adviezen: 20
9.1 de bromfietser moet: 20
9.2 bromfietser mag: 21
9.3 bromfietser mag niet: 2

1. veiligheid en milieu:

1.1Veiligheid:

Een nadeel van officiële cijfers is echter dat alleen de ernstige ongevallen worden geregistreerd
een bromfietser heeft de grootste kans op een ongeval per gereden kilometer, gevolgd door een motorrijder en een fietser per afgelegde kilometer is autorijden en stuk veiliger. Overigens blijft openbaar vervoer nog steeds de veiligste vervoerswijze.

1.2.Milieu:


In de eerste plaats de uitlaatgassen tot een zeker hoeveelheid luchtverontreiniging. In de tweede plaats kan de bromfiets voor geluidsoverlast zorgen

1.2.2 luchtverontreiniging:


de mate van luchtverontreiniging word onder meer bepaald door de technische staat van de bromfiets, de onderhoudstoestand van de bromfiets, de snelheid waarmee gereden word, het ontwerp van de motor en de aanwezigheid van een katalysator

1.2.3 technische voorzieningen:

als de oude gassen door de nieuwe onverbrande gassen uit de uitlaat worden gedreven, vervliegen er ook onverbrande gassen

de ruimte rond de zuiger moet goed worden gesmeerd, omdat deze ruimte bij een tweetakt motor geen olie bevat, moet er aan de brandstof van tweetaktmotoren olie worden toegevoegd. Deze olie wordt ook verbrand en via de uitlaat afgevoerd. Dit is echter zeer schadelijk voor het milieu

1.2.4 afstelling van de motor:


conclusie: niet sleutelen is slecht

1.2.5 onderhoudstoestand:


een te lage brandstofspanning of een niet goed gespannen ketting, leiden vaak tot onnodig veel brandstof verbruik.

1.2.6 rijsnelheid:


te snel rijden, maar ook snel optrekken en abrupt remmen leiden tot meer uitstoot van schadelijke stoffen

1.2.7 choke:
als de choke te lang openstaat word de verhouding tussen lucht en brandstof verstoord.

1.2.8 katalysator:

door montage van een katalysator kan de uitstoot van schadelijke stoffen worden beperkt.

Er zijn 3 belangrijke uitingen van luchtvervuiling:

*verzuring(zure regen)

*smogvorming

* broeikaseffect

1.2.8.1 verzuring:

verzuring word veroorzaakt door verschillende stoffen:

ammoniak, stikstofoxiden en zwavel oxiden

1.2.9 geluidsoverlast:

Van de Nederlandse bevolking zegt 30% wel eens last te hebben van lawaai dat word veroorzaakt door het wegverkeer. Met name bromfietsen, motoren en zware voertuigen veroorzaken veel overlast. (een bromfiets mag niet meer dan 97db overbrengen)

2. nog (even) niet het verkeer in:

2.1 aanschaf van de bromfiets:


2.1.1 status van de bromfiets:

In het RVV (reglement verkeersregels verkeerstekens) staan alle verkeersregels en verkeersregels beschreven. Zowel de fiets als de bromfiets vallen wat verkeersregels betreft onder de niet motorvoertuigen.

2.1.1.1Motorvoertuigen:

Alle gemotoriseerde voertuigen behalve de bromfiets en gehandicapten-voertuigen, bestemd om anders dan langs de rails te worden voortbewogen.

2.1.1.1.1 bromfiets:

Een voertuig op twee of drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinder inhoud van ten hoogste 50cc of met een elektromotor en niet zijnde een gehandicapten-voertuigen

2.1.1.1.2 snorfiets:

Een snorfiets is in feite een bromfiets met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 25 km/h

2.1.1.1.2.1 verschillen tussen brom- en snorfietsen:

Een snorfiets is uiterlijk te onderscheiden van een bromfiets door de kleur van de kentekenplaat. Ook is aan het niet dragen van een helm vaak te zien dat het een snorfiets is.

Een snorfiets is geen motorvoertuig en een bromfiets wel.

2.1.1.2 motorrijtuigen:

(volgens de wegenverkeerswet WVW 1994): alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voort bewogen, uitsluitend of mede door mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig of door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van fietsen met trap-ondersteuning.

2.1.1.3 nadeel van bromfiets als motorrijtuig.

Rijden onder invloed heeft zelfde straf als bij een auto rijder.

2.1.2 technische eisen:


1. goedgekeurd type of exemplaar met goed leesbaar goedkeurmerk

2. maximaal 50cc cilinder inhoud

3. motorvermogen mag niet meer dan 0,44KW bedragen

4. brandstof systeem mag geen lekkage vertonen en vul opening moet afgesloten zijn

5. uitlaatsysteem moet over de volle lengte gasdicht zijn.

6. Het geluidsniveau mag niet meer dan 97db zijn

7. de wielen moeten zijn voorzien van luchtbanden en deze moeten goed afgeschermd zijn, ze mogen niet aanlopen en de banden moeten over de gehele omtrek voldoende profilering hebben.

8. Voorzien van een deugdelijke bedrijfsrem

9. dimlicht, een achterlicht en aan de achterzijde voorzien zijn van een niet driehoekige rode reflector.

10. Met uitzondering van groot licht niet zijn voorzien van verblindende verlichting.

11. Goede bel of hoorn met vaste toonhoogte (claxon)

2.1.3 soort bromfiets:

Verschillende types:

1. bromfiets met versnellingsbak

2. met automatische koppeling

3. scooter achtige bromfiets(vrijwel altijd automatisch)

2.1.4 nieuw of tweedehands:

Bij een tweedehands is de kilometerstand en de staat van onderhoud maar ook de leeftijd van de bromfiets sterk van invloed op de prijs.

2.1.5 kentekenplaat en kentekenbewijs:

Met ingang van 2007 mogen brom- en snorfietsen alleen nog maar met eigen kentekenbewijs en kentekenplaat op de openbare weg rijden

het doel van de invoering van deze kentekenplaten en -bewijzen is om de verkeersveiligheid te vergroten en criminaliteit makkelijker aan de pakken.

2.1.5.1 het kenteken:

Geel met zwarte letter: bromfiets

blauw met witte letters: snorfiets

onderdelen van het kentekenbewijs:

deel 1A: hierop staan de technische gegevens van je brom- of snorfiets

deel 1B: hierop staan jouw persoonsgegevens

deel2 : het overschrijvingsbewijs

2.1.5.2 kentekenbewijs aanvragen:

Stappen voor het aanvragen van een kentekenbewijs voor een tweedehands brom- of snorfiets:

stap1. Je gaat met je bromfiets naar een erkende dealer om een schouwing te laten uitvoeren.

Stap2. Met het formulier dat je van de schouwer hebt gekregen en een geldig legitimatiebewijs ga je naar het postkantoor.

Stap3. Als RDW goedkeurt krijg je het kentekenbewijs thuisgestuurd. En dan kun je met deel 1A en 1B naar een bedrijf om je kentekenplaat te laten maken. Kentekenplaat direct op de bromfiets laten monteren.

2.1.6 verzekering:


WA-verzekering: alleen verzekerd tegen schade bij anderen.(verplicht)

ALLRISK-verzekering: verzekerd tegen alle schade. (WA + CASCO)

je krijgt ook een verzekeringsbewijs. (altijd bij je hebben)

2.2 uitrusting op de bromfiets:


2.2.1 kleding:

Bromfietsers zijn vrij slecht zichtbaar voor andere weggebruikers. Opvallende kleding is verstandig.

2.2.2 herkenbaarheid:

Als automobilist in het donker rijdt en je ziet een lichtje aankomen, dan kun je niet meteen inschatten of het een bromfiets, een motor of een fiets is.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

2.2.3 verrassingseffect:

Door in verhouding weinig bromfiets weggebruikers zijn andere weggebruikers vaak niet voorbereid op een ontmoeting met een bromfiets. Een jack in lichte en felle kleuren valt het meeste op in het verkeer. Kleding moet warm “genoeg” zijn.

Vermindering van reactievermogen als je het koud hebt en vertraagt het bewegen.

Het dragen van lange jassen en sjaals op een bromfiets word sterk afgeraden.

Bij een ongeval is het belangrijk dat je jas voldoende bescherming biedt.

2.2.4 valhelm:


Als je een helm draagt heb je bij een ongeval 40% minder kans om bij een ongeval gedood te worden en 30% minder kans om aan het hoofd gewond te raken.

Bij een bromfiets zijn de bestuurder en de passagier verplicht een helm te dragen en zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Een passagier van onder de 12 betekend verantwoordelijkheid voor de bestuurder.

2.2.5 vervoeren van mensen of dingen:


Passagier moet met beide benen aan een andere kant van de scooter dus geen amazone zit.
Spullen die je vervoert mogen niet breder dan 1 meter.

2.4 rijvaardigheidsbeïnvloedende middelen:

2.4.1 drank:

De wet zegt dat her verboden is een bromfiets te besturen als het alcohol gehalte van het bloed hoger is dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed. (zelfde als 0,2promille) of bij het uitademen van meer dan 88microgram per uitgeademde liter lucht.

Beide worden behaald door het drinken van 1standaard glas alcoholhoudende drank in een uur tijd.

2.4.2 rijbevoegdheid:

De rijbevoegdheid kan bij rijden onder invloed voor een bepaalde termijn of vrijblijvend worden ontzegd.
Rijden onder invloed van alcohol met een te hoog percentage is ongeacht de mate van overschrijding een misdrijf.

2.4.3 alcoholopname:

De volgende factoren zijn van invloed op de opname van alcohol in het bloed:

1. lichaamsgewicht: de opgenomen alcohol word verdeeld over de totale hoeveelheid vocht in het lichaam.
2. Voedsel in de maag: een volle maag vertraagt de opname van alcohol in het bloed, maar de invloed houd langer aan.
3. Snelheid van drinken: binnen een uur drie standaard glazen alcoholhoudende drank leidt zeker tot een hoger alcohol gehalte dan 0,5promile

2.4.3.1 afbraaktijd:

Per standaard glas alcoholhoudende drank moet worden gerekend op één tot anderhalf uur afbraaktijd

er bestaat geen enkel trucje of middel dat de werking van je lever en dus de afbreektijd van alcohol kan versnellen.

2.4.3.2 nadelige invloeden van alcohol op je gedrag:

Je waarnemingsvermogen word minder. Enerzijds merk je minder dingen in het verkeer op. Daarnaast is er juist sprake van een vernauwing van het blikveld(het tunnel effect)

2.4.3.2.1 concentratie:

In drukke situaties kun je minder goed je aandacht verdelen tegelijkertijd letten op verschillende soorten verkeer lukt niet meer goed, omdat je oog trager reageert en langer blijft hangen op één punt.

2.4.3.2.2 reactiesnelheid:

Je reageert veel trager

2.4.3.2.3 kleur:

De kleur rood kun je minder goed onderscheiden met als nadeel dat je lichten zoals remlichten te laat opmerkt

2.4.3.2.4 inschattingsvermogen:

Je overschat je eigen kunnen, waardoor je dus roekelozer wordt.

2.4.4 medicijnen:

Medicijnen met een rode stikker hebben effect op rij-vermogen
medicijnen met een gele stikker “kunnen” effect hebben op rij-vermogen

3. nu het verkeer in(brommobiel):

3.1 plaats op de weg:

Als bestuurder van een brommobiel moet u de rijbaan volgen.

3.2 snelheid:

Binnen en buiten bebouwde kom 45km/h

3.3 verlichting:

Dimlichten, achterlichten en kentekenplaat-verlichting

3.4 gevarendriehoek:


Moet je mee hebben mocht je ongeluk hebben

plaat het 30 meter voor de auto aan de kant waar je staat dus bijvoorbeeld: ik rij recht en er gaat iets stuk dan zet ik 30 meter voor de auto aan de rechterkant dat ding neer.

3. nu het verkeer in(scooter):


3.1 plaats op de weg:


Zoveel mogelijk rechts op de rijbaan. Helemaal aan de uiterste rechterzijde rijden is dus niet aan te raden. Hiermee nodig je uit dat auto's jou inhalen op plaatsen waar dat soms niet verstandig is. Als je links af wilt slaan is het verstandig om duidelijk voor te sorteren en blij dan ook niet helemaal aan de rechterkant staan.

Is het voor jou niet veilig op de rijbaan dan word je verplicht om gebruik te maken van een bromfietspad.

1. op wegen die bestaan uit twee gelijkwaardige, gescheiden rijbanen,(2 rijbanen naast elkaar die dezelfde kant op gaan) moeten bromfietsers de rechtsgelegen rijbaan volgen
2. op wegen die bestaan uit twee niet gelijkwaardige, gescheiden rijbanen, mogen bromfietsers beide rijbanen in beide richtingen volgen(tenzij uit broden anders blijkt)
3. als er aan weerszijden van een gracht of kanaal wegen liggen, mogen bromfietsers in beide richtingen tijden.

Personen die te voet een bromfiets vervoeren moeten de regels voor voetgangers volgen.

3.1.1 plaats op de weg algemeen:

Als bromfietser rijd je in principe binnen bebouwde kom op de rijbaan en word je alleen als het door een bord wordt aangegeven naar het fiets-bromfietspad verwezen.

Als bromfietser val je veel beter op tussen het autoverkeer, voor automobilisten ben je nu goed zichtbaar in de binnenspiegel.

3.2 snelheid:


Binnen bebouwde kom op een fietspad: 30
op een fietspad buiten bebouwde kom: 40
op de rijbaan binnen en buiten bebouwde kom: 45
snorfiets nooit harder dan: 25

je mag niet op de autoweg of auto snelweg rijden(he wat raar...)
als je een kruispunt nadert moet je altijd je snelheid aanpassen. Belangrijk dat je altijd op tijd stil kunt staan.

Bovendien moet uit je snelheid blijken of je het andere verkeer hebt opgemerkt. Ook je kijkgedrag is daarbij heel belangrijk, als je het naderende verkeer namelijk goed aankijkt weten zij dat ze zijn opgemerkt.

Als je een voetgangersoversteekplaats nadert, moet je ook je nadersnelheid aanpassen. Voetgangers die oversteken of op het punt staan over te steken moet je altijd voor laten gaan.

3.3 wegen:


3.3.1 wegen buiten de bebouwde kom:

3.3.1.1 provinciale wegen:

3.3.1.1.1Provinciale wegen met aan 1 kant of aan beide kanten een parallelweg.

Brommers rijden hier dus op de parallelweg.

3.3.1.1.2 provinciale wegen met aan een of beide kanten een fiets-bromfietspad.

Uiteraard op het bromfiets pad

3.3.1.2 plattelandswegen:

Wegen zonder fiets-bromfietspad of parallelweg en bedoeld voor alle soorten verkeer.

3.3.2 erven:


De toegestane snelheid binnen erven is stapvoeds, dat wil zeggen niet sneller dan 15 km/h. Voetgangers mogen hier gebruik maken van de hele breedte van de weg, ze hebben echter geen voorrang.

3.3.3 30km/h zones:

In 30km/h zones geld een maximumsnelheid van 30km/h

3.3.4 bruggen, tunnels en viaducten:

3.3.4.1 bruggen en viaducten:

Een brug of een viaduct is een ongelijkvloers kruispunt, dat er voor zorgt dat je geen last hebt van kruisend verkeer.

Een brug is meestal verhoogd en slecht beschut dus er staat op een brug al gouw veel wind.

Bij vorst zijn bruggen eerder glad dan gewone wegen.

3.3.4.2 tunnels:

Verlichting van je bromfiets aandoen, voordat je de tunnel inrijdt.

3.3.4 overwegen:

Als een weg kruist met een rails is er sprake van een overweg.

3.3.4.1 overgang beveiliging/waarschuwing:

1. alleen met lichten en bellen(knipperlichten) (zo geheten: A.K.I. Automatische Knipperlicht Installatie)
2. met halve spoorbomen, lichten en alarmbellen(zo geheten: A.H.O.B. Automatische Halve Overweg Bomen)
3. hele overwegbomen, lichten en alarmbellen(zo geheten: bewaakte overweg.

Over het al gemeen moet je bij een overweg zo lang wachten dat je beter je motor uit kunt zetten dat bespaard brandstof en is beter voor het milieu

3.3.5 risicovolle gebieden:

Onder risicovolle gebieden vallen bijvoorbeeld: gebieden vlak bij scholen, ziekenhuizen, uitgaanscentra en dergelijke.

Deze gebieden worden risicovol genoemd, omdat je daar kunt verwachten dat andere weggebruikers dun aandacht niet zo bij het verkeer hebben.
3.4 fietspaden


3.4.1 Fiets-bromfietspad:

Bromfietsers moet in dit geval, net als snorfietsers en fietsers gebruik maken van het fiets-bromfietspad. Bromfietsers mogen niet naast elkaar rijden, snorfietsers mogen ook niet naast elkaar rijden, fietsers mogen wel naast elkaar rijden.

Wanneer een bromfietser op de rijbaan moet gaan rijden vanaf het fiets-bromfietspad, worden zij daar attent op gemaakt door de het witte bordje met rode bromfiets en een rode pijl richting de rijbaan.

In de meeste gevallen is er een speciale strook(verbindings-pad) aangelegd zodat je de gelegenheid hebt om je veilig tussen de motorvoertuigen te voegen.

Kijk wel goed achter je en vergeet geen richting aan te geven.

3.4.2 verplicht fietspad:

Bromfietsers mogen geen gebruik maken van het verplichte fietspad.
Snorfietsen dienen, tenzij anders staat aangegeven, het verplichte fietspad te gebruiken.

3.4.3 onverplicht fietspad:


Bromfietsers mogen helemaal geen gebruik maken van het onverplichte fietspad.

Snorfietsen mogen gebruik maken van een onverplicht fietspad mits zij de motor hebben uitgezet. (geld dus voor het uitschakelen van de trap-assistentie)

indien je met de bromfiets op de rijbaan moet rijden omdat een fiets-/bromfietspad ontbreekt, dan ben je verplicht om gebruik te maken van de voorgesorteerd-stroken.

Op 70km/h wegen binnen de bebouwde kom, mogen bromfietsers niet op de rijbaan rijden. Zij moeten dan gebruik maken van het fiets-bromfietspad en indien dit niet aanwezig is moeten zij net als de fietsers een andere route kiezen.

3.4.4 de fietsstrook:

Een fietsstrook is een door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan, waar op afbeeldingen staan van een fiets . Wanneer op de rijbaan een fietsstrook is aangebracht, mogen snorfietsers, fietsers en gehandicaptenvoertuigen dit gedeelte volgen.

Bromfietsers moeten op de rijbaan blijven rijden.

1. een doorgetrokken streep: alleen fietsers, snorfietsers en bestuurders van een

2. een onderbroken streep: andere bestuurders mogen alleen de strook berijden als ze fietsers, snorfietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig niet hinderen

3. op de rijbaan een gedeelte is afgescheiden door een onderbroken streep, waarin geen fiets staat afgebeeld. Een zogeheten “suggestie-strook” er word dan verondersteld dat fietsers, snorfietsers en bestuurders van een gehandicaptevoertuig dat gedeelte volgen.

3.5 volgafstand:

Omdat de snelheid van een bromfietser veel hoger ligt dan van een fietser is het belangrijk dat je altijd voldoende afstand hebt ten opzichte van een voertuig dat voor je rijdt.

Een eenvoudige vuistregel bij normale weersomstandigheden is: de volgafstand is de helft van de gereden snelheid.

Het is belangrijk dat je ver voor je kijkt!

Het is verstandig bij de volgende situaties de volgafstand te vergroten:

1. beperkt zicht
2. slechte toestand van het wegdek
3. als je rijd met een zwaar beladen bromfiets

3.6 verkeerslichten:

Rood: stoppen
oranje: stoppen en als dat echt niet lukt doorrijden
groen: gas!

Als in een van de boven genoemde lichten een pijl is afgebeeld geld dat teken alleen voor verkeer wat die kant op wil.

En mocht er een fiets in het licht zijn afgebeeld geld het alleen voor fietsers bromfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen.

3.7 verandering van richting:

3.7.1 kijken:

Wil je recht afslaan kijk dan eerst goed of er geen ander verkeer aankomt want remmen tijdens het sturen dan is het meestal te laat(voor links geld het zelfde maar dan andersom)

3.7.2 richting aangeven:

Geef vroeg aan als je af wilt slaan zodat overig verkeer rekening kan houden met je plannen.

Nadelen van richting aangeven met het uitsteken met een hand

1. de meeste scooter remmen af op de motor als de gashendel word losgelaten(alleen een nadeel als je rechts af wilt slaan en dus de rechterhand uitsteekt)
2. minder controle over het remmen en sturen aangezien het stuur met 1 hand word vast gehouden.

3.7.3 voorsorteren en afslaan:

Als je recht af wilt slaan moet je de bocht kort houden om te zorgen dat je weer aan de rechter kant eindigt

wil je een bocht naar links maken moet je de bocht groot/wijd maken om te zorgen datje aan de rechterkant eindigt. (kijk dan wel extra goed uit en houd rekening met mensen die links van u ook een bocht willen maken)

Als op de weg stroken zijn aangegeven met pijlen dan moet je in de strook gaan staan met de pijl die wijst naar waar jij heen wilt

3.8 inhalen:


Inhalen heeft niet altijd zin dus haal alleen in als het de doorstroming verbeterd als je bijvoorbeeld achter een veel langzamer voertuig rijdt.

Altijd links inhalen behalve bij een tram die meestal in het midden van de weg is geplaatst dan mag je ook rechts inhalen.

Houd veel afstand van het voertuig dat je wilt inhalen aangezien een kleine inhaal afstand kan lijden tot een schrik reactie en een plotselinge stuur beweging ook is het inhalen van geparkeerde auto's gevaarlijk het gebeurd redelijk vaak dat een automobilist niet uitkijkt of hij het portier wel veilig kan openen.

3.8.1 ingehaald worden:

Het is heel belangrijk om goed te weten wat er om je heen gebeurd want het kan zo zijn dat iemand anders minder goed oplet en dat jij daar dan de dupe van word zorg dus dat je ook altijd weet wat er achter je gebeurd.

3.8.2 tegemoet komend verkeer:

Inhalen bij beperkt zicht is erg onverstandig omdat je niet weet of er iemand aankomt of niet bijvoorbeeld bij een scherpe bocht om een gebouw heen of over een heuvel

3.8.3 voetgangers oversteekplaats:


Inhalen bij een voetgangers oversteek plaats mag niet het is belangrijk je aandacht te focussen op de voetgangers en niet op het sneller thuis zijn.

3.9 voorrang geven en krijgen:


3.9.1 voorrang geven:

Algemene regel: rechts heeft voorrang

voorrang word pas over gesproken als het gaat om voertuigen als het gaat om één persoon en een voertuig heeft het voertuig voorrang

voorrang geven betekend dat je het andere voertuig zonder hinder laat gaan dus niet vol gas aankomen en op het laatste moment remmen of stil staan op een plek waar hij niet omheen kan.

Voorrang neem je niet je geeft of krijgt het

let op dat je duidelijk laat zien wat je intenties zijn waar je heen wilt en of je de andere persoon hebt gezien.

Als je een voorrangsweg wilt oversteken moet je er rekening mee houden dat de bestuurders op de voorrangsweg er vanuit gaan dat ze voorrang krijgen en houden dus geen rekening met onverwachts stoppen en steek dus pas over als er van beide kanten niemand aankomt. Dit geld ook op voorrangskruisingen let dus goed op de haaientanden en de borden die voorrang kunnen aangeven.

Bij een stop bord altijd stoppen kijken of er niemand aankomt en dan pas rijden.

Verharde wegen gaan voor onverharde wegen.

Een tram gaat altijd voor.

In erven moeten bromfietsers aan alle bestuurders van rechts voorrang verlenen.

3.9.2 voor laten gaan:

Rechtdoor op de zelfde weg gaat voor!

Let wel goed op dat als jij rechtdoor wilt en dus recht hebt op voorrang het kan zijn dat een andere bestuurder jou over het hoofd ziet blijf dus altijd goed opletten.

Deze regel heeft 2 uitzonderingen:

1. een tram die een bocht wil maken
2. een militaire cologne want die mag nooit worden onderbroken dus als 1 van de voertuigen de bocht heeft gemaakt moetje de rest ook voorlaten gaan.

Bestuurders die uit een uitrit of van een erf komen moeten al het andere verkeer voorlaten gaan.

3.9.3 rotondes:


Eigenlijk is het een eenrichtingsweg in een rondje dus als het niet met borden is aan gegeven hebben mensen die een rotonde naderen voorrang ten opzichte van de mensen op de rotonde want die komen immers van rechts.

Het verkeer dat de rotonde wil verlaten moet verkeer dat de rotonde blijft volgen voor laten gaan bijvoorbeeld een auto wil een rotonde verlaten maar moet voorrang geven aan een fietser die door wil rijden.

Let altijd goed op bij een rotonde want de kans is groot dat andere weg gebruikers jou niet of telaat opmerken

3.9.4 voorrang geven aan mensen met een handicap:

Blinden die aangeven dat ze willen oversteken door middel van het uitsteken van een stok met meerdere rode ringen moet je altijd voor laten gaan

even als mensen die zich door een handicap niet snel kunnen voort bewegen.

3.9.5 voorrang geven aan voorrang-voertuigen.

Voorrang-voertuigen die aangeven dat je aan de kant moet gaan door middel van zwaailichten en sirene moet je zo on gehinderd mogelijk laten passeren.

Een bus die binnen de bebouwde kom met knipperlichten aangeeft weg te willen rijden bij de bushalte heeft voorrang ten opzichte van het overige verkeer.

3.10 verlichting:

Een dimlicht, achterlicht en een niet driehoekige rode reflector zijn verplicht.

Bromfietsen mogen met uitzondering van groot licht niet voorzien zijn van verblindende verlichting.

Zorg altijd dat de verlichting werkt ander is bij dichte mist of `s nachts kan dat je te laat word opgemerkt

3.10.1 wanneer geen groot licht:

Overdag, als er tegemoet komend verkeer is of als je dicht achter een ander voertuig rijdt.

3.10.2 signalen:


Alleen geluids of knipper signalen geven bij gevaar anders kan het verwarring en irritatie opleveren

3.11 bijzondere manoeuvres:

Bij het uitvoeren van bijzondere manoeuvres zoals het inrijden of verlaten van een op of uitrit altijd het overige verkeer voor laten gaan.

3.11.1 starten en wegrijden:

Starten is ook een bijzonder manoeuvres dus het andere verkeer heeft voorrang.

Vergeet ook niet met een teken aan te geven dat je weg wilt rijden zoals knipperlicht of het uitsteken van een arm.

3.11.2 inrit:

Bij het betreden van een inrit mag je niemand hinderen dus al het verkeer heeft voorrang dus ook voetgangers.
Bij het uitrijden geld hetzelfde.

3.11.3 keren:

Tijdens het keren mag je wederom niemand hinderen en dus iedereen voorlaten gaan en begin dus ook pas met keren als er geen verkeer meer is of aankomt om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren tijdens het keren.

Kijk ook tijdens het keren goed om je heen want er kan onverwachts toch iemand zijn die jou niet ziet.

3.12 stoppen:

Als je stop neem je nog steeds deel aan het verkeer kijk dus goed uit waar je stopt en wanneer je weer weg kunt rijden.

Waar mag je niet stoppen?:

1. op een kruispunt
2. fietsstrook of een rijbaan naast de fietsstrook
3. oversteek plaats of binnen 5 meter daarvan
4. in een tunnel
5. niet binnen 12 meter van een bushalte tenzij met blokjes is aangegeven waar je buiten moet blijven.
6. Langs een busstrook
7. langs een gele-doorgetrokken streep
8. op een busstrook

3.12.1 plaatsen:

Als het gaat om stallen van bromfietsen word er gesproken van “plaatsen” in plaats van parkeren.

Je dient je scooter te plaatsen op het trottoir, het voetpad of de berm. Of op aangewezen plekken zoals een fietsenstalling.

Houd bij het plaatsen op een trottoir rekening met het in de weg staan voor gehandicapte personen en of je niet voor een in/ uitrit staat.

6. maar je bent niet alleen op de weg:

6.1 zwakkere verkeer deelnemers:

Bij een aanrijding russen een fiets en een bromfiets is in principe de bromfietser aansprakelijk.

6.2 voetgangers:

Op de stoep is die er niet op het fietspad is die er niet in de berm of op de weg kant maakt niet uit.

Pas op bij slecht weer en dergelijke want voetgangers zijn traag dus rem op tijd af.

6.3 kinderen te voet:

Voor kinderen is het deelnemen aan het verkeer veel gevaarlijker dan voor volwassenen. Kinderen zijn speels en hebben niet altijd aandacht voor het verkeer. Let op dat kinderen tussen auto's kunnen zitten en zich verstoppen of onverwachts tussen 2 auto's vandaan kunnen springen. Verwacht het onverwachte je weet nooit wanneer er weer eens een te voorschijn komt.

6.4 oudere voetgangers:

Houd rekening met het lage reactievermogens en langzame beweging snelheid. Dus let op bij oudere mensen want ook de kans op letsel is veel groter.

6.5 gehandicapte voetgangers:


Laat mensen met een beperking duidelijk merken dat je ze gezien hebt en geef ze ruime tijd om over te steken en dergelijke en let goed op omdat mensen in een rolstoel soms minder goed zichtbaar zijn.

6.6 fietsers:

Fietsers houden meestal weinig rekening met andere mensen en geven ook bijna nooit tekens. Helaas zijn ze vaak niet goed zichtbaar maar toch heel kwetsbaar dus houd veel afstand en blij alert.

Een fietser heeft snelheid nodig om recht te fietsen houd dus rekening mee dat een fietser bijvoorbeeld bij het wegrijden bij een stoplicht soms de neiging heeft om te slingeren.

6.7 kinderen op de fiets:

Ze kunnen meestal net fietsen en kennen de regels niet of nauwelijks houd dus rekening met onverwachte bewegingen en rare acties afstand houden dus zowel er achter als tijdens het inhalen.

6.8 schoolgaande fietsers:

Vaak fietsen ze in groepjes en letten dan op elkaar en niet op de weg een meestal volgen ze elkaar blindelings dus misschien kan de eerst er nog veilig door groen en rijd de rest onbewust door rood houd daar dus rekening mee.

6.9 Oudere fietsers:


Rijden langzaam dus kunnen onverwachts gaan slingeren om evenwicht te bewaren en ze reageren minder alert en snel dus wederom afstand bewaren.

7 pech en ongevallen:


7.1 markeren van het ongeval:

Indien u zelf niet betrokken bent bij het ongeval en u de eerste bent die het ongeval passeert is het belangrijk dat u indien dat nodig is hulp bied door bijvoorbeeld ambulance te waarschuwen. Het is tevens ook belangrijk dat u zorgt dat het ongeval niet groter word dus vraag mensen of ze een gevaren driehoek hebben of het verkeer kunnen omlijden of waarschuwen.

7.2 eerste hulp bij ongevallen:


Zorg er voor dat u zo snel mogelijk de slachtoffers of het slachtoffer zo in veiligheid brengt en waarschuw zo snel mogelijk hulp diensten en probeer in de tussentijd het slachtoffer te kalmeren en te steunen

8. woorden verklaring:

8.1 bestuurders:

Alles mensen op de weg behalve voetgangers (dus iedereen die iets bestuurd behalve kruiwagens en dergelijke)

8.2 verkeer:

Zijn alle weggebruikers

8.2.1 weggebruikers:

Voetgangers, fietsers, snorfietsers, brommobielers, bestuurden van een gehandicaptenvoertuig, bestuurders van een motorvoertuig, tram, ruiters, begeleiders van dieren, begeleiders van bespannen of on bespannen wagens(iedereen dus)

8.3 spoor vorming:

Slijtage in de weg door auto’s en vrachtauto’s waardoor er soms kuilen op de weg ontstaan en die kunnen gevaarlijk zijn.

8.4 motorvoertuigen:

Alle gemotoriseerde voertuigen behalve: fiets met trap ondersteuning, bromfiets, gehandicaptenvoertuig en dingen op rails zoals tram.

8.5 bromfiets:


Maximaal 50cc cilinder inhoud, maximaal 97db(Decibel), maximale snelheid van 45 km per uur.

Beschikt over een gele kenteken met zwarte letters.

Helm dragen verplicht.

8.6 snorfiets:

Meestal het zelfde als een bromfiets alleen is begrenst op 25km/h dus kan hij niet harder dan dat.
Beschikt over een blauw kenteken met witte letters.
Helm dragen niet verplicht.

9. rechten, plichten en adviezen:


9.1 de bromfietser moet:
9.1.1: een brom mobiel als voertuig die de regels van een auto volgt beschouwen.
9.1.2: een snor fiets als gelijkwaardig aan een fiets beschouwen.
9.1.3: zoveel mogelijk rechts rijden.
9.1.4: de bromfiets weg of bromfiets pad, snorfiets fiets of bromfietspad.
9.1.5: rekening houden met door mensen gevormde cologne, die moet worden beschouwd als een bestuurder van bijvoorbeeld een auo.
9.1.6: rekening houden met wandelaars op het fietspad en dergelijke bij het ontbreken van wandelpaden.
9.1.7: als hij inhaalt dat aan de linkerkant doen.
9.1.8: voorrang verlenen aan mensen die van rechts komen.
9.1.9: als hij van een on verharde weg komt mensen van een verharde weg voorrang geven.
9.1.10: voorrang geven aan een tram.
9.1.11: op de overweg het railvoertuig voorrang geven.
9.1.12: richting aangeven
9.1.13: rechtdoor op de zelf de weg voor geven
9.1.14: op een kruispunt waar hij naar links wil en verkeer van de andere kant wil naar rechts moet hij die voor laten gaan.
9.1.15: in staat zijn snel te kunnen stoppen.
9.1.16: zich houden aan de borden met daarboven zone(betekend dat dat bord voor die hele zone geld.
9.1.17: parkeren op: stoep,berm, of aangewezen parkeerplek.
9.1.18: dimlichten voeren tenzij het nacht en buiten bebouwde kom is en niemand er last van heeft.
9.1.19: rekening houden met het fijt dat op een erf voetgangers de gehele breedte van de weg mogen gebruiken.
9.1.20: bij het verlaten van erven en uitritten iedereen voor laten gaan.
9.1.21: blinden en gehandicapten voor laten gaan.
9.1.22: voorrang voertuigen voor laten gaan.
9.1.23: mensen die in of uit een tram of bus willen stappen niet in de weg staan.
9.1.24: al het overige verkeer voorlaten bij:wegrijden, uit of inrit verlaten, keren, wisselen van rijstrook, van invoegstrook naar rijbaan gaan en andersom
9.1.25: moet een knipper of arm teken geven bij: inhalen, wegrijden, willen van rijbaan en afslaan
9.1.26: een bus die laat merken dat hij wil vertrekken door het geven van knipperlicht signalen voor laten gaan.
9.1.27: en helm dragen net als de passagiers.
9.1.28: luisteren naar borden.
9.1.28: luisteren naar verkeerslichten
9.1.29: bromfietsers moeten zich houden aan borden met een bromfiets en snorfietser aan die met een fiets.
9.1.30: snorfietsen moeten zich houden aan de verkeerslichten met een fiets(indien aanwezig) bromfietsen alleen als ze zich op een bromfiets pad bevinden.
9.1.31: moet stoppen voor een stop streep
9.1.32: bij haaien tanden voorrang geven aan andere bestuurders op de weg.
9.1.33: moet luisteren naar verkeersagenten tekens( die gaan boven verkeersborden en dergelijke)
9.1.34: stoppen als een verkeersbrigadier een stop teken geeft.
9.1.35: stoppen als begeleider van spoor voertuig een teken geeft.
9.1.36: moet stoppen als met rode of gele lampen een stop teken word getoond.
9.2 bromfietser mag:
9.2.1: alleen op de stoep lopen als hij met de scooter loopt
9.2.2: mag indien hij meer dan 2 wielen geeft of met lading breder is dan 75cm de weg gebruiken
9.2.3: mag een fietsstrook met doorbroken streep gebruiken bij rechts afslaan
9.2.4: een tram rechts en links inhalen
9.2.5: mag bij file verkeer rechts inhalen.
9.2.6: mag pas een overweg passeren als hij ineen keer door kan
9.2.7: mag of zoveel mogelijk rechts(voor rechts af) of ongeveer tegen de weg as(VOOR links) voor sorteren
9.2.8: op een een richting weg mag jij ook helemaal links voor sorteren.
9.2.9: alleen geluid of licht signalen geven om ongelukken en dergelijke te voorkomen
9.2.10: mag als hij de rijbaan op een rotonde volgt aan een andere kant dan de rechterkant rijden.

9.3 bromfietser mag niet:

9.3.1: op het trottoir rijden
9.3.2: naast elkaar rijden
9.3.3: een fietspad met doorgetrokken streep gebruiken
9.3.4: niet rechts inhalen van automatisch
9.3.5: kruispunt niet blokkeren
9.3.6: geen militaire cologne kruisen
9.3.7: mag geen voorsorteerstrook strook gebruiken als gebruik van bromfiets pad verplicht is.
9.3.8: mag geen gebruik maken van een opgeblazen fiets opstel strook(zoon fiets strook over de hele rijbaan voor kruispunt) snorfiets mag dat wel
9.3.9: mag niet harder dan 30 op een bromfiets pad binnen de bebouwde kom en en snorfiets 25 maar die mag nooit harder
9.3.10: mag buiten bebouwde kom niet harder dan 40 op bromfiets pad
9.3.11: op de rijbaan binnen en buiten bebouwde kom niet harder dan 45
9.3.12: niet stilstaan op: kruispunt, overweg, fietsstrook, binnen 5 meter van een oversteek plaats, in een tunnel, bij een bushalte binnen de gemarkeerde gebieden en als die ontbreken minimaal 12 meter van het bordje af ( even snel iemand op of af laten stappen mag wel) op de rijbaan naast een busstrook mag je ook niet stoppen en op de rijbaan eigenlijk nooit.
9.3.13: mag geen groot licht overdag, met tegenliggers of als hij achter iemand rijd.
9.3.14: geen onnodig geluid veroorzaken
9.3.15: op een bromfiets niet zonder helm rijden dit geld voor bestuurder en passagiers
9.3.16: niet bellen tijdens rijden
9.3.17: geen personen vervoeren in een open of gesloten laadruimte zoals aanhanger
9.3.18: geen lijnbus strook gebruiken
9.3.19: geen lijnbus baan gebruiken
9.3.20: niet over een doorgetrokken streep rijden
9.3.21: verdrijvingsvlakken en punt stukken mag je ook niet gebruiken.

3.6 verkeerslichten:

Rood: stoppen
oranje: stoppen en als dat echt niet lukt doorrijden
groen: gas!

Als in een van de boven genoemde lichten een pijl is afgebeeld geld dat teken alleen voor verkeer wat die kant op wil.

En mocht er een fiets in het licht zijn afgebeeld geld het alleen voor fietsers bromfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen.

3.7 verandering van richting:

3.7.1 kijken:

Wil je recht afslaan kijk dan eerst goed of er geen ander verkeer aankomt want remmen tijdens het sturen dan is het meestal te laat(voor links geld het zelfde maar dan andersom)

3.7.2 richting aangeven:

Geef vroeg aan als je af wilt slaan zodat overig verkeer rekening kan houden met je plannen.

Nadelen van richting aangeven met het uitsteken met een hand

1. de meeste scooter remmen af op de motor als de gashendel word losgelaten(alleen een nadeel als je rechts af wilt slaan en dus de rechterhand uitsteekt)
2. minder controle over het remmen en sturen aangezien het stuur met 1 hand word vast gehouden.

3.7.3 voorsorteren en afslaan:

Als je recht af wilt slaan moet je de bocht kort houden om te zorgen dat je weer aan de rechter kant eindigt

wil je een bocht naar links maken moet je de bocht groot/wijd maken om te zorgen datje aan de rechterkant eindigt. (kijk dan wel extra goed uit en houd rekening met mensen die links van u ook een bocht willen maken)

Als op de weg stroken zijn aangegeven met pijlen dan moet je in de strook gaan staan met de pijl die wijst naar waar jij heen wilt

3.8 inhalen:


Inhalen heeft niet altijd zin dus haal alleen in als het de doorstroming verbeterd als je bijvoorbeeld achter een veel langzamer voertuig rijdt.

Altijd links inhalen behalve bij een tram die meestal in het midden van de weg is geplaatst dan mag je ook rechts inhalen.

Houd veel afstand van het voertuig dat je wilt inhalen aangezien een kleine inhaal afstand kan lijden tot een schrik reactie en een plotselinge stuur beweging ook is het inhalen van geparkeerde auto's gevaarlijk het gebeurd redelijk vaak dat een automobilist niet uitkijkt of hij het portier wel veilig kan openen.

3.8.1 ingehaald worden:

Het is heel belangrijk om goed te weten wat er om je heen gebeurd want het kan zo zijn dat iemand anders minder goed oplet en dat jij daar dan de dupe van word zorg dus dat je ook altijd weet wat er achter je gebeurd.

3.8.2 tegemoet komend verkeer:

Inhalen bij beperkt zicht is erg onverstandig omdat je niet weet of er iemand aankomt of niet bijvoorbeeld bij een scherpe bocht om een gebouw heen of over een heuvel

3.8.3 voetgangers oversteekplaats:


Inhalen bij een voetgangers oversteek plaats mag niet het is belangrijk je aandacht te focussen op de voetgangers en niet op het sneller thuis zijn.

3.9 voorrang geven en krijgen:


3.9.1 voorrang geven:

Algemene regel: rechts heeft voorrang

voorrang word pas over gesproken als het gaat om voertuigen als het gaat om één persoon en een voertuig heeft het voertuig voorrang

voorrang geven betekend dat je het andere voertuig zonder hinder laat gaan dus niet vol gas aankomen en op het laatste moment remmen of stil staan op een plek waar hij niet omheen kan.

Voorrang neem je niet je geeft of krijgt het

let op dat je duidelijk laat zien wat je intenties zijn waar je heen wilt en of je de andere persoon hebt gezien.

Als je een voorrangsweg wilt oversteken moet je er rekening mee houden dat de bestuurders op de voorrangsweg er vanuit gaan dat ze voorrang krijgen en houden dus geen rekening met onverwachts stoppen en steek dus pas over als er van beide kanten niemand aankomt. Dit geld ook op voorrangskruisingen let dus goed op de haaientanden en de borden die voorrang kunnen aangeven.

Bij een stop bord altijd stoppen kijken of er niemand aankomt en dan pas rijden.

Verharde wegen gaan voor onverharde wegen.

Een tram gaat altijd voor.

In erven moeten bromfietsers aan alle bestuurders van rechts voorrang verlenen.

3.9.2 voor laten gaan:

Rechtdoor op de zelfde weg gaat voor!

Let wel goed op dat als jij rechtdoor wilt en dus recht hebt op voorrang het kan zijn dat een andere bestuurder jou over het hoofd ziet blijf dus altijd goed opletten.

Deze regel heeft 2 uitzonderingen:

1. een tram die een bocht wil maken
2. een militaire cologne want die mag nooit worden onderbroken dus als 1 van de voertuigen de bocht heeft gemaakt moetje de rest ook voorlaten gaan.

Bestuurders die uit een uitrit of van een erf komen moeten al het andere verkeer voorlaten gaan.

3.9.3 rotondes:


Eigenlijk is het een eenrichtingsweg in een rondje dus als het niet met borden is aan gegeven hebben mensen die een rotonde naderen voorrang ten opzichte van de mensen op de rotonde want die komen immers van rechts.

Het verkeer dat de rotonde wil verlaten moet verkeer dat de rotonde blijft volgen voor laten gaan bijvoorbeeld een auto wil een rotonde verlaten maar moet voorrang geven aan een fietser die door wil rijden.

Let altijd goed op bij een rotonde want de kans is groot dat andere weg gebruikers jou niet of telaat opmerken

3.9.4 voorrang geven aan mensen met een handicap:

Blinden die aangeven dat ze willen oversteken door middel van het uitsteken van een stok met meerdere rode ringen moet je altijd voor laten gaan

even als mensen die zich door een handicap niet snel kunnen voort bewegen.

3.9.5 voorrang geven aan voorrang-voertuigen.

Voorrang-voertuigen die aangeven dat je aan de kant moet gaan door middel van zwaailichten en sirene moet je zo on gehinderd mogelijk laten passeren.

Een bus die binnen de bebouwde kom met knipperlichten aangeeft weg te willen rijden bij de bushalte heeft voorrang ten opzichte van het overige verkeer.

3.10 verlichting:

Een dimlicht, achterlicht en een niet driehoekige rode reflector zijn verplicht.

Bromfietsen mogen met uitzondering van groot licht niet voorzien zijn van verblindende verlichting.

Zorg altijd dat de verlichting werkt ander is bij dichte mist of `s nachts kan dat je te laat word opgemerkt

3.10.1 wanneer geen groot licht:

Overdag, als er tegemoet komend verkeer is of als je dicht achter een ander voertuig rijdt.

3.10.2 signalen:


Alleen geluids of knipper signalen geven bij gevaar anders kan het verwarring en irritatie opleveren

3.11 bijzondere manoeuvres:

Bij het uitvoeren van bijzondere manoeuvres zoals het inrijden of verlaten van een op of uitrit altijd het overige verkeer voor laten gaan.

3.11.1 starten en wegrijden:

Starten is ook een bijzonder manoeuvres dus het andere verkeer heeft voorrang.

Vergeet ook niet met een teken aan te geven dat je weg wilt rijden zoals knipperlicht of het uitsteken van een arm.

3.11.2 inrit:

Bij het betreden van een inrit mag je niemand hinderen dus al het verkeer heeft voorrang dus ook voetgangers.
Bij het uitrijden geld hetzelfde.

3.11.3 keren:

Tijdens het keren mag je wederom niemand hinderen en dus iedereen voorlaten gaan en begin dus ook pas met keren als er geen verkeer meer is of aankomt om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren tijdens het keren.

Kijk ook tijdens het keren goed om je heen want er kan onverwachts toch iemand zijn die jou niet ziet.

3.12 stoppen:

Als je stop neem je nog steeds deel aan het verkeer kijk dus goed uit waar je stopt en wanneer je weer weg kunt rijden.

Waar mag je niet stoppen?:

1. op een kruispunt
2. fietsstrook of een rijbaan naast de fietsstrook
3. oversteek plaats of binnen 5 meter daarvan
4. in een tunnel
5. niet binnen 12 meter van een bushalte tenzij met blokjes is aangegeven waar je buiten moet blijven.
6. Langs een busstrook
7. langs een gele-doorgetrokken streep
8. op een busstrook

3.12.1 plaatsen:

Als het gaat om stallen van bromfietsen word er gesproken van “plaatsen” in plaats van parkeren.

Je dient je scooter te plaatsen op het trottoir, het voetpad of de berm. Of op aangewezen plekken zoals een fietsenstalling.

Houd bij het plaatsen op een trottoir rekening met het in de weg staan voor gehandicapte personen en of je niet voor een in/ uitrit staat.

6. maar je bent niet alleen op de weg:

6.1 zwakkere verkeer deelnemers:

Bij een aanrijding russen een fiets en een bromfiets is in principe de bromfietser aansprakelijk.

6.2 voetgangers:

Op de stoep is die er niet op het fietspad is die er niet in de berm of op de weg kant maakt niet uit.

Pas op bij slecht weer en dergelijke want voetgangers zijn traag dus rem op tijd af.

6.3 kinderen te voet:

Voor kinderen is het deelnemen aan het verkeer veel gevaarlijker dan voor volwassenen. Kinderen zijn speels en hebben niet altijd aandacht voor het verkeer. Let op dat kinderen tussen auto's kunnen zitten en zich verstoppen of onverwachts tussen 2 auto's vandaan kunnen springen. Verwacht het onverwachte je weet nooit wanneer er weer eens een te voorschijn komt.

6.4 oudere voetgangers:

Houd rekening met het lage reactievermogens en langzame beweging snelheid. Dus let op bij oudere mensen want ook de kans op letsel is veel groter.

6.5 gehandicapte voetgangers:


Laat mensen met een beperking duidelijk merken dat je ze gezien hebt en geef ze ruime tijd om over te steken en dergelijke en let goed op omdat mensen in een rolstoel soms minder goed zichtbaar zijn.

6.6 fietsers:

Fietsers houden meestal weinig rekening met andere mensen en geven ook bijna nooit tekens. Helaas zijn ze vaak niet goed zichtbaar maar toch heel kwetsbaar dus houd veel afstand en blij alert.

Een fietser heeft snelheid nodig om recht te fietsen houd dus rekening mee dat een fietser bijvoorbeeld bij het wegrijden bij een stoplicht soms de neiging heeft om te slingeren.

6.7 kinderen op de fiets:

Ze kunnen meestal net fietsen en kennen de regels niet of nauwelijks houd dus rekening met onverwachte bewegingen en rare acties afstand houden dus zowel er achter als tijdens het inhalen.

6.8 schoolgaande fietsers:

Vaak fietsen ze in groepjes en letten dan op elkaar en niet op de weg een meestal volgen ze elkaar blindelings dus misschien kan de eerst er nog veilig door groen en rijd de rest onbewust door rood houd daar dus rekening mee.

6.9 Oudere fietsers:


Rijden langzaam dus kunnen onverwachts gaan slingeren om evenwicht te bewaren en ze reageren minder alert en snel dus wederom afstand bewaren.

7 pech en ongevallen:


7.1 markeren van het ongeval:

Indien u zelf niet betrokken bent bij het ongeval en u de eerste bent die het ongeval passeert is het belangrijk dat u indien dat nodig is hulp bied door bijvoorbeeld ambulance te waarschuwen. Het is tevens ook belangrijk dat u zorgt dat het ongeval niet groter word dus vraag mensen of ze een gevaren driehoek hebben of het verkeer kunnen omlijden of waarschuwen.

7.2 eerste hulp bij ongevallen:


Zorg er voor dat u zo snel mogelijk de slachtoffers of het slachtoffer zo in veiligheid brengt en waarschuw zo snel mogelijk hulp diensten en probeer in de tussentijd het slachtoffer te kalmeren en te steunen

8. woorden verklaring:

8.1 bestuurders:

Alles mensen op de weg behalve voetgangers (dus iedereen die iets bestuurd behalve kruiwagens en dergelijke)

8.2 verkeer:

Zijn alle weggebruikers

8.2.1 weggebruikers:

Voetgangers, fietsers, snorfietsers, brommobielers, bestuurden van een gehandicaptenvoertuig, bestuurders van een motorvoertuig, tram, ruiters, begeleiders van dieren, begeleiders van bespannen of on bespannen wagens(iedereen dus)

8.3 spoor vorming:

Slijtage in de weg door auto’s en vrachtauto’s waardoor er soms kuilen op de weg ontstaan en die kunnen gevaarlijk zijn.

8.4 motorvoertuigen:

Alle gemotoriseerde voertuigen behalve: fiets met trap ondersteuning, bromfiets, gehandicaptenvoertuig en dingen op rails zoals tram.

8.5 bromfiets:


Maximaal 50cc cilinder inhoud, maximaal 97db(Decibel), maximale snelheid van 45 km per uur.

Beschikt over een gele kenteken met zwarte letters.

Helm dragen verplicht.

8.6 snorfiets:

Meestal het zelfde als een bromfiets alleen is begrenst op 25km/h dus kan hij niet harder dan dat.
Beschikt over een blauw kenteken met witte letters.
Helm dragen niet verplicht.

9. rechten, plichten en adviezen:


9.1 de bromfietser moet:
9.1.1: een brom mobiel als voertuig die de regels van een auto volgt beschouwen.
9.1.2: een snor fiets als gelijkwaardig aan een fiets beschouwen.
9.1.3: zoveel mogelijk rechts rijden.
9.1.4: de bromfiets weg of bromfiets pad, snorfiets fiets of bromfietspad.
9.1.5: rekening houden met door mensen gevormde cologne, die moet worden beschouwd als een bestuurder van bijvoorbeeld een auo.
9.1.6: rekening houden met wandelaars op het fietspad en dergelijke bij het ontbreken van wandelpaden.
9.1.7: als hij inhaalt dat aan de linkerkant doen.
9.1.8: voorrang verlenen aan mensen die van rechts komen.
9.1.9: als hij van een on verharde weg komt mensen van een verharde weg voorrang geven.
9.1.10: voorrang geven aan een tram.
9.1.11: op de overweg het railvoertuig voorrang geven.
9.1.12: richting aangeven
9.1.13: rechtdoor op de zelf de weg voor geven
9.1.14: op een kruispunt waar hij naar links wil en verkeer van de andere kant wil naar rechts moet hij die voor laten gaan.
9.1.15: in staat zijn snel te kunnen stoppen.
9.1.16: zich houden aan de borden met daarboven zone(betekend dat dat bord voor die hele zone geld.
9.1.17: parkeren op: stoep,berm, of aangewezen parkeerplek.
9.1.18: dimlichten voeren tenzij het nacht en buiten bebouwde kom is en niemand er last van heeft.
9.1.19: rekening houden met het fijt dat op een erf voetgangers de gehele breedte van de weg mogen gebruiken.
9.1.20: bij het verlaten van erven en uitritten iedereen voor laten gaan.
9.1.21: blinden en gehandicapten voor laten gaan.
9.1.22: voorrang voertuigen voor laten gaan.
9.1.23: mensen die in of uit een tram of bus willen stappen niet in de weg staan.
9.1.24: al het overige verkeer voorlaten bij:wegrijden, uit of inrit verlaten, keren, wisselen van rijstrook, van invoegstrook naar rijbaan gaan en andersom
9.1.25: moet een knipper of arm teken geven bij: inhalen, wegrijden, willen van rijbaan en afslaan
9.1.26: een bus die laat merken dat hij wil vertrekken door het geven van knipperlicht signalen voor laten gaan.
9.1.27: en helm dragen net als de passagiers.
9.1.28: luisteren naar borden.
9.1.28: luisteren naar verkeerslichten
9.1.29: bromfietsers moeten zich houden aan borden met een bromfiets en snorfietser aan die met een fiets.
9.1.30: snorfietsen moeten zich houden aan de verkeerslichten met een fiets(indien aanwezig) bromfietsen alleen als ze zich op een bromfiets pad bevinden.
9.1.31: moet stoppen voor een stop streep
9.1.32: bij haaien tanden voorrang geven aan andere bestuurders op de weg.
9.1.33: moet luisteren naar verkeersagenten tekens( die gaan boven verkeersborden en dergelijke)
9.1.34: stoppen als een verkeersbrigadier een stop teken geeft.
9.1.35: stoppen als begeleider van spoor voertuig een teken geeft.
9.1.36: moet stoppen als met rode of gele lampen een stop teken word getoond.
9.2 bromfietser mag:
9.2.1: alleen op de stoep lopen als hij met de scooter loopt
9.2.2: mag indien hij meer dan 2 wielen geeft of met lading breder is dan 75cm de weg gebruiken
9.2.3: mag een fietsstrook met doorbroken streep gebruiken bij rechts afslaan
9.2.4: een tram rechts en links inhalen
9.2.5: mag bij file verkeer rechts inhalen.
9.2.6: mag pas een overweg passeren als hij ineen keer door kan
9.2.7: mag of zoveel mogelijk rechts(voor rechts af) of ongeveer tegen de weg as(VOOR links) voor sorteren
9.2.8: op een een richting weg mag jij ook helemaal links voor sorteren.
9.2.9: alleen geluid of licht signalen geven om ongelukken en dergelijke te voorkomen
9.2.10: mag als hij de rijbaan op een rotonde volgt aan een andere kant dan de rechterkant rijden.

9.3 bromfietser mag niet:

9.3.1: op het trottoir rijden
9.3.2: naast elkaar rijden
9.3.3: een fietspad met doorgetrokken streep gebruiken
9.3.4: niet rechts inhalen van automatisch
9.3.5: kruispunt niet blokkeren
9.3.6: geen militaire cologne kruisen
9.3.7: mag geen voorsorteerstrook strook gebruiken als gebruik van bromfiets pad verplicht is.
9.3.8: mag geen gebruik maken van een opgeblazen fiets opstel strook(zoon fiets strook over de hele rijbaan voor kruispunt) snorfiets mag dat wel
9.3.9: mag niet harder dan 30 op een bromfiets pad binnen de bebouwde kom en en snorfiets 25 maar die mag nooit harder
9.3.10: mag buiten bebouwde kom niet harder dan 40 op bromfiets pad
9.3.11: op de rijbaan binnen en buiten bebouwde kom niet harder dan 45
9.3.12: niet stilstaan op: kruispunt, overweg, fietsstrook, binnen 5 meter van een oversteek plaats, in een tunnel, bij een bushalte binnen de gemarkeerde gebieden en als die ontbreken minimaal 12 meter van het bordje af ( even snel iemand op of af laten stappen mag wel) op de rijbaan naast een busstrook mag je ook niet stoppen en op de rijbaan eigenlijk nooit.
9.3.13: mag geen groot licht overdag, met tegenliggers of als hij achter iemand rijd.
9.3.14: geen onnodig geluid veroorzaken
9.3.15: op een bromfiets niet zonder helm rijden dit geld voor bestuurder en passagiers
9.3.16: niet bellen tijdens rijden
9.3.17: geen personen vervoeren in een open of gesloten laadruimte zoals aanhanger
9.3.18: geen lijnbus strook gebruiken
9.3.19: geen lijnbus baan gebruiken
9.3.20: niet over een doorgetrokken streep rijden
9.3.21: verdrijvingsvlakken en punt stukken mag je ook niet gebruiken.

REACTIES

F.

F.

niet erg duidelijk

12 jaar geleden

E.

E.

niet echt duidelijk toch

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.