Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Wonen in Nederland

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2891 woorden
  • 12 maart 2010
  • 175 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
175 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1.1
Rijn
De rijn en de maas zijn de grootste rivieren in Nederland. De rijn is de grootste. De Eems is een Duitste rivier die als een trechter uitmondt in Nederland. De schelde is een Belgische en mondt uit in de Nederlandse Westerschelde. Een dergelijke trechtermonding wordt estuarium genoemd.
De Rijn is 1320 km lang en ontspringt in Zwitserland. De rivier ontstaat als een bergrivier die zijn water krijgt van de gletsjers uit het Gotthardmassief en stroomt door 6 landen. Het stroomgebied ligt in negen landen (185000 km 25000 km in NL). De waterafvoer (2300 m/sec) is in de eerste zomermaanden het grootst, het regenwater levert dan een geringere bijdrage op. De piekafvoer is het grootst in de winter, veel neerslag.
De verdeling van de waterafvoer (regiem (vd rijn is regelmatig)) is afhankelijk van:

- De klimatologische omstandigheden
- De voeding door smelt- en/of regenwater
- De doorlatendheid van de bodem
- De aanwezigheid van begroeiing
Het regiem is verstoord door menselijk ingrijpen. In de natuurlijke situatie duurt het een tijdje voor het gevallen regenwater wordt afgevoerd. (langere vertragingstijd) Door kanalisatie (reguleren en bedijking) is het water gedwongen zich snel te verplaatsen.
De Rijn is in Nederland 1 rivier die gevoed wordt door zijrivieren. De rivier splitst zich in veel zijtakken: de Waal en de Boven-Rijn, het Pannerdens Kanaal, de IJsel, de Neder-Rijn en de Lek. Deze monden uit in het IJselmeer en bij Kawtijk en bij Hoek van Holland in de Noordzee.

Verval: Het hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier: Rijn: van bron tot monding 3000 m. Geeft informatie over de stroomsnelheid
Verhang: Het verval per kilometer. Rijn: 35 m/km in Zwitserland en 0,08 m/km in Nederland
Dwarsprofiel bestaat tegenwoordig altijd uit een zomerdijk, winterdijk en uiterwaard. De Nederlandse Rijntakken zijn volledig bedijkt en de Maas gedeeltelijk. (figuur 1.6 + stukje tekst)

Maas
Het stroomgebied is 36000 km. De Maas ontspringt op 409 m hoogte in Frankrijk. Vanuit daar stroomt de rivier door Luxemburg en Belgie naar Nederland. Het verval vd Maas in NL is zo’n 45 meter. Vanaf Maastricht tot Maasbracht is de rivier ondiep en zijn er geen stuwen aangebracht. De afvoer van de Maas is 230 m/sec bij de grensplaats Eijsden. Het is een regenrivier (Afhankelijk vd neerslag) door de hoge verdamping is de afvoer in de zomer lager dan in de winter. Om de rivier in de zomer bevaarbaar te houden zijn er stuwen en sluizencomplexen gebouwd.
(blz 16 doorlezen)


1.2

Als gevolg van de klimaatverandering wordt verwacht dat er meer en grotere schommelingen in de hoeveelheid neerslag over een jaar gaan plaatsvinden (=neerslagregime). De komende eeuw wordt een opwarming van Europa verwacht tussen de 1 en 6 graden. Er wordt wereldwijd een zeespiegelstijging van 0,09 a 0,88 m verwacht. De opwarming van het oceaanwater (thermische expansie) is de hoofdoorzaak van de z.s.stijging. Het afsmelten van gletsjers en landijs en het smelten van ijs op Groenland leveren een geringere bijdrage op. Op Antartica is het ijs toegenomen.
Door z.s.stijging wordt het steeds lastiger het rivierwater naar zee af te voeren. Ook is het afhankelijk van plaatselijke omstandigheden:
- Bodemdaling- of stijging
- Oceaancirculatie
- Het zoutgehalte
- Plaatselijke temperaturen
- De wind

In het westen vormt de bodemdaling een vergroting van het probleem van de waterafvoer. De bodemdaling heeft verschillende oorzaken:
- Door de bedijking kunnen de rivieren niet meer overstromen. Het afgezette zand en klei dat vroeger de bodemdaling compenseerde, wordt niet meer afgezet. Het blijft achter op de uiterwaarden.
- Het grondwater wordt al honderden jaren weggepompt zodat landbouw mogelijk wordt gemaakt. Door verlaging van de waterstand zakt de bodem van het klei- en veengebied in (inklinking vd bodem)
- Veenoxidatie (Een proces waarbij het veen dat boven het grondwater uitkomt wordt afgebroken door blootstelling aan de lucht)

- Door aardgaswinning dalen stukken van Nederland. Het gewicht voor een zandsteenlaag wordt te zwaar na weghalen van het gas.
- Door ijstijden. Het continent zakte onder Scandinavie, als gevolg van het gewicht van het ijs.

Door klimaatverandering zal de waterafvoer in de winter toenemen, door meer regen ipv sneeuw. Wel neemt de verdamping iets meer toe. De zomerafvoer zal 20% tot 30% lager zijn doordat de verdamping toeneemt als gevolg van de temperatuurstijging en er niet meer neerslag ga vallen.
Het lage zomerpeil zal problemen opleveren voor de scheepvaart en lozing van koelwater. Door instromend koelwater wordt de temperatuur van het weinige rivierwater (plaatselijk) snel verwarmd waardoor bv vissen sterven.
In de Rijn zal in de winter vaak een verhoogde piekafvoer optreden.
Hoe hoger de maatgevende afvoer gesteld wordt hoe groter de capaciteit van de rivier moet zijn om het water te kunnen afvoeren (Rijn: 16000m/sec Maas: 3800 m/sec) (1/1250 overstromingen vinden we acceptabel)

1.3

Om een snellere afvoer en beter bevaarbare rivieren mogelijk te maken zijn ze genormaliseerd (=maatregelen om de rivier zo gelijkmatig mogelijk te laten stromen en de erosie aan de oevers van de rivier moeten tegengaan). Door kribben wordt de rivier smaller gemaakt en neemt de stroomsnelheid toe. Daardoor schuurt het midden vd River verder uit en daalt de rivierbodem.

Om in droge tijden voldoende diepte te houden worden in rivieren stuwen gebouwd. De afvoer van de Rijn onder de Waal, Neder-Rijn-Lek en de IJssel verhoudt zich als 6:2:1
In de Neder-Rijn-Lek zijn 3 stuwen aangebracht: bij Hagestein, Amerongen (houden beide het water in de Neder-Rijn-Lek op pijl) en Driel (water stroomt niet via Neder-Rijn naar zee maar via de IJssel naar het IJsselmeer). Zorgt ervoor dat Groningen, Friesland en Noord-Holland verzekerd zijn van voldoende zou water uit het IJsselmeer + voldoende water in de IJssel.


De stuw bij Driel is 9 maanden gesloten. Dan voert de Rijn een normale hoeveelheid water af.
De Maas telt zeven stuwen (Borgharen, Linne, Roermond, Belfeld, Samsbeek, Grave en Lith. Om een constant waterpeil te houden zijn de stuwen hele jaar gesloten. (staan 4x per jaar open)

Naast kanalisatie en normalisatie zorgt de verstedelijking ervoor dat het meeste water snel afgevoerd wordt. (rioleringstelsel). Verstening slaat toe. Ook in de uiterwaarden wordt gebouwd. De opslag van rivierwater in de uiterwaard neemt tijdens hoog water af door alle bebouwing die erin geplaatst is.

Onder voorwaarde dat de afvoer van het rivierwater niet belemmerd mag worden door de bouwactiviteiten zijn er weer mogelijkheden voor wonen werken en recreatie in het bed van de grote rivieren gekomen (in 2006 besloten)
Blz 30 doorlezen)

2.1

Ter voorkoming van problemen met de hoeveelheid (grond)water (teveel of te weinig) is het bij de wet zo geregeld dat het alle ruimtes zo gebruikt moeten worden dat het water beter vastgehouden kan worden. Als dat niet voldoende is worden maatregelen genomen om water te bergen, als het echt nodig is wordt het afgevoerd. (=drietrapsstrategie)
Er wordt geprobeerd het waterbeheer te combineren met andere functies zoals agrarische sector, delfstofwinning, natuurontwikkeling, zoetwateropslag en recreatie.
De overheid heeft de watertoets ingesteld om te zorgen dat er bij bouw genoeg rekening met het water wordt gehouden. (veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging). Bij de watertoets van een ruimtelijk plan wordt gelet op twee criteria:

- De keuze voor de locatie mag geen belemmering zijn voor het vasthouden (retentie), bergen en afvoeren van water in dat gebied.

- Er mag geen afwenteling van waterproblemen plaatsvinden. Het water moet terplekke worden vastgehouden, vervolgens geborgen en pas in laatste instantie worden afgevoerd.

Het kabinet heeft sinds 2005 het hoofddoel: Water meer ruimte geven. Het wil overstromingen voorkomen en de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied verbeteren. Voor het verbeteren en het meer ruimte geven van de rivier zijn een aantal maatregelen denkbaar:

• Retentiebekken
Dit is een binnendijks gebied dat tot het riviersysteem wordt gerekend en waar tijdelijk water opgeslagen kan worden in perioden van extreem hoogwater. Het water wordt dan vastgehouden. Als het rivierpeil gedaald is laat men het weer uit het bekken stromen. Hebben het meeste effect als ze bovenstrooms ingezet worden.
• Noodoverloopgebied
Evenals bovenstaande een gebied waar water tijdelijk opgeslagen wordt in een omdijkt gebied. Het verschil is dat dit pas wordt ingezet wanneer de rivieren een grotere hoeveelheid dan de maatgevende afvoer van de Rijn te verwerken krijgen en dus een noodsituatie is ontstaan.
• Rivierbedverruiming door verdieping
Is een combinatie van technische ingrepen om een hoge waterafvoer van een rivier op te vangen. Het rivierbed kan ruimer worden door verdieping (zomer- en winterbed). Bij het vergraven van de uiterwaarden worden deze geheel of deels verlaagd zodat er meer water in past.

Rivierbedverruiming door (blz 46 plaatjes):
• Verbreding
De winterdijk wordt landinwaarts verlegd, breder dus meer water.
• Obstakelverwijdering
Het weghalen van begroeiing, bruggen, spoorbruggen, wegen en bebouwing in het winterbed. Hierdoor kan meer water worden afgevoerd en daalt het (hoog)waterpeil.

• Het graven of uitdiepen van nevengeulen
De doorstroom van het winterbed wordt vergroot door het graven van een (neven)geul.
• Verlagen van kribben
Kribben veroorzaken bij hoogwater opstuwing. Het verlagen van de kribben zorgt ervoor dat het water makkelijker afgevoerd kan worden, terwijl hun de functie behouden blijft.

2.2

Lange tijd was Rijn het viest van Europa. Met name het fenol- en zoutgehalte van de Rijn was erg hoog. In 1950 is daarom het ICBR opgericht. (De vijf Rijnoeverstaten: Zwitserland, Frankrijk, Luxemburg, Duitsland, Nederland werken samen om de problematiek van de Rijn en de uiterwaarden aan te pakken.
Enkele verdragen: Rijnchemieverdrag (bedoeld om de Rijn te beschermen tegen chemische vervuiling en de waterkwaliteit te verbeteren) Het Rijnzoutverdrag en het Verdrag inzak thermische vervuiling van de Rijn.
(blz 50 en 51 en figuur 2.15 doorkijken)

In 1995 stond het water in de Rijn overal erg hoog. Toen is een actieplan hoogwater opgesteld. Een aantal algemene doelen zijn gesteld:
-vermindering van de risico’s op schade met 10% in 2005 en 25% in 2020
-vermindering van de extreme hoogwaterstanden
-zorgen voor een grotere bewustwording van hoogwater bij de bevolking
-verbeteren van het waarschuwingssysteem met betrekking tot hoogwater

Solidariteit staat centraal in het actieplan hoogwater. Ieder land is zelf verantwoordelijk voor de realisatie van de maatregelen. Het actieplan hoogwater Maas is veel minder grootschalig dan die voor de Rijn. Het doel van die van de Maas is ervoor te zorgen dat de schade als gevolg van extreme hoogwaters voorkomen of beperkt wordt. De algemene doelen komen vrijwel overeen


3.1
Steden verschillen van het platteland in inwonertal, bestuur, de aanwezige centrale diensten en de leefstijl. In een stad wonen veel mensen en is het voorzieningenniveau hoog. De grens tussen stad en dorp ligt meestal tussen de 10.000 inwoners. Het onderscheid tussen stad en gemeente is een bestuurlijk verschil. Een gemeente is een gebied met dorpen en/of steden waar een eigen bestuur is onder leiding van een burgemeester.
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht (hoofdcentra: bieden het meest aan speciaalzaken, hoger onderwijs, specialistische gezondheidszorg en juridische diensten) zijn de grootste steden. Rond 1950 woonde een kwart van NL daar nu nog 13%.
Naast het inwonertal en de bestuurlijke problemen of uitdagingen is het verzorgingsniveau het derde kenmerk van een stad. Een grote diversiteit aan diensten en winkels ontstaat als zo’n stad klanten uit de wijde omgeving kan aantrekken. (verzorgingsgebied)
Bereikbaarheid per auto/openbaar vervoer en de reikwijdte is belangrijk bij grote diensten.
(ruimtebehoefte en concurrentie om ruimte begrippen)
De noordvleugel (Amsterdam) van de Randstad is het financiële, educatieve en culturele centrum van NL.
In de zuidvleugel zijn Rotterdam en Den Haag de voornaamste centra. In Rotterdam wordt volgens vele het hardst gewerkt, is groot geworden als industrie- en havenstad. Het gaat om werk in verwerking van olie, agrarische producten maar ook schroot en afval (20.000 arbeiders). Belangrijke doorvoerhaven.
Den Haag is het centrum van ons politiek bestel met de functies die hierbij passen. Ook voor de rechtspraak. De culturele verschillen is ook een kenmerk van een stad. In de steden kom je meer leefstijlen tegen, meer diversiteit in religie, politieke stromingen, seksuele geaardheid of jongerencultuur. De sociale controle is er minder groot omdat men elkaar minder goed kent. De bevolking kent meer diversiteit op het gebied van etniciteit en op demografisch opzicht. Ook verschilt de leeftijdsopbouw meer (meer jongeren en ouderen), huishoudens zijn kleiner, huwelijk houdt minder vaak stand. Stedelijke leefstijl is minder dan vroeger te koppelen aan de woonplek. In suburbane gemeenten zie je dat migranten die uit de grote stad komen zich stedelijk blijven voelen terwijl de migranten uit het landelijk gebied zich meer richten op de normen en waarden van het herkomstgebied.
In Nederland zijn er vooral middelgrote steden (50.000-500.000 inwoners). De netwerken die de Rijksoverheid steunt zijn: Randstad, Holland, BrabantStad, Zuid-Limburg, Twente, Arnhem-Nijmegen en Groningen-Assen.


Financiële zorgen of een gebrek aan specialistische kennis kunnen voor een gemeente de aanleiding vormen tot het zoeken van een samenwerkingspartner. (buurtgemeente, verbintenis met een bedrijf). De Publiek-private samenwerking gaat over het combineren van plannen van investeerders (privaat) met die van overheden (publiek). Het kan grote voordelen hebben, de overheid kan profiteren van kennis, ervaring en financiën van de marktpartij. Maar ook nadelen, de belangen van de ondernemers en van een gemeentebesturd zijn verschillend. Dat kan tot botsingen of tot wantrouwen leiden.

Kenmerken van een stad:
- Het inwonertal (>10.000)
- Bestuurlijke problemen/uidagingen
- Verzorgingsniveau
- Culturele verschillen

3.2
Op wijk- en stadsniveau spelen vraagstukken rond verkeersveiligheid, parkeren en het milieu een rol:
Als het over veiligheid gaat staan de belangen van de haastige klant en de zwakkere groep gespannen. Parkeerruimte tekort. Om het gebruik van de auto in de stad te ontmoedigen bestaat er parkeerbeleid:
- Het parkeertarief wordt hoger naarmate je dichter bij het centrum komt. Aantal parkeerplaatsen neemt af, tarieven worden hoger.
- Extreem grote auto’s uit de stad houden (Nijmegen)

- Transferium. Overstap van auto op openbaar vervoer

Het milieu: De luchtkwaliteit in Nederland ie een reden voor zorg voor steden.
Het vraagstuk zie je terug bij de stedelijke distributie. Om een veilige en schonere afhandeling van het transport te stimuleren worden er spelregels afgesproken. Zoals venstertijden, hierbij zijn delen van de stad slechts op rustige uren toegankelijk voor vrachtverkeer. Ook zijn er experimenten om de vervoersstroom die naar een winkelcentrum gaat slimmer te organiseren. Door verschillende soorten goederen bij elkaar te brengen in een volle vrachtwagen kan men meerdere winkels bevoorraden. Om het vrachtverkeer in de binnenstad terug te dringen kan de toegankelijkheid gekoppeld worden aan milieueisen.

De belangrijkste verbindingen in de Randstad hebben hun capaciteitsgrenzen al bereikt. Uitbreiding van de verkeersknooppunten stuit op problemen rond de luchtkwaliteit. De betrouwbaarheid van de reistijden neemt ook af.

(blz 79 doorlezen)

3.3

In de Noordvleugel van de randstad streven politici naar versterking van de regionale economie. Bijvoorbeeld het aantrekken van bedrijven en investeerders d.m.v. harde vestigingsfactoren:
- Huurprijzen
- Beschikbaarheid van bedrijgsruimtes
- Bereikbaarheid
Nu wordt er ook gelet op zachte factoren zoals:
- Een aantrekkelijke bewonersklimaat
- Tolerantie

De T van talent: Beter en slimmer dat is de kern van de kenniseconomie. Het helpt om creatieve steden vooruit te komen. Veel laaggeschoold werk is uit NL verdwenen naar lagelonenlanden. Innovatie, het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten is de kern van het succes van bedrijven als Microsoft. Nederlandse ontwerpers trekken in de wereld de aandacht met (industriële) vormgeving van hoog niveau. Creativiteit is belangrijk om een product zo te maken dat er een markt voor ontstaan. Zakelijke dienstverlening, de diensten die bedrijven gebruiken op allerlei gebieden. De plek van de vestiging is belangrijk. 2/3 van de kantoren is te vinden in de Randstad en dan vooral in de grote vier steden. De concurrentie om de ruimte in de Randstad profiteert hiervan. De arbeidsmarkt van de Randstad en de Brabantse stedenrij kent een opvallende eigenschap. Het grootste aanbod aan banen bevindt zich hier. Maar ook de grootste werkloosheid onder jongeren. In de vier grote steden, maar ook in de middelgrote steden is er een arbeidsmarkt met een slecht geschoolde kansarme groep en een beter geschoolde kanrijke groep. (duale arbeidsmarkt).

De T van techniek: Op het gebied van techniek zijn het niet de grote vier steden die het belangrijkst zijn. De hightech in BrabantStad, het bestuurlijk netwerk van Brabantse steden, is belangrijk voor de nationale economie. Regionale samenwerking. Wageningen > Food Valley, Nijmegen > Health Valley, Groningen > Energy Valley, Enschede > Silicon Valley.


De T van tolerantie: Er zijn zorgen over zich misdragende jongeren in de grote steden. Vernielingen, zinloos geweld en een gebrek aan respect. Politie en andere diensten hebben tolerantie in probleemgebieden sterkt beperkt. “zero tolerance-beleid”. Illegaliteit, kraken, zwart werken en spijbelen worden sterker bestreden. Ook meer bewakingcamera’s.

3.4

Tegenstellingen in de stad kun je vanuit verschillende gezichtspunten (dimensies) bekijken. Sociaal-culturele vraagstukken gaan vooral over ontwikkelingen die zich in de stad voordoen: veranderingen in het centrum, houding t.o.v. hoogbouw en integratie- en welvaartsverschillen.
Hoogbouw neemt toe, gemeentes willen met hoogbouw uitstralen; wij zijn heel dynamisch het is geen achterlijk gebied hier.

In 1999-2003 zijn in de grote vier steden 0,8 miljoen mensen gemigreerd. Uiteindelijk een groei van 7000 mensen. Autochtonen: 35.000 meer vertrekkers dan nieuwkomers. Allochtonen: vestigers in de meerderheid. Vooral 20-ers komen naar de stad. De vestiging is vaak tijdelijk. De doorstromers (verder verhuizen) zijn economisch het meest succesvol. De werkloosheid onder allochtone jongeren is hoog. Voor jongeren uit Marokko of Turkije blijft het moeilijk het vertrouwen van sommige werkgevers te winnen. Werkloosheid en afwijzing vormen een voedingsbodem voor probleemgedrag.
De wetten van vraag en aanbod regeren de woningmarkt in de vrije sector. Veel goedkopere huurwoningen vallen echter onder de sociale woningbouw en zijn gekoppeld aan landelijke normen. Na 1970 komt er een nieuwe belangstelling op voor het wonen in grootstedelijke gebieden (gentrificatie) ook de blijvende vestiging in de stad van studenten leidt tot gentrificatie. Zwakke partijen op de woningmarkt zijn over het algemeen de starters en de etnische minderheden. in de jaren 70 van de vorige eeuw woonden deze groepen in oudere buurten rond de binnenstad tegenwoordig wonen ze vaak in naoorlogse buurten met hoogbouw. De toename van tegenstelling tussen rijke en arme buurten wordt omschreven als polorisatie. Meer homogeen worden van buurten.

REACTIES

F.

F.

Je mist 3.5+3.6

13 jaar geleden

V.

V.

de paragrafen bestaan volgens mij niet eens:)

11 jaar geleden

M.

M.

Top samenvatting! Ik heb veel gemist van hoofdstuk 3, maar met deze samenvatting snap ik het veel beter! Thanksss

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.