Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Middeleeuwen

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas havo/vwo | 3652 woorden
  • 16 januari 2010
  • 749 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
749 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De middeleeuwen

Na het uiteenvallen van het West-Romeinse rijk in een groot aantal staten volgt er een periode van ongeveer 1000 jaar, die we in Europa de Middeleeuwen noemen. Geleerde uit de 15e eeuw hebben deze naam bedacht. Ze hadden een grote bewondering voor de Griekse en Romeinse cultuur. Hun eigen tijd vonden ze ook belangrijk. De periode daartussen stelde volgens heb weinig voor. Die tijd noemden zij de middeleeuwen. Dat wil zeggen de tijd tussen de tijd van de Grieken en Romeinen en hun eigen tijd. Vanaf de 19e eeuw gingen de mensen anders denken over de middeleeuwen. Zij ontdekten toen dat die tijd best de moeite waard was om te bestuderen.
De middeleeuwen word in 2 delen verdeeld. De vroege en de late middeleeuwen. De overgang is ongeveer rond de 11de eeuw.


1 De Germanen
Tijdens de laatste eeuwen van het West-Romeinse rijk trokken allerlei volken dat rijk binnen. Het lukte de Romeinse legers niet meer iedere keer alle invallers te verslaan. Sommige volken trokken zich terug, bijvoorbeeld de Hunnen. Een andere groep, de Germanen, bleef echter.

De Germaanse volken hadden elk hun eigen staat. Maat ze hadden veel gemeenschappelijk:
Hun talen leken op elkaar.
Ze leefde vooral van landbouw en woonde in dorpen.
Hun samenleving was gelaagd:
Slaven waren de onderste laag.
Vrijgelatenen de middelste laag.
Vrije mannen de eerste laag.
De vrouwen en kinderen waren volledig ondergeschikt aan hun man/vader.
4. Elk volk was verdeeld in verschillende stammen.
5. In iedere stam had de vergadering van vrije mannen de meeste macht. In oorlogstijd werd er een aanvoerder gekozen.
De Franken werden het belangrijkste Germaanse volk. Hun staat zou een tijdlang belangrijk zijn in de geschiedenis van Europa. Het huidige Frankrijk is ook naar hun vernoemd.

Verschillen Romeinen en Germanen:
Romeinen:

De Romeinen hadden een groot rijk.
In het RI waren veel en vaak grote steden.
Landbouw was belangrijk maar er was ook veel handel en nijverheid.
Rijk was verdeeld in provincies met een gouverneur aan het hoofd.
Bij de opvolging van de Romeinse keizer nam de nieuwe keizer het hele rijk over.




Germanen:
Germanen waren niet een volk, maar bestond uit verschillende stammen.
Bij elke stam had de vergadering van vrije mannen de meeste macht. In oorlogstijd werd een aanvoerder gekozen. Sommige aanvoerders bleven in vredestijd ook aanvoerder of zelfs koning.
Hun talen leken sterk op die van de Romeinen
Leefde vooral van landbouw en woonde in dorpen.
Gelaagde samenleving: slaven, vrijgelatenen, de vrije mannen aan de top. Vrouwen en kinderen volledig ondergeschikt.

Karel de Grote (742-814 na Chr.)
Karel de Grote werd de bekendste koning van de Franken, hij bewees Europa grote diensten:

Op het gebied van onderwijs: Karel liet geestelijke overal in kerken en kloosters scholen oprichten. Kinderen van edelen en veelbelovende kinderen die van de adel waren mochten daar naar school.
Op het gebied van wetenschap: aan zijn hof nodigde hij geleerde uit. Hij liet hen Griekse en Romeinse handschriften bestuderen want hij wilde daarvan leren. (bijvoorbeeld Romeinse wetten). Ook liet hij het schrift verbeteren. Karel liet kleine letters invoeren.
Voor de uitbreiding van het rijk: Karel voerde veel oorlogen om zijn land te vergroten en om het christendom te verbreiden.

Na de dood van Karel viel het rijk spoedig uiteen. Dat had verschillende oorzaken:
De gewoonte van de Germanen om het rijk te verdelen.
De oorlogen die de opvolgers van Karel met elkaar voerde.
De aanvallen van volken zoals de Noormannen en moslims.

2 De samenleving in de vroege middeleeuwen.
In de vroege middeleeuwen bleven sommige steden wel bestaan maar werden ze kleiner. Bisschoppen bleven hun bisdommen vanuit de oude Romeinse steden besturend. Zo een bisschop had een aantal geestelijke om zich heen die allemaal moesten worden gevoed. Ook waren er mensen nodig om kerken en kloosters in de stad te onderhouden. Dankzij de geestelijke bleef er voor mensen zoals een herbergier en ambachtslieden werk in zo een stad.

De samenleving bestond uit 3 lagen:

De adel (militaire taak)
De geestelijkheid (godsdienstige taak)
De boeren (zorgden voor levensonderhoud)

Zie hieronder de uitwerking:

De meeste mensen leven op een domein
Bijna iedereen leefde in de vroege middeleeuwen op een domein in het platte land. Een domein was een dorp met omgeving en alles wat daarbij hoorde aan land en goederen. Het werd bestuurd door een edelman, een bisschop of een klooster. Het middelpunt van een domein is een kasteel of een klooster.
Iedere grootgrondbezitter had minstens een domein. De edelman, bisschop of abt woonde zelf op een domein en liet de andere besturen door rentemeesters.

Vrije boeren en horigen
Ruim 90% van de bevolking werkte op een domein als boer, landarbeider, ambachtsman of personeel van de heer. Er waren onder het grote verschillen in levensomstandigheden.

Vrije boeren:
Hier en daar woonden vrije boeren. Zij bezaten hun eigen grond en hadden personeel dat onvrij was.

Horigen:
De meeste mensen waren horigen. Sommige hadden geen enkel bezit. Zij werkte elke dag voor hun heer. Anderen hadden land gepacht van een heer en moesten diensten voor hem verrichten. Onder de horigen die land hadden gepacht waren grote verschillen:
Sommige hadden meer land als andere. Daardoor konden ze meer voedsel verbouwen.

Sommige hoefde minder diensten voor hun heer te verrichten. Wie minder voor de heer hoefde te werken had meer tijd voor eigen bedrijf.
Sommige hoefde minder van hun oogst af te staan.

De edelen
De edelen leefde heel anders dan de boeren. De edelen waren wel eigenaars van grond, maar ze werkte daar zelf niet op. Ze leefde van arbeid van de boeren. In ruil daarvoor vervulden ze andere taken: ze bestuurde hun domein, spraken recht over de onderdanen en voerden zonodig oorlog. De edelen kunnen verdeeld worden in hoog of laag.

De lage adel
De meeste edelen behoren tot de lage adel. Zij beheerde maar een paar domeinen en woonde op kleine kastelen. De lage edelen hadden maar weinig meer te eten dat de horigen.

De hoge adel
In heel Europa waren maar enkele honderden hoge edelen zoals de graaf van Vlaanderen. Zij beheerde honderden domeinen.

Het leenstelsel
De hoge edelen hadden hun domeinen in leen van de koning. Zo een groot gebied was moeilijk te beschermen. Daarom riepen de hoge edelen de lage edelen om hulp. De lage edelen gave hulp maar niet voor niets. Ze kregen voor die hulp een of meer domeinen van hoge edelen in leen. De koning en de edelen die een of meer domeinen in leen hadden werden leenman genoemd. De hoge edelen waren dus tegelijk leenman en leenheer.


De meeste koningen hadden weinig macht.
Koningen in de vroege middeleeuwen hadden meestal weinig macht. De meeste van hun domeinen hadden zij in leen gegeven aan hoge edelen. Sommige koningen zoals Karel de Grote konden hun leenmannen tot gehoorzaamheid dwingen. Maar meestal deden hoge edelen alsof hun leen hun eigen bezit was. Zij luisterden alleen naar de koning al zij er zin in hadden.


De geestelijken
Naast de boeren waren er ook geestelijken. Dat was de derde belangrijke groep in de middeleeuwse samenleving. Er zijn 2 soorten geestelijke: seculiere en reguliere.

Seculiere geestelijke
Seculiere geestelijke zijn de paus, de bisschoppen en de priesters zij leven tussen de andere mensen en niet in afzondering. Alleen mannen kunnen seculier geestelijk worden. De middeleeuwse dorpspriester stond vaak dichtbij deze gelovige. Het was zijn taak toezicht te houden op wat het leven van de inwoner van zijn parochie. Iedere parochie had zijn eigen kerk. De dorpspriester was meestal van boerenafkomst en had weinig tot geen opleiding.
Veel bisschoppen waren ook leenmannen van de koning. Leider van de kerk was de paus. Hij had grote macht:
Hij stond aan het hoofd van alle geestelijke
Hij mocht regels vaststellen waaraan alle christenen zich moesten houden.
Hij mocht alle bisschoppen bijeen roepen voor een concilie. (kerkvergadering)

Reguliere geestelijke
Reguliere geestelijke zijn monniken en nonnen. Zij leven in afzondering in kloosters. Aan het hoofd van het klooster staat een abt of een abdis. Monniken en nonnen leven vaak volgens hele strenge regels. Ze bidden voor het eten, werken, slapen en kleden. Zij mogen geen of nauwelijks eigen bezittingen hebben.

Grote invloed van de geestelijke op de samenleving
In de middeleeuwen was de invloed van de geestelijke groot, hoe kwam dat?

Iedereen in de middeleeuwen was lid van dezelfde kerk
Tot in de late middeneeuwen konden bijna alleen geestelijke lezen en schrijven.
Mensen geloofde dat het leven op aarde een voorbereiding was op het eeuwige leven na de dood.
De kerk was heel erg rijk
Geleerde hielden zich vooral bezig met wat voor de godsdienst belangrijk was.
De paus kon iedereen ook koning in de ban doen. Je was niet meer lid van de kerk.

3 De opkomst van de middeleeuwse stad
De opkomst van de steden is de belangrijkste verandering in de late middeleeuwen. Die opkomst had veel te maken met de herleving van handel in die tijd.

Waardoor handel in de vroege eeuwen bijna verdween:
De handel in west Europa was sinds de 5e eeuw bijna verdwenen. Bijna iedereen leefde op domeinen op het platteland. De bewoners van de domeinen zorgden er zelf voor dat ze alles hadden wat ze nodig hadden. De weinige kooplieden die nog handel dreven, ondervonden veel hindernissen. Er waren weinig wegen.

Waardoor de handel werd herleefd in de late middeleeuwen
In de 11e en 12e eeuw wisten de kooplieden bijna al deze hindernissen te overwinnen:

In elke stad gingen kooplieden samenwerken in gilden. Een gilde diende de belangen van mensen
Kooplieden gingen samenwerken met kooplieden in andere steden.
In de tweede helft van de 13e eeuw gingen noord Europese steden samenwerken in de Hanze. Hanzekooplieden maakten afspraken om dezelfde munten, maten eb gewichten te gebruiken.
3. Kooplieden kregen steun van de koningin.

Oude steden groeien, nieuwe ontstaan.
Om handel te kunnen drijven zijn steden nodig. Want de stad is de beste verzamelplaats voor mensen die goederen en producten willen kopen en verkopen. De nieuwe steden ontstonden dan ook alleen op goed gelegen handel plaatsen. Door de herlevende handel groeiden oude stede en kwamen er nieuwe. De steden boden veel werk aan. En ook vrijheid en een boeiender leven. Zonen van edelen zochten een nieuw bestaan in de steden. Er waren ook regels zoals een horige die een jaar en een dag in een stad had geleefd kon niet meer door zijn heer worden opgeëist.

Stedeling krijgen stadsrechten
Elke stad lag op het grondgebied van een domein van een edelman of een klooster. De stedelingen hadden net zoals de boeren allerlei plichten tegenover de heer van het domein. Voor handelaars konden deze verplichtingen niet goed combineren met hun beroep. De stadsbewoners gingen daarom aan de koning om meer vrijheid vragen.
De stadrechten hielden in:
Het betalen van belasting.
Het zelf mogen regelen van bestuur en rechtspraak.

De koningen waren wel beried de steden te helpen. Samen met de steden konden zij de macht van hun leenmannen beperken.


De steden werden bestuurd door stadsraden. In veel steden bestonden de stadsraden uit leden van de koopliedengilde. In sommige steden werden de leden van de raad ook door de leden van andere gilden gekozen.

De gelaagdheid in de samenleving
Wanneer een stad eenmaal stadsrechten had waren alle burgers vrij. Naar de stad gevluchte horigen pas na een jaar. Maar niet alle burgers waren gelijk. Er ontstonden verschillende bevolkingslagen:
De bovenste laag van de bevolking werd gevormd door de meesters van de gilden van kooplieden en ambachten.
Onder deze laag stond het hogere personeel van de gildemeesters zoals de scheepkapiteins.
De derde laag werd gevormd door de knechten.
Het armste was de groep bedelaars.

De meeste steden bleven klein.(minder dan 5000 inwoners) Ze bestonden uit een marktplein, enkele hoofdstraten met zijstraten. In dergelijke steden waren ambachtslieden de voornaamste inwoners. Zij verkochten hun producten aan de bevolking van de stad en aan de boeren uit de omgeving. Sommige steden groeide heel snel, bijvoorbeeld parijs met haar 60.000 inwoners.

Ambachtlieden en arbeiders komen in opstand
Er waren in de steden veel meer ambachtlieden dan kooplieden. Veel ambachtlieden verdienden met hun werk een goed inkomen. De steden profiteerde van de belasting die zij betaalde. Toch mochten ambachtlieden niet meedoen in het bestuur. Kooplieden wilden de macht niet met andere delen.


Ketterijen krijgen veel aanhang onder ontevreden arbeiders
De mensen in de middeleeuwen waren zeer godsdienstig. Daarom uitten zij hun ergernis van woede vaak in de vorm van ketterijen. Ketterijen zijn meningen over het geloof die de leiders van de kerk hebben verboden. Sommige ketterijen leerde dat er verschillen waren tussen rijk en arm. En dat god de rijke verschrikkelijk zou straffen.

Ketters werden vaak geleid door geestelijke die vonden dat ze de wereld moesten veranderen omdat god dat wilden.

4 De opkomst van nationale staten
In de vroege middeleeuwen merkten de mensen weinig van staten en van de telkens wisselende grenzen. In de Late Middeleeuwen ontstond er een aantal staten met grenzen die lijken op de grenzen van nu. In sommige van die staten ontstond onder een groot deel van de bevolking een gevoel van saamhorigheid. Zulke staten worden nationale staten of naties genoemd. Van saamhorigheid van een groep mensen de een staat vormt of wil vormen wordt nationalisme genoemd.

Waardoor nationale staten ontstaan
Hoe kwam het dat eind 15de eeuw nationale staten ontstonden? We noemen hier vijf belangrijke omstandigheden:
De mensen gingen meer merken van het bestuur van hun staat
De mensen gingen dezelfde taal spreken
De mensen merkten dat zij gemeenschappelijke belangen hadden
De mensen kregen gemeenschappelijke ervaringen
De mensen hadden een gemeenschappelijke godsdienst.

Engeland en Frankrijk als voorbeelden
De Engelse koning probeerde net zoals andere koningen hun macht te vergroten. Dat lukte hem, maar niet helemaal. Elke koning wilde meer belasting heffen. En hij wilde in zijn eentje vaststellen hoeveel belasting er moest worden betaald.

In de Late Middeleeuwen stond de Franse koning als leenheer aan het hoofd van een groot gebied. Maar over een groot deel had hij lange tijd weinig te zeggen. 5. Nieuwe kloosterorden en het inquisitie bestrijden ketterijen


De ketterijen werden in de late Middeleeuwen (ME) bloedig onderdrukt. Toch kwamen er steeds nieuwe ketterijen. Twee nieuwe kloosterorden waren belangrijk bij de bestrijding van ketterijen:
De Dominicanen
De Franciscanen
De monniken van deze orden leefden in armoede. Ze wilden de mensen door hun voorbeeld laten zien dat ook binnen de kerk eenvoud en nederigheid konden bestaan. Ook door hun preken probeerden zij de mensen van ketterijen af te houden.

Veel dominicanen kregen in de 13e eeuw een aandeel in speciale rechtbanken die door de paus waren ingesteld. Deze rechtbanken van inquisitie hadden als doel:
opsporing van berechting van ketters

Het recht
In de middeleeuwen kwamen er belangrijke veranderingen in de rechtspraak:
In het Romeinse rijk golden overal hetzelfde recht. In elke Germaanse staat golden andere regels.
Het lukte de leiders van de Germaanse volken zelfs niet binnen hun eigen staat hetzelfde recht te handhaven: elke leenheer ontwikkelde eigen rechtgewoonten (binnen zijn domein).
Romeinse recht iedereen gelijk. Bij Germaanse staten verschillende straffen voor edelen, geestelijken en boeren voor hetzelfde vergrijp.
In het Romeinse rijk was één soort rechtbanken. In de ME: gewone rechtbanken (van de leenheer) en kerkelijke rechtbanken (bijv. inquisitie).


Het onderwijs
In de vroege ME konden bijna alleen geestelijken lezen en schrijven. In het onderwijs ging het alleen om vakken die met het christendom te maken hadden. De tijd van Karel de Grote was een uitzondering.
In de late ME kwam in deze situatie langzaam verandering. Er werden scholen in steden opgericht(ambtenaren en boekhouders waren nodig).

Heiligenlevens, de ridderpos, de lyriek en stedelijke literatuur
In de vroege ME werden veel verhalen niet opgeschreven maar rondverteld. Latijn was tot ongeveer 1100 bijna de enige geschreven taal. Tot ongeveer 1300 bleef het de belangrijkste taal. En tot ver na de ME behield het een plaats naast de volkse talen.

Er zijn heel wat boeken en verhuilen uit de middeleeuwen bewaard gebleven.
Geestelijke schreven en vertelden in heiligenlevens over heiligen en hun wonderen (Sint Nicolaas).
In kringen van de edelen was het epos populair (ridderepos, bijv. Roelantslied, of dierenepos, bijv. de vos Reynaert).
In de late ME ontstond er onder een deel van de adel ook een andere soort literatuur: de lyriek, korte gedichten over bijv. de liefde.
In de late middeleeuwen kregen de burgers in de steden ook belangstelling voor literatuur (bijv. voor korte spotdichten, novelles, fabels,leerdichten: meestal kritisch tegenover samenleving of over goed gedrag.

Bouwwerken en beeldende kunsten
De kerkgebouwen zijn de belangrijkste voorbeelden van de middeleeuwse bouwkunst. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee middeleeuwse bouwstijlen:

De Romaanse stijl (oudste). Kenmerken: ronde bogen, kleine ramen, dikke muren, zuilen.
De Gotische stijl. Kenmerken: spitse bogen, hoge smalle ramen met glas in lood, weinig muren en slanke zuilen.

Kathedraal: grote kerk in stad waar bisschop woonde.

6. De islam en de Arabische wereld
Vooral in de late ME ontstonden gewelddadige en vreedzame contacten tussen de Arabische wereld en Europa. Die contacten hadden belangrijke gevolgen tot in onze tijd.

De islam
De Islam is op dit moment na het christendom de tweede godsdienst in de wereld, als je kijkt naar het aantal gelovigen ruim 850 miljoen. De aanhangers van de islam worden moslims genoemd. Moslims betekent: ‘zij die zich onderwerpen aan God‘.

De islam (onderwerping aan God) is ontstaan op het Arabische schiereiland. In de 6e eeuw was Mekka daar de belangrijkste en welvarendste stad. Rond 570 werd hier Mohammed geboren. Hij werd koopman en kreeg interesse in de godsdiensten die slecht één god kenden: het Jodendom en christendom. Via engel kreeg hij de opdracht van Allah (Arabische woord voor God) om het bestaan en de wil van Allah aan de mensen te vertellen. Mohammed wordt daarom profeet (boodschapper) genoemd.

Elke moslim moet vijf hoofdplichten uitvoeren (staat in de soenna):

Uitspreken van de geloofsbelijdenis
Vijfmaal per dag, op vaste tijden bidden
Vasten tijdens de Ramadan
Geven van aalmoezen
Minstens één pelgrimstocht naar Mekka gedurende je leven.

Jeruzalem: heilige stad van drie godsdiensten:
Belangrijke stad in Palestina, het land waar Jezus heeft geleefd en waar Jodendom en christendom zijn ontstaan. Belangrijk voor:
Christenen: plaats waar Jezus is gestorven, begraven en weer zal terugkeren op aarde.
Joden: heilige stad waar bijvoorbeeld tempel van hun koning Salomon stond.
Moslims: 3e stad na Mekka en medina, waar Mohammed opgestegen is naar de hemel (grote moskee Koepel van Rots precies op plek tempel van Salomon, vandaar spanningen tussen joden en moslims).

Arabieren stichten een groot rijk in Midden-Oosten en Noord-Afrika (zie kaartje pag. 117)
De aanhang van Mohammed nam snel toe. Nog voor zijn dood was het gehele Arabische schiereiland door zijn volgelingen veroverd. De Arabische moslims veroverden in de eeuw na de dood van Mohammed:

Grote delen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika.
Groot gedeelte van Spanje, delen van het Frankische rijk, Italië en Sicilië.

Aan het hoofd van Arabische rijk stond een kalief (werd gezien als opvolger van Mohammed).

Het Arabische rijk komt in de 11e eeuw in moeilijkheden
In de 11e eeuw werd een groot deel van het door de Arabieren veroverde Midden-Oosten veroverd door de Seldsjoeken, een islamitisch Turks volk uit Azië.
Ook in Spanje verloren de Arabieren grondgebied. In de 11e eeuw begon daar het herovering op de Arabieren. De eerste grote herovering was de herovering van Toledo.

In deze tijd vol problemen voor de Arabieren besloot de paus tot een oproep om Palestina te bevrijden.

7. Betrekkingen tussen Moslims en Christenen.

De kruistochten
In 1095 riep paus Urbanus II in Clermont een vergadering van geestelijken en edelen bijeen. Hij deed daar een beroep op alle mensen in Europa. Armen en rijken moesten ten strijde trekken naar het heilige land, Palestina. Jeruzalem en anderen voor de Christenen heilige plaatsen moesten worden veroverd op de Moslims.

Motieven voor de kruistochten
Sinds de 3e eeuw bezochten christelijke pelgrims de plaatsen in Palestina waar Christus had geleefd. In de islamitische wereld bestond over het algemeen verdraagzaamheid tegenover Christenen. Tot in de 11de eeuw konden pelgrims meestal ongestoord hun tocht ondernemen.


Motieven waren:
Oost-Romeinse keizer vroeg de paus om militaire hulp.
Door herovering Spanje dachten christenen: dan kunnen we ook Palestina bevrijden.
Christenen in Europa enthousiast: strijden tegen ‘ongelovigen’.
Edelen: op zoek naar roem, rijkdom en land
Avontuur, vergeving van zonden en kwijtschelding schulden en straffen van misdadigers.

Verschillen tussen de islamitische wereld en Europa in de middeleeuwen
De islamitische wereld leek in enkele opzichten op Europa. In beide gebieden had bijvoorbeeld één grote godsdienst grote invloed. Toch waren er ook grote verschillen.

1. Betere medische zorg
De ziekenzorg was in de islamitische wereld beter geregeld dan in West-Europa. Er waren veel goede huisartsen. Er waren ziekenhuizen met specialisten als bijvoorbeeld een chirurg.
2. Meer onderwijs
Er was meer onderwijs en er waren meer boeken, vooral voor jongens

3. Vrouwen leefden een meer afgesloten leven

Vrouwen vertoonden zich zelden op straat. En als ze er naar buiten gingen dan deden ze dat meestal gesluierd.

4. Wetenschap van de oude Grieken verder ontwikkeld
Veel kennis van de oude Grieken was in Europa vergeten. De Arabieren hadden die kennis goed bewaard in bibliotheken en verder uitgebreid.

Gewelddadige contacten tussen Arabieren en Europeanen
Arabieren en Europeanen hebben elkaar in de middeleeuwen vaak bestreden.
De Arabieren hadden delen van Spanje en Italië veroverd. Veel pogingen werden gedaan om verloren gebied te heroveren.
Kruistochten om Palestina te bevrijden, mislukte.

Vreedzame contacten tussen Arabieren en Europeanen
Er waren ook andere onbedoelde gevolgen voor de Europeanen. Toen zij met de Kruistochten begonnen, dachten zij dat hun cultuur ver boven die van de moslims stond. Dat pakte echter anders uit: ze kwamen tot de ontdekking dat er in het Midden-Oosten veel te leren en te halen viel.

1. Contacten door pelgrims
Sinds de 3de eeuw bezochten christelijke pelgrims de plaatsten in Palestina waar christus had geleefd.

2. Wetenschappelijke contacten

Vooral in Spanje en op Sicilië waren ook wetenschappelijke contacten. Geleerden en studenten uit de rest van Europa trokken daarheen om er van de kennis van de moslims te profiteren. Enkele voorbeelden van Arabische invloed op Europa:
Door het werk van Arabische kaartenmakers en sterrenkundigen kwamen langzamerhand steeds meer Europeanen erachter dat de aarde rond was.
Op het gebied van wiskunde werden de Arabische cijfers en het tientallige stelsel overgenomen.

3. Handelscontacten
Kooplieden uit Venetië en Genua onderhielden sinds de 10e eeuw goede handelsbetrekkingen met het Oost Romeinse rijk. Ook profiteerden zij van kruistochten (leverden voedsel en wapens, namen luxeartikelen mee terug, bijv. parels, zijde, damast, specerijen, vruchten, rijst, rietsuiker).

4. Politieke contacten
Verschillende Europese vorsten (bijv. Karel de Grote of de Duitse keizer Frederik II)
onderhielden vreedzame vetrekkingen met Islamitische vorsten (met sultans of kaliefen).

REACTIES

S.

S.

het is een beetje door elkaar
dit verslag klopt niet helemaal

13 jaar geleden

I.

I.

waar is paragraaf 5??

13 jaar geleden

.

.

ja eh klopt dit wel ik hoopt het wel

13 jaar geleden

A.

A.

dddddddd en blz 88 van het werkboek plzzzzzzzzzz

13 jaar geleden

.

.

beetje door elkaar

12 jaar geleden

F.

F.

Je hebt het echt goed gedaan!

12 jaar geleden

L.

L.

thanks, heb me werkstuk nu af.

10 jaar geleden

J.

J.

goed werkstuk

10 jaar geleden

J.

J.

Weten jullie misschien wie de belangrijkste persoon was van het ontstaan van de nationale staten en een belangrijk gebouw???

9 jaar geleden

G.

G.

Beste MENSEN,
Dit spreekbeurt is very slecht.
Totalie fout.

8 jaar geleden

L.

L.

je hebt gelijk kaka

6 jaar geleden

H.

H.

ja :")))

6 jaar geleden

2.

2.

Sommige dingen kloppen helemaal niet hier aan waarschijnlijk heb je dit allemaal op het internet overgeschreven.

7 jaar geleden

V.

V.

beeetjee laangg

6 jaar geleden

P.

P.

Weet iemand ook waar de handelaren woonden in de middeleeuwen. op het land, in de stad of aan de rand van de stad....????

6 jaar geleden

A.

A.

wat zijn de continuiteiten en de discontinuiteiten tussen de late en de vroege middeleeuwe xx anooo

6 jaar geleden

H.

H.

er klopt niet veel van! en waar is pp 5? maar je hebt wel goed je best gedaan xo!

6 jaar geleden

L.

L.

Je moederrr

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.