Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 t/m 3 - Landbouw in Europa.

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2682 woorden
  • 31 januari 2009
  • 142 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
142 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Europese landbouw in beweging.
1.1 De hakken in het zand.
Bij herinrichting van het zandlandschap spelen de natuur, het milieu en de omwonenden een belangrijke rol. De agrarische sector heeft ook enorme economische belangen. Er wordt dus overlegd met de landbouwers, overheid en andere organisaties. Soms stribbelen de boeren helaas tegen. Zij kunnen nu niet meer alleen beslissen over het landschap.
Tot het einde van de negentiende eeuw overheerste heide en bos op hooggelegen gebieden en konden hier dan ook de schapen grazen. De opbrengsten per hectare waren dan ook klein. De iets minder hooggelegen gebieden (waren vochtiger) en werden gebruikt als bouwland. Grond werd niet bemest en zo kun je spreken van een extensieve vorm van landbouw. Het afwisselende grondgebruik hing sterk samen met het reliëf en de verschillen in vochtigheid. Het landschap in Noord-Brabant is daarom ook kleinschalig.

Ondanks de geringe bodemvruchtbaarheid van de zandgronden voorzag de boerensamenleving zich in vrijwel alle eerste levensbehoeften. Dus de veeteelt stond in dienst van de akkerbouw (akkerbouw stond dus op de eerste plek). De boerensamenleving was dus in sterke mate zelfvoorziend.
Tegen het einde van de negentiende eeuw verdween deze zelfvoorziening vrijwel volledig. Boeren gebruikte kunstmest en de rollen wisselden. Intensievere veeteelt doordat de landbouwproducten toenamen door nieuwe transportmiddelen, graan werd uit andere delen van de wereld geïmporteerd en meer intensiveren van het grondgebruik.
De overheid speelde een grote rol bij het tot stand komen van aankopen van kapitaalgoederen of hulpstoffen enz. Kleine boeren hadden hier veel voordeel bij. De vorm van herinrichting omvatte het samenvoegen van kleine landbouwgronden, de verplaatsing van boerderijen, de verbetering van de infrastructuur en het rechttrekken van beken. Dit zorgde dan voor een snellere afvoer van overtollig water. De productiviteit in de landbouw moest omhoog dat kon door middel van specialisatie.

1.2 Euroboeren in de kou
Met invoerrechten op landbouwproducten beschermde de EG vanaf die tijd de eigen boeren. Deze landbouwproducten mochten niet onder de prijs van de Europese producten ingevoerd worden. De hogere productie leverde wel een nieuw probleem op. De prijzen dreigden te laag te worden en daarmee ook de inkomsten van de landbouwers. Daardoor werden er minimumprijzen voor producten ingevoerd. Zodra de marktprijs in Europa onder de vastgestelde minimumprijs daalde werden de landbouwproducten opgekocht door de overheid. Dus boeren hadden een redelijk inkomen en besloten dus ook meer te investeren waardoor tevens hun productie omhoog schoot. De agrarische sector was meer gemechaniseerd en de gemiddelde bedrijfsgrootte was fors toegenomen. Om productiekosten in de hand te houden was schaalvergroting een dringende noodzaak. De World Trade Organisation is een verdragsorganisatie die je kunt zien als een internationale vergadertafel die het niet eens zijn met oneerlijke concurrentie. De minimumprijzen worden langzaam verlaagd en ‘Brussel’ probeert met productiequota de overschotten te verminderen. Boeren die dat quotum overschreven kregen te maken met een boete.
Op voorstel van McSharry (1992) is het systeem van productiesubsidies geleidelijk vervangen door inkomenssubsidie. De EU stimuleert het braakleggen van akkers. De bedoeling daarvan is het voorkomen van overproductie en milieuproblemen.

1.3 Gedaanteverandering van cultuurlandschappen
Landbouwers hebben grote invloed op landschapkenmerken zoals perceelscheidingen, de spreiding van boerderijen, de omvang en de vorm van percelen, de gewaskeuze en de afwisseling daarin. Bekijk en leer figuur 1.9 uit het hoofd.
De gemiddelde opbrengsten per hectare zijn groot dichtbij steden omdat hier de landbouw intensief wordt gebruikt door middel van de hoge grondprijzen. Hoge grondprijzen kunnen echter wel leiden tot bedrijfsbeëindiging. De kansen voor de boeren liggen in de grote afzetmogelijkheden voor tuinbouw- en veeteeltproducten. Het akkerbouwlandschap wordt steeds meer afgewisseld door (nieuwe) natuurgebieden. Er zijn twee soorten gebieden met weinig kansen; Gebieden die klimatologisch of landschappelijk minder aantrekkelijk zijn en regio’s met een prettig klimaat die van groot historisch belang zijn (de kans dat er dus wat gebouwd wordt op die grond, wat met vroeger te maken heeft, is erg groot).

1.4 Van bergboer tot tuinder
Ongeveer de helft van Nederland wordt voor landbouw gebruikt. In Oostenrijk is dit anders en dat komt mede door het hoge gebergte. Hierop kan namelijk geen akkerbouw worden verbouwd en dus kan er alleen maar veeteelt grazen. In Oostenrijk zijn er ook veel wijnbouwgebieden terwijl we die hier in Nederland niet (tot weinig) kennen. Wij richten onze pijlen meer op glastuinbouw en hierin worden komkommers, tomaten en paprika’s geproduceerd. Het bodemgebruik in Nederland is ook vele malen intensiever terwijl in Oostenrijk de opbrengsten per hectare te laag zijn. Ook zijn er in dit land vele kleine bedrijven te vinden, terwijl wij juist een mix hebben van grote en kleine bedrijven.

Nederland is een zeer belangrijke exporteur op gebied van landbouwproducten. Oostenrijk is een netto voedselimporteur.
Stel dat Oostenrijkse boeren geen inkomenssubsidies zouden krijgen dan zou de landbouw daar uitsterven gewoon om het feit dat ze te weinig verdienen om te kunnen leven. De grootwinkelbedrijven verdienen meer aan landbouwproducten dan de boeren zelf. De concurrentie tussen de verschillende winkelketens is dan ook erg groot.
Het energiegebruik per eenheid product is in de Oostenrijkse landbouw de afgelopen 20 jaar gehalveerd. Leren figuur 1.13, 1.14, 1.15, 1.17, 1.19 en 1.20

1.5 De kille wind van de wereldmarkt in Oostenrijk en Nederland
Het verschil tussen de opbrengsten en kosten van een bepaald product kunnen enorm zijn. Bijv. de kosten voor de melkveeteelt zijn erg hoog, maar de opbrengsten daarvan zijn erg laag. Bergboeren zijn daardoor aangewezen op inkomenssteun. Hoogte, reliëf, grondsoort, bodem en klimaat zijn voor de landbouw belangrijke gebiedskenmerken. Zonder de steun van de overheid zijn de meeste boeren economisch kansloos. De sterke positie van biolandbouw in Oostenrijk is toe te schrijven aan een drietal factoren; ontvangt veel overheidssubsidie en alle winkelketens in Oostenrijk bieden bioproducten aan.
Bedrijfskosten hangen samen met grondprijzen, loonkosten maar ook de prijzen voor grondstoffen. De gemiddelde bedrijfsgrootte is een andere economische factor die van invloed is op het succes v/d landbouw. Leer figuur 1.23 uit het hoofd.

2. Verder kijken dan de Costa’s
2.1 Kennismaken met het Middellandse Zeegebied.
De Middellandse Zee is op twee plaatsen toegankelijk voor schepen; via de Straat van Gibraltar en via het Suezkanaal. Er grenzen 20 landen aan de Middellandse Zee en je telt er honderden kleine en grote eilanden. Er bevinden zich hier nauwelijks eb- en vloedbewegingen. Het zoutgehalte en de watertemperatuur zijn hier erg hoog. Het kenmerkende patroon wordt veroorzaakt door verticale en horizontale stromingen van het water in het Middellandse Zeegebied. De horizontale stromingen ontstaan door de hete zomers en de verticale stromingen worden veroorzaakt door de toename van het zoutgehalte in het zeewater. Door het vele zout wordt het water zwaarder en zakt naar beneden. Zoeter (dus lichter) water neemt daarbij plaats in van het zoute water. Het zoute water stroomt langzaam in westelijke richting en verlaat de Middellandse Zee via de Straat van Gibraltar. De temperatuur is tussen de 12 en 14 ºC.
De natuurlijke vegetatie bestaat uit drie groepen plantsoorten: het loofbos, de bladverliezende struiken en maquis (doornachtige struikgewas).

De mediterrane landbouw bestaat overwegend uit akkerbouw. De belangrijkste gewassen zijn tarwe, gerst, olijfbomen en wijndruiven. De veeteelt is extensief. Om minder afhankelijk te zijn van landbouw doen boeren aan irrigatiebouw. De veeteelt is in grootste deel van het Middellandse Zeegebied van een geringe economische betekenis, die steeds verder afneemt. Transhumance wil zeggen dat herders jaarlijks een vaste route volgen. In de zomer zijn ze met hun vee in de hogere berggebieden te vinden, en in de winter trekken ze naar de warmere lagergelegen gebieden. Alleen neemt deze traditionele nomadische bestaanswijze af.

2.2 Het Middellandse Zeeklimaat
Het Middellandse Zeegebied heeft een Cs-klimaat. Kenmerkend hiervoor zijn de warme, droge zomers en de gematigde, neerslagrijke winter. Het gebied ligt in de subtropische landschapzone. Een minimum is een lagedrukgebied en betekent meestal slecht, vies en nat weer. Een maximum is een hogedrukgebied en betekent droog en mooi weer. De ITC ligt in juli noordelijker dan in januari. Boven de continenten is deze verschuiving het sterkst omdat daar de grootste temperatuurverschillen voorkomen.
Bekijk en leer figuur 2.11 en 2.12. De overgang van het zomer- naar het winterseizoen verloopt snel en onstuimig. Zeer hete woestijnwinden ontstaan wanneer lagedrukgebieden in het gebied van de Middellandse Zee naar het oosten trekken en vanuit het zuiden hete en droge lucht aanzuigen. De bora komt voor bij de Kroatische kust. Na een stuwing achter de bergketens valt hij plotseling over de bergpassen als een koude wind naar zee.
Beter omschreven als een valwind.

2.3 Grondgebruik
Steeds vaker is er ’s zomers door de verdamping tekort aan water, maar er zijn ook regelmatig gigantische stortbuien. Bosbranden en overstromingen veroorzaken veel overlast en zijn een schadepost. Tijdens een stortbui kan de intensiteit zo hoog zijn, dat in enkele uren de helft van de jaarlijkse neerslag valt. De bodem krijgt dan niet de kans om het vocht op te nemen. De waterbalans wordt altijd berekend over een bepaalde periode. De grote verschillen tussen de seizoenen maken het gebied extra kwetsbaar. Verdamping kost warmte en zolang er nog voldoende vocht in de bodem zit, gaat de opwarming minder snel door de verdamping. Om het watertekort op te lossen worden ondergrondse watervoorraden (aquifers) aangeboord. Ook maakt men steeds meer gebruik van ontziltingsinstallaties om zeewater te ontzilten en zo zoet (drink)water te produceren.
De plantengroei die momenteel in het Middellandse Zeegebied aanwezig is kan als een overgangsvorm gezien worden. De bosbranden worden meestal door mensen veroorzaakt door onachtzaamheid, maar ook doordat mensen bewust branden veroorzaken. Het spreekt voor zich dat de zomerse hitte en droogte de situatie verergeren.

3. Op de grens van continenten
Actieve aarde
Het Middellandse Zeegebied ligt op de grens van drie continenten: Afrika, Europa en Azië. Op de breuklijn van drie platen. In de Alpiene plooiingfase ontstonden de Pryreneen, de Karpaten en de Alphen. Het proces waarbij de Afrikaanse plaat onder de Europese plaat duikt, noemt men subductie. Deze subductie vindt plaats volgens het zogenoemde ‘roll-back-principe”. Ondanks de enorme blokkade die het Europese continent vormt, valt de verschuiving van Afrika niet te stoppen. Tegenwoordig bedraagt de noordwaarts beweging naar Afrika ongeveer 1cm/jaar.
In het oostelijk deel van de Middellandse Zee beweegt in het begin van de Juratijdpertk Afrika in zuidoostelijke richting van Europa af. Op dat moment breken er stukken af van de Afrikaanse plaat.


Als gevolg van platentektoniek ontstaan vulkanen en vulkanische afzettingen. De vormen van vulkanen lopen uiteen van volmaakte kegels tot lavavlakten die je nauwelijks een vulkaan zou kunnen noemen. De variatie in vormen wordt onder andere bepaald door de samenstelling van magma.

3.2 Een kwetsbaar ecosysteem
De vormen in het landschap van het Middellandse Zeegebied worden vooral bepaald door de wisselwerking tussen de seizoenskenmerken zoals het vulkanisme en de aardbevingen. Verder is het gebied erg veranderd door het vodemgebruik. Alle vormen van landdegredatie komen in meer of minder mate voor in dit gebied. Mensen hebben de bossen gerooid en het land ontgonnen om zo meer te verbouwen. Grond die ongeschikt is voor akkerbouw wordt vaak gebruikt voor veeteelt. Hier kunnen de schapen, koeien, varkens en paarden lekker grazen.
Het verziltingsproces kan in gang worden gezet door overstromingen vanuit zee en door zoute kwel waarbij (zout) zeewater via de ondergrond het land binnendringt.
Erosie kan zowel positieve als negatieve gevolgen hebben. Positief: Als in berggebieden dalen worden opgevuld en daardoor gebruikt kunnen worden als landbouwgebied.
Negatief: Als de bovenste grondlaag wegspoelt, en dus de bomen verdwijnen. Dan neemt de kans op overstromingen dus toe.
In het Middellandse Zeegebied zijn grote delen van oorsprong dichtbevolkt door de mogelijkheid om landbouw te bedrijven. Na de Tweede Wereldoorlog werden een aantal, tot dan toe zeer dunbevolkte kustgebieden bevrijd van malaria.
Sinds 1976 hebben de landen rond de Middellandse Zee een actieprogramma opgezet. Het doel van dit ‘Mediterranean Action Plan’(MAP) is het tegengaan van vervuiling en het bevorderen van duurzaam gebruik.

Bekijk nu de plaatjes en dan vooral de plaatjes met veel gegevens nog een keer en leer de begrippen op de volgende bladzijde goed uit je hoofd.
Lees voor de zekerheid ook nog wat teksten of bronnen uit je boek, en maak zo nodig de toets in je werkboek.

Begrippen van hoofdstuk 1 t/m 3

Aardverschuiving: Hellingafwaartse bewegingen van gesteenten en verweerd materiaal.


Actoren: Alle Personen, organisaties, en instellingen die invloed hebben op het verloop van bepaalde(bijvoorbeeld ruimtelijke) processen. In de landbouw zijn dat onder andere boeren, consumenten, grootwinkelbedrijven en overheden.

Afspoeling: Het naar beneden spoelen van de bovenste grondlaag van de bodem door stromend water.

Alpiene plooiingsfase: Periode Krijt-Tettiair waarin de Pyreneeën, de Karpaten en de Alpen zijn ontstaan door plooiing in de aardkorst.

Basalt: Donker, fijnkorrelig stollingsgesteente dat na de vulkanische uitbarstingen als uitvloeiingsgesteente aan de oppervlakte komt.

Bedrijfsbeëindiging: Het definitief stopzetten van een op de productie gerichte organisatie.

Caldera: Een zeer grote inzinking in een vulkaankrater, ontstaan door het instorten van het dak van een leeggelopen magmakamer.

Concurrentie: Alle activiteiten die erop gericht zijn om op dezelfde afzetmarkt het marktaandeel te vergroten ten koste van ondernemers die op de zelfde markt actief zijn.

Convergente plaatsgrens: Grens tussen twee aardplaten die naar elkaar toe bewegen.

Cs-klimaat: Klimaat met warme droge zomers en gematigde neerslagrijke winters.

Diversificatie: Het vergroten van het aantal soorten producten dat door een bedrijf of onderneming wordt voortgebracht.

Duurzaam gebruik: Zodanig omgaan met de natuurlijke omgeving dat ook toekomstige generaties er op dezelfde manier gebruik van kunnen maken.

Explosief vulkaantype: Soort vulkaan die zeer krachtige uitbarstingen veroorzaakt.


Explosieve eruptie: Zeer krachtige vulkaanuitbarsting van lava vulkaanbommen en as die ontstaat onder invloed van hoge gasdruk. Bijvoorbeeld wanneer het magma in contact komt met water.

Geomorfologie: Wetenschap die zich bezighoudt met het beschrijven en verklaren van de landschapsvormen.

Geulerosie: Vorm van erosie waarbij het afstromende water steeds diepere geulen in de helling schuurt.

Inkomenssubsidie: Het verlenen van financiële steun door een overheid aan personen of bedrijven wanneer deze zelf niet in staat zijn om voldoende inkomen te verwerven.

Intensiveren: Het investeren van meer arbeid en/of kapitaal per hectare of per product, om de opbrengst daarvan te verhogen.

Irrigatielandbouw: Landbouw die plaatsvindt door kunstmatig water op de akkers te brengen.

Landdegradatie: Het verlies van biologische en economische productiecapaciteit van landbouwgrond.

Landschappelijke kwaliteit: De waarde die aan een gebied wordt toegekend op basis van de natuurlijke en cultuurhistorische kenmerken.

Lava: Wel of niet gestold magma dat over het aardoppervlak is uitgevloeid

Mediterraan Klimaat: Kilmaat dat zich kenmerkt door hete en droge zomers en zachte, neerslagrijke winters.

Mediterrane landbouw: Landbouw die zich aangepast is aan het Middellandse Zeeklimaat en vooral uit akkerbouw bestaat.

Mediterrane vegetatie: Plantengroei die kenmerkend is voor het klimaat zoals dat in het Middellandse Zeegebied voorkomt.


Neerslagintensiviteit: De hoeveelheid neerslag die binnen een bepaalde tijdsduur (uur of etmaal) valt.

Productiekosten: Kosten die samenhangen met de inzet van productiefactoren(natuur, arbeid, kapitaal) in het productieproces.

Productiesubsidie: Het verlenen van financiële steun door een overheid aan bedrijven met het doel om de omvang van de productie te bevorderen en/of het inkomen van producenten te ondersteunen.

Protectie: De afscherming van nationale of internationale markten door het instellen van handelsbelemmeringen.

Specialisatie: Het zich binnen een bedrijf of regio steeds meer toeleggen op een activiteit of een beperkt aantal activiteiten, waarbij overige bezigheden worden afgestoten.

Stratovulkaan: Vulkaantype waarbij de kegel is opgebouwd uit afwisselend as lagen en lavalagen

Subsidie: Het door de overheid toekennen van financiële steun aan een bedrijf, instelling of organisatie.

Subtropische Landschapszone:Gordel rond de aarde die de grens vormt tussen de gematigde zone en de tropische zone, tussen de 20 en 40 breedtegraad.

Tuf: Poreus, bruingrijs gesteente dat ontstaat door verkitting van vulkanisch as.

Verduurzaming: Hier: het gaan gebruiken van het landschap op een manier dat de leefkwaliteit ervan ook voor toekomstige generaties is gewaarborgd.

Versnelde bodemerosie: Het verdwijnen van de voor plantengroei belangrijke verweringslaag, als gevolg van menselijke activiteiten, sneller dan wanneer dit onder invloed van alleen natuur zou plaatsvinden.

Verwoestijning: De verarming van vruchtbare bodems in gebieden met een droog klimaat.


Verzilting: Toename van het zoutgehalte van de bodem of van het grond- of oppervlaktewater.

Vrijhandel: Handel zonder handelsbelemmeringen en zonder overheidssteun voor bedrijven.

Waterbalans: Een winst- en verliesrekening waarin alle binnenkomende en uitgaande waterhoeveelheden worden geïnventariseerd.

Waterproblematiek: Alle vraagstukken die te maken hebben met de hoeveelheid en de kwaliteit van het water in een gebied.

World Trade Organisation (WTO): Internationaal vergaderplatform waar de lidstaten onderling afspraken maken om de wereldhandel te reguleren ten einde de handelsbarrières te verwijderen, en bindende uitspraken doet in handelsconflicten tussen landen.

REACTIES

A.

A.

Bedankt voor de moeite, heb er echt wel wat aan gehad. Moet wel zeggen dat er wat fouten in staat. (Dingen die je denk ik verkeerd begrepen hebt.) Dus mensen die dit moeten leren, ik zou ook even je boek zelf doornemen!

12 jaar geleden

L.

L.

jo

6 jaar geleden

L.

L.

helllooooooooooooo

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.