Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Van kind tot burger en De koloniale relatie tussen Nederland en Nederlands-Indië

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 5827 woorden
  • 3 juni 2007
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 6
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Geschiedenis examen 2007 VAN KIND TOT BURGER Nederland rond 1780 -> HS1 1 Republiek der Verenigde Nederlanden ontstaat na een tachtigjarige oorlog tussen Nederland en Spanje. -> 15 mei 1648. = Vrede van Münster. De republiek was een statenbond: gewesten die samenwerken, gewesten hadden eigen bestuur, belasting, wetten en eigen rechtspraak gekregen in 1579. = Unie van Utrecht. Gegoede burgerij = 10% = rijke, stedelijke handelsfamilies, adel en niet-adellijke grondbezitters. Kleine burgerijk = 25% = zelfstandige ambachtslieden, middenstanders en kleine handelaren. Volksklasse = 65% = geschoolde werklieden, vaste en losse arbeiders, dienstpersoneel etc. Gereformeerde kerk bevoorrecht. -> de rest moest onopvallend bijeenkomsten houden. Gewesten komen in opstand tegen de Spaanse landheer Filips II, daardoor kwamen stadhouders in lastige posities. Willem van Oranje vluchtte daardoor ook naar het buitenland (1567). Nakomers Willem II en III trouwden met Engelsen en kwamen daar op de troon. In 1747 besloten de Staten-Generaal het stadhouderschap erfelijk te maken. Geen democratie. Rijke mensen en erfgenamen gebruikten vriendjespolitiek (nepotisme) en corruptie om de machtsposities te verkrijgen. O.l.v. Willem IV. Sociaal en Economisch ging de Republiek achteruit. 2 Joan Derk van der Capellen tot den Pol schrijft pamflet: Aan het volk van Nederland. -> tegen hoe het nu in de republiek ging. Duizenden ontevredenen bij elkaar -> noemden zichzelf patriotten = vaderlanders -> waren tegen prinsgezinden. -> 2 stromingen: 1. dit bestuur, maar zonder Oranje. 2. Democratischer bestuur, meer invloed van burgers. In 1780 verklaart Engeland oorlog aan Nederland omdat Nederland Amerika hielp in de oorlong tussen Amerika en Engeland. -> Werkloosheid, sociale onrust in NL. 3 werden exercitiegenootschappen opgericht om vrijheid te verdedigen. Aantel gevechten tussen patriotten en prinsgezinden. Frankrijk hielp NL-steden om door te zetten tegen de prinsgezinden. -> Willem V vlucht naar Nijmegen. -> Pruisisch leger komt stadhouderschap van Willem V herstellen o.l.v. zijn zwager, zij herstellen de rust. NLse patriotten naar Fr. -> zagen daar de revolutie. Willem V vlucht naar Engeland. In 1795 vrijheid weer terug in Nederland, de fransen erkenden de onafhankelijkheid. 4 NL moest hervormd worden, economisch weer sterker worden. Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen werd opgericht (1784, Jan Nieuwenhuyzen). -> Werkloosheid, armoede moest verbeterd worden. -> Organiseerden culturele evenementen. Én was grote motor achter de totstandkoming van het volksonderwijs. Verder: Nutsscholen, volksbibliotheken, spaarbanken. : “Leren lezen en rekenen, het ontwikkelen van burgerzin en het bevorderen van spaarzin”. Verlichting, opvoeding en onderwijs HS 2 1 Verlichting = een stroming van filosofen en schrijvers die over een betere samenleving nadachten. -> Rousseau, Kant, Martinet, Locke. Betje Wolff en Aagje Deken -> verlichte schrijfsters. 2 verlicht burgerschapsideaal = idealen van het verlichtingstijdperk = deugdzaamheid, fatsoen, verdraagzaamheid en matigheid. Locke -> voor scheiding tussen kerk en staat, geloof was van het individu. Locke over opvoeden: ervaringen van buiten en binnen bepalen hoe een kind wordt, een kind is een onbeschreven blad. Rousseau over opvoeden: ook onbeschreven blad, maar kind wordt door ervaring gevormd. -> Terughoudendheid en liefde. Kind moet opgevoed worden door moeder, niet door een min. Hiëronymus van Alphen -> bekend om de kinderversjes: ‘Jantje zag eens Pruimen hangen’ 3 Het onderwijs werd geregeld door stedelijke en kerkelijke autoriteiten. Niet door een centrale overheid. -> Overal andere lesmethodes. Geen leerplicht

De stand waar je toe behoorde, bepaalde het onderwijs dat je kreeg. Christelijk onderwijs, Bijbel erg belangrijk. Armen school (gratis) <--> ‘Duitsche school’ (betaald) Na duitsche school -> Franse school (vergelijkbaar met vmbo-tl) De kinderen moesten beter onderwijs krijgen, zodat de economie ook beter zou worden. De maatschappij tot nut van ’t algemeen maakte regels. De situatie op scholen moest verbeteren, beter onderwijs, en lijfstraffen werden ook afgeschaft. Ook beloningen voor goed gedrag. Eenheidsstaat en natievorming HS 3 1 Toen in 1795 Nederland onafhankelijk werd, en de patriotten het voor het zeggen hadden, heette Nederland niet meer Republiek der Verenigde Nederlanden, maar Bataafse Republiek. Er werden pamfletten verspreid, waaronder: Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger. Hierin werd gepleit voor burgerrechten, zoals vrijheid van meningsuiting en godsdienst. Er werd een scheiding tussen kerk en staat afgekondigd. -> Volksvertegenwoordiging. In 1798 werd Nederland een eenheidsstaat = alle gewesten hebben dezelfde rechtsregels en hetzelfde belastingsstelsel. Frankrijk wilde minder macht voor de Nationale Vergadering. Rutger-Jan Schimmelpenninck werd ambassadeur van de Bataafse Republiek in Parijs. Na 1 jaar werd hij vervangen (1806) door een broer van de Franse keizer, Lodewijk Napoleon. -> NL werd gedegradeerd tot een provincie van Frankrijk(1810). Op Frans bevel werden er in NL dingen veranderd: •Invoering van uniforme maten en gewichten: meter en kilo etc. •Invoering van een decimaal geldstelsel. •Uniformering van de wetgeving •Standaardisatie van het Nederlands. •Instelling van de Burgerlijke Stand -> Achternamen •Invoering van een nationaal belastingstelsel •Instelling van een nationale postdienst. In 1813 werden we van de Fransen bevrijd door onder andere de Russische Kozakken. In 1815 werden NL, Be en Lux samengevoegd tot Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het werd een constitutionele monarchie = koningshuis met grondwet, de grondwet moest ervoor zorgen dat de macht van de vorst beperkt werd. -> Koning Willem I. Zuiderlingen veel rooms-katholiek. In 1830 scheidde België zich af. 2 Na de eenwording van de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden werd de Nederlandse Handelmaatschappij (NHM) opgericht om de economie te stimuleren. Zuiden -> industrialisatie, Noorden -> handel. Nederland liep redelijk achter met industrialiseren op België en Engeland rond 1850. Economische crisis -> armoede, rond 1845-49 -> ‘zwarte jaren’ door landbouwcrisis. -> -> 127.000 Nederlanders emigreren naar VS. Kinderarbeid ontwikkelde zich. -> Gezinsloonmodel = gezin afhankelijk van inkomsten van beide ouders én de kinderen. 1874 -> kinderwetje van van Houten, stelde niet zo veel voor. 3 schoolwet van 1806 (J.H. van der Palm) = nog geen leerplicht, wel zoveel mogelijk kinderen naar school laten gaan. Gratis (voor de armen). Iedereen zou hetzelfde onderwijs krijgen. Leerstellig onderwijs -> verboden. Schoolopzieners controleerden de scholen. Je had openbaar onderwijs = alle scholen die gefinancierd werden uit een publieke kas, en je had het bijzonder onderwijs = miste elke vorm van overheidssteun. ( weeshuizen, kostscholen) De uitvoering van de schoolwet van 1806 HS 4 Van den Ende was de Agent van Nationale Opvoeding. Hij regelde de nieuwe schoolwet. 1 Er werden veel nieuwe scholen gebouwd, die er goed uitzagen en genoeg ruimte hadden voor de kinderen. De kinderen werden op leeftijd ingedeeld, de ontwikkeling was nu goed te zien en te volgen. Er werd weinig geld voor het onderwijs uitgegeven-> te weinig geld door gebrekkige nationale belastingstelsel -> slechte leraren. -> Lokale overheden moesten scholen bekostigen. Tussen 1800 en 1850 groeide NL met 1 miljoen inwoners. Door geldgebrek konden daarvoor niet genoeg scholen gebouwd worden -> overvolle lokalen. 2 van den Ende stelde een lijst op met boeken die in het onderwijs gebruikt moesten worden. Zij vervingen de sterk protestants-christelijke boeken. Het Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) werd ingevoerd. = Iedereen zou dezelfde taal spreken/afstand tussen rijk en arm zou kleiner worden -> nu werden er veel verschillende dialecten gesproken. De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen hielp goed bij het maken van de schoolwet van 1806, en bij het uitvoeren ervan. Ze waren nationaal en regionaal actief. -> Onderwijzersopleiding -> modelscholen werden gesticht. Er werden ook schoolfondsen opgericht om de onderwijzers te betalen. 3 Schoolopzieners zoals Prinsen en Wester controleerden scholen minimaal 1x per jaar. Zij ontwikkelden ook methoden om te leren lezen. Er werden door het rijk speciale bijeenkomsten georganiseerd om de onderwijzers betere vaardigheden bij te brengen. Er werden verschillende rangen gemaakt waar je examens voor moest doen om die te behalen als onderwijzer. 4 Na de onderwijswet, nog steeds veel standsverschillen. Armenscholen = voor de kinderen van de armen
Stadsburgerscholen = voor de kinderen van wie de ouders schoolgeld betaalden
1820 -> Tussenscholen = voor de kinderen van wie de ouders een beetje schoolgeld konden betalen. -> het Nut stichtte vooral veel van dit soort scholen. Arme kinderen -> achter in het lokaal, krijgen minder onderwezen. Rijke kinderen vooraan. Relatief schoolverzuim = kinderen moesten in de oogsttijd thuis werken, daar buiten om gingen ze wel naar school. -> nog geen leerplichtwet. Absoluut schoolverzuim = door de bloeiende industrie, werkten veel kinderen in de fabrieken en gingen ze helemaal niet naar school (2e helft 19e eeuw) Burgerschap, opvoeding en onderwijs na 1848 HS 5 Geen democratie in NL onder Willem I en in 1840 onder Willem II nog steeds niet. -> Zij moesten niks van het volk hebben. 1 Oproer in verschillende hoofdsteden. De burgers eisten meer invloed van het volk op het bestuur. Willem II besloot op 13 maart 1848 om de grondwet democratisch te maken en werd daarmee in een nacht van conservatief -> liberaal. Adriaan van Bevervoorde speelde een belangrijke rol hierin, hij schreef krantjes tegen het conservatieve. Er werd een commissie aangesteld die de grondwet moest herzien o.l.v. Johan Rudolf Thorbecke. -> in de grondwet van 1848 kregen de ministers veel invloed, de koning dus minder. Er kwam ook een tweede kamer die de regering moest controleren. NL werd een constitutionele monarchie met een parlementair stelsel. Belangrijke rechten die de tweede kamer kreeg: • Recht van enquête. • Het motierecht (voorstel bij de regering indienen) • Recht van initiatief -> de kamer kan zelf een wet maken. Het volgende werd ook vastgelegd: • Naast vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging -> Vrijheid van onderwijs -> er mochten eigen scholen worden gesticht (op basis van godsdienstige grondslag) Thorbecke wilde een gedecentraliseerde eenheidsstaat. -> Niet alle macht in Den Haag. Er kwam ook een censuskiesrecht = alle mannen mochten stemmen -> alleen degene die jaarlijks genoeg belasting betaalden = 5-6 % van de mannen. 2 De burgers die geen kiesrecht hadden, moesten zich gedragen naar het liberale burgerschapsideaal = beschaafd, degelijk en betrouwbaar -> het gezin was de kern van de samenleving. Als ze dat deden, zouden ze volgens Thorbecke snel kiesrecht krijgen. 1848 -> alle mannen vanaf 23 jaar -> stemmen = +/- 11% Door soepelere regels mochten vanaf 1896 50% van de mannen stemmen. Ze moesten kunnen lezen, schrijven én een inkomen hebben. Er werden enkele groepen onderscheiden: Conservatieven = wilden bestuur laten zoals het was, waren tegen de grondwetsherziening. Vooral Adel of oude regentenfamilies. Liberalen = wel voor de grondwetsherziening, wilden uitbreiding van het kiesrecht en minder macht voor de koning. Vooral gegoede burgerij en betere delen van de middenklasse. Waren ook voor vrije handel tussen landen. Er waren ook nog rooms-katholieken. -> Stonden aan de kant van de liberalen en waren voor Thorbecke. En antirevolutionairen o.l.v. Groen van Prinsterer. -> Was fel tegen de verlichting en de revolutie. 3 Schoolwet van 1857 = gaf de ouders de mogelijkheid om voor hun kinderen de school te kiezen die bij hun levensovertuiging paste. -> Katholieken en protestanten mochten eigen scholen stichten. Vakkenpakket verplicht: lezen, schrijven, rekenen, NL, Ak, Gs, etc. Schoolwet van 1878 = maximaal 40 leerlingen per klas, minimale onderwijzerssalaris verhoogt. Dit zou veel geld gaan kosten, gemeenten zouden 30% zelf moeten bekostigen voor de openbare scholen. Bijzondere scholen moesten alles zelf opbrengen. Schoolstrijd = brak los om gelijkberechtiging van openbaar en bijzonder onderwijs. 4 Verbetering van het onderwijs zou kinderen de mogelijkheid geven hoger te komen op de maatschappelijke ladder. -> ‘Kennis is Macht’. Maar naam de sociale mobiliteit toe hierdoor? Nog steeds geen leerplicht. Er werden ook ambachtsscholen opgericht. -> na 1890 begon de regering toch met subsidies hiervoor. Op de drempel van de twintigste eeuw HS 6 Tweede helft van de 19e eeuw -> NL nog steeds agrarisch -> veeteelt of akkerbouw. 1 In de jaren 80 -> landbouwcrisis = veroorzaakt door concurrentie van Amerikaans graan. Hierdoor wel modernisering van de landeigenaren. 1890 -> achterstand werd ingehaald, het ging beter met NL. -> kanalen, spoorwegen voor de handel. Telegraaf en telefoon voor betere internationale verbindingen. Stoomkracht werd ook veel gebruikt nu. Veel meer mensen vonden werk buiten de landbouw. -> urbanisering! Nieuwe middenklasse = ambtenaren en kantoorpersoneel, door economische modernisering opkwam naast de kleine burgerij. Kinderen ervan naar HBS en ULO. Standenverschillen werden minder en het ging meer om het inkomen dan om de afkomst dat iemand steeg op de sociale ladder. De middenklasse en gegoede klasse woonden goed. De armen werden samen in een gebied met slechte huizen gestopt. Bijv. de Krim. Sterftecijfer bij de geboortes waren hoog in die gebieden. Armoedecyclus = Je trouwt, krijgt kinderen die voor inkomsten zorgen en de ouders kunnen verzorgen tot ze zelf oud genoeg zijn -> trouwen en alles begint weer opnieuw. Door sterke economische groei -> welvaartsverbetering. Gezinsloonmodel verdween, kostwinnersmodel kwam = vader zorgde voor inkomsten, moeder zorgde voor kinderen, kinderen gingen naar school. Het gezinsloonmodel zou nog tot ver in de 20e eeuw normaal blijven voor keuterboeren en kleine zelfstandigen. 2 Naast arm <-> rijk ook veel verschillen tussen rooms-katholiek óf protestants. Samen waren ze wel tegen het liberalisme en socialisme = samenleving waarin iedereen gelijk zou zijn. Er werden vakverenigingen opgericht -> samenwerking voor verbetering van eigen positie. Socialist Ferdinand Domela Nieuwenhuis voerde fel actie tegen het kapitaal en de kerk. Hij wou een revolutie ontketenen, en verbetering voor de werkomstandigheden van arbeiders. (rond 1900) Pieter Jelles Troelstra probeerde via parlementaire weg hervorming te krijgen. 1894 -> oprichting Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP)(tegenwoordig PvdA) Protestanten emancipeerden zich, ze wilden niet dat het geloof verwaterde -> stichten Gereformeerde Kerk o.l.v. Abraham Kuyper. Net als de protestanten stichtten de katholieken eigen organisaties. 3 sociale kwestie = onmenselijke woon- en werkomstandigheden van de arbeiders, leidde in de 19e eeuw tot publicaties en politieke acties. •Burgerlijk beschavingsoffensief = arbeiders vanuit ethische, vaak christelijke, motieven verheffen. •Progressief liberalen = wilden de sociale misstanden bestrijden. •Socialisten streden voor een nieuwe samenleving met gelijkheid voor iedereen. Kinderarbeid moest ook verboden worden. 1874: Kinderwetje van Van Houten = kinderarbeid onder de 12 jaar verboden. Dit stelde niet veel voor. 1887: parlementaire enquête = onderzoek naar werkomstandigheden in de industrie, uitkomst: kinderarbeid nauwelijks teruggetrokken. 1889: Arbeidswet. Nu ook in landbouw kinderarbeid onder 12 jaar verboden. Nachtarbeid ook verboden. Er werd een arbeidsinspectie ingesteld. Veiligheidswet in 1895, Woningwet in 1901 en Ziektewet van 1903 volgden. De Arbeidswet van 1919 ten slotte -> werkdag max. 8 uur. Nachtwakerstaat = overheid zo min mogelijk bemoeien met het maatschappelijk leven. Dit ging langzaamaan weg. Na kinderwet en arbeidswet in 1901 ook eindelijk Wet op de Leerplicht. = kinderen verplicht 6 jaar lang onderwijs. 4 1887: caoutchouc-artikel = hierdoor steeg het aantal kiezers licht, meer mensen mochten stemmen. 19 juni 1896 kiesrecht weer iets uitgebreid door voorstel van Van Houten dat werd aangenomen. Veel strijd tussen partijen over het kiesrecht = kiesrechtstrijd. Onderwijspacificatie = 1917 -> alle mannen kregen kiesrecht (liberalen/socialisten), openbaar en bijzonder onderwijs werd gelijkgesteld (confessionelen) In 1919 vrouwen eindelijk ook kiesrecht -> NL eindelijk een volwassen parlementaire democratie
Ten Slotte HS 7 Er kwamen verschillende pedagogische ideeën na de invoering van de leerplichtwet in 1901. Jan Ligthart is hier ook een belangrijk persoon in geweest. -> Een kind zou beter leren als het zelfstandig te werk kon, in een eigen tempo. De kinderen zouden dus steeds veel zelfstandiger moeten worden. Leren lezen werd gedaan met het leesplankje. Het leesplankje van M.B. Hoogeveen was het bekendste voorbeeld. Jan Ligthart heeft veel boekjes geschreven die op de leesplankjes aansluiten. Samen met H. Scheepstra schreef hij de boekenreeks over Ot en Sien. In de 20e eeuw veranderde het schoollokaal -> er kwamen schriften en inktpennen, de schoollokalen werden opgevrolijkt met wandplaten. In 1857 werd lichamelijke opvoeding als vak opgenomen in het lespakket, dit was alleen voor jongens. De meisjes kregen handwerkles. Pas vanaf 1960 kwamen er steeds meer juffen in het onderwijs terecht. Uiteindelijk kwamen er meer onderwijzeressen dan onderwijzers. DE KOLONIALE RELATIE TUSSEN NEDERLAND(ERS) EN NEDERLANDS-INDIË Europese expansie en de VOC (1500-1800) HS1 1517 -> Maarten Luther uitte kritiek tegen de kerk. Door uitvinding boekdrukkunst verspreidde Luther zijn leer. -> dit leidde tot een reformatie/hervorming -> 2 christelijke religies: katholieke en de protestantse. Ook in Nederlands groeide het protestantisme. Strijd tussen de vorst en de onderdanen over geloof -> 80-jarige oorlog -> 1648 vrede -> Nederland nu Republiek der Verenigde Nederlanden. Nederland was een rijk land. 1 In de 15e en 16e eeuw gingen veel Europese landen met schepen op zoek naar andere landen om handel mee te drijven: 1488 -> Bartholomeus Diaz als eerst lang Kaap de Goede Hoop. 1492 -> Christoffel Columbus vindt Amerika. 1498 -> Vasco da Gama naar India. 1520 -> Fernando de Magelhaes als eerste rond de wereld. In 1595 gingen Houtman, Dirksz, de Keyser en van Beuningen naar Azië. Zij zouden 14 maanden later bij Java aankomen. Deze tocht was geen succes, maar goede verhalen waren er wel. In 1598 ging er een 2e vloot naar Azië, die volgeladen terugkwam. Veel strijd over de handel met Indië. Niet alleen internationaal, maar ook nationaal. 1602 -> oprichting Verenigde Oost-Indische Compagnie met als doel = zo veel mogelijk winst maken. -> de VOC kreeg het monopolie op de vaart en de handel met Indië. -> de VOC groeide langzaam uit tot de grootste handelsfirma ter wereld. De VOC regelde ook de handel binnen Azië = inter-Aziatische handel. Om dit te regelen werden overal factorijen (handelsposten) opgericht. VOC eerste maatschappij ter wereld die met aandelen werkte. In de loopt van de 18e eeuw ging het slechter met de VOC -> 1. Corruptie binnen VOC = VOC dienaren mochten zelf handelen -> morshandel in opium -> VOC liep miljoenen mis
2. Britse concurrentie = East India Company streefde de Republiek economisch en militair voorbij, handel werd voor delen overgenomen. 3. Kapitaalgebrek = vraag naar specerijen daalde, de handel met Japan nam af. De Republiek bleef maar dividend uitbetalen aan aandeelhouders. Prinsgezinden tegenover patriotten. 1795 -> einde Republiek -> Bataafse Republiek -> patriotten het voor het zeggen. 1796 -> VOC failliet verklaart. -> 1800: Republiek verantwoordelijk voor de overzeese bezittingen. 2 De VOC kreeg naast het monopolie ook nog meer rechten: zij mochten overeenkomsten met vorsten sluiten, forten bouwen, gouverneurs en officiers aan stellen en troepen legeren om plaatsen te beschermen. Dit alles zonder goedkeuring van de Republiek. De VOC sloot met de Molukkers een verdrag. In ruil voor steun zou de VOC een vastgelegde hoeveelheid (contingent) van een handelsproduct krijgen. -> Contingentenstelsel. Met Banda-eilanden werd ook een contract gesloten maar de Bandanezen braken keer op keer de afspraken. In 1621 werd o.l.v. Jan Pieterszoon Coen een strafexpeditie georganiseerd om het monopolie af te dwingen van de Bandanezen, en zij werden vele duizenden mensen vermoord. 3 Op religieus gebied liet de VOC de Indische samenleving met rust. In 1609 werden er meisjes en vrouwen naar Ambon gestuurd om een blanke gemeenschap zou groeien. Deze vrouwen gedroegen zich als prostituees en zouden niet leiden tot een blanke gemeenschap. Veel blanke mannen woonden ook samen met een inheemse ‘huishoudster’ -> ‘njai’. In de kolonie ontstond een Indo-Europese mengcultuur. De Europeanen namen dingen over van de inheemse bevolking, en andersom gebeurde dit ook. Van VOC naar Cultuurstelsel (1800-1870) HS 2 1 In 1808 werd Herman Willem Daendels door Lodewijk Napoleon als nieuwe gouverneur-generaal naar de Oost gestuurd. -> moest niks hebben van het Aziatische feodale systeem. Hij wilde een modern bestuurssysteem waarbij de Javaanse hoofden en vorsten een flink deel van hun macht moesten inleveren. Daendels liet een verbindingsweg over Java heen bouwen: De Grote Postweg. Hij liet gedwongen tienduizenden boeren ook meehelpen aan de weg = herendiensten. In 1811 vertrok een oorlogsvloot uit Engeland om het in Batavia over te nemen. Dit gebeurde o.l.v. Thomas Stamford Raffles. Raffles naam het bestuur van Daendels in grote lijnen over. Raffles deed het wel anders op economisch gebied. Hij liet de boeren voor zichzelf de grond bewerken en verkopen, maar ze moesten wel landrente betalen. -> geen succes -> leverde te weinig geld op. 13 augustus 1814 -> verdrag tussen NL en Engeland -> Indië weer in Nederlandse handen o.l.v. de nieuwe generaal G.A.G.Ph. van der Capellen. Raffles stichtte nog wel de kolonie Singapore. Van der Capellen was een verlichte man en wilde een beter leven voor de Indische bevolking. Hij moest wel het liberale beleid van Daendels en Raffles voortzetten. -> Dus ook het idee met de landrente. Westerse ondernemers moesten ook op grote delen land de koloniale inkomsten vergroten. -> Dit lukte niet -> in 1825 verliet Van der Capellen Batavia teleurgesteld. In 1825 begon ook de Java-oorlog. Oorzaken: •Aanhoudende droogte en misoogsten leidde tot economische crisis -> opstand •Door Daendels, Raffles en Van der Capellen was de invloed van de Javaanse adel gedaald. •De Adel op Java werd gedupeerd door het verbod op landverhuur. •Diponegoro = prins van het Javaanse vorstendom Djokjakarta presenteerde zichzelf als iemand die het onrecht ging bestrijden -> kreeg veel aanhang. Diponegoro voelde zich beledigd toen het gouvernement partij koos voor zijn rivaal. NL maakte geen schijn van kans tegen de guerrillatactiek van Diponegoro. Generaal De Kock maakte een einde hieraan. Hij paste de tactiek en strijdwijze aan en drong Diponegoro terug. Hij trok ook het verbod op landverhuur terug. In 1830 werd Diponegoro gearresteerd. -> Einde van Java-oorlog. -> NL had grote verliezen in manschappen en in geld. 2 Johannes van den Bosch ontwikkelde het cultuurstelsel om de kolonie weer winstgevend te maken: • Javaanse boeren moesten 15 van hun grond beplanten met cultures = exportgewassen. • Deze cultures moesten aan het gouvernement worden afgeleverd in ruil voor een plantloon. • Landrente bleef verplicht. • Herendiensten bleven ook verplicht -> aanleg van wegen etc. • Controle op het cultuurstelsel en de landrente werd gedaan door dorpshoofden in ruil voor een vergoeding -> een aandeel in de opbrengst = de cultuurprocenten. • Verkoop en vervoer door Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) -> alleenrecht op het transport en verkoop van koffie, suiker en indigo. • De Cultures werden in NL geveild -> opbrengst = batig slot ging naar de Nederlandse schatkist. Dorpshoofden namen een veel groter deel dan 15 in beslag in de praktijd waardoor het cultuurstelsel een ramp werd voor de Javaanse boeren. Rond 1850 begon de NL regering in te zien dat de bevolking beschermd moest worden. De teelt van suiker werd afgenomen en de teelt van indigo beëindigde helemaal. Hierdoor kreeg de rijstoogst weer voldoende water en door de aanleg van irrigatiesystemen steeg de voedselproductie in een hoog tempo. 3 Er was een gebrek aan blanke ambtenaren en bestuurders in Batavia. Dit had als gevolg dat het koloniale bestuur zich beperkte tot oppertoezicht, de uitvoerende taken werden gedaan door de inheemse adel. Dit dualistische bestuurstelsel bestond uit het Nederlandse Binnenlands Bestuur en het Inlands Bestuur. De gouverneur-generaal was het hoofd van het Binnenlands Bestuur. Daaronder stonden de residenten van de 20 provincies. De residenten werden weer bijgestaan door assistent-residenten, en die werden weer geholpen door een honderdtal controleurs en assistent-controleurs. De controleurs vormden de schakel tussen het Binnenlands en het Inlands Bestuur. (inheemse vorsten, de regenten en de plaatselijke hoofden) 4 Er werd op verschillende manieren gedacht over de inheemse bevolking. De een vond het een minderwaardig volk, de ander vond ze precies hetzelfde als het blanke volk. In de loop van de 19e eeuw brachten de Britten en de Nederlanders veel gewoontes mee uit Europa naar Indië = Europeanisering. Imperialisme en liberalisme (1870-1900) HS 3 Duitsland, Frankrijk en Engeland probeerden zich zo veel mogelijk gebieden toe te eigenen. Nederland hield zich aan de koloniën die het al bezat. 1 Nederland hield zich vooral bezig op Java en de Molukken. De buitengewesten konden door een gebrek aan soldaten niet goed bezet gehouden worden. Toch erkenden de Europese staten de buitengewesten als een kolonie van Nederland = politiek van onthouding. Tussen 1890 en 1918 -> NL breidde uit naar huidige Indonesië. 1894 -> opstand op Lombok tegen de vorst van Bali. Het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) hielp de opstandelingen en het liep uit op een heuse strijd. De bevolking was blij met het KNIL en er werden meer expedities georganiseerd om buitengewesten onder Nederlands gezag te krijgen. Dit noemden ze ‘pacificeren’. In 1873 trokken 3000 man o.l.v. generaal Köhler naar Atjeh om dat gebied over te nemen. Het Suezkanaal was daar aangelegd en dat gebied lag op een goede plaats voor handel etc. Het werd een ramp -> De guerrilla uit Atjeh versloeg het KNIL gemakkelijk. Uiteindelijk werd Atjeh o.l.v. J.B. van Heutsz tussen 1899 en 1909 gepacificeerd. Er werd een beeld van Van Heutsz gemaakt, en tot de dag van vandaag zijn daar nog discussies over. Voor de regering werd een korte verklaring ontworpen door Snouck Hurgronje. In een korte verklaring erkende een vorst van een veroverd gebied de Nederlandse soevereiniteit en beloofde hij trouw de Nederlandse opdrachten uit te voeren. 2 Vanaf het midden van de 19e eeuw -> verzet tegen het koloniale bestuur van de liberalen. Een aantal wetten maakten een zeker einde aan het cultuurstelsel en brachten een nieuwe ‘liberale’ periode: • Mijnwet (1850) = particulieren mochten in Indië naar bodemschatten zoeken. • Suikerwet (1870) = regelde de geleidelijke afschaffing van de suikercultures op Java. • Agrarische wet (1871) = particuliere ondernemers mochten grond (van de staat) pachten. Als gevolg van deze wetgevingen nam het aantal grote plantages snel toe. Duizenden Europeanen verkochten hun bezit en gingen naar Indië om daar iets op te richten. In Nederland werd geïndustrialiseerd (2e helft 19e eeuw), er werden bedrijven gebouwd om de grondstoffen uit Indië te verwerken. 1888 -> oprichting Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) = particulier bedrijf dat van de overheid een monopoliepositie kreeg = alle goederen en personen van en naar NL-Indië mochten vervoeren. KPM en de overheid werkten ook samen. 3 Het Cultuurstelsel verdween dus geleidelijk. Koloniale economie bestond uit (2 onderdelen): grote westerse bedrijven, en kleine Aziatische bedrijven. De inheemse boeren begrepen de geldeconomie steeds beter en ontwikkelden goed. De twee onderdelen werkten ook goed samen. 1902 -> herendiensten werden afgeschaft. Vanaf 1880 werd de liberalisering van de koloniale economie belemmerd door een ernstige economische crisis -> overproductie van suiker en zware concurrentie van Europese collega’s. Rond 1905 was het ergste weer voorbij. De Blanke ondernemers die naar Sumatra stroomden kampten met een groot tekort aan arbeidskrachten. Er werden ‘koelies’ geronseld van de straat met een contract voor 3 jaar -> dit was een echt slavenbestaan. In 1880 kregen de plantage-eigenaren nog meer macht door de koelie-ordonnantie = maatregelen m.b.t. de koelies. Waaronder de ‘poenale sanctie’ -> de planter kon een weggelopen koelie een gevangenisstraf geven. De westerse invloed nam toe. Tussen 1880 en 1900 verdubbelde het aantal Europeanen in NL-Indië. Kleding, bouwstijl en eetgewoonten raakten ook steeds meer onder westerse invloed. De tijd rond 1900 werd tempo doeloe genoemd door de blanken = de goede oude tijd.
De tijd van de wereldoorlogen (1900-1940) HS 4A 1914-1918 -> eerste WO, Duitsland de schuldige -> moest 132 miljard mark afbetalen als schuld. Amerika kwam als nieuwe de nieuwe wereldmacht uit de oorlog te voorschijn. Japan begon een oorlog tegen Mantsjoerije in 1931 en Duitsland o.l.v. Hitler begon met de aanval op polen in 1939 de WO II. 1 2e helft van de 19e eeuw -> Nederland kreeg steeds meer kritiek op het Indië-beleid. O.a. van Eduard Douwes Dekker (Multatuli). Veel mensen waren het met hem eens, het koloniale beleid was te veel gericht op de economie, maar de inheemse bevolking moest meer aandacht krijgen, ze moesten opgevoed worden, en zelfstandiger worden -> voogdijgedachte. Indië moest onafhankelijker worden van NL. -> de ethische politiek stelde zich dit ten doel. De Nederlanders moesten meer gaan samenwerken met de inheemse bovenlaag = associatie (samengaan). De belangrijkste beleidspunten van de ethische politiek: •Financieel moest Indië het zelf redden -> er gingen ook geen baten meer van Indië naar NL. •Het bestuur in de buitengewesten moest worden uitgebreid. •Door scholing moest de inheemse bevolking worden geëmancipeerd. -> ze zouden dan later bestuurstaken over kunnen nemen van de Nederlanders. •De Decentralisatiewet van 1903 gaf de bevolking medezeggenschap over het bestuur -> maar weinig inheemsen kregen maar een plaats in de praktijk. • 1916 -> instelling van de Volksraad -> was voor de inheemse bevolking -> had alleen maar een adviserende taak. In 1925 kregen ze ook een medewetgevende bevoegdheid. •Aantal departementen werd uitgebreid -> inheemse bevolking werkten nu steeds vaker samen met Nederlandse ambtenaren. 2 De welvaart moest ook verbeteren op Java. In 1902 kwam gouverneur-generaal Idenburg met een aantal voorstellen: ‘irrigatie, emigratie en educatie’. Er werden agrarische kredieten aan boeren gegeven, er kwamen irrigatieprojecten en de infrastructuur werd beter. Er werd ook onderwezen in hoe de boeren het beter konden doen met de landbouw. Javaanse boeren werden gestimuleerd om te emigreren naar dunbevolkte gebieden zoals Sumatra. -> Dit alles leidde uiteindelijk tot een stijging van de welvaart en een grote vooruitgang met de voedselproductie. Voor de contractarbeiders verbeterde er weinig met de ethische politiek. Ze werden nog steeds als slaven behandeld, de plantagehouders hadden het echter erg goed. In 1907 werd er een arbeidsinspectie ingesteld voor de verbetering van de positie van de koelies. Pas in 1931 werd de poenale sanctie afgeschaft. 3 Na Thorbeckes grondwet van 1848 werden missies en zendingen toegestaan in sommige gebieden. Pas na 1900 kregen zij meer vrijheid om het christendom in Indië te verspreiden. Het waren maar weinig missionarissen en zendelingen, maar toch hebben ze veel goed werk gedaan naast het geloof overbrengen: zij stichtten scholen en ziekenhuizen, steunden de bevolking bij epidemieën en gaven voorlichting over hygiëne. 4 Om de welvaart te verbeteren, werden de onderwijsmogelijkheden voor de inheemse bevolking verbeterd. De elite en de kinderen van Indische Nederlanders gingen naar een Europese school. Wie dat niet kon betalen ging naar de Hollands-Indische school. Daarna kon je HBS of een vervolgopleiding in NL doen. Er waren ook Kartini-scholen, vernoemd naar Raden Ajeng Kartini. Deze scholen waren alleen voor meisjes. Zij streefde ook naar afschaffing van het gedwongen huwelijk. Ze was een symbool voor de vrouwenemancipatie, nog steeds is er een landelijke feestdag op haar verjaardag. 5 De koloniale economie handelde erg eenzijdig, veel agrarische producten, bijna geen industriële activiteit. Toen in 1929 de wereldeconomie crashte, liep de export van de kolonie terug tot minder dan een derde. Veel mensen kwamen zonder werk te zitten en de lonen daalden ook erg snel. De in 1933 minister-president geworden H. Colijn kwam om in te grijpen met de aanpassingspolitiek. -> lonen en prijzen omlaag zodat de Nederlandse producten weer aantrekkelijk zouden worden. Dit werkte eerst niet goed omdat Nederland zich te veel vasthield aan de waarde van de gulden, toen dit ook werd aangepast kon het economisch herstel langzaam van de grond komen. De Nederlandse landbouw werd financieel meer gesteund daar in Nederlands-Indië. In 1936 diende Soetardjo een verzoekschrift in om Nederlands-Indië binnen 10 jaar de staat van zelfstandigheid toe te kennen = de petitie-Soetardjo. In 1938 werd dit afgewezen door de regering, een ander voorstel kwam er niet. 6 In het begin van de 20e eeuw ontstond het nationalisme in Indië onder de jonge intellectuelen. Er werden verenigingen en organisaties opgericht. In 1908 werd op Java de Boedi Oetomo opgericht. = nationalistische beweging die voorstander was van harmonische samenwerking met de Nederlanders. In 1912 werd de Sarekat Islam opgericht = nationalistische organisatie die streefde naar zelfbestuur, zocht leden onder de moslims. De Partai Kommunis Indonesia (PKI) werd in 1920 opgericht en streefde naar een klassenloze samenleving. De PKI propageerde voor de uiteindelijke val van het kolonialisme en de Indonesische onafhankelijkheid. -> de PKI kreeg veel aanhang. 1926-27 -> PKI begon een opstand op Java en Sumatra, het gouvernement greep hard in met een partijverbod en de verbanning van 1300 communisten. In 1927 werd de Partai Nasional Indonesia (PNI) opgericht. De PNI was een zuiver nationalistische partij voor alle Indonesiërs. Soekarno werd als een van de leiders van de PNI verbannen in 1930. De PNI werd in 1931 verboden. De tijd van de wereldoorlogen (1940-1949) HS 4B 7 In 1942 tijdens WO II bezetten Japanse troepen Indonesië. Dat zij niet als vrienden, maar als vijanden kwamen, wisten de Indonesiërs niet. De Japanners propageerde tegen de blanken, zo hoopten ze de bevolking te werven. Dit mislukte, maar het zelfbewustzijn van de Indonesiërs groeide wel. De Indonesiërs kregen o.l.v. de Japanners wel meer verantwoordelijkheid in bijv. Het bestuur. De meeste burgers werden in interneringskampen gestopt, ook wel ‘jappenkampen’ genoemd. Nederlandse militairen werden ingezet voor Japanse oorlogsdoeleinden. Soekarno werd als volksleider van de Indonesiërs aangesteld en door hulp te schenken aan de Japanners, zou Indonesië op den duur onafhankelijk worden verklaard zeiden de Japanners. 8 Op 17 augustus 1945 werd de onafhankelijke Republiek Indonesië uitgeroepen door Soekarno en Hatta. Dit kon omdat Japan zich op 15 augustus overgegeven had. De japanners hadden wel op 7 augustus laten weten dat op 18 augustus Indonesië een onafhankelijke staat zou worden. Tussen de Japanse capitulatie in augustus 1945 en de komst van de eerste Nederlandse soldaten in mei 1946 was het een chaotische tijd, ook wel de Bersiap-periode genoemd. Jonge radicale nationalisten verstevigden hun positie. Ze werden ook wel ‘pamoedas’ genoemd. De Nederlanders accepteerden de onafhankelijkheid van Indonesië niet, maar konden er ook weinig aan doen. O.l.v. luitenantgouverneur Van Mook begonnen gesprekken met de Republiek Indonesië. Dit zou in 1946 leiden tot het akkoord van Linggadjati. = Nederland erkende het gezag van de Republiek Indonesië op Java, Madoera en Sumatra. Indonesië beloofde mee te werken aan de vorming van de ‘Verenigde Staten van Indonesië’. Dit zou een federatieve (samenwerkende) staat worden, bestaand uit Borneo, Oost-Indonesië en de Republiek Indonesië. NL en de VS van Indonesië zouden samenwerken in een staatsrechtelijke unie. -> Dit werkte niet echt goed. 21 juli 1947 -> ‘Operatie Product’ -> eerste politionele actie = Nederlandse militaire acties tegen Rep. Indonesië van Soekarno. -> militair succes, politiek niet. Op 18 december 1949 werd de 2e politionele actie uitgevoerd -> hoofdstad Djokjakarta bezet -> Soekarno en Hatta gearresteerd. Nederland werd bedreigd door de rest van de wereld als het niet met de Indonesische nationalisten ging praten. 1949 -> soevereiniteitsoverdracht. = Het gezag werd overgedragen aan de Indonesiërs. Van Nederlands-Indië naar Indonesië (1949-1963) HS 5 Na WO II, SU en de VS in een strijd -> Koude Oorlog. SU probeerde veel landen communistisch te maken. Dit lukte bij veel landen, waaronder China. 1 27 december 1949 -> einde van het Nederlandse koloniale rijk in Azië. 1950 -> Indonesië werd van federale structuur -> eenheidsstaat met Soekarno als president. Nederland en Indonesië waren nog wel een unie. Soekarno streefde naar nationalisme, menselijkheid, democratie en sociale rechtvaardigheid. Nederland had nog een groot deel van de economie in Indonesië in handen. Er was een grote bevolkingsgroei van 1950-1955: van 77 naar 85 miljoen. -> Overbevolking op het platteland -> grote trek naar de steden. De economie werd er ook niet veel beter op door de vele corruptie in Indonesië. Een democratisch bestuur zoals Soekarno beloofd had kwam er wel, maar het werkte niet echt. -> De mensen wisten niet hoe ze er mee om moesten gaan. Vanaf 1959 was er een ‘geleide democratie’ = de president en het leger waren de belangrijkste machtsfactoren in Indonesië. 2 De unie die in 1949 ontstond zou niet lang kunnen blijven bestaan. De band tussen Indonesië en NL werd steeds slechter. Soekarno voelde zich beledigd door NL, hij werd nergens bij betrokken en werd nooit uitgenodigd door NL. NL vond Soekarno nog steeds een verrader, omdat hij met Japan had samengewerkt. Vele Nederlanders die na 1949 nog in Indonesië bleven voor het werk etc. gingen geleidelijk terug naar Nederland, ze werden behoorlijk benadeeld en ze werden een minderheid. Ook de Indo-Europeanen vertrokken. Zij paste zich aan en brachten de Indische cultuur met zich mee. 1956 -> Soekarno maakte een einde aan de staatsrechtelijke unie met Nederland. -> Hij drong stap voor stap de Nederlandse invloed in Indonesië terug. Hij liet het Bahasa Indonesia op scholen als taal gevoerd worden in plaats van het Nederlands. Nederlandse bedrijven werden onder staatstoezicht gesteld, waaronder de KPM. Met de Nationalisatiewet in 1958 kwamen alle Nederlandse bedrijven in Indonesië werden het bezit van de staat. -> Deze nationalisatie had tot gevolg dat duizenden werknemers naar Nederland vertrokken. 3 25 april 1950 -> Republik Maluku Selatan (RMS) werd uitgeroepen. De christelijke Molukken waren tegen de eenheidsstaat van de Republiek Indonesië. De Molukse militairen demobiliseerde zich op Ambon. De Nederlanders die er nog waren moesten de Molukkers beschermen, ze werden uiteindelijk naar Nederland gehaald -> maart 1951 kwamen de eerste aan -> totaal 4000 Molukse militairen en 8000 andere Molukkers. Ze werden ondergebracht in kampen, en waren werkloos. 4 1949 -> Nederland kreeg de soevereiniteitsoverdracht van Nieuw-Guinea. Er werden soldaten en ambtenaren naar toegestuurd. Er kwam ook een beschavingsoffensief om de Papoea’s op te voeden. Soekarno had het niet op de Nederlanders en probeerde Nieuw-Guinea in 1962 over te nemen met militairen. Op 1 oktober 1962 werd N-G overgedragen aan de VN, en precies een jaar later mocht Soekarno het aan zijn eenheidsstaat toevoegen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.