Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 1 en 2

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 438 woorden
  • 19 januari 2005
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Nederlands KVW module 1 en 2 Toetsweek Periode 1 VWO4 Interpreteren: Het ontvangen/begrijpen van een boodschap naar de ontvanger
Communicatie model: Volgens het communicatiemodel gaat het als volgt Zender(idee1)„³ boodschap„³ ontvanger (idee2) Communicatiestoornis/ruis Wanneer een boodschap niet overkomt als bedoelt is of hij reageert anders dan de bedoeling is. Verbale communicatie: Er vindt communicatie plaats door middel van concrete woorden
Non verbale communicatie: Er vindt communicatie plaats zonder woorden. Directe communicatie: de ontvanger en zender staan direct met elkaar in contact. Feedback: een non-verbale reactie van een ontvanger. Indirecte communicatie: De ontvanger reageert niet direct(bij een brief bijvoorbeeld). Interactief: Wanneer ontvangers invloed kunnen hebben op bijvoorbeeld een tv programma of radio

4 manieren van communicatie: - schrijven - luisteren - spreken - lezen
Presentatie of monoloog: Een zender is enige tijd alleen aan het woord. De informatie gaat dus dan een kant op. Dialoog: Eigenlijk gewoon een gesprek. Polyloog: een groepsgesprek
Globaal lezen: Je gaat er ff snel overheen
Intensief lezen: Wat beter lezen. Je gaat iets meer op de tekst in. Kritisch lezen: Heel goed lezen, je zoekt naar achtergronden, betrouwbaarheid enz. Conceptualisering Door het opschrijven zet je je eigen gedachten en menig geordender neer. Documentatieve functie: Iets schrijven om het vast te leggen. Metafoor: Een vervangend woord voor het bedoelde (Die hark, die stijve man) Personificatie: Voorwerpen worden persoonlijk gemaakt(die motor snort tevreden) Metonymie Zoals metafoor, maar dan meer met het bedoelde te maken (rookte een havana) Hyperbool: Een overdreven uitspraak(dan sta je hier met Sinterklaas nog) Eufinisme: een verzachtende uitspraak (drugsgebruikers) Litotes: het tegenovergestelde ontkennen (is niet vies) Antithese: een tegenoverstelling in een zin (ik ben wel goed maar niet gek) Paradox: schijnbare tegenoverstelling (velen eersten zullen de laatsten zijn) Climax: een opeenvolging van sterkere uitdrukkingen. Elliptische zin: woorden in een zin weglaten om de kern van de uitspraak naar voren te laten komen. INFORMATIEVE DOEL
Informeren: De zender kaart alleen maar feiten aan. Uiteenzetten: De zender legt zijn aangekaarte feiten uit. PERSUASIEVE DOEL
Beschouwen: De zender wil de ontvanger aan het denken zetten door mede zijn mening naast die van anderen te zetten. Betogen: De zender doet een beroep op het verstand van de ontvanger. Hij wil ook de ontvanger overtuigen van zijn mening. Activeren: De zender wil de ontvanger aanzetten om iets te gaan doen. Expressieve doel: De zender wil de ontvanger meenemen in zijn/haar gevoelens (bijv. geschokt of verbaasd) Diverterende doel: De zender wil de ontvanger puur en alleen maar vermaken. “stappenplan” 1. stof vinden
2. plannen
3. formuleren
4. herschrijven
Textpatronen: - typering - opsommend - Ontwikkeling - vergelijking - Verklaring - tegenstelling - Probleemoplossing - voorwaarde - Argumentatie - beperking

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.