Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 6: tijd van regenten en vorsten

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2952 woorden
  • 19 juni 2017
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Geschiedenis hoofdstuk 6

o Absolutisme: een staatsvorm waarin de koning alle macht in handen heeft en alleen aan God verantwoording hoeft af te leggen.

o Constitutionele monarchie: koninkrijk met een grondwet waarin de macht van de koning is vastgelegd.

o Droit divin: Frans voor: goddelijk recht. Dit houdt in dat een koning het recht om te regeren van God heeft gekregen en alleen aan God verantwoording schuldig is.

o Economie: de wetenschap die zich bezighoudt met de productie, consumptie en distributie van (schaarse) goederen en diensten.

o Handelskapitalisme: een vroege vorm van kapitalisme, waarbij kooplieden geld verdienen met de (internationale) handel.

o Kapitalisme: economisch systeem met als belangrijkste kenmerken winststreven, privébezit en concurrentie.

o Mercantillisme: een economisch stelsel dat de bestaansmiddelen in het eigen land wil versterken door de export van eindproducten te bevorderen en de import ervan te bemoeilijken.

o Moedernegotie: de basis van alle overzeese activiteiten.

o Oligarchie: regeringsvorm waarbij een kleine, aan elkaar verwante groep families de macht in handen heeft.

o Raadspensionaris: de hoogste ambtenaar in het gewest Holland (oorspronkelijk landsadvocaat) die grote invloed had op de besluitvorming in de Staten-Generaal.

o Regent: bestuurder. Regenten waren een elite en kwamen vaak uit dezelfde families.

o Stapelmarkt: producten waar nog geen koper voor is, worden in pakhuizen opgeslagen tot er een koper voor is of de prijzen zich gunstig hebben ontwikkeld.

o VOC: Verenigde Oost-Indische Compagnie. Nederlandse handelsonderneming in de 17e en 18e eeuw, met een monopolie op de handel tussen Europa en Azië (Indië).

o Wereldeconomie: een economie waarbij goederen uit verschillende delen van de wereld onderling worden verhandeld.

o Wetenschappelijke revolutie: wetenschappelijke ontwikkeling die tot een ander mens- en wereldbeeld leidt. Kenmerken van de wetenschappelijke revolutie in de zeventiende eeuw zijn observatie en experimenten.

 

Kenmerkende aspecten

1. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.

2. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.

3. Het streven van vorsten naar absolute macht.

4. De wetenschappelijke revolutie.

Tijd van regenten en vorsten

1600 – 1700

Jaartallen

1595-1597: Eerste reis van Nederlandse schepen naar Indië (o.l.v De Houtman en De Keyzer)

1602: Oprichting VOC.

1609-1621: Twaalfjarig Bestand.

1619: Johan van Oldenbarnevelt ter dood veroordeeld.

1621: Expeditie Coen tegen de Banda-eilanden.

1648: Vrede van Munster, einde van de Opstand tegen Spanje.

1649: De Engelse koning Karel I onthoofd.

1651: Act of Navigation.

1655: Christiaan Huygens ontdekt de ringen rond Saturnus.

1659: Rembrandt schildert ‘Julius Civilis’.

1666: Christiaan Huygens in dienst van Lodewijk XIV.

1672: Rampjaar: de Republiek in oorlog met Engeland, Frankrijk en twee Duitse bisdommen.

1675: Antoni van Leeuwenhoek ontdekt bacteriën.

1685: Herroeping van het Edict van Nantes: hugenoten vluchten naar de Republiek.

1688: Glorious Revolution: stadhouder Willem III koning van Engeland, Ierland en Schotland.

 

Oriëntatie

In de Tijd van regenten en vorsten was de Republiek in veel opzichten een uitzondering in Europa. De Republiek was het enige land zonder koning die naar absolute heerschappij streefde. In de Republiek hadden de regenten de touwtjes meestal strak in handen. De scheepvaart kwam tot bloei, onder meer door de gunstige ligging aan de Noordzee. Hollandse en Zeeuwse vrachtvaarders verwierven een uitgebreid handelsnetwerk. Op den duur waren alle denkbare goederen op de Amsterdamse Koopmansbeurs.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

Na de ontdekking van de zeeroute naar Indië bouwden de Europese landen een handelsimperium op dat de hele wereld omspande. In de Republiek bemoeide de Staten-Generaal zich met de handel. Zij verleende een monopolie voor het drijven van handel met Indië aan de VOC. Aan deze onderneming is goed te zien hoe de handel uitbreidde en hoe er langzamerhand een wereldeconomie ontstond.

 

Kunstenaars en wetenschappers uit de Republiek uit de zeventiende eeuw behoorden tot de top en zijn nog steeds beroemd. Op wetenschappelijk gebied was de Republiek een centrum van vernieuwingen en uitvindingen. Geïnspireerd door het werk van de humanisten beschouwden geleerden de Bijbel niet langer als de enige bron van kennis. De zeventiende eeuw werd voor de Republiek een Gouden Eeuw.

6.1

Gespecialiseerde boeren

Veel boeren in de Republiek gingen zich specialiseren in de veeteelt. Daar waren ze toe gedwongen, doordat de natuurlijke omstandigheden waren veranderd. Door de waterafvoer bij het ontginnen van het land was de bodem ingezakt en ze waren te drassig om er op te verbouwen. Wel konden er koeien op grazen. Sommige boeren richtten zich dus op het vetmesten van koeien voor vlees of op de productie van boter en kaas. Anderen zochten werk buiten de agrarische sector. In de minder natte gebieden specialiseerden de boeren zich in handelsgewassen. De overgang naar veeteelt was mogelijk, doordat Hollandse schippers graan invoerden uit gebieden rond de Oostzee. Daarmee kon de Hollandse bevolking worden gevoed.

 

De stapelmarkt

Rond 1600 was Amsterdam de belangrijkste havenstad. Een deel van het graan dat was aangevoerd, ging naar andere landen. Was daar de oogst mislukt, konden de Hollandse kooplieden een flinke prijs krijgen voor hun graan. In deze jaren zagen de kooplieden hun winst verdubbelen. De Hollandse kooplieden werkten volgens het kapitalisme: het behalen van zoveel mogelijk winst na een investering. De graanhandel werd daardoor de belangrijkste handel voor de economie van de Republiek. De zee-gewesten van de Republiek profiteerden van hun gunstige ligging; op het kruispunt van belangrijke handelsroutes. Hierdoor was het mogelijk om in een vaarseizoen in doorgaande vaart de driehoekstocht te doen. Ook het grotere en snellere fluitschip maakte dit mogelijk. Bovendien beschikten de schippers over de meest actuele informatie aan het andere einde van de route. Amsterdam dankte haar positie vooral aan de stapelmarkt. Hout en graan uit het Oostzeegebied werden tijdelijk in Amsterdam opgeslagen in afwachting voor verder transport. De stapelfunctie was belangrijk, omdat de aanvoer van producten onregelmatig en onzeker konden zijn.

 

Van concurrentie naar compagnie

Aan het einde van de zestiende eeuw legde de Republiek wereldwijd handelscontacten en ging een groeiende rol spelen in de opkomende wereldeconomie. In de Republiek ontstond hierdoor het handelskapitalisme: het investeren van een grote hoeveelheid geld om zo veel mogelijk handelswinst te behalen. In 1594 werd besloten om een compagnie op te richten die zelf specerijen uit Indie ging halen. In verschillende havensteden hadden kooplieden compagnieën opgericht, om door het delen van risico zo veel mogelijk winst te kunnen maken. De concurrentie tussen de handelscompagnieën was groot. Al snel bleek dar daardoor de inkoopprijzen van peper en andere specerijen in Indie sterk waren gestegen, terwijl de verkoopprijzen in de Hollandse en Zeeuwse havensteden waren gedaald. De Hollandse raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt vond deze ontwikkeling ongunstig en wist in 1602 een samenwerkingsverband te organiseren van alle koopmannen uit Holland en Zeeland: de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Haar werkkapitaal kreeg de VOC door aandelen uit te geven.

Desnoods met harde hand

De VOC kreeg van de Staten-Generaal het monopolie om handel te drijven met Azie en had bovendien verregaande bevoegdheden in die verre streken. Kooplieden van de VOC mochten handelsovereenkomsten met inlandse vorsten sluiten, soldaten en bestuursambtenaren in dienst nemen, aan vreemde kusten forten bouwen en geweld gebruiken als de belangen van de VOC in gevaar kwamen. Ook de nijverheid veranderde. Daar verwerkten ambachtslieden handelsgewassen tot eindproducten en ook de grondstoffen die de vrachtvaarders van elders aanvoerden. Ook door de scheepvaart nam de nijverheid toe. Voor de handel over zee waren ontzettend veel schepen nodig. Al deze schepen moesten gebouwd, uitgerust en onderhouden worden en dit gaf werk aan een enorme groep mensen.

 

Jaloerse buurlanden

Door de ontwikkelingen in de landbouw, nijverheid, handel en scheepvaart steeg in de zeventiende eeuw de welvaart in de Republiek meer dan in de omringende landen. Hier waren Engeland en Frankrijk jaloers op. Engeland werkte bijvoorbeeld de Republiek tegen door middel van de Act of Navigation. Hierin stond dat in de Britse havens alleen maar Britse handelsschepen mochten komen, of schepen die uit hetzelfde land afkomstig waren als hun lading. Desnoods waren de Engelsen bereid de Republiek de oorlog te verklaren. Ook Frankrijk nam maatregelen tegen de vrije economie: de Frans minister wilde de eigen markt beschermen door mercantilisme. Volgens deze economische leer moet de import van goederen uit het buitenland worden verminderd en de export worden gestimuleerd. Door hoge invoerrechten te vragen, werd de invoer van kant-en-klare nijverheidsproducten verminderd, terwijl de export werd gestimuleerd met subsidies. Het doel van deze maatregelen was de werkgelegenheid in Frankrijk bevorderen en winst te maken.

 

Handel overzee: oorzaak en gevolg

Nederlandse expeditie bereikt in 1594 Oost-Indië meer expedities van verschillende compagnieën volgen de markt wordt overspoeld met producten uit Indië door de concurrentie dalende prijzen van specerijen in Nederland en stijgen de inkoopprijzen van specerijen in Oost-Indië winst daalt.

Taken van de VOC

  • Handel drijven met Oost-Indie;
  • Alle andere Europese handelaren verdrijven uit Oost-Indie;
  • Kleine handelsposten (factorijen) stichten aan de kust;
  • Streven naar een monopolie (alleenhandel) in specerijen;
  • Diplomatie (verdragen sluiten);
  • Oorlog voeren (als dat nodig was).

 

6.3

Waarnemen met je zintuigen

Tot aan het eind van de Tijd van steden en staten vertrouwden mensen erop dat alles wat in de Bijbel stond, waar was. Francis Bacon was een Engelse humanistische geleerde en zette hier vraagtekens bij. Hij redeneerde dat je alleen kennis kunt verwerven door uit te gaan van zintuiglijke waarnemingen, van wat je zelf hoort of ziet. Hiermee legde Bacon de basis voor de manier van wetenschappelijk denken die stelt dat alleen op waarneming gebaseerde kennis echt waar is. Ook Antoni van Leeuwenhoek was een groot vernieuwer: met zijn zelfgemaakte microscoop ontdekte hij de bacterie. In de zeventiende eeuw zijn zoveel nieuwe ontdekkingen gedaan dat we spreken van een wetenschappelijke revolutie. De onderzoekers bouwden voort op het werk van hun voorgangers in de Renaissance. Geleidelijk aan ontstond er onder geleerden een wetenschappelijke manier van denken.

 

Gods ‘Boeck der nature’

Deze nieuwe manier van wetenschap beoefenen betekende niet dat mensen ongelovig werden. Integendeel, wetenschappers wilden juist aantonen hoe intelligent de wereld (Gods schepping) in elkaar zat. Volgens hen ondersteunden hun ontdekkingen juist het geloof.

 

Theoretische natuurwetenschappen

De bekendste theoretische wetenschapper uit de Republiek was Christiaan Huygens. In 1666 werd hij de directeur van de Franse Academie des Sciences. Dit was het idee van minister Colbert, die via experimenteel onderzoek tot nieuwe toepasbare kennis wilde komen. Het politieke doel van deze doelstelling was de Franse superioriteit op het gebied van kennis en wetenschappen aantonen. Bovendien moest ze ook economisch nut hebben: onderzoekers van de Academie deden daarom experimenten die later in werktuigen resulteerden.

 

Voor de eer en glorie van de koning

De Franse koning gaf tal van eervolle opdrachten aan componisten, dichters, schilders, toneelschrijvers, beeldhouwers en architecten. Die moesten hun talenten gebruiken om de koning te verheerlijken en te idealiseren: op deze manier gebruikte Lodewijk XIV de kunsten voor zijn streven naar absolutisme. In het paleis van Versailles werd deze pracht geconcentreerd: alles daar getuigt van de grootheid van Lodewijk XIV en zijn Frankrijk.

 

Kunst voor adel en de burgers

De Republiek kende nauwelijks een hofcultuur. Toch kwam de kunstbeoefening tot hoge bloei. In de zeventiende eeuw werden er in de Republiek enorm veel schilderijen gemaakt. Door hun beheersing van nieuwe technieken konden de schilders van de zeventiende eeuw nieuwe genres ontwikkelen. Omdat vooral gewone burgers de belangrijkste afnemers van de schilderijen waren, waren de meeste zeventiende-eeuwse schilderijen klein. In de Republiek duurde de bloeiperiode voor de kunstenaars tot het Rampjaar 1672. Toen stortte de markt in: de Gouden Eeuw van de Republiek was na het rampjaar voorbij.

6.2

Particularisme in de Republiek

Na het afzweren van de Spaanse koning Filips II (Acte van Verlatinghe, 1581) en de dood van Willem van Oranje stonden de opstandige Nederlanden er alleen voor. Hoe ging men het nieuwe land inrichten? De bestuursvormen uit de tijd van Karel V en Filips II bleven bestaan. Vanouds had elk gewest zijn Staten (de vergadering waarin de edelen en de vertegenwoordigers van de steden overlegden met de koning of diens plaatsvervanger). Om praktische redenen was er ook een Staten-Generaal (een vergadering waarin de vertegenwoordigers van de Gewestelijke Staten elkaar ontmoetten). En er was de functie van stadhouder. De Staten benoemden de stadhouders. Na het uitroepen van de Republiek der Nederlanden (1588) was het onduidelijk bij wie de macht lag. Dit werden al snel de Gewestelijke Staten. In de Staten-Generaal werd duidelijk dat er grote verschillen waren tussen de gewesten. De regenten (zoals de bestuurders van de Republiek worden genoemd) kregen van hun eigen gewest instructies mee. De Staten-Generaal konden alleen een besluit nemen als iedereen het er mee eens was. Johan van Oldenbarnevelt bouwde zijn functie als raadspensionaris uit tot het hoofd van de Staten-Generaal. De raadspensionaris bereidde de vergaderingen voor de Staten-Generaal voor, voerde daarin vaak en langdurig het woord en zette indien nodig leden onder druk.

 

Tweespalt in de Republiek

Niet iedereen in de Republiek was gelukkig met de bestuursvorm die zich onder leiding van Van Oldenbarnevelt ontwikkelde. Vooral Maurits, stadhouder, werd diens grote rivaal. De belangrijkste functie van de stadhouder was die van opperbevelhebber van het leger. Beslissingen over eventuele militaire acties werden echter door de Gewestelijke Staten genomen, omdat die het leger moesten betalen. Dit beperkte het gezag van de stadhouder. Tijdens het Twaalfjarig bestand verscherpten in de Republiek de bestaande tegenstellingen. Politieke meningsverschillen kregen bovendien een religieus karakter. Van Oldenbarnevelt en veel regenten in Hollandse steden behoorden tot de rekkelijken, de minder radicalen in hun opvattingen, terwijl Maurits bij de preciezen hoorde.

 

Het absolutisme

De regeringsvorm in Frankrijk was volkomen tegengesteld aan die van de Republiek. In plaats van het particularisme was hier centralisatie de politiek. In Frankrijk waren de koningen al sinds de Middeleeuwen bezig alle macht naar zich toe te trekken. Tijdens de regeerperiode van Lodewijk XIV kreeg dit vorm in het absolutisme. Absolutisme betekent dat alle macht in de handen van de koning is. Volgens de leer van het absolutisme zijn de belangen van de koning gelijk aan die van het land.

 

 

 

 

Droit divin

Aan het begin van zijn regeerperiode stelde Lodewijk XIV alles in het werk om te bewijzen dat hij als koning in een ver verleden zijn macht uit handen van God had ontvangen. Dit is het droit divin. Omdat de koning de macht van God had ontvangen, was hij alleen aan hem verantwoording schuldig. Lodewijk XIV voelde zich verheven boven zijn onderdanen. Hun verworven rechten moesten dan ook zo veel mogelijk worden afgeschaft of teruggedrongen. Vanaf het begin van de veertiende eeuw moest een Franse koning nieuwe belastingwetten ter goedkeuring aan de Staten-Generaal voorleggen. Lodewijk vond dit maar een inmenging. In de Staten-Generaal zaten drie standen: de geestelijkheid, de adel en de derde stand (boeren, kooplui etc.). Omdat Lodewijk de Staten-Generaal niet meer bij elkaar riep, had de derde stand vrijwel geen inspraak meer.

Aan het begin van zijn regeerperiode stelde Lodewijk XIV alles in het werk om te bewijzen dat hij als koning in een ver verleden zijn macht uit handen van God had ontvangen. Dit is het droit divin. Omdat de koning de macht van God had ontvangen, was hij alleen aan hem verantwoording schuldig. Lodewijk XIV voelde zich verheven boven zijn onderdanen. Hun verworven rechten moesten dan ook zo veel mogelijk worden afgeschaft of teruggedrongen. Vanaf het begin van de veertiende eeuw moest een Franse koning nieuwe belastingwetten ter goedkeuring aan de Staten-Generaal voorleggen. Lodewijk vond dit maar een inmenging. In de Staten-Generaal zaten drie standen: de geestelijkheid, de adel en de derde stand (boeren, kooplui etc.). Omdat Lodewijk de Staten-Generaal niet meer bij elkaar riep, had de derde stand vrijwel geen inspraak meer.

 

Expansiedrang van Frankrijk

Lodewijk XIV had grootse ambities. Hij wilde Frankrijk natuurlijke grenzen geven: gebiedsuitbreiding stond daarom hoog op zijn politieke agenda en oorlog met de Republiek was onvermijdelijk. In de zomer van 1672 viel het Franse leger de Republiek binnen. Tegelijkertijd verklaarden ook Engeland en twee Duitse bisdommen de oorlog aan de Republiek. De Waterlinie bleek de enige redding: het laaggelegen drassige gebied tussen de Zuiderzee en de Merwede werd onder water gezet, zodat de Franse troepen niet naar Holland konden. Uiteindelijk werd in 1678 de vrede getekend. De Republiek kreeg toen alle gebieden en rechten weer terug die het vóór 1672 had.

 

Één volk, één godsdienst

Als overtuigd katholiek kon Lodewijk XIV niet toelaten dat een deel van de Fransen protestants was. De hugenoten hadden met het Edict van Nantes gewetensvrijheid en volledige burgerrechten gekregen. In 1685 herriep Lodewijk het Edict van Nantes. De hugenoten verloren daarbij al hun privileges en kregen de keuze om zich tot het katholicisme te bekeren of het land te verlaten. Velen kozen voor het laatste, waaronder veel intellectuelen, handelaren en ambachtslieden, van wie een flink aantal naar de Republiek uitweek. Deze gevluchte hugenoten hebben bijgedragen aan de welvaart van de Republiek, terwijl Frankrijk er juist economische schade door opliep. Dit kon Lodewijk XIV zich niet veroorloven. Hij voerde bijna voortdurend oorlog en had daarvoor een groot leger. Ook liet hij overal in het land steden ombouwen tot grote vestingen. Dit alles kostte handenvol met geld, dat niet met het bestaande belastingstelsel kon worden opgebracht.

 

Glorious Revolution in Engeland

In Engeland kreeg het absolutisme geen kans, hier was de macht van de koning sinds de Magna Carta al beperkt. Met koningen met te veel absolutistische trekjes liep het slecht af. In 1688 viel stadhouder Willem III Engeland binnen. Na vijftien weken vluchtte de Engelse koning naar Frankrijk en werden Willem en zijn vrouw koning en koningin van Engeland, Ierland en Schotland. Deze gebeurtenissen werden al snel de Glorious Revolution genoemd. Engeland werd omgevormd tot de eerste constitutionele monarchie ter wereld, een koninkrijk waarin de macht van de koning is vastgelegd in de grondwet. Na de dood van Willem III werd in de Republiek de rol van de stadhouders een stuk kleiner. In de Republiek verstevigden de regenten hun positie. Deze bestuurders hadden nauwe banden met de belangrijke koopmansfamilies en waren in hun bestuur voorzichtig en behoudend. Door zich op deze manier bescheiden op te stellen, hoopte de Republiek voortaan buiten de internationale militaire conflicten te kunnen houden. Ook in het binnenland wilden de regenten het liefst alles bij het oude laten. De bestuurscolleges kregen steeds meer trekken van een oligarchie. De paar vooraanstaande families verdeelden de belangrijkste functies onder elkaar. In de achttiende eeuw groeide onder de bevolking het verzet tegen de politieke orde (corruptie etc.), zowel in Frankrijk als in de Republiek.

 

 

De stadhouder

De raadspensionaris

In dienst van de Staten

Adviseur van de Staten

Opperbevelhebber vloot en leger

Woordvoerder van de Staten

Benoemer van bestuursfuncties in een paar steden

Na de moord op Willem zorgde Johan van Oldenbarnevelt ervoor dat Maurits stadhouder werd

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.