Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Borstkanker

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 4773 woorden
  • 14 maart 2001
  • 303 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
303 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding: Jaarlijks krijgen bijna 10.000 vrouwen de diagnose borstkanker te horen. Daarmee is borstkanker in Nederland de meest voorkomende soort kanker bij vrouwen. Borstkanker kan op alle leeftijden voorkomen, maar de meeste vrouwen zijn ouder dan 45 jaar. We gaan het in dit werkstuk hebben over borstkanker. Onze probleemstelling hierbij is:  Wat is borstkanker, wat zijn de oorzaken/ gevolgen en wat kan er aan gedaan worden? Op deze vragen zullen we dieper ingaan, hiermee willen we bereiken dat we meer te weten komen over borstkanker en de lezer informeren over borstkanker, zodat wanneer hij/ zij in contact komt met de ziekte ongeveer weet hoe hij moet handelen en dat hij weet wat hij kan verwachten. Hoofdstuk 1 Algemeen
1.1 Wat is borstkanker? Borstkanker is een kwaadaardig gezwel dat ontstaat uit het klierweefsel van de borst. Deze ziekte komt in westerse landen bij ongeveer één op de dertien vrouwen voor. Als borstkanker op tijd wordt ontdekt, kan het goed worden behandeld. Desondanks vormt deze ziekte op dit moment de belangrijkste doodsoorzaak bij vrouwen. Het kwaadaardige gezwel beperkt zich niet altijd tot de borst, maar kan zich ook uitzaaien. De lymfeklieren in de oksel zijn hierbij meestal het eerst aangedaan. In geval van uitzaaiingen is borstkanker moeilijker te genezen. De oorzaak van borstkanker is niet goed bekend. Bij het ontstaan van deze ziekte speelt waarschijnlijk ook erfelijkheid mee. Vrouwen die een eerstegraads familielid met borstkanker hebben, lopen namelijk een groter risico op het krijgen van deze ziekte. Het risico wordt tevens groter naarmate de vrouw ouder wordt. Ook een late menopauze (de laatste menstruatie in het leven van een vrouw, dus het ophouden van de menstruatie) vergroot het risico. Daarentegen beschermt het krijgen van kinderen juist tegen borstkanker. 1.2 Ontwikkeling van de borst

Nog voor een baby wordt geboren begint het borstweefsel zich al te ontwikkelen. Kleine kinderen produceren kleine hoeveelheden hormonen en de borst groeit dan ook heel erg langzaam. Tijdens de puberteit, als meisjes beginnen te menstrueren, worden er grotere hoeveelheden hormonen (vooral oestrogeen en progesteron) geproduceerd, de borsten beginnen zich dan te ontwikkelen. Tijdens de zwangerschap bereikt de borst een staat, waardoor er melkproductie kan plaatsvinden. De borst blijft in deze staat tot de menopauze. Vanaf dan produceren de eierstokken steeds minder hormonen, waardoor de borsten kleiner en minder dik worden. Dit komt doordat ze niet langer worden gestimuleerd door de hormoonproductie. 1.3 De normale structuur van de borst
De borst van een vrouw is hoofdzakelijk opgebouwd uit:  Melkklieren;  Melkgangen die de melkkieren en de tepel met elkaar verbinden;  Vet- en bindweefsel dat de melkklieren en -gangen omringt;  Bloedvaten;  Lymfvaten. 1.4 Lymfvaten, lymfvaatstelsel, lymfeklieren en lymfeweefsel
Lymfevaten
Lymfevaten vormen de kanalen van het lymfestelsel. Deze kanalen worden vanuit het weefsel gevuld met de lymfe, een kleurloze vloeistof. In de lymfe worden afvalstoffen uit het bloed opgenomen. Ook zijn er witte bloedcellen in de lymfe. Via steeds grotere kanalen komt dit weefselvocht uiteindelijk in de bloedbaan terecht. Voordat de lymfe in de bloedbaan terechtkomt, komt zij ten minste langs één lymfeklier. Lymfvaatstelsel
Van de ongeveer 23 liter vloeistof die elke dag met zuurstof en voedingsstoffen door de lichaamsweefsels uit de bloedbaan wordt opgenomen, keert 20 liter met kooldioxide en ander celafval terug naar de haarvaten. De resterende 3 liter komt terecht in het lymfvaatstelsel. De cellen van de lymfklieren ontdoen de lymfe van vetten, eiwitten en ander afval. De lymfe transporteert ook de witte bloedcellen die ziektes bestrijden. Lymfe wordt verplaatst door spierbewegingen; er is geen centrale pomp zoals het hart in de bloedsomloop. Lymfeklieren
Lymfeklieren zijn de zuiveringsstations van het lymfestelsel: daarin worden ziekteverwekkers, met name bacteriën en virussen onschadelijk gemaakt. Ook worden daar afvalsstoffen uit de lymfe weggehaald. Lymfeklieren zijn er op verschillende plaatsen in ons lichaam, zoals in de hals, in de oksels, langs de luchtpijp, bij de longen, bij de darmen en achter de buikholte, in de bekkenstreek en in de liezen. Lymfeweefsel
Lymfeweefsel is er - behalve in de lymfeklieren - ook in andere organen, onder andere in de keelholte, de luchtwegen, de milt, de wand van de darm en het beenmerg. Im het lymfeweefsel zijn er bepaalde witte bloedcellen, de lymfocyten. Lymfocyten worden in het beenmerg, in de lymfeklieren en in de milt (1) aangemaakt. Deze lymfocyten stromen rond in de lymfe en in het bloed. Zij zijn belangrijk bij de bestrijding van ziekteverwekkers en de productie van afweerstoffen. Hoofdstuk 2 Wat zijn de symptonen van borstkanker? 2.1 verschijnselen
Het belangrijkste verschijnsel bij borstkanker is een knobbeltje in de borst. Ook kunnen daarbij de huid en/ of de tepel ingetrokken zijn, waardoor er een kuiltje in de huid ontstaat. Ook kan er uitscheiding uit de tepel komen, die bloed kan bevatten. De borst kan bovendien pijn doen en rood en gezwollen zijn. Verder kan de huid lijken op een sinaasappel: rood of oranje met kleine putjes. Door de borsten regelmatig zelf te onderzoeken en mee te doen aan bevolkingsonderzoek kan een gezwel vroegtijdig worden opgespoord. Hierdoor verbeteren de kansen op genezing aanzienlijk. 2.2 Borstzelfonderzoek  Ga liggen en plaats een kussen onder uw rechterschouder en plaats uw rechterarm onder uw hoofd.  Gebruik de vingerkussentjes van de drie middenvingers van uw linkerhand om uw rechterborst te onderzoeken op knobbels.  Duw hard genoeg om uw borst goed te voelen.  Werk in een cirkelbeweging en vergeet niet om de volledige borst te bevoelen. Herhaal dit onderzoek op uw linkerborst met de vingers van de rechterhand (plaats het kussen hiervoor onder uw linkerschouder  Herhaal het onderzoek van beide borsten rechtopstaand met telkens één arm achter uw hoofd. Rechtopstaand onderzoek maakt het gemakkelijker om de buitenkant van uw borsten (tegen de oksel) te onderzoeken. Het is een goed idee om dit gedeelte van het zelfonderzoek in de douche uit te voeren omdat sommige veranderingen in de borst gemakkelijker worden gevoeld als de borst nat en ingezeept is.  Tot slot bekijkt u in de spiegel de borsten en let daarbij op kuiltjes in de huid, veranderingen in de tepel, roodheid of zwelling. Bekijk de borsten zowel met de armen opgeheven als met de armen in de zijde
Indien u tijdens het zelfonderzoek veranderingen opmerkt in uw borsten, raadpleegt u daarover best zo snel mogelijk een arts. Hoofdstuk 3 Risicofactoren

3.1 gemiddelde risico bij vrouwen
Soms lees je dat het risico dat een vrouw borstkanker ontwikkelt ongeveer een op acht is. Dit klopt niet helemaal. Het cijfer zou correct zijn als elke vrouw 85 jaar oud werd. De gemiddelde leeftijd van een vrouw is evenwel niet zo hoog. Daaruit kan men concluderen dat het gemiddelde risico om borstkanker te ontwikkelen ongeveer 9 tot 10% is. Dit betekent dus dat per 100 vrouwen er 10 borstkanker zullen ontwikkelen. 3.2 Onbeïnvloedbare risicofactoren
3.2.1 geslacht
Bij borstkanker is het simpele feit een vrouw te zijn, een risicofactor. Borstkanker komt ook voor bij mannen, maar de kans dat de ziekte zich manifesteert, is bij vrouwen ongeveer 150 maal groter dan bij mannen. 3.2.2 leeftijd
De kans op het krijgen van borstkanker neemt toe met de leeftijd. Ongeveer 77% van de vrouwen met borstkanker zijn ouder dan 50. Vrouwen tussen 20 en 29 maken slechts 0,3% van alle borstkankerpatiënten uit. Hieronder volgt een overzicht van het risico per leeftijdsgroep: Leeftijd Aantal gevallen
20 - 29 1 per 2410
30 - 39 1 per 252
40 - 49 1 per 73
50 - 59 1 per 53
60 - 69 1 per 44
70 - 79 1 per 38 < 20 - 80 > 1 per 12
3.2.3 Erfelijkheid
Borstkanker wordt in 5 tot 10 procent van de gevallen door een erfelijke aanleg veroorzaakt. De erfelijke borstkanker onderscheidt zich van gewone borstkanker doordat de ziekte op jongere leeftijd en vaker in beide borsten voorkomt. Bovendien hebben vrouwen met een erfelijke borstkanker meer kans op eierstokkanker. Wanneer borstkanker met deze kenmerken in een familie bij meerdere vrouwen voorkomt, bijvoorbeeld bij twee zussen of bij oma-moeder-dochter dan is het zinvol met een arts te bespreken of erfelijkheidsonderzoek meer duidelijkheid kan verschaffen. Dit moet dan gebeuren bij een Klinisch Genetisch Centrum of via een Polikliniek Erfelijke Tumoren. 3.3 beïnvloedbare risicofactoren
3.3.1 leeftijd bij eerste zwangerschap

Vrouwen zonder kinderen of vrouwen die voor het eerst zwanger worden na de leeftijd van 30, hebben een licht verhoogd risico op het ontwikkelen van borstkanker. 3.3.2 Oestrogeen-inname na de menopauze
Oestrogeenvervangende therapie verhindert de normale afname van het oestrogeengehalte tijdens de menopauze. Daarom heeft een jaar van oestrogeen-inname na de menopauze het effect van een jaar uitstel van de menopauze. 3.3.3 alcoholgebruik
Van alcohol is bekend dat het het oestrogeengehalte tijdens langere periodes hoog kan houden. Dit verklaart waarom vrouwen die veel alcohol verbruiken een hoger risico op borstkanker lopen. Vergeleken bij niet-drinkers, hebben vrouwen die één alcoholische drank per dag gebruiken een kleine verhoging van het risico, diegenen die dagelijks 2 tot 5 alcoholische dranken verbruiken, hebben ongeveer 1,5 maal meer kans op borstkanker. 3.3.4 zwaarlijvigheid
Vetcellen produceren oestrogeen. Vrouwen met veel vet hebben meer oestrogeen in hun bloed en in vette weefsels, zoals de borsten. Daardoor hebben ze dus ook een verhoogde kans op borstkanker. Hoofdstuk 4 Borstkanker bij mannen
4.1 Inleiding
Borstkanker is bij mannen een zeldzame aandoening. Minder dan één procent van alle borstkankergevallen doen zich voor bij mannen. De verhouding is: 150 vrouwen tegenover 1 man. Als men alle kwaadaardige aandoeningen bekijkt waardoor mannen worden getroffen, gaat het minder dan 1 maal op 100 om borstkanker. Omdat het zo zeldzaam is, is borstkanker bij mannen een weinig bestudeerd fenomeen. Het aantal borstkankergevallen bij mannen, was vrij stabiel tot in de late jaren 80. Maar sinds 1991 is er een scherpe toename in het aantal gevallen, om redenen die men nog niet echt heeft kunnen identificeren. Ook bij vrouwen stijgt het aantal gevallen, maar daar is de toename eerder geleidelijk. 4.2 Symptomen van borstkanker bij de man
De gemiddelde leeftijd van diagnose bij de man is 63 jaar, 10 jaar ouder dan de gemiddelde leeftijd bij diagnose van de vrouw. Opvallend is dat er bij vrouwen een "acceleratie" is van het voorkomen van borstkanker in de jaren voorafgaand aan de menopauze: vanaf 38 jaar is er een zeker "overtal" aan borstkankers dat dan weer verdwijnt vanaf ongeveer 50 jaar. Men beschrijft dit als een toename vlak voor de menopauze. Bij de man stelt men dit niet vast omdat er niet zoiets als een menopauze bestaat. Borstkanker bij een jonge man is extreem zeldzaam. Meestal bevindt de tumor zich in de buurt van de tepel(hof), omdat daar het meeste borstweefsel geconcentreerd is. De volgende symptomen worden meestal vastgesteld:  een gezwel (bij 70 tot 90% van de patiënten);  afscheiding uit de tepel (een vroeg symptoom bij 80% van de patiënten). Vooral afscheiding van bloed is een teken aan de wand en moet onmiddellijk worden onderzocht;  afwijkingen aan de tepel of de tepelhof, zoals de tepel die zich terugtrekt of verzwering van de huid (bij ongeveer 20% van de patiënten). Omdat mannen kleine borsten hebben, zou men verwachten dat borstkanker bij hen altijd vroeg wordt vastgesteld. Nochtans is het tegendeel waar. Een verklaring hiervoor is precies de kleine omvang van de mannenborst. Omdat er zo weinig borstweefsel is, ligt een tumor sowieso kort bij het omliggende weefsel: de huid erboven of de borstkas eronder. Daardoor kunnen tumorcellen sneller het omliggende weefsel beginnen aantasten. Veel mensen zijn zich niet bewust van het feit dat borstkanker bij mannen kan voorkomen. De mannenborst wordt dan ook bijna nooit onderzocht, noch door de mannen zelf, noch door hun behandelende artsen. Onderzoek heeft ook uitgewezen dat mannen de neiging hebben om tekenen van borstkanker bij zichzelf te negeren en bezoek aan een dokter liefst zolang mogelijk uitstellen. Voor heel wat mannen is het psychologisch een zeer zware dobber om een "onmannelijke" ziekte als borstkanker bij zichzelf te vermoeden. Hoofdstuk 5 Hoe wordt de diagnose gesteld? Meestal wordt de diagnose gesteld naar aanleiding van een knobbeltje dat de vrouw in haar borst heeft ontdekt. De arts zal dit onderzoek van de borst herhalen en in eerste instantie een röntgenfoto van de borst (een mammografie) laten maken. Bij vrouwen boven de vijftig wordt in Nederland dit onderzoek om de twee jaar gedaan, om borstkanker tijdig op te sporen. Met behulp van een echografie wordt het knobbeltje in beeld gebracht, zodat de arts kan vaststellen of het vocht bevat. Verder zal hij een zogenaamde punctie (biopsie) van het gezwel verrichten. Bij dit onderzoek prikt de arts het knobbeltje met een lange naald aan om iets van de inhoud op te zuigen, hetgeen vervolgens onder de microscoop onderzocht wordt, om te bekijken of het kankercellen bevat. Soms is het niet mogelijk om op grond van deze onderzoeken vast te stellen of het knobbeltje kwaadaardig is. De vrouw wordt dan geopereerd om het gezwel te verwijderen. Pas tijdens of na de operatie kan de chirurg bepalen of het om borstkanker gaat, of niet. Hoofdstuk 6 Soorten borstkanker
6.1 Ductaal carcinoma in situ (DCIS) Ductaal carcinoma in situ (DCIS) is een kanker in een zeer vroeg stadium die ontstaat in een melkgang. Het is niet-invasief, wat dus betekent dat het nog niet buiten de grenzen van de melkgang waarin het is ontstaan is gegroeid. Het kan zich dus ook niet hebben verspreid naar de lymfknopen in de oksel of naar andere delen van het lichaam. Er bestaan verschillende types van DCIS. Als ze niet worden verwijderd, zullen sommige zich ontwikkelen tot een invasief carcinoom, andere zullen nooit naar dit stadium evolueren. Ductaal carcinoma in situ is zeer goed te genezen. 6.2 Lobulair carcinoma in situ (LCIS) Lobulair carcinoma in situ (LCIS) is een niet-invasief gezwel dat ontstaat in een melkklier en (nog) niet buiten de grenzen ervan groeit. Men gaat ervan uit dat LCIS een waarschuwing is voor een verhoogd kankerrisico. Vrouwen die LCIS hebben (gehad), hebben ongeveer 1% kans per jaar dat ze borstkanker ontwikkelen. Deze borstkanker kan zowel een invasief ductaal als een invasief lobulair carcinoom zijn. 6.3 Invasief ductaal carcinoom (IDC) In verder gevorderde stadia, groeien borstkankercellen buiten de grenzen van de melkgangen of melkklieren en beginnen het omliggende weefsel binnen te dringen. Vanaf dat ogenblik wordt de kanker "invasief" of "infiltrerend". Het invasief ductaal carcinoom (ook bekend als infiltrerend ductaal carcinoom) is de meest voorkomende vorm van borstkanker. Meer dan de helft van alle borstkankers behoren tot dit type. Het invasief ductaal carcinoom voelt aan als een harde knobbel (bijna zoals een steen). Het heeft de neiging uit te zaaien naar de lymfknopen in de oksel en heeft de slechtste prognose van alle types ductale carcinomen. 6.4 Medullair carcinoom
Dit type van invasief ductaal carcinoom ziet er op het eerste gezicht mooi begrensd uit, maar verspreidt zich soms naar de lymfknopen. Gezwellen van dit type kunnen groot worden, maar ze hebben een betere prognose dan het invasief ductaal carcinoom. Ongeveer 5 tot 7% van alle borstkankers behoren tot dit type. 6.5 Mucineus of colloïd carcinoom

Dit type van invasief ductaal carcinoom bestaat uit een gelatineachtig gezwel. Het gezwel groeit traag, maar kan op termijn zeer groot worden. Deze vorm van borstkanker heeft een zeer goede prognose. Ongeveer 3% van de borstkankers behoren tot dit type. 6.6 Tubulair carcinoom
Dit type van kanker produceert zeer veel kleine klieren en buisjes die sterk gelijken op de normale melkklieren en melkgangen. Deze kanker zaait zich zelden uit naar de lymfknopen in de oksel en heeft een zeer goede prognose. 6.7 Invasief lobulair carcinoom
Deze kanker ontstaat aan de uiteinden van de melkgangen of in de melkklieren. Ze veroorzaken eerder een algemene zwelling van de borst dan een knobbel. Ongeveer 5 tot 10% van alle borstkankers zijn van dit type. De prognose van deze vorm van borstkanker is iets beter dan die voor invasieve ductale carcinomen. 6.8 Ziekte van Paget
Dit is een zeer zeldzame vorm van borstkanker (ongeveer 1% van alle gevallen). Het verschijnt als een jeukende huiduitslag rond de tepel en de tepelhof, die soms gepaard gaat met vocht- of bloedverlies uit de tepel. De opperhuid van de tepel bevat veelal tumorcellen. De verandering aan de tepel worden in 50 tot 60% van de gevallen veroorzaakt door een onderliggend gezwel in de borst. De prognose van deze vorm is dezelfde als die voor het type tumor dat zich in de borst bevindt. Als er geen onderliggende tumor wordt gevonden, is de prognose gunstig. 6.9 Inflammatoir carcinoom
Dit is de ernstigste vorm van borstkanker. De huid over de kanker gaat ontsteken en zwelt op omdat de lymfvaten van de huid worden geblokkeerd door de kanker. De borst heeft een rode kleur en voelt warm aan, terwijl het onderliggende weefsel hard wordt. Al is de prognose voor deze kankersoort de laatste jaren wel verbeterd door nieuwe behandelingsmethoden, toch blijft het de borstkanker met de minst gunstige prognose. Hoofdstuk 7 Chirurgie
7.1 Inleiding
De behandeling van borstkanker begint meestal met de chirurgische verwijdering van het gezwel. Hiervoor bestaan vandaag twee mogelijkheden:  De tumor wordt verwijderd, met een gedeelte van het omliggende gezonde borstweefsel. De chirurg verwijdert een gedeelte van het omliggende weefsel om er zo zeker mogelijk van te zijn dat alle kwaadaardige cellen die zich reeds rond het gezwel bevinden mee worden verwijderd. Deze vorm van operatie noemt met een borstsparende operatie (lumpectomie).  De hele borst wordt verwijderd (mastectomie). 7.2 Verwijdering van de lymfknopen
In de lymfknopen onder de oksel komen de lymfvaten (dunne buisjes die lymfe vervoeren) van de borst en de arm samen. In de lymfknopen wordt de lymfe gefilterd en nadien weer in de bloedstroom gebracht. De filtering van de lymfe zorgt er bijvoorbeeld voor dat bacteriën afkomstig van een verwonding aan de vinger of kwaadaardige cellen die zich hebben losgemaakt van een tumor niet in de bloedstroom terecht komen. Onafhankelijk van de keuze tussen mastectomie en lumpectomie, zal de chirurg tijdens de operatie steeds een aantal lymfknopen uit de oksel verwijderen. De verwijdering van de lymfknopen heeft een tweevoudig doel:  Vaststellen of er kankercellen aanwezig zijn in de lymfknopen
De aantasting van de lymfknopen is een belangrijke factor bij het bepalen van het stadium waarin de kanker zich bevindt (zie het onderdeel Prognose) en het vastleggen van de vervolgtherapie op de operatie. Zo zal er bijvoorbeeld chemotherapie worden toegediend aan patiënten met aantasting van een of meer lymfknopen en volgt er meestal radiotherapie van de oksel als er vier of meer lymfknopen door kwaadaardige cellen zijn aangetast of als de kanker door het kapsel van de lymfkno(o)p(en) is gegroeid.  Bestrijding van de borstkanker

Indien de lymfknopen zijn aangetast door kwaadaardige cellen, kan de kanker verder groeien in de lymfknopen. Door de verwijdering van de lymfknopen wordt ook de nieuwe kankerhaard (of haarden) verwijderd. Hoofdstuk 8 Welke therapieën zijn er? 8.1 Chemotherapie
8.1.1 Chemotherapie: inzet van celdelingremmende medicijnen
De celdelingremmende medicijnen die bij chemotherapie worden gebruikt noemt men cytostatica. Deze medicijnen komen direct of indirect in de bloedbaan terecht. Van daaruit worden zij verspreid door het hele lichaam en kunnen dus ook kankercellen bereiken. Er is één plaats in het lichaam waar dat niet zo makkelijk gebeurd, namelijk in de hersenen. Dat komt doordat wij een ingebouwd beveiligingssysteem hebben: de bloed-hersenbarrière die ervoor zorgt dat ongewenste stoffen niet in ons hoofd komen. Cytostatica kunnen als tablet worden ingenomen, maar ook worden toegediend via een injectie of een infuus, soms via een implanteerbaar systeem zoals de port-a-cath. Een andere manier van toedienen is een plaatselijk toediening van cystostatica, bijvoorbeeld een blaasspoeling. Cytostatica grijpen in op het ontwikkelingsproces van kankercellen en remmen de celdeling. Er zijn wel meer dan dertig verschillende soorten cytostatica die op verschillende manieren in dit ontwikkelingsproces inwerken. Kankercellen verschillen in hun gevoeligheid voor cytostatica. Om een zo optimaal mogelijk resultaat te bereiken wordt dan ook vaak een combinatie van verschillende medicijnen toegepast. 8.1.2 Bijwerkingen
Cytostatica hebben niet alleen invloed op kankercellen, maar ook op gezonde cellen en dan vooral op de sneldelende cellen. Voorbeelden van deze sneldelende cellen zijn haar- en slijmvliescellen. Bijwerkingen zijn dan ook onvermijdelijk. Maar welke en hoe ernstig en belastend is sterk afhankelijk van de soort medicatie die een patiënt krijgt. Een veelvoorkomende bijwerking is dat patiënten tijdens de behandeling sneller moe zijn. Niet ieder patiënt die chemotherapie krijgt wordt misselijk. En gelukkig zijn er tegenwoordig middelen die in veel gevallen de ergste misselijkheid tegen gaan. Patiënten die chemotherapie krijgen zullen van de specialist een persoonlijk advies krijgen over de bijwerkingen en hoe ze hier mee om kunnen gaan. Tips van een diëtist kunnen ook heel zinvol zijn. Chemotherapie kan als genezende, curatieve, behandeling worden ingezet, bijvoorbeeld bij mannen met zaadbalkanker. Vaker wordt de behandeling gegeven als aanvullende behandeling. Bijvoorbeeld voor of na een behandeling met chirurgie of radiotherapie. Bekend is de chemotherapie als aanvullende behandeling bij borstkanker of dikke darmkanker. Ook het remmen van het ziekteproces en het verminderen van klachten, kunnen met behulp van chemotherapie worden bereikt, bijvoorbeeld bij de ziekte van Kahler. 8.2 Radiotherapie
8.2.1 Radiotherapie
Door middel van straling kunnen kankercellen geheel of gedeeltelijk worden vernietigd. Kankercellen verdragen bestraling slechter dan gezonde cellen. Beschadigde kankercellen herstellen zich niet of nauwelijks. Gezonde cellen herstellen zich meestal wel. Radiotherapie kan op twee manieren worden toegepast, namelijk als uitwendige bestraling en inwendige bestraling.  Bij uitwendige bestraling komt de straling uit een toestel en dringt van buitenaf door tot de (mogelijk aanwezige) kankercellen.  Bij inwendige bestraling wordt radio-actief materiaal aangebracht in of bij de tumor, of in het gebied waar, na de operatie, mogelijk nog kankercellen zijn. De redenen waarom patiënten met borstkanker radiotherapie krijgen, kunnen verschillen. Soms krijgen patiënten een bestralingskuur na een borstamputatie. Deze combinatie van operatie en bestralingskuur is bedoeld om de kans op terugkeer van de ziekte zo klein mogelijk te maken. In sommige gevallen zal bij borstkanker uitsluitend bestraling als behandelmethode worden toegepast. De bedoeling hiervan is zoveel mogelijk kankercellen te vernietigen en de groei van de tumor te remmen. Deze behandeling wordt bijvoorbeeld geadviseerd aan hoogbejaarde patiënten voor wie de narcose bij een operatie een te grote belasting is. Ook als uit onderzoek is komen vast te staan dat er al uitzaaiingen elders in het lichaam zijn, kan uitsluitend een bestralingskuur worden geadviseerd. 8.2.2 Bijwerkingen
Straling heeft niet alleen invloed op kankercellen, maar ook op gezonde cellen in het bestralingsgebied. Patiënten die vanwege borstkanker worden bestraald, zullen in de loop van de kuur merken dat de huid in het bestralingsgebied rood wordt. Bij sommige patiënten ontstaan blaren en gaat de huid open. Doorgaans geneest de huid binnen vier tot zes weken na afloop van de bestralingskuur, ook als de huid open is gegaan. Naast een huidreactie is vermoeidheid een veelvoorkomende bijwerking van een bestralingskuur. Vaak houdt de vermoeidheid aan tot enkele weken na de behandeling
8.3 Hormonale therapie
8.3.1 Hormonale therapie
Bepaalde hormonen die in het lichaam worden aangemaakt kunnen van invloed zijn op de groei van borstkankercellen. Door in te grijpen in de normale verhouding van de verschillende hormonen, is het mogelijk de groei van borstkankercellen te remmen. Een hormonale therapie kan om verschillende redenen worden geadviseerd: als adjuvante therapie om de verdere groei van eventueel bestaande uitzaaiingen te voorkomen, of als palliatieve therapie wanneer er uitzaaiingen zijn. Er zijn verschillende manieren om de verhouding van de hormonen te beïnvloeden. De behandelend arts zal bij iedere patiënte bekijken van welke therapie de beste resultaten mogen worden verwacht. Daarbij speelt het feit of een patiënte nog wel of niet meer menstrueert een belangrijke rol. Bij patiënten die nog menstrueren, wordt de hormonale therapie in het algemeen alleen palliatief toegepast. De behandeling bestaat dan uit het operatief verwijderen van de eierstokken. Deze organen produceren namelijk hormonen die de groei van sommige borstkankercellen stimuleren. 8.3.2 Bijwerkingen
Wanneer de hormonale therapie bestaat uit het verwijderen van de eierstokken betekent dit voor de patiënte dat zij vervroegd in de overgang komt. Net als de natuurlijke overgang brengt dit een aantal vervelende gevolgen met zich mee zoals opvliegingen, overmatige transpiratie en het wisselend warm en koud hebben. De bijwerkingen die optreden bij het gebruik van hormoontabletten kunnen zeer verschillend zijn, afhankelijk van de samenstelling van de tabletten. Patiënten die voor het eerst een hormonale behandeling krijgen zullen vaak zogeheten "anti-oestrogenen" gaan gebruiken. Deze medicijnen geven bijna geen bijwerkingen. Hoofdstuk 9 Uitzaaiingen

Kwaadaardige cellen hebben het vermogen binnen te dringen in andere weefsels. Zo kan de oorspronkelijke tumor groeien in een bloedvat of een lymfvat. Door de druk van de hen omringende stroming is het mogelijk dat enkele cellen loskomen van de oorspronkelijke tumor en dat ze worden meegevoerd met het bloed of de lymfe naar andere plaatsen in het lichaam. Daar kunnen ze zich nestelen en gewoon verder gaan met zich te delen. Ze vormen dus een nieuw gezwel elders in het lichaam. Dit noemt men uitzaaiingen of metastasen. De kanker die aldus ontstaat, noemt men secundaire kanker. Borstkanker heeft het vermogen zich uit te zaaien naar heel wat organen, maar als er zich uitzaaiingen ontwikkelen, is dat meestal in:  de botten;  de lever;  de longen;  de hersenen. Als iemand uitzaaiingen ontwikkelt, blijven deze meestal niet beperkt tot één orgaan, maar duiken er verschillende uitzaaiingen op in verschillende organen. Als er zich uitzaaiingen openbaren, gebeurt dit bij 80% van de patiënten binnen 5 jaar na hun eerste diagnose. Bij 90% van de patiënten gebeurt het binnen 10 jaar. Uitzonderlijk komt het voor dat er zich nog uitzaaiingen manifesteren meer dan 10 jaar na de eerste diagnose. Kanker die zich heeft uitgezaaid, blijft een kanker van de plaats waar de ziekte oorspronkelijk ontstond. Borstkanker die zich heeft uitgezaaid naar de longen wordt geen longkanker, maar blijft borstkanker. Immers, de cellen blijven nog steeds de meeste kenmerken van borstcellen bewaren. Hoofdstuk 10 terugkeer van borstkanker
10.1 Lokale terugkeer van borstkanker
Met lokale terugkeer van borstkanker bedoelen we dat er zich na de oorspronkelijke behandeling met chirurgie, radiotherapie, chemotherapie en/of hormoontherapie toch een nieuw gezwel ontwikkelt in dezelfde borst. Als zich een nieuw gezwel ontwikkelt, wijst dit erop dat een aantal kwaadaardige cellen kans hebben gezien de oorspronkelijke chirurgische en radiotherapeutische behandeling te overleven. Ze zijn in de borst achtergebleven en zijn zich gewoon blijven delen. Op het ogenblik dat de lokale terugkeer (ook recidief genoemd) wordt vastgesteld, is het aantal kwaadaardige cellen talrijk genoeg om te kunnen worden opgespoord. Bij iemand die borstkanker heeft gehad is het risico op een tweede borsttumor minstens 4 maal hoger dan het risico op een eerste borsttumor bij de gemiddelde vrouw. De oorzaken en prognose bij een tweede tumor zijn meestal gelijk aan die bij een eerste borsttumor. 10.2 lokale terugkeer na lumpectomie
Een lokale terugkeer van borstkanker doet zich vaker voor na een chirurgische behandeling met lumpectomie (borstsparende ingreep) dan na een mastectomie. Om de kans op terugkeer na een borstsparende operatie te verkleinen wordt na de operatie meestal radiotherapie toegepast. Dat lokale terugkeer vaker voorkomt, betekent echter niet dat de prognose van een borstsparende behandeling slechter zou zijn dan na een volledige wegname van de borst. Meestal is een lokale terugkeer na een lumpectomie namelijk vlot te behandelen met een mastectomie en met hetzelfde eindresultaat (prognostisch) tot gevolg. Een lokale terugkeer na een lumpectomie wordt meestal vastgesteld 1 tot 6 jaar na de oorspronkelijke behandeling, meestal in het borstweefsel in de onmiddellijke omgeving van de plaats waar de eerste tumor zich bevond. Het komt slechts zelden voor dat een lokaal recidief zich ontwikkelt in de huid of de lymfknopen. Het feit of de oorspronkelijke borstkanker zich al had verspreid naar de lymfknopen lijkt geen rol te spelen in de kans op de ontwikkeling van een recidief. Het komt wel vaker voor bij grotere tumoren. De behandeling van lokaal terugkerende borstkanker is anders omdat een aantal van de oorspronkelijke behandelingsopties reeds zijn gebruikt. Een nieuwe lumpectomie behoort zelden tot de mogelijkheden. De reden hiervoor is dat op het bestraalde weefsel moeilijker kan worden geopereerd. Het resultaat is meestal niet goed: na twee wegnames van weefsel in dezelfde borst is een goede hermodellering bijna onmogelijk. Er kunnen ook wat langer wondproblemen zijn na een tweede radiotherapie. Een mastectomie is het chirurgisch alternatief. Afhankelijk van het stadium van het lokaal recidief kan ook radio- of chemotherapie supplementair aangewezen zijn. Een klassieke bestraling behoort echter niet meer tot de mogelijkheden, zodat alleen speciale bestralingsmethodes nog in aanmerking komen. Indien geen uitzaaiingen worden vastgesteld, wordt meestal geen chemotherapie toegediend. 10.3 Lokale terugkeer na mastectomie
Na een mastectomie blijven er meestal geen kwaadaardige cellen achter in het weefsel, maar af en toe doet het zich toch voor. Omdat de borst zelf werd verwijderd, zijn de kwaadaardige cellen nu gaan groeien in de overblijvende huid van de borstwand, de lymfknopen onder de arm of onder het borstbeen. Op deze plaatsen zijn de cellen veel moeilijker te bestrijden dan in de borst zelf. Lokale terugkeer na een mastectomie doet zich meestal voor in de eerste 2 jaar na de oorspronkelijke behandeling. De kans op de ontwikkeling ervan is groter als tijdens de eerste borstkanker uitzaaiing naar de lymfknopen werd vastgesteld. Als er lokale terugkeer na een mastectomie is, betekent dit vaak (maar zeker niet altijd) dat er zich ook uitzaaiingen van de oorspronkelijke borstkanker zullen openbaren. Na een mastectomie zijn de symptomen van een lokale terugkeer: al of niet donker verkleurde knobbels onder de huid of andere veranderingen in de huid, of gezwollen lymfknopen. De behandeling van deze terugkerende borstkanker hangt af van de oorspronkelijke behandeling. Meestal worden de gezwellen chirurgisch verwijderd en indien mogelijk wordt het weefsel nadien bestraald. In sommige gevallen wordt ook chemotherapie en/ of hormoontherapie gebruikt.

REACTIES

C.

C.

hey Elsje,
het is een goed werkstuk alleen beetje erg lang en best wel veel moeilijke woorden maar voor de rest is het wel goed!! xies

23 jaar geleden

A.

A.

Hoi Elsje,
wij zijn aan het zoeken voor een onderwerp voor het profielwerkstuk en we zagen dit werkstuk van jou. Het lijkt ons erg interessant. We willen graag weten waar je de informatie vandaan hebt gehaald. Voor welk vak heb je trouwens gekozen? Heb je het ook met andere vakken gecombineerd?
Groetjes,
Annemiek en Mina.
Alvast bedankt.

22 jaar geleden

S.

S.

Hoi elsje.
Hartstikke bedankt voor je kei goeie werkstuk over borstkanker.
Ik heb er erg veel aan gehad
Ik zit zelf in Havo 4 en heb voor het vak ANW een werkstuk moeten maken over een ziekte
Ik wilde het doen over borstkanker en vond jou werkstuk perfect om te doen.
Nogmaals bedankt dus
xxx sabrina

22 jaar geleden

E.

E.

hey!!!

je verslag over borstkanker vond'k erg goed.
ik had alleen de cellulaire kant van borstkanker nodig en daar ging het niet over in jou veslag.
toch wilde ik ff laten weten dat het een heel goed en uitgebreid verslag is.
veel succes met andere verslagen die je moet maken voor school.

=xxx=

Evelien.

21 jaar geleden

O.

O.

ik heb je werkstuk vluchtig doorgelezen en er ontbreekt het een en ander. Je hebt het bij het ontstaan van kanker helmaal niet over mutaties en bij de bijwerkingen van chemotherapie heb je het niet over de haaruitval. Verder vind ik je werkstuk erg goed, een heel overzichtelijke opbouw!

21 jaar geleden

J.

J.

hij is goed he
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

20 jaar geleden

K.

K.

Hallo!
ik vindt het een te goede werk stuk en ik ga er een presentatie mee houden ik hoop dat ik er een goede punt voor haal THX.

19 jaar geleden

M.

M.

hoi hoi ik heb heyt gesien en ik vid het wel heel erg leuk maar ik wil graag weten waar je al die infroamtie vandan hebt..?

19 jaar geleden

J.

J.

Wat een mooi en goed werkstuk!! We kunnen er veel van leren!! Gr.....

11 jaar geleden

P.

P.

Ik vond deze werkstuk interesant en begrijpend

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.