Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Economische crisis in zeventiende eeuws Europa?

Beoordeling 7.5
Foto van Simon
  • Opstel door Simon
  • 1e klas wo | 1659 woorden
  • 13 maart 2003
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
32 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding Het zal vele Nederlanders met de gedachte `de zeventiende eeuw is de gouden eeuw' vermoedelijk raar in de oren klinken, maar sinds de jaren 1950 wordt de zeventiende eeuw door economische historici beschouwd als een periode van crisis. Deze eeuw wordt gekenmerkt door een terugval, stagnatie, of in ieder geval een afname van de groei van de economie, volgens historici als Mousnier en Hobsbawm. Nieuwe ideeën worden wel vaker gekenmerkt door iets te robuuste uitspraken, net wat te simpele stellingen en al dan niet te stellige onderzoekers. Zo ook nu. Er vallen nogal een aantal kanttekeningen te plaatsen bij de gedachte dat het Europa van de zeventiende eeuw een periode van economische crisis kende. Ten eerste waren er grote verschillen tussen de verschillende delen van Europa. Al zal er een niet te miskennen verband bestaan tussen de economische ontwikkelingen in -bijvoorbeeld- Napels en Amsterdam, vier eeuwen geleden waren dit twee verschillende werelden die beiden een aparte geschiedenis kennen. Een ander punt van kritiek is dat er verschillen bestaan tussen de verscheidene delen van het besproken tijdvak. Deze twee punten van kritiek zijn samen te vatten in de gedachte dat een algemene uitspraak over de economie van een geheel werelddeel in de loop van een totale eeuw nooit bestempeld kan worden als één periode van crisis: de economie in het Amsterdam van 1610 is de economie in het Napels van 1690 niet. Ten slotte valt op te merken dat elke uitspraak over de zeventiende eeuwse economie gebaseerd moet zijn op vermoedens en gissingen, wegens het grote tekort aan relevante bronnen: de besproken eeuw valt zogezegd in het `pre-statistische' tijdperk. We weten er dus gewoon veel te weinig vanaf om een goed beeld te krijgen van welk geheel dan ook. Maar een tekort aan statistische bronnen uit de zeventiende eeuw maakt het voor de historicus misschien juist wel extra interessant om naar de economische situatie in deze eeuw onderzoek te doen. In het hierop volgende wordt respectievelijk de demografische, agrarische, commerciële en industriële situatie besproken, alvorens een uitspraak te doen over de -al dan niet- aanwezige economische crisis. Omdat we het niet laten kunnen. Demografie Volgens historici bestaat er een relatie tussen de bevolkingsgroei en de staat van de economie. Dat wil zeggen dat historici er vanuit gaan dat als het goed gaat met de economie, de bevolking toeneemt. En andersom. Gedurende de zeventiende eeuw is er sprake van een bevolkingsafname, een stagnatie of in ieder geval een verminderde toename - over het afzwakken van een stelling gesproken. Deze afzwakking is nodig, omdat er nogal wat verschillen bestaan tussen de aparte delen van Europa. Gedurende de eeuw nam in het Mediterraan gebied (Spanje, Portugal, Italië) de bevolking met vier procent af, in centraal Europa (Frankrijk, Zwitserland, Duitsland) is er sprake van een groei van drie procent en in Noordwest Europa (Groot-Brittannië, Lage Landen, Scandinavie) neemt de bevolking toe met een goeie 34 procent. Deze cijfers zijn gebaseerd op de beperkte statistieken die we hierover hebben en het ontbreken van zulke cijfers in Oost-Europa heeft tot gevolg dat we daar echt geen uitspraak over kunnen doen. Zelfs als er een direct verband bestaat tussen economie en demografie, kan er niet gesteld worden dat geheel Europa zich in een periode van crisis bevond. Al neem je het Mediterraan gebied als uitgangspunt (afname 4 procent) - dan nog is crisis een groot woord voor een bevolkingsafname (en daaraan gerelateerd de economische krimp) van 0,04% per jaar. Opvallend is wel het contrast met de voorgaande eeuw. De zestiende eeuw was een periode van enorme groei en aan het begin van de zeventiende eeuw nam deze, in ieder geval in het Mediterraan gebied, snel af. De verklaring voor de afname van de bevolking kan verklaard worden volgens het Malthusiaans model: door de enorme bevolkingsgroei in de zestiende eeuw ontstond er een schaarste aan producten, waardoor de arme boerengezinnen simpelweg niet overleefden. Mogelijk hebben de verschillende plagen en misoogsten het laatste zetje gegeven. Agrarisch Conclusies over de agrarische situatie kunnen we trekken uit informatie over oogst-opbrengsten en de handel in maïs. Deze cijfers zijn echter zo beperkt, dat er getwijfeld kan worden aan de uitkomst. Uit onderzoek blijkt dat er sprake is van een keerpunt aan het begin van de zeventiende eeuw, maar tevens dat er nogal wat verschillen bestaan tussen de aparte delen van Europa. Deze verschillen kunnen verscheidene verklaringen hebben. De Dertigjarige oorlog (1618-48) was bijvoorbeeld een hoogst destructieve factor in Duitsland, maar ook in andere landen waren burgeroorlogen die de agrarische productie drukten. Een reden voor afname kan ook zijn dat er minder vraag was door de bevolkingsafname. Een aansprekende verklaring die meer betrekking heeft op de lange termijn, is de klimatologische verandering die gedurende de zeventiende eeuw optrad. De eeuw kende een uitzonderlijk groot aantal natte zomers en zeer koude winters, welke veel misoogsten tot gevolg hadden. Deze misoogsten kunnen vervolgens de dood van de armen betekend hebben, waardoor het daaropvolgende seizoen wederom minder vraag was naar producten. Dit zou dan de economische crisis, voor zover je daarvan mag spreken, verergerd hebben. Commercieel Een in het verleden door historici veel genoemde oorzaak achter de economische crisis, was de afname van de import door Spanje van Zuid-Amerikaans zilver. Dit argument wordt echter door velen van de tafel geveegd, omdat waar de ene handelsstaat instort, er altijd weer een andere klaar staat om deze handel over te nemen. Zo ging het in Spanje berg afwaarts gedurende de zeventiende eeuw en waren de Lage Landen en Engeland (Amsterdam en Londen) gewillig om deze taak over te nemen. Een ander veel genoemde oorzaak voor de problemen in de commerciële wereld, is het tekort aan circulerend geld dat destijds geheerst zou hebben, mede door de eerder genoemde afname van de zilverimport uit Zuid-Amerika. Anders gezegd: er was niet voldoende olie om de motor goed te laten draaien. Hoe aansprekend het idee ook klinkt, een onbetwistbare uitspraak hierover is simpelweg onmogelijk. We hebben daar te weinig gegevens over de circulatie van geld (zilver, goud en mogelijk bankbiljetten) voor. Er zijn gegevens over wat er wanneer waarvandaan geïmporteerd werd en waar het vervolgens in welke mate heen ging. Een interessante theorie, die echter geheel niet gestaafd kan worden. Industrieel De invloed van de oorlogen op de industrie is niet eenduidig. Enerzijds richtte het (lokaal) een enorme ravage aan, anderzijds ontstond er een grote op de oorlog gerichte industrie en was het (inmiddels professionele) leger één van de belangrijkste werkgevers. Het grote probleem dat de grootschalige oorlogvoering met zich meebracht, waren de enorme kosten voor de overheid die eraan verbonden zaten. Om dit alles te financieren werd de belasting eindeloos opgevoerd, grotendeels ten koste van het armste deel van de bevolking. Dit bevolkingsdeel zou daar zwaar onder te lijden hebben gehad, wat uiteindelijk ook ten koste gaat van de economie. Het punt van de verhoogde belastingen om de oorlog te financieren, valt onder de noemer van het absolutisme. Gedurende de zeventiende eeuw exploiteerde de overheid haar bevolking in steeds grotere mate, met als gevolg een verslechterde economie. Een interessante stelling, zeker gezien het feit dat het handelscentrum van deze eeuw zich bevond in een gebied waar geen sprake was van centralisering - de Nederlandse republiek. Conclusie Ook tegenwoordig is het moeilijk om een duidelijke verklaring voor een economische malaise te geven. De wereldeconomie is zoonmogelijk is te zeggen waar het probleem ligt. In het onderzoek naar de economie van de zeventiende eeuw, is het helemaal moeilijk om oorzaken aan te duiden binnen dit complexe geheel van al deze met elkaar in verband staande krachten, omdat we zo verdraaid weinig bronnen hebben die ons hierin de helpende hand bieden. Het is dus ook moeilijk om aan te geven wat nou precies wat veroorzaakte: was het de afnemende bevolking die de economie deed stagneren, of was het de stagnerende economie die de bevolking deed afnemen? Waarschijnlijk is er sprake van een wisselwerking. Daarbij komt ook nog dat de verschillende landen, en de provincies daarbinnen, veelal te maken hadden met verschillende omstandigheden, zij het op agrarisch, economisch, politiek, industrieel of commercieel gebied. Wil je toch een oordeel geven over deze ingewikkelde kwestie, dan zal het meeste aannemelijke zijn om te zeggen dat: zeker in vergelijking met de zestiende eeuw de economische situatie in de zeventiende eeuw in Europa als geheel niet zeer florissant was. Crisis lijkt een te zware term om de economische situatie van deze eeuw mee te bestempelen. De Nederlanders die het idee hadden dat de zeventiende eeuw de gouden eeuw was, hoeven daar niet aan te twijfelen. Van de drie auteurs, Steensgaard, De Vries en Kriedte, aan de hand van wiens artikelen deze essay geschreven is, kan ik me het meest vinden in de conclusie van Steensgaard (waarmee mijn conclusie in essentie het meest overeenkomt). Terwijl elke auteur een complexe uitleg geeft en vele verschillende argumenten noemt, ligt bij Steensgaard de nadruk op de invloed van de belastingen, bij De Vries op de verschuiving van de markt naar Noordwest Europa en Kriedte ziet de agrarische problemen als de bron van de economische crisis. Wat deze verklaringen betreft, ben ik meer de man van de middenweg. De invloed van de absolutistische politiek zie ik als belangrijk, maar daarmee zeg ik zeker niet dat andere verklaringen niet kloppen. Alle gegeven verklaringen spreken mij aan en ik ben van mening dat de complexheid van het geheel benadrukt moet worden. Al heb ik wel een punt van kritiek op de discussie. Er is gezegd de zeventiende eeuw in de geschiedschrijving beschouwd als een tijdvak zonder eigen gezichtie niets meer is dan een willekeurige nummering van de jaartallen) een eigen gezicht moet hebben. Volgens mij is het historisch onjuist om als uitgangspunt voor een onderzoek het zoeken naar een eigen gezicht voor een eeuw te hebben. Het lijkt me verstandiger om in perioden en golven te denken: deze kunnen in lengte van elkaar verschillen, in elkaar over- en langs elkaar heen lopen. Crisis in de zeventiende eeuw? Het zal wel, kunstmatige door mensen verzonnen term.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Simon