Het verhaal speelt zich voornamelijk af in Morea, enkele stukken spelen zich af in Paravion. Paravion wordt naarmate je verder leest wel steeds vaker beschreven. De ruimte waar de hoofdpersoon zich bevindt, wordt wel altijd erg uitgebreid beschreven. De fysieke kenmerken worden dan in detail uitgewerkt. De ruimte heeft wel vaak te maken met de sfeer die het verhaal op dat moment heeft. Een voorbeeld hiervan is als de jonge Baba Baloek het meisje Sofia aan het water steeds ontmoet. Het is zijn favoriete plek. Het beekje kabbelt door deze vallei, er staan vijgenbomen en andere planten die met veel bewondering worden aanschouwd door zowel de verschillende generaties Baba Baloeks, maar ook andere personages zoals Cheira en Heira. Er wordt dus gebruik gemaakt van belangenruimtes.
Er wordt gebruik gemaakt van een auctoriaal vertelperspectief.
De schrijver heeft een vrij aparte schrijfstijl, naar mijn mening. Er wordt heel dromerig en sprookjesachtig verteld, waardoor het lijkt alsof het een soort fantasiewereld is. Ook de woorden die gebruikt worden kende ik niet allemaal. Deze moeilijkheid was niet zodanig dat ik er helemaal niks van begreep, maar het zorgde er wel voor dat ik sommige alinea’s een tweede keer moest lezen.
Onzichtbare koperslagers sloegen het metrum van een ongehoord gedicht. De geur van zaagsel en citroenhout kwam als de geur van nieuwgeboren leven uit de hoek van het timmermansgilde. Caleidoscopen dansten verblindend in de kiosken van juweliers. (…)
Niet alleen het woordgebruik zelf was bijzonder, ook de zinsbouw vond ik bijzonder. De schrijver zet woorden in een volgorde die niet zo voor de hand liggend is, maar dit zorgt wel voor mooie zinnen.
Fabel en sujet zijn in dit verhaal hetzelfde, doordat het verhaal in chronologische volgorde wordt verteld.
Het verhaal begint in medias res. Het verhaal begint midden in het leven van vader Baba Baloek. Aan de andere kant zou je ook kunnen zeggen dat het verhaal nog vrij dicht bij het ‘echte begin’ van start gaat. Vader Baba Baloek vertelt namelijk dat zijn vader de bij de eerste generatie van migranten naar Paravion hoort. Hierna volgen de andere generaties, en dus de andere Baba Baloeks. Het belangrijkste onderwerp van het boek is de migratie dus wat dat betreft begint het vrijwel vooraan.
Het einde van het boek heb ik uit mezelf echt niet begrepen. Met de bronnen die ik heb bestudeerd, begrijp ik het nu wel meer, hoewel ik er zelf echt nooit op gekomen zou zijn. Het eindigt met de jongste Baba Baloek. Hij wordt niet toegelaten tot Paravion door de poortwachters want, zeggen de poortwachters: ‘Meneer, u bent een uil.’ De uil komt verschillende keren terug in het boek. De symboliek van de uil wordt ook uitgelegd. De uilen staan voor de zielen van de overledenen. Men die Paravion niet bereikt, blijft ronddrijven in het stuk zee tussen Morea en Paravion, namlelijk de Nevelzee. Het uiltje Senoenoe, en de uilen die aan de amstel zitten. Ik snapte echter de link tussen dit motief en het einde niet. De bron zegt echter het volgende:
Het betreft hier de jongste Baba Baloek, die eveneens zijn moederland heeft verlaten om de Westerse wereld op te zoeken, maar als hij aan de ‘poortwachters’ aan de grens al vraagt waar het theehuis is waar zijn landgenoten zitten, betekent dat dus dat hij eigenlijk gevangen raakt tussen twee werelden waaraan hij niet echt deelneemt. Hij is daardoor net zo dood als al die drenkelingen die sterven tussen Marokko en Europa. Bouazza zelf gaat zelfs nog een stukje verder. Hij heeft namelijk verklaard dat de Moreaanse mannen in het theehuis van Paravion ook verdronken uilen zijn omdat ze weigeren om in de nieuwe cultuur een constructieve plek te zoeken en omdat ze blijven dromen van een Marokko dat ze ooit verlaten hebben en dat niet meer bestaat omdat ook daar de tijd verder gaat.
www.scholieren.com
Het einde is wel een gesloten einde. De schrijver heeft zijn punt gemaakt, en daarmee is het boek afgelopen. Baba Baloek wordt niet toegelaten tot Paravion, dus het verhaal zal niet verder gaan. Het enige wat je nu niet weet is wat Baba Baloek nu gaat doen. Dit is echter niet echt van belang voor de lezer, omdat het verhaal met de diepere betekenis nu eigenlijk wel afgelopen is.
Het belangrijkste onderwerp is migratie. De mannen uit Morea verlaten hun vertrouwde omgeving om in het aantrekkelijke Paravion te gaan wonen. Hierbij komen uiteraard weer een hoop andere onderwerpen aan bod, zoals cultuurverschillen, integratie, segregatie en de multiculturele samenleving. De mannen willen namelijk niet integreren, ze blijven zich afkeren tegen de dominante cultuur in Amsterdam, en mengen zich niet tussen andere culturen. Dit gaat dus over de multiculturele samenleving in Nederland.
De titel is makkelijk te verklaren. Alle mannen uit Morea migreren naar Paravion.
Het boek bevat verschillende motieven. De uil komt bijvoorbeeld vaak terug, zoals ik al eerder beschreven heb. Een ander motief is verschillendheid. Verschillen tussen man en vrouw, tussen verschillende culturen en tussen mensen in een groep. Nog een ander motief is seksualiteit. De vrouwen uit Morea worden steeds brutaler en uitdagender, vooral op seksueel gebied. Ze gaan mannen versieren en geven Baba Baloek een seksuele ‘opleiding’. Dit heeft ook weer te maken met het thema verschil. Nadat de mannen weg zijn gaan de vrouwen zich anders gedragen, en veranderen de oude tradities wat betreft seksualiteit.
Het verhaal heeft een duidelijke thematische laag. De schrijver wil een punt maken wat betreft de migranten in Nederland. Hij heeft commentaar op de integratie van allochtonen in Nederland. Hij beschrijft uitgebreid hoe de mannen uit Morea zich afzetten tegen de cultuur en alleen maar met elkaar in hetzelfde theehuis zitten.
- Intertekstualiteit en poëtica
Er is geen sprake van intertekstualiteit, wel van poëtica. De schrijvers mening over migratie, cultuurverschillen, verhoudingen tussen mannen en vrouwen en andere onderwerpen schemert vaak door in het boek. Ook minder moeilijke onderwerpen zou je kunnen beschouwen als een persoonlijke opvatting van de schrijver. De manier waarop hij vrouwen beschrijft, de natuur van Morea en het uiterlijk van Paravion, zouden beïnvloed kunnen zijn door de visie van de schrijver zelf.
Dit boek vond ik eigenlijk niet zo leuk. Ik vond het erg langdradig. Er zat weinig pit in, en het verhaal liep niet zo snel. De gebeurtenissen en de omgeving werden zodanig uitgebreid beschreven, dat ik mijn aandacht vaak al gauw verloor. Dit boek was beduidend anders dan andere boeken die ik gelezen heb die ik wel ontzettend mooi vond. Ondanks dat het voor mij niet zo leuk was, denk ik wel mijn horizon verbreed te hebben. De schrijfstijl was heel anders en erg bijzonder, waar ik dan wel weer van heb kunnen genieten. De dromerige en sprookjesachtige sfeer die met het taalgebruik gecreëerd werd, sprak mij erg aan. Ook ben ik veel nieuwe woorden tegengekomen. Ik vond het erg leuk om te zien hoe je op verschillende manieren dezelfde dingen kan beschrijven, en dat de voor de hand liggende manier niet altijd de leukste is.
D. secundaire literatuur
Juist op het moment dat Hafid Bouazza het verfoeide etiket ‘migrantenschrijver’ definitief van zich leek te hebben afgeschud met zijn complexe roman Salomon, zijn vertalingen van onder meer ShakespearesOthello, zelfs door het schrijven van een kameropera, verscheen zijn nieuwe roman Paravion, een verhaal over migratie naar verre oorden met alle gevolgen van dien voor het individu en het thuisfront. Dat lijkt misschien een vreemd manoeuvre voor iemand die zich bij herhaling tegen het label ‘migrantenschrijver’ verzet heeft, maar met Paravion bewijst Bouazza dat je over migratie kunt schrijven zonder dat je daarmee je werk automatisch inperkt tot je eigen achtergrond. Als Bouazza schrijft over migratie, dan gaat het hem niet om het registreren of vastleggen van migratie an sich, maar juist om migratie als fenomeen onder de loep te nemen. Dat heeft kennelijk ook de jury ingezien van de Gouden Uil Literatuurprijs 2004. Op 20 maart 2004 reikte zij de Gouden Uil van dat jaar uit aan Bouazza voor zijn jongste boek.
Op het eerste gezicht lijkt Paravion terug te keren naar de wereld van Bouazza's debuut De voeten van Abdullah. Een groot deel van het verhaal speelt zich af in Morea, een land dat erg Marokkaans aandoet. De mysterieuze stad Paravion die soms door de bewoners van Morea te zien is in de middagschittering, heeft wel heel veel weg van Amsterdam; door de stad stroomt een rivier die Amstel heet. Het grote verschil met Bouazza's debuut is dat in De voeten van Abdullah migratie een bijzaak is, terwijlParavion er nadrukkelijk op inzoomt.
De roman begint met een oproep: ‘Luister’. Het lijkt echter raadzaam niet alleen de oren maar alle zintuigen open te gooien om het verhaal van Baba Baloek, zijn zoon Baba Baloek en de mannen en vrouwen van de Abqarvallei goed te kunnen ontvangen. Het verhaal begint met het vertrek van Baba Baloek naar de stad Paravion. Zijn vader is hem voorgegaan en alhoewel hij de brief van zijn vader nooit heeft gelezen, weet de zoon dat ook hij naar Paravion moet vertrekken nu er droogte heerst in de vallei. Paravion ontleent zijn naam aan de luchtpoststicker die door de thuisblijvers wordt misverstaan als de naam van de stad. Baba Baloek wilde in stilte vertrekken, maar zo werkt het niet in het dorp en dus stappen alle mannen op hun vliegende tapijten op zoek naar welvaart. Alle vrouwen blijven zwanger achter, zo ook Baba Baloeks vrouw, Mamoerra. Zij baart een zoon, die ook Baba Baloek wordt genoemd. Alle andere vrouwen van het dorp schenken het leven aan dochters (‘De geboorte van de dochters werd niet gevierd door de moeders’, p. 41). Omdat zijn moeder in het kraambed is overleden wordt Baba Baloek opgevoed door Siamese tweelingheksen. Hij wordt geitenhoeder. Nadat hij van een mysterieus meisje zijn eerste liefdeslessen heeft ontvangen, ontpopt de door alle andere jongens van het dorp gepeste Baba Baloek zich als de liefdesknaap van de meisjes van de Abqarvallei. Een periode van voorspoed en vrijheid breekt aan.
Ondertussen hangen de mannen in Paravion wat rond in hun theehuis, vreemdelingen in een vreemd land. Sommigen van hen proberen de verveling en hun nostalgische verlangens te verdrijven door het aan te leggen met de vrouwen van Paravion maar dat is geen succes. Met de naderende winter en het morele verval dat als een besmettelijke ziekte ook onder de mannen toeslaat, besluiten ze terug te keren naar Morea om geschikte bruiden te importeren. Dit terwijl ze eigenlijk weten dat terugkeer onmogelijk is.
Het mag duidelijk zijn, Paravion is een veel te gecompliceerd verhaal om in een paar regeltjes samen te vatten. Wat al wel in het oog springt, is dat Bouazza in Paravion de realiteit van migratie en de pastorale literaire traditie door elkaar weeft. De overeenkomst tussen migratie, het zoeken naar voorspoed en geluk op een andere plaats, en de pastorale traditie, het ontsnappen aan de benarde positie in de werkelijkheid door te zoeken naar vrijheid en harmonie in de verbeelding, ligt wellicht voor de hand. Toch is er ook een belangrijk verschil. Het pastorale verlangen is een verlangen naar een andere wereld, een andere wereldorde, terwijl het migratieverlangen wordt ingegeven door een behoefte aan ‘meer van hetzelfde’ zoals de mannen in het theehuis in Paravion laten zien. Hun streven is er vooral op gericht de status quo te handhaven, maar dan wel in het bezit van een dure auto.
Het lijkt erop dat de vrouwen na het vertrek van de mannen een soort paradijs weten te stichten. De mannen daarentegen blijven tijdens hun zoektocht naar voorspoed slechts gevangen in hun androcentrische principes en bereiken niets. Dit lijkt een fraaie tegenstelling die door Bouazza echter niet intact wordt gelaten. Er springen barstjes in dit verhaal, juist daar waar Bouazza een aantal regels leent van Theocritus, de aartsvader van de herderspoëzie. Bouazza incorporeert een aantal regels uit Idylle 10 (‘De maaiers’) in een oogstscène in de vallei. Binnen het werk van Theocritus vormt deze idylle een soort ironisch commentaar op wat later de pastorale ideologie zal worden. Bucaeus is de verliefde boerenknecht die zich door zijn verlangen laat afleiden van zijn werk. Zijn vriend Milon wijst hem erop dat er gewerkt moet worden in deze wereld. Aan deze dialoog geeft Bouazza een interessante draai. In het origineel spreekt Bucaeus over een verlangen naar een geliefde terwijl Bouazza zijn Boekaeus laat verlangen ‘weg te gaan’ (p. 201). Maar zijn vrouw roept hem tot de orde: ‘Kom, hou op met dromen en ga weer aan het werk.’ (p. 201). De paradijselijke vrijheid wordt ingeperkt juist door een verbod op dromen over ‘ver weg’. Zo gebruikt Bouazza Theocritus zelf om de illusie van het ideale pastorale plaatje te doorbreken, om barstjes te slaan in de te eenvoudige tegenstelling tussen paradijselijke natuur gedomineerd door vrouwen en de corrupte, ‘mannelijke’ civilisatie.
Het lijkt erop dat de vrouwen na het vertrek van de mannen een soort paradijs weten te stichten. De mannen daarentegen blijven tijdens hun zoektocht naar voorspoed slechts gevangen in hun androcentrische principes en bereiken niets. Dit lijkt een fraaie tegenstelling die door Bouazza echter niet intact wordt gelaten. Er springen barstjes in dit verhaal, juist daar waar Bouazza een aantal regels leent van Theocritus, de aartsvader van de herderspoëzie. Bouazza incorporeert een aantal regels uit Idylle 10 (‘De maaiers’) in een oogstscène in de vallei. Binnen het werk van Theocritus vormt deze idylle een soort ironisch commentaar op wat later de pastorale ideologie zal worden. Bucaeus is de verliefde boerenknecht die zich door zijn verlangen laat afleiden van zijn werk. Zijn vriend Milon wijst hem erop dat er gewerkt moet worden in deze wereld. Aan deze dialoog geeft Bouazza een interessante draai. In het origineel spreekt Bucaeus over een verlangen naar een geliefde terwijl Bouazza zijn Boekaeus laat verlangen ‘weg te gaan’ (p. 201). Maar zijn vrouw roept hem tot de orde: ‘Kom, hou op met dromen en ga weer aan het werk.’ (p. 201). De paradijselijke vrijheid wordt ingeperkt juist door een verbod op dromen over ‘ver weg’. Zo gebruikt Bouazza Theocritus zelf om de illusie van het ideale pastorale plaatje te doorbreken, om barstjes te slaan in de te eenvoudige tegenstelling tussen paradijselijke natuur gedomineerd door vrouwen en de corrupte, ‘mannelijke’ civilisatie.
Paravion is een prachtig, raadselachtig boek. Aan de ene kant nodigt het de lezer uit het verhaal te lezen en te interpreteren als ware het een allegorie of een uitgebreid raadsel. Maar ‘kloppen’ doet het niet. Aan de andere kant drukt de betoverende, sensuele taal juist de drang tot verklaren en uitleggen de kop in; dit hoef je niet te begrijpen, je wilt alleen meegevoerd worden, wat er ook gebeure. Paravion is ook een humoristisch boek. Vooral de momenten waarop de autochtone vrouwen en de allochtone mannen in Paravion commentaar geven op dezelfde situatie leidt tot hilarische passages. MaarParavion is ook droevig. De koppige, onflexibele houding van de meeste mannen zet niet aan tot groot optimisme onder integratiedromers en hoe Mamoerra de positie van de vrouwen verwoordt, snijdt diep door de ziel: ‘Alles is in beweging, alles verandert en transformeert, behalve mijn toestand. [...] Wij zijn dood.’ (pp. 217-8).
http://www.dbnl.org
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden