Respectievelijk speelt het zich af bij de Haarlemmerpoort, het Kartuizerklooster, de stadsmuren, in Gijsbreghts slot, in het Klarissenklooster, opnieuw in het slot en ten slotte buiten het slot.
1 http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Amsterdam#Late_middeleeuwen
c. personages
De personages in een tragedie kan men in drie groepen verdelen. Ten eerste is er sprake van een hoofdpersoon die bedreigd en gekweld wordt, ook wel de protagonist genoemd. Vaak wordt het verhaal vanuit zijn ogen bekeken. Diegene moet beslissende keuzes maken en zijn
acties voeren naar de climax.
Om een toneelspel tot een toneelspel te kunnen maken, is handeling nodig. Die handeling ontstaat door botsingen van de karakters. Daarom bestaat naast de protagonist ook de antagonist. Hij is de 'slechterik' van het spel die de protagonist bedreigt of kwelt. Tussen de twee spelers of spelergroepen vindt een strijd plaats dat het plot overheerst.
Soms treedt ook de tritagonist op die de ene keer aan de kant van de protagnonist staat, de andere keer aan de kant van de antagonist. Dit kan het spel een onverwachte wendig geven.
Vanzelfsprekend behoort Gijsbreght van Aemstel bij de protagonisten. Hij functioneert als een voorbeeldige stadsheer die bereid is zich op te offeren voor Amsterdam: edel, dapper en onzelfzuchtig. Ook is hij het toonbeeld wat het vertrouwen in God betreft. Al aan het begin van dit stuk wordt dit duidelijk, omdat hij de overwinning toeschrijft aan het ' hemelse gerecht'. Of Gijsbreght ook een tragische held is, wordt duidelijk bij het kopje Navolging van de klassieken.
Badeloch is de vrouw van Gijsbreght en ook een protagonist. Ze symboliseert huwelijkse trouw omdat ze zo trouw is aan haar echtgenoot. Nadat haar man het slot heeft verlaten, maakt ze zich ontzettend veel zorgen. Ook weigert ze te vluchten met haar kinderen wanneer Gijsbreght haar dat in het vijfde bedrijf aanspoort. Ze wil zelfs liever sterven met haar kinderen dan haar man achterlaten. 'Ik zou om énen man wel bei mijn kinders geven.'
Willem van Egmond en Diederik van Haarlem zijn de vijandelijke opperbevelhebbers en uiteraard antagonisten. Witte van Haamstede vermoordt Gozewijn en de nonnen en hoort ook bij de antagonisten. Tot slot is de heer van Vooren, die de overgave van het slot komt eisen, een tegenstander.
Een tritagonist is de prior Willebord. Hij staat weliswaar aan de kant van Gijsbreght maar doordat hij zelfingenomen en angstig is, schaart hij zich bij de vijand. Ook Vosmeer is een tritagonist. Hij doet alsof hij aan de kant van Gijsbreght staat maar werkt in feite als een spion voor de vijand. Hij is degene die Gijsbreght overhaalt om het schip binnen te halen, wat de fatale fout van Gijsbreght is.
Ten slotte eindigt het toneelstuk met de vierde macht, de deus ex machina. Aartsengel Rafaël verschijnt en geeft een advies en een toekomstvoorspelling. Hij beveelt Gijsbreght om te vluchten en elders een stad te stichten. Ook voorspelt hij dat Amsterdam ooit uit zijn as zal herrijzen.
d. thema
Het thema van de Gijsbreght is trouw, zowel huwelijkse trouw als trouw aan God. Toneelstukken hadden in de Renaissance een belerende functie. Daarom wordt huwelijkse trouw in dit toneelstuk geprezen. Het thema ‘trouw aan God’ past ook binnen de historische context omdat het toneelstuk en de schrijver katholiek zijn en het met kerst opgevoerd zou worden.
Vondel is geïnspireerd door Homerus die de Illias schreef. Het plot is vooral gebaseerd op de mythe van Troje. In beide verhalen wordt de stad belegerd uit wraak en komt de vijand door een list (het Trojaanse paard of het Zeepaard) de stad binnen. Verder hebben Andromache en Badeloch allebei een voorspellende droom die niet geloofd wordt. Gozewijn blijft net als koning Priamos van Troje trouw aan god/de goden en sterft hierdoor. Tot slot is Gijsbreght de Aeneas van Amsterdam die de stad probeert te redden maar uiteindelijk beseft dat hij ondergaat en elders een stad sticht.
e. motieven
Vondel imiteerde Homerus niet alleen (imitatio), maar wilde hem overtreffen (aemulatio). Dit deed hij door een christelijk sausje over het verhaal te gieten. Het verhaal bevat daarom veel christelijke motieven. Ten eerste staat het vertrouwen in God centraal, wat al uit de openingsalinea blijkt. De vijanden zijn weg en dat is volgens Gijsbreght te danken aan ‘het hemelse gerecht’, God heeft hen geholpen. Ten tweede bevatten de reien christelijke verhalen, zoals de kindermoord in Betlehem. Uit het bloed van de kinderen is later de kerk ontstaan, net zoals later een welvarende stad uit het nu verwoeste Amsterdam oprijst. Verder is het verhaal doorspekt met christelijke elementen, zoals de droom van Badeloch (Jozef krijgt ook een droom dat hij moet vluchten) en de aartsengel Rafaël die de personages komt waarschuwen.
f. perspectief
Het verhaal wordt vanuit verschillende perspectieven bekeken: vanuit de vijand, vanuit Gijsbreght en vanuit Badeloch.
Verdieping
a. poëtisch taalgebruik (stijl)
Vondel was geïnspireerd door Homerus die de Illias schreef. Homerus dichtte in de dactylische hexameter maar Vondel koos voor de alexandrijn als dichtvorm, een zesvoetige jambische versregel. Zesvoetig wil zeggen dat hij uit zes jamben bestaat en een jambe is een combinatie van een onbeklemtoonde en daarna een beklemtoonde lettergreep, bijvoorbeeld:
Zij ziet de tere traantjes hangen,
als dauw, aan druppels op de wangen
Bij deze dichtvorm horen enjambementen, het fenomeen dat de zin doorloopt over twee versregels. Zo krijgt het laatste woord van de eerste zin of het eerste woord van de tweede zin extra nadruk. Bij het voordragen is het uitspreken van enjambementen een hele kunst. Wanneer er te veel nadruk op wordt, nadert het naar muziek. Wanneer er te weinig nadruk op wordt gelegd, nadert het juist naar proza. Een fragment waar een enjambement in voorkomt, is het volgende:
Ik had zo haast niet aan mijn pronk- en kersnachtskleren,
Om in de kerk met al de stad te triomferen
Voor God, Die ‘t leger dreef van d’aangevochten wal,
En zich verneed’ren kwam in Bethlems armen stal;
In dit deel zijn de burgers feestelijk uitgedost en gaan met zijn allen in de kerk de overwinning vieren. Dat doen ze echter niet zomaar, maar speciaal voor God omdat Gód de stad heeft gered (hemels gerecht). God krijgt door het enjambement extra nadruk.
Het enjambement is één van de stijlfiguren die Vondel gebruikt. Vondel schrijft heel beeldend om de toeschouwer te betrekken in het verhaal. Daarvoor gebruikt hij veel beeldspraak en stijlfiguren. Die zorgen niet alleen voor mooie taal, voor het esthetische, maar ze ondersteunen ook de inhoud. Enkele voorbeelden die vaak voorkomen zullen hieronder worden besproken.
Een vorm van beeldspraak is de vergelijking, bijvoorbeeld ‘zij ziet de tere traantjes hangen, als dauw, aan druppels op de wangen’. De dauwdruppels die ’s ochtends op de bladeren zitten, doen denken aan de onafgeveegde tranen op de wangen van een kind. Het roept direct dat beeld op en dat is de kunst van beeldspraak.
Een andere vorm van beeldspraak is personificatie waarbij niet-menselijke dingen menselijke eigenschappen krijgen. Bijvoorbeeld ‘welk een schrik mijn slaaprig hart beving. Een hart kan niet slaperig zijn en al helemaal niet schrikken, maar wanneer men schrikt, voelt men het hart voelt kloppen in je keel. Dat gevoel probeert Vondel op te wekken.
Een andere vorm van beeldspraak is de metafoor. Bijvoorbeeld:
En Zwieten, Teilingen, en Waermond en uw broeder,
En Kuick en Kraeienhorst. Geen tigers zijn verwoeder,
om aan te gaan op roof.
De waterkant is in rep en roer: wapens, geschreeuw, trompetgeschal. Gijsbreght vraagt zich af waar de bondgenoten zijn. Broer Peter stelt hem dan gerust dat voor het huis ‘de besten van de groten’ staan, die zo fanatiek als een tijger op roof gaan. Bovendien benadrukt hij met het polysyndeton dat er voldoende bondgenoten zijn.
Het dichtwerk bevat veel alliteratie en elke letter heeft zijn eigen effect. 'Tere traantjes' begint bijvoorbeeld met een t. En een t klinkt heel fragiel en teer, wat de inhoud benadrukt. De ‘b’ heeft een ander effect, zoals in 'En ben benauwd en bang uit mijnen slaap gekomen'. Een b klinkt al wat benauwd als je die uitspreekt en bovendien klinkt de alliteratie een beetje als bibberen, wat je doet als je bang bent. Alliteratie kan ook voor snelheid zorgen als je lange medeklinkers gebruikt: 'Te vlieden van dit huis. De vijand heeft de vesten.' Ze moeten snel vluchten en die v houdt de vaart erin en zorgt dat de zin lopend wordt.
Verder komen er enkele antitheses voor in de tekst die een eigenschap benadrukken. Bijvoorbeeld licht en duisternisse, leven en sterven. Ook gebruikt Vondel een benoemenswaardig eufenisme. In plaats van 'Er zijn zoveel messen vermoord' schrijft Vondel: 'Er zijn zoveel zwaarden roodgeverfd.'
Kortom: Vondel schreef heel beeldend en gebruikte daarbij veel verschillende stijlfiguren.
b. navolging van de klassieken
De Klassieken schemeren in de Gijsbreght door. Bij thematiek kon u al lezen dat Vondel geïnspireerd was op een klassieke schrijver. Verder heeft Vondel de richtlijnen van Aristoteles deels gevolgd. Ten eerste diende de tragedie volgens Aristoteles een eenheid van tijd, plaats en handeling te hebben. Het stuk mocht niet meer duren dan 24 uur en moest zich op één plaats afspelen. Om dit te kunnen realiseren maakte men gebruik van bodes die vertelden wat er elders of voorafgaand gebeurde.
In het begin laat Vondel Gijsbreght zelf aan het woord over de voorafgaande gebeurtenissen en ook andere personages vertellen gebeurtenissen, zoals broer Peter die binnenstormt met de melding dat de vijanden de stad zijn ingekomen. In het vijfde bedrijf komt een bode verslag brengen van de situatie in de stad. Niet alleen voorafgaande gebeurtenissen worden verteld, ook toekomstvoorspellingen worden gegeven. Hierin heeft Vondel de Klassieken nageleefd met een ware deus ex machina. Aan het einde van het stuk verschijnt namelijk de aarstengel Raphaël die namens God beveelt te vluchten en een vooruitblik geeft.
Het stuk speelt zich weliswaar af in en rond Amsterdam, echter op verschillende plaatsen. Respectievelijk vindt het plaats bij de Haarlemmerpoort, het Kartuizerklooster, de stadsmuren, in Gijsbreghts slot, in het Klarissenklooster, opnieuw in het slot en ten slotte buiten het slot. Daarom valt over de eenheid van plaats te speculeren.
Van een eenheid van handeling is weinig sprake. Vondel werkt namelijk met verschillende perspectieven: vanuit Gijsbreght, vanuit Badeloch en vanuit de vijand die de aanval voorbereidt.
Naast de drie eenheden van Aristoteles, volgde Vondel ook de vijfindeling van de tragedie. Deze vijf bedrijven heten achtereenvolgens uit expositio, intrige, climax, catastrofe en peripetheia of peripetie. In de expositie worden de voorafgaande gebeurtenissen uiteengezet om dat wat erna komt te kunnen begrijpen. In de Gijsbreght beschrijft Gijsbreght wat er gebeurd is en zijn visie erop. Vervolgens wordt de ontwikkeling van het probleem geschetst in de intrige. Bij deze tragedie zie je dat terug doordat de vijand de aanval voorbereidt, het publiek weet dus dat de oorlog nog niet voorbij is. Daarna wordt bij de climax de spanning opgevoerd. Vondel doet dat door de voorspellende droom van Badeloch en de aankondiging van de aanval. Het hoogtepunt van de spanning vindt plaats in het vierde bedrijf: de catastrofe. In de Gijsbreght is dat de verdere verwoesting en inname van de stad. Ten slotte wordt de tragedie afgesloten met de peripetie. Dit is de beslissende wending van het toneelstuk. De engel Rafaël spreekt zijn oordeel uit en Gijsbreght besluit toch te vluchten.
Hierdoor is Gijsbreght geen tragische held. De held moest namelijk een belangrijk figuur zijn die strijdt tegen vijandige machten en door eigen schuld of door schuld van anderen ten onder gaat. Gijsbreght echter is wat vechtschuw en besluit uiteindelijk te vluchten. Hij gaat dus niet ten onder.
Receptie
a. recensies
Freriks, K. ‘De “Gijsbrecht van Amstel” is terug’, in: NRC Handelsblad (24-12-2011).
De auteur van het artikel, Kester Freriks zegt over Vondels Gijsbreght van Aemstel: ‘Het is de Nederlandse tragedie der tragedies, Vondels Gijsbrecht van Amstel. De ondergang van Amsterdam, de teloorgang van het trotse stadhuis, moord en verkrachting tijdens kerstnacht in het Clarissenklooster en het ruïneren van de NieuweKerk.Endaartegenover staat de oprechte trouw tussen man en vrouw, tussen titelheld Gijsbrecht en eega Badeloch’
Artistiek leider van één van de uitvoeringen van de Gijsbreght van Aemstel, door Het Toneel Speelt, Ronald Klamer vindt: ‘Het boeiende van de Gijsbrecht is dat het bijna drie eeuwen Nederlandse toneelgeschiedenis weerspiegelt, van de klassiekeFranse speelstijl via de Nederlandsche Comedie tot hedendaagse regisseurs. Wij brengen het drama niet uit wegens traditiedwang, maar omdat Vondel een geweldig verhaal vertelt, en omdat zijn taal zo rijk en mooi is. Wat mij opvalt aan Vondel is de zinnelijkheid van zijn taal, hij weet de ziel van de toeschouwer te raken. Het is pure poëzie. Willem Jan Otten schreef de nieuwe reien met diezelfde zinnelijkheid.’
Een van de actrices van datzelfde toneelstuk, Carine Crutzen, zegt erover: ‘Bij eerste lezing vond ik de Gijsbrecht een mannenstuk met militair gedoe, geweld, verkrachtingen, een gruwelijke moord op bisschop Gozewijn. Allemaal grote lijnen en grootse gebeurtenissen. Maar in de scène tussen Gijsbrecht en Badeloch staat alles stil en zoomt Vondel in op huiselijke liefde in een intieme entourage. Zij zijn herkenbare mensen. Ik houd van het spreken in verzen. We willen de klankkleur daarvan behouden. Als het stuk begint dan moeten de toeschouwers als het ware hun oren wegdraaien van het Leidseplein en het rumoer, en luisteren naar Vondels taal.’
b. Eigen mening
‘Het stuk der stukken van de vaderlandse geschiedenis’ noemen sommigen de Gijsbreght. Hoewel ik geen neerlandicus ben, kan ik me zeker in deze beschrijving vinden. Vondels poëtische taalgebruik bevalt me. Letterlijk heeft hij over elke letter nagedacht, zoals bij alliteratie bepaalde letters een bepaalde sfeer overbrengen. Dat de schrijver met de buitenkant van de woorden de inhoud kan ondersteunen en zo een sfeer kan overbrengen, vind ik erg knap. Ook met de inhoud van de woorden versterkt hij de lees- of kijkbeleving want de beeldspraak laat de verbeelding spreken. Naar mijn mening heeft Vondel erg sterke en originele metaforen en vergelijkingen gebruikt, zoals ‘Zij ziet de tere traantjes hangen, als dauw, aan druppels op de wangen’. De dauwdruppels die ’s ochtends op de bladeren zitten, roepen direct bij mij het beeld op van onafgeveegde tranen op de wangen van een kind. Verder vond ik het eufemisme ‘Zoveel zwaarden zijn rood geverfd’ erg goed bedacht.
Ik vond de tekst niet alleen esthetisch goed maar ook inhoudelijk. Eerst leek het me een typisch oorlogsverhaal dat gericht was op spanning en sensatie. De scènes met Badeloch en Gijsbrecht maakten dit goed. Erg mooi hoe Vondel inzoomt op de huiselijke situatie en hoe de huwelijkse trouw invloed heeft op de verloop van het verhaal. Ook deed het me een plezier om mijn klassieke culturele vorming toe te kunnen passen. Ik herkende veel klassieke elementen in de Gijsbreght, zowel in de vorm als in de inhoud.
Kortom: zowel qua vorm als qua inhoud is de Gijsbreght een meesterwerk en het is zijn titel ‘het stuk der stukken van de vaderlandse geschiedenis’ zeker waard.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden