Het is ’s avonds, laat. Je bent man, nog geen twintig en je wilt geld pinnen. In het hokje van de pinautomaat ligt een zwerver in een slaapzak. Wat is je eerste reactie? Vloeken? En wat doe je vervolgens? Legio mogelijkheden, maar geslacht en leeftijd hebben hun dwingende invloed in Het diner, de nieuwe roman van Herman Koch (1953).
Koch debuteerde met Red ons Maria Montanelli (1989), een roman die nog steeds graag gelezen wordt door scholieren. Hierin rekende de schrijver af met de periode die hij doorbracht op het Montessori Lyceum in Amsterdam. In de jaren daarna verschenen verhalenbundels, verzamelde columns en de romans Eindelijk oorlog (1996), Eten met Emma (2000), Odessa Star (2003) en Denken aan Bruce Kennedy (2005). De publicatielijst vertoont een keurige regelmatigheid. Eens in de twee drie jaar een roman, precies zoals het hoort. En toch, in welk medium je ook nazoekt, wordt Herman Koch , die jarenlang met Kees Prins en Michiel Romeyn het trio Jiskefet vormde, meestal genoemd als de televisiemaker, die toevallig ook schrijft. De kracht van tv.
In Het diner volgen we Paul Lohman, ex-leraar, gehuwd met Claire. De twee hebben een zoon, de vijftienjarige Michel. Op zekere avond heeft het echtpaar afgesproken te dineren met Babette en Serge. Die laatste is, behalve Pauls broer, ook een beroemd politicus. Zo een met charisma wanneer de camera’s aan staan en er een publiek is om toe te spreken. Maar tevens iemand die in familiaire kring vooral lompheid tentoonstelt, door zijn biefstuk in drie happen weg te schransen, te spelen dat hij over kennis van wijnen beschikt, en geen benul heeft hoe zich tegenover vrouwen te gedragen anders dan aandacht te schenken aan hun ‘kont of tieten’. Zo’n type dus. Met sardonisch plezier tekent Koch deze figuur, die lijkt samengesteld uit verschillende bestaande politici. Hoewel, dat ‘windjack tijdens de verkiezingen’, het ‘lekkere kontje’; dat kan er eigenlijk maar een zijn. En toch ook weer niet, want ondanks al dit soort verwijzingen zijn de feiten in Het diner duidelijk fictief.
De echtparen ontmoeten elkaar in een duur restaurant. ‘Ik ga niet zeggen in welk restaurant’, vertelt Paul op de eerste bladzijde, ‘want dan zit het de volgende keer waarschijnlijk vol met mensen die komen kijken of wij er ook weer zitten’.
Je hoort het Koch zeggen. Ook dat is de kracht van tv.
De familie heeft het nodige te bespreken. De zonen van Paul en Serge hebben de dood van een zwerver op hun geweten. In flarden krijgen we te horen hoe de twee neven eerst vuilniszakken gooien naar de dakloze in het pinhokje, daarna een lamp en tot slot een lege jerrycan. De jongens vertrekken. Maar komen terug voor de apotheose: vlammetje erbij en boem! Binnen afzienbare tijd fikt de boel af.
Jeugdige onnozelheid, zeg dat wel, maar hoe nu verder? Het programma Opsporing verzocht heeft beelden laten zien die met een veiligheidscamera in het pinhokje zijn gemaakt. Ook op YouTube circuleren filmpjes. Die verdomde media ook. Niks blijft meer ongezien.
De ophef in het land over het voorval is groot. Serge ziet zich genoopt de zaak op te biechten, voordat anderen zijn zoon herkennen. Hij wil terugtreden als lijstrekker. Zijn zoon kan dan gestraft worden en zich bezinnen. Moreel gezien lijkt dit aanvankelijk de beste manier van handelen. Eerlijk is eerlijk. Maar dan werkt Koch het dilemma verder uit en komen we bij het hart van de roman, waar de vraag gesteld wordt of mensen werkelijk handelen uit eerlijkheid, altruïsme en opofferingsgezindheid. Of wellicht toch uit eigenbelang?
Het is een lastig te beantwoorden vraag. Serge, minister in wording, denkt de schade te beperken door open kaart te spelen. De beloning zal (morele) waardering zijn ‘van de mensen in het land’, wellicht redt hij er deels zelfs z’n positie mee. Door te biechten toont hij het volk immers zijn eerlijkheid. Maar is het daarmee niet toch een show? Louter buitenkant en een staaltje egoïsme bovendien?
Dan Paul en zijn vrouw. Die kiezen ervoor hun kind te beschermen door te zwijgen. Het offer dat zij brengen is even groot. Zij willen hun zoon toekomst bieden. Helaas is die dan wel gekleurd door een afschuwelijk voorval, maar, zo menen zij, als gezin kunnen ze die last dragen. Wat Koch zijn lezers toont is een eindeloos te keren medaille, met diverse gradaties van oprechtheid .
Boeiend thema, vooral omdat Koch het uitwerkt aan de aan de hand van actuele en herkenbare situaties. Vermakelijk bijvoorbeeld is de scène waarin Serge in zijn tweede huis in Frankrijk een aantal prominenten uitnodigt voor een barbecue en schampert over die stomme Nederlanders die om zes uur aan de aardappels zitten: ‘Dit is het echte leven jongen’.
Paul observeert de gasten en de maaltijd en concludeert dat ze ‘Frankrijkje spélen’.
Even confronterend zijn de passages waarin Koch de quasi-deftige gewoonten van obers en restauranthouders tegen het licht houdt: gerechten met de pink aanwijzen, vertellen dat het lamsboutje van een boerderij komt waar de dieren gelukkig zijn. Geen restaurantbezoek zal meer hetzelfde zijn na lezing van Het diner.
In Kochs laatstverschenen romans ging het ook over doen alsof, over veinzen. Onze cultuur lijkt ervan doordesemd, wanneer we de schrijver mogen geloven. Van hoog tot laag, van het onderwijs tot in de politiek, van het restaurantwezen tot in de mantelzorg; overal duikt diezelfde soort huichelachtigheid op.
Vanuit dit perspectief wordt Pauls wens begrijpelijk: ‘het recht om een klootzak te mogen zijn’. Theoretisch helemaal mee eens. Voor sommigen is het misschien zelfs een opluchting (lees in Nick Hornby’s How to be good uit 2001, het diapositief van Het diner, dat goed doen bepaald geen lolletje is voor je naasten) – ware het niet dat er iemand is omgekomen, de zwerver in dit geval.
Valt er op dit boek dan niets aan te merken? Een kleinigheid: compositorisch komt het hoofdstuk over Pauls onderwijsverleden enigszins uit de lucht vallen. Maar afgezet tegen de zorgvuldige bouw van de rest van het boek, Kochs opvallend effectieve timing, en bovenal de vele geestige observaties van menselijke ijdelheid, is dat beslist overkomelijk.
Uit: De Volkskrant, http://kunst.volkskrant.nl/boeken/recensie/9789047606970/het_diner/koch
Het is ’s avonds, laat. Je bent man, nog geen twintig en je wilt geld pinnen. In het hokje van de pinautomaat ligt een zwerver in een slaapzak. Wat is je eerste reactie? Vloeken? En wat doe je vervolgens? Legio mogelijkheden, maar geslacht en leeftijd hebben hun dwingende invloed in Het diner, de nieuwe roman van Herman Koch (1953).
Koch debuteerde met Red ons Maria Montanelli (1989), een roman die nog steeds graag gelezen wordt door scholieren. Hierin rekende de schrijver af met de periode die hij doorbracht op het Montessori Lyceum in Amsterdam. In de jaren daarna verschenen verhalenbundels, verzamelde columns en de romans Eindelijk oorlog (1996), Eten met Emma (2000), Odessa Star (2003) en Denken aan Bruce Kennedy (2005). De publicatielijst vertoont een keurige regelmatigheid. Eens in de twee drie jaar een roman, precies zoals het hoort. En toch, in welk medium je ook nazoekt, wordt Herman Koch , die jarenlang met Kees Prins en Michiel Romeyn het trio Jiskefet vormde, meestal genoemd als de televisiemaker, die toevallig ook schrijft. De kracht van tv.
In Het diner volgen we Paul Lohman, ex-leraar, gehuwd met Claire. De twee hebben een zoon, de vijftienjarige Michel. Op zekere avond heeft het echtpaar afgesproken te dineren met Babette en Serge. Die laatste is, behalve Pauls broer, ook een beroemd politicus. Zo een met charisma wanneer de camera’s aan staan en er een publiek is om toe te spreken. Maar tevens iemand die in familiaire kring vooral lompheid tentoonstelt, door zijn biefstuk in drie happen weg te schransen, te spelen dat hij over kennis van wijnen beschikt, en geen benul heeft hoe zich tegenover vrouwen te gedragen anders dan aandacht te schenken aan hun ‘kont of tieten’. Zo’n type dus. Met sardonisch plezier tekent Koch deze figuur, die lijkt samengesteld uit verschillende bestaande politici. Hoewel, dat ‘windjack tijdens de verkiezingen’, het ‘lekkere kontje’; dat kan er eigenlijk maar een zijn. En toch ook weer niet, want ondanks al dit soort verwijzingen zijn de feiten in Het diner duidelijk fictief.
De echtparen ontmoeten elkaar in een duur restaurant. ‘Ik ga niet zeggen in welk restaurant’, vertelt Paul op de eerste bladzijde, ‘want dan zit het de volgende keer waarschijnlijk vol met mensen die komen kijken of wij er ook weer zitten’.
Je hoort het Koch zeggen. Ook dat is de kracht van tv.
De familie heeft het nodige te bespreken. De zonen van Paul en Serge hebben de dood van een zwerver op hun geweten. In flarden krijgen we te horen hoe de twee neven eerst vuilniszakken gooien naar de dakloze in het pinhokje, daarna een lamp en tot slot een lege jerrycan. De jongens vertrekken. Maar komen terug voor de apotheose: vlammetje erbij en boem! Binnen afzienbare tijd fikt de boel af.
Jeugdige onnozelheid, zeg dat wel, maar hoe nu verder? Het programma Opsporing verzocht heeft beelden laten zien die met een veiligheidscamera in het pinhokje zijn gemaakt. Ook op YouTube circuleren filmpjes. Die verdomde media ook. Niks blijft meer ongezien.
De ophef in het land over het voorval is groot. Serge ziet zich genoopt de zaak op te biechten, voordat anderen zijn zoon herkennen. Hij wil terugtreden als lijstrekker. Zijn zoon kan dan gestraft worden en zich bezinnen. Moreel gezien lijkt dit aanvankelijk de beste manier van handelen. Eerlijk is eerlijk. Maar dan werkt Koch het dilemma verder uit en komen we bij het hart van de roman, waar de vraag gesteld wordt of mensen werkelijk handelen uit eerlijkheid, altruïsme en opofferingsgezindheid. Of wellicht toch uit eigenbelang?
Het is een lastig te beantwoorden vraag. Serge, minister in wording, denkt de schade te beperken door open kaart te spelen. De beloning zal (morele) waardering zijn ‘van de mensen in het land’, wellicht redt hij er deels zelfs z’n positie mee. Door te biechten toont hij het volk immers zijn eerlijkheid. Maar is het daarmee niet toch een show? Louter buitenkant en een staaltje egoïsme bovendien?
Dan Paul en zijn vrouw. Die kiezen ervoor hun kind te beschermen door te zwijgen. Het offer dat zij brengen is even groot. Zij willen hun zoon toekomst bieden. Helaas is die dan wel gekleurd door een afschuwelijk voorval, maar, zo menen zij, als gezin kunnen ze die last dragen. Wat Koch zijn lezers toont is een eindeloos te keren medaille, met diverse gradaties van oprechtheid .
Boeiend thema, vooral omdat Koch het uitwerkt aan de aan de hand van actuele en herkenbare situaties. Vermakelijk bijvoorbeeld is de scène waarin Serge in zijn tweede huis in Frankrijk een aantal prominenten uitnodigt voor een barbecue en schampert over die stomme Nederlanders die om zes uur aan de aardappels zitten: ‘Dit is het echte leven jongen’.
Paul observeert de gasten en de maaltijd en concludeert dat ze ‘Frankrijkje spélen’.
Even confronterend zijn de passages waarin Koch de quasi-deftige gewoonten van obers en restauranthouders tegen het licht houdt: gerechten met de pink aanwijzen, vertellen dat het lamsboutje van een boerderij komt waar de dieren gelukkig zijn. Geen restaurantbezoek zal meer hetzelfde zijn na lezing van Het diner.
In Kochs laatstverschenen romans ging het ook over doen alsof, over veinzen. Onze cultuur lijkt ervan doordesemd, wanneer we de schrijver mogen geloven. Van hoog tot laag, van het onderwijs tot in de politiek, van het restaurantwezen tot in de mantelzorg; overal duikt diezelfde soort huichelachtigheid op.
Vanuit dit perspectief wordt Pauls wens begrijpelijk: ‘het recht om een klootzak te mogen zijn’. Theoretisch helemaal mee eens. Voor sommigen is het misschien zelfs een opluchting (lees in Nick Hornby’s How to be good uit 2001, het diapositief van Het diner, dat goed doen bepaald geen lolletje is voor je naasten) – ware het niet dat er iemand is omgekomen, de zwerver in dit geval.
Valt er op dit boek dan niets aan te merken? Een kleinigheid: compositorisch komt het hoofdstuk over Pauls onderwijsverleden enigszins uit de lucht vallen. Maar afgezet tegen de zorgvuldige bouw van de rest van het boek, Kochs opvallend effectieve timing, en bovenal de vele geestige observaties van menselijke ijdelheid, is dat beslist overkomelijk.
Uit: De Volkskrant, http://kunst.volkskrant.nl/boeken/recensie/9789047606970/het_diner/koch
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden