Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Het leven op aarde door J. Slauerhoff

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
Boekcover Het leven op aarde
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 4659 woorden
  • 26 juli 2007
  • 31 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
31 keer beoordeeld

Boekcover Het leven op aarde
Shadow
Het leven op aarde door J. Slauerhoff
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel: Het leven op aarde
Auteur: Jan Jacob Slauerhoff
Genre: Psychologische/ Historische roman
Eerste druk: 1932 Gelezen druk: 2e druk, 1950
Uitgeverij: Nijgh & van Ditmar N.V., Rotterdam/ ’s-Gravenhage
216 pagina’s. Algemene informatie Tijdens de mondelinge poëzie opdracht in de vijfde klas heb ik het gedicht ‘Woninglooze’ van Slauerhoff behandeld (zie bijlage). Ik was onder de indruk van de krachtige boodschap die in het strakke schema van het sonnet paste en de volledigheid van de zinnen waaruit het gedicht bestond. Ik was dan ook vastbesloten een boek van Slauerhoff voor mijn leesdossier te lezen, dat het nu in mijn themamap terecht is gekomen is eigenlijk puur toeval. Deel 1: De marconist Cameron gaat aan de Chinese kust aan land om de Europese beschaving en het verleden achter zich te laten. Hij doolt eerst door de havenstad Tai Hai, rookt een nacht opium bij de maffia-achtige handelaar Hsioe en blijft dan een tijdje wonen bij de typisch Chinese familie van de horlogemaker Tsju. Als hij daar niet langer kan blijven, wil hij het binnenland intrekken. Hij meldt zich bij Hsioe, die hem aanneemt om een wapentransport te begeleiden naar de stad Tsjong King. De reis gaat eerst per jonk naar de stad Nin Yang, waar de andere reisgenoten worden opgehaald: de zwaar aan de opium verslaafde Franse marineofficier Sylvain, de altijd lachende Rus Godonow, Fong Sjen, wiens mooi gelaat ontsierd wordt door een zweer en de oude Op-een-na. Als de rivier overstroomt, verkopen ze rijst aan de uitgehongerde mensen. Dan begint de echte tocht over land naar Tsjong King. Daar aangekomen worden ze gevangengenomen. Deel 2: Tsjong King is een eeuwenoude stad die, in tegenstelling tot andere Chinese steden, alle Westerse invloeden weert. Toch heeft de Toe Tsjoen besloten westerse wapens te kopen en ze te laten demonstreren door de gevangenen. De Oorlogsgodpriester Kia So is hier sterk tegen. Hij roept per brief de hulp in van de monnik Wan Tsjen om de vreemdelingen te weren, die volgens hem Tsjong King zullen vernietigen. De tochtgenoten worden allemaal bij een ‘gastheer’ ondergebracht, Cameron bij Velho, nazaat van een westerling. Cameron krijgt de opdracht een radio te bouwen, wat hem lukt. Tijdens de demonstratie ervan komt een bode vertellen dat er een gele vloed uit de waterbron spuit, die in opdracht van Cameron was aangeboord. Tsjong King dreigt te overstromen, maar hij weet het tij te keren. Door zijn inzet wordt hij weggeslingerd en als hij weer bij bewustzijn is gekomen wil hij naar Wan Tsjen, naar het Land van de Sneeuw. Epiloog: Na lange tijd bereikt Cameron de hoge bergtop, waar hij vanuit het huis van Velho vaak naar heeft gestaard. Daarachter ligt het Land van de Sneeuw, vanwaar Wan Tsjen hem roept. Cameron aarzelt, valt, en komt en het westelijk paradijs, een rood papavermeer, waar hij opium rookt en een perfecte minnares heeft. Het paradijs wordt verstoord door klokjes, wiens geklingel de stemmen van het Land van de Sneeuw overbrengt. Wan Tsjen laat Cameron de aarde zien. Die begrijpt nu dat hij moet blijven rondtrekken in het Rijk van het Midden. Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) werd in Leeuwarden geboren. Hij studeerde medicijnen in Amsterdam en werd in 1923 beëdigd als arts. Slauerhoff ging werken als scheepsarts. Hij reisde naar het toenmalige Nederlands-Indië, China en Zuid-Amerika. In 1936 overleed de ernstig zieke Slauerhoff in een kliniek in Hilversum. Slauerhoff staat te boek als een 'poète maudit': de gedoemde dichter die zich nergens thuis voelt en zichzelf verliest in drank, vrouwen en een zwervend bestaan. “Alleen in mijn gedichten kan ik wonen” is een typerende dichtregel voor het rusteloze leven van deze scheepsarts. Vanaf zijn eerste bundel ‘Archipel’ tot zijn laatste, ‘Een eerlijk zeemansgraf’, schreef Slauerhoff in traditionele versvormen, maar op een vrije en weerbarstige manier. Hij introduceerde met ¨Archipel¨ en met ¨Clair obscur¨ het symbolisme in de Nederlandse poëzie. De gedichten worden gekenmerkt door een beeldrijke taal in een klassieke vorm gegoten. De toon is pessimistisch; de centrale thematiek is vaak een melancholische zoektocht naar het geluk, dat zich onbereikbaar in het verleden bevindt. De poëzie van Slauerhoff is romantisch en vol van symboliek, zijn proza echter niet. Hierin is de autobiografische inslag, of liever grondslag, onmiskenbaar. De elementen van verlangen, verbeelding, avontuur, erotiek en verworpen-zijn spelen ook hier een belangrijke rol, evenals de exotische inspiratie: China en Zuid-Amerika. Het centrale thema in het werk van Slauerhoff is: het lot van de gedoemde zwerver, die door zijn driften eindeloos wordt voortgejaagd, maar die nergens geluk kan vinden. Roman analyse Titelverklaring Van sommige boeken is de relatie tussen titel en verhaal ondoorgrondelijk. Soms is zelfs een verband tussen beiden niet te zien. ‘Het leven op aarde’ is niet een dergelijke roman. Met ‘het leven op aarde’ wordt concreet het leven op de plaats van bestemming bedoeld, het leven in China. Gedurende de roman worden verschillende aspecten van het bestaan van de mens in China belicht en uit de optelsom van deze aspecten volgt ‘het leven’. Het ‘aarde’ uit de titel draagt overigens nog een extra boodschap met zich mee. De marconist Cameron voert een constante innerlijke strijd met zichzelf; wanneer hij op zee is verlangt hij naar het land en omgekeerd. Het ‘aarde’ hier benadrukt dan ook het contrast tussen het leven op zee en het leven op het land.
Tijd, ruimte en vertelperspectief Het verhaal speelt zich af in het China van 1925-1927. De vertelde tijd is echter zeer lastig te bepalen, aangezien er geen exacte dateringen voorkomen en er veel gebruik wordt gemaakt van tijdsversnellingen en –vertragingen. Globaal zal er tussen de anderhalf en drie jaar van het eerste tot en met het tweede deel verstreken zijn. Waren er in de eerste twee delen nog tijdsaanduidingen als “de volgende dag” en “drie volle dagen”, in de epiloog zijn de tijdsaanduidingen heel vaag: “Een oude zomerdag, hoe lang geleden”en “Een andere dag, ik weet niet meer in welk seizoen, welk jaar.” Hierdoor wordt de indruk van de tijdloosheid gewekt. Het verhaal wordt in de grote lijnen chronologisch verteld; Hoofdstuk negen en tien zorgen voor een variatie in deze structuur. Ook wordt er enkele malen gebruik gemaakt van tijdverdichting, flashbacks en flashforwards. Ook in ‘Het leven op aarde’ spelen de ruimtelijke aspecten een belangrijke rol in het verhaal. Vrijwel alle indrukken die Cameron ontvangt worden gevormd door zijn omgeving. Om een duidelijker beeld te schetsen van de situatie van de hoofdpersoon wordt er dan ook gebruik gemaakt van uitvoerige beschrijvingen van deze omgeving. Iedere verschillende situatie (en dat zijn er nogal wat) wordt zo nauwkeurig weergegeven dat de lezer als het ware met Cameron meereist; je lijkt je in dezelfde ruimte te bevinden. Bovendien zijn de verschillende omgevingen (zoals Zee-Land, Westers-Oosters, Europa-China) de fysieke paradoxen in het verhaal, deze symboliseren zowel de tegenstelling tussen het heden en het verleden als de tegenstelling tussen dynamiek en rust. Wat betreft het vertelperspectief is er een duidelijk verschil tussen het eerste en tweede deel van het boek. In het eerste deel (hoofdstuk een tot en met acht) wordt alles beschreven vanuit het ik-perspectief; je maakt de gebeurtenissen mee vanuit de ogen van Cameron. In het tweede deel echter (hoofdstuk negen tot en met zestien) worden slechts vier hoofdstukken door Cameron verteld. Hoofdstuk negen, elf en zestien worden vanuit een auctoriaal perspectief verteld, door een alwetende verteller. Een aparte wending in het vertelperspectief vindt plaats in het tiende hoofdstuk dat bestaat uit een brief van Kia So aan Wan Tsjen. Hiermee heeft Slauerhoff een gelegenheid gecreëerd waarin hij de rivaliserende overtuigingen van Kia So en de Toe tsjoen op een persoonlijke en concrete wijze kenbaar kon maken. Personages - Cameron: lijkt in eerste instantie een zeer gecompliceerd persoon. Naarmate het verhaal vordert wordt het steeds meer duidelijk dat dit wel meevalt; al zijn problemen en frustraties zijn allemaal onder één noemer te verdelen. Cameron verkeert in een gemoedstoestand waarin hij zich nergens thuis kan voelen; wanneer hij op zee is verlangt hij naar het land en veracht zijn leven op de boot. Echter als hij in het binnenland van China is wil hij weer terug naar de zee. Wanneer hij de zware reis op weg naar Tsjong King maakt, is hij eigenlijk het gelukkigst (“Wat mij betreft had de tocht zo mijn verdere leven door mogen duren. Nooit had ik zoveel rust en zoveel ruimte gekend. […] Dus had ik gevonden wat ik zocht: een voortbeweging over een land dat grenzeloos moest zijn” (p. 92)). Doordat hij geen connecties meer heeft met zijn verleden en niet gehecht is aan wat dan ook op aarde, onderneemt hij de roekeloze en gevaarlijke handelstocht. Hij begint weer wat gevoelens te krijgen (is ook niet meer in het bezit van opium) en wanneer ze bijna bij Tjong King zijn verlangt hij zelfs “de stad te bereiken en verloren te gaan in de menigte daar” (p. 94). Dit gevoel is echter van aanzienlijk korte duur; Cameron voelt toch geen connectie met de overige mensen en concludeert: “Ik wist nu eigenlijk wel voorgoed, dat ik toch niet met de mensen zou kunnen samenleven, maar wel alleen op de aarde.” is (p. 157). Cameron is meer een type dan een individu (zo leren wij zijn naam pas kennen op p. 32 ). In het boek is niet zozeer sprake van een persoonlijke, individuele problematiek, maar van een algemene menselijke. Cameron is de drager van het thema: het zoeken naar de zin van het leven. - Hsioe: een maffia-achtige handelaar en de opdrachtgever van de reis (evenals de transactie in wapens). Zijn doortraptheid komt meerdere malen naar voren; bijvoorbeeld in de brief van Kia So aan Wan Tsjeng: ““ Een ander maal deelden twee straatmuzikanten overal suikergoed in kleine pakjes uit aan alle kinderen in Tsjong King, waarop gedrukt stond: Hsioes tongstrelertjes.” Korte tijd later zijn veel kinderen overleden.” (p. ….) - Tsju: een horlogemaker. "Zijn opvatting was kinderlijk en simpel: het rad van het zijn moest nog talloze eeuwen wentelen voordat de hemel zich over de aarde zou ontfermen en alles samen zou vloeien. Zo had het al lang moeten zijn. Maar er kwam telkens oorlog, telkens was een radertje zoekgeraakt" (p. 44). Cameron vindt het prettig bij Tsju te logeren. - Op-één-na: een oude grijsaard, met wie Cameron zich verwant voelt, omdat ze beiden door elke levenssfeer worden teruggestoten en steeds op hun armzalig zelf worden aangewezen. Op-één-na is symbool voor de absolute eenzaamheid en het niet kunnen bereiken. - Silvain: een vroegere marine officier en werktuigkundige, maar nu vooral zwaar verslaafd aan de opium. Hij moet als hij gevangen is, een arsenaal leidden. In ruil voor opium (gekregen van Fong Sjen) helpt hij Cameron aan materiaal voor radio. - Kia So: priester van de oorlogsgod. Hij en Cameron willen allebei verwestersing van Tsjong King tegenhouden, maar zien elkaar als vijanden. Toch bewerkstelligen beiden de verwestersing: Cameron bouwt de radio met lampjes uit de tempel van Kia So. - Velho: de excentrieke Chinese westerling, symbool voor gebondenheid aan het verleden. - Wan Tsjen: monnik, symbool voor het hogere geestelijke leven, waarnaar Cameron verlangt. Thematiek Naast het thema reizen komen er vele andere in “Het leven op aarde” voor. Eigenlijk zijn de reizen die Cameron maakt meer een illustratie van de voornaamste boodschap. Een reden waarom Cameron naar China en vervolgens er helemaal doorheen reisde, was omdat hij vluchtte voor zijn verleden in Ierland. Het boek draait ook om de zoektocht naar het zijn van de mens, het proberen je innerlijk te vinden en te definiëren. Dit is een van de meest essentiële vragen voor de mens en het is ook belangrijk hier een antwoord op te vinden. Slauerhoff illustreert dit door Cameron op zoek te laten gaan naar zijn ‘kern’, telkens en telkens opnieuw. Cameron blijft proberen zijn innerlijk tot klaarheid te brengen door deze vraag te beantwoorden, maar dit is een onmogelijke opgave. Het is net zo onmogelijk voor Cameron op één plaats te aarden: “ De maan taande, de wolken dreven weg, zeker door een wakker geworden morgenwind daarginds en onder den top zag ik nu een zachtroode zone. Was het morgenrood of was het een rood meer? Als ik daar leven kon, op dien witten top aan de oevers van dát meer, zou ik veilig zijn en niet verder willen gaan. Dat dacht ik nu.” (p. 156). Ik denk dat het niet kunnen beantwoorden van de elementaire levensvragen de boodschap is die Slauerhoff mee probeert te geven (overigens is dit een thema dat in meerdere boeken van hem terug komt): mensen zullen altijd blijven zoeken naar de reden van het bestaan, maar daadwerkelijk het antwoord erop vinden kunnen en wíllen we zelfs niet; we genieten veel te veel van het dwalen in een speculatieve omgeving, we vrezen de beperktheid van een verklaarde. Beoordeling Het is opmerkelijk dat, hoewel Slauerhoff tot een van Nederland’s bekendste schrijvers wordt gerekend, vrijwel alle recensenten niet onder de indruk zijn van “Het leven op aarde”. Ik wilde graag een recensie vinden waarin zowel Slauerhoff positief als negatief commentaar ontvangt, dit was echter onmogelijk. Helaas lijken de recensies die ik nu gekozen heb in boodschap op elkaar, maar in verband met de publicatiedatum van het boek (toen was er immers nog geen internet) zijn er niet veel recensies beschikbaar. Algemeen Handelsblad, oktober 1934: […] Een door-en-door pessimistisch verhaal; de uitbeelding van verdoemde zielen, in wie alle energie gedoofd, elke weerstand en spanning gebroken is. De sfeer van het door Europeesche invloeden verminkte China, van het door burgeroorlog geteisterde land, is hier en daar wel aannemelijk weergegeven, en dit exotisch milieu en sfeer betreft, vrij waardeloos wanneer men het bijv. met een werk als "The good Earth", van Pearl S. Buck, vergelijkt. En de macabere geest die eruit spreekt wordt zielig en machteloos, vergeleken bij een nihilistisch relaas als Céline's "Voyage au bout de la nuit". De figuren in "Het leven op aarde" zijn niet geteekend maar geschetst; men kan dan ook nauwelijks van menschen, men moet van schimmen spreken. Slauerhoff's verdienste is, dat hij het hoogste gehalte der prozakunst te benaderen tracht, de kunst van de verbeelding die in onzen tijd en hier te lande door Arthur van Schendel en door Aart van der Leeuw met zooveel meesterschap beoefend is. Slauerhoff echter bezit dit meesterschap niet. Zijn verbeelding is veelal troebel en traag, zijn taal vermag het visioen niet in zuivere vormen weer te geven. Hij modelleert in klei, en de klei blijft slap; hij beitelt niet in marmer. Wie de lectuur van zijn boek heeft voltooid herinnert zich de gebeurtenissen, de toestanden, de figuren nog slechts vaag. Het best geslaagd zijn de eerste en laatste hoofdstukken van dit boek. Doch juist datgene waarop het aankomt, de reis van Cameron door het binnenland van China, vermag geen diepen indruk te maken. Landschap en stadsmilieu - Tsjong King heet de plaats waar Cameron belandt en gevangen gehouden wordt - blijven zonder waarneembare realiteit; zij bezitten ook niet den adembenemenden druk van het spookachtige droomgezicht. Dit gedeelte van het verhaal houdt het midden tusschen een zwakke reisbeschrijving en een kinderachtige fantasie.. Cameron - die marconist is geweest - krijgt van de machthebbers in Kinderachtig bijv. is de vondst van het radio-experiment Tsjong King opdracht een ontvang-toestel te maken. Zij hebben erover gehoord, zij willen hun nieuwsgierigheid bevredigd zien. En de zwerveling wordt nu actief, gaat op zoek naar onderdeelen, vindt zelfs, hoe onwaarschijnlijk het ook klinken mag, in den tempel van dan oorlogsgod de onmisbare lampen. En dan geeft hij een demonstratie, die breedvoerig wordt verhaald. Dit alles is toch eigenlijk banaal en alledaagsch en breekt de sfeer, voor zooverre er bij dit boek van sfeer gesproken kan worden. De schrijver laat zijn held, in dit verband, zelfs allerlei toespelingen op hedendaagsche politieke toestanden maken en vervalt in den toon der slechte journalistiek. De ernst van de oorspronkelijke conceptie gaat hier en gaat telkens weer te loor. Bovendien verstaat deze proza-schrijver nog altijd niet de kunst behoorlijk proza te schrijven. Zijn stijl is niet alleen gebrekkig en onbeholpen, vaak zelfs door onbeholpenheid onverstaanbaar en ten overvloede leelijk. In een beschrijving van het dichterlijke gedroomde "westelijk paradijs" waarin de zwerver een tijdlang verwijlen mag, lezen wij bijv.: "Het paviljoen van de samenkomst lag aan den uitersten rand, hing bijna over het ravijn. Een zoo bevallig gebouw kon de laagvlakte nooit doen verrijzen, alleen hier, waar in de ijle lucht de bergen naar alle zijden (behalve één) bevallige lijnen voordoen." Wij moeten eerlijk bekennen dat wij de bedoeling van den auteur niet begrepen hebben. Hij raffelt telkens weer onvoldragen gedachten af. Zoo lezen wij: "In de stad werd geen licht ontstoken, de haastig erop ingestelde doodstraf scheen toch overal te zijn doorgedrongen." Hier kan men de bedoeling van den schrijver na eenig zoeken wel ontdekken, doch fraai is de zinsbouw allerminst. En bepaald vermakelijk klinkt dit: "Zij begreep het verkeerd, verdubbelde in hevigheid van verdriet en verweet mij dat ik niet om haar gaf". Welk geestrijk vocht had de heer Cameron genoten, toen hij de verdubbeling waarnam? We zouden nog tal van voorbeelden kunnen geven. De heer Slauerhoff heeft als dichter en prozaschrijver een zekere reputatie verworven welke alleen verklaard kan worden uit een affiniteit tusschen den geest waarin zijn verhalen zijn vervat en de geestelijke depressie van dezen tijd. Hij geeft uiting aan een onbestemd gevoel van onrust en onbevredigdheid dat klaarblijkelijk bij sommige lezers weerklank vindt. Maar wie niet tot dien kleinen kring behoort zal zich bezwaarlijk door de lectuur van zijn novellistisch en dichterlijk werk bekoord of geboeid kunnen voelen, want het ontbeert de artistieke qualiteiten welke daartoe worden vereischt.
De Gooi- en Eemlander, januari 1935 Dit maakt Slauerhoff's boek tot een lang, tamelijk eentonig reisverhaal langs steeds nieuwe, onoplosbare geheimen van een eeuwig raadselachtig land; het maakt den roman van Helman tot het notulenboek van een filosofisch of theologisch dispuut. Tenminste, wanneer men deze boeken benadert uitsluitend als vertelling, als avonturenverhaal. In wezen zijn zij echter diepe beschrijvingen van tochten door het niemandsland van den twijfel, machtelooze ontdekkingsreizen, hopelooze opvluchten van een plek, waaraan niemand ontkomt. Zooals men ziet: deze romans zijn weinig optimistische lectuur, integendeel. Als literatuur zijn zij evenmin opwekkend, want zij registreeren een geestesgesteldheid, die weinig perspectieven laat. Tenminste Slauerhoff. Hij is het type van den eeuwigen, hopenloozen avonturier: Corbière, conrad. Zijn zwerftochten worden hem een nieuw geluk, een eentonigheid wordt rust, het voortdurende verglijden der beelden voert tot een verdooving, een bedwelming, een los-raken van alles, dat aan deze aarde bindt. Van Helman geloof ik dit niet. Zijn zoeken is vooralsnog te positief, te hardnekkig; er is in hem niets van de lauwe onverschilligheid, welke Slauerhoff's verschijning soms zoo wanhopiger maakt. Helman is daarenboven veel knapper; zijn dialoog is vaak van een zeer bizondere, bitse scherpzinnigheid, hij is duidelijk de man, die de filosofische stelsels beproeft en met voortdurenden argwaan aan elkaar en aan zichzelf toetst. Ik geloof beslist, dat hij zal terugkeeren: het verleden - toont hij zelf in "Orkaan bij nacht" aan - laat zich niet verloochenen. Waarom dan wel een verleden, dat boeken als "Zuid-zuid-west" en "Hart zonder land" bracht? Ik ben ervan overtuigd, dat hij over vijf, tien jaren het boek van onze generatie schrijven zal, het boek, waarin alle vruchtelooze pogingen de zekerheid hebben verdiept tot een onverwoestbaar bezit. Hij moet zelf - beter dan wie ook - kunnen weten, dat alleen zóó het grootste geluk op deze wereld te vinden is. Hij zal dan ook beseffen, dat de beide boeken, welke ik hier omschreef, evenals de geesteshouding, die zij uitbeelden, zeer relatief van waarde zijn, dat zij slechts waarde hebben als speurtochten door een land dat het onze niet is en nooit het onze kán zijn. Wat deze beide boeken aan het geestelijk leven der Nederlandsche kunst toevoegen, is negatief. Hiermede zijn zij afdoende gekarakteriseerd, al dient men voor de wijze, waarop zij werden gevormd en de karakters, waaraan zij hun ontstaan danken, een bepaalde waardeering niet te onthouden. Zowel bij bovengenoemde recensies als vele andere die ik heb gelezen, keren er steeds twee punten van kritiek over ‘Het leven op aarde’ terug. De kritiek is vooral gericht naar Slauerhoff’s schrijfstijl en de manier waarop de personages geïntroduceerd en beschreven worden. De recensenten menen dat Slauerhoff slordig is in zijn proza en dat de zinsopbouw vaak te wensen overlaat. Bovendien werkt hij zeer beschrijvend waardoor de vaart een beetje uit het verhaal gehaald wordt en zorgt dat de roman veel wegheeft van een eentonig reisverhaal. Ten tweede zeggen velen dat de karakters in de roman geen diepgang hebben. De personages worden nauwelijks uitgewerkt en je komt weinig over het karakter te weten (“De figuren in "Het leven op aarde" zijn niet geteekend maar geschetst; men kan dan ook nauwelijks van menschen, men moet van schimmen spreken.”). Dit is tot op zekere hoogte begrijpelijk voor de bijfiguren, maar van de hoofdpersoon zou het logisch zijn als je hem na een tijd begrijpt; je leest immers zijn gedachten. Hoewel ik ‘Het leven op aarde’ geen prettig boek om te lezen vond ben ik het niet eens met de recensent van het Algemeen Handelsblad. Wanneer hij zegt dat men van schimmen moet spreken in plaats van mensen vind ik dat hij volledig gelijk heeft. Ik meen echter niet dat dit een indicator is van het ontbrekende meesterschap van Slauerhoff voor het schrijven van proza; ik denk dat dit juist een kracht is. Ten eerst moet men niet vergeten dat het verhaal draait om een man wiens aandacht volledig opgeëist wordt door het tot klaarheid brengen van zijn wensen. Ik zou het willen vergelijken met een persoon die zeer geconcentreerd bezig is met een bepaalde handeling; deze is dan ook niet bezig met de personen om zich heen. Ten tweede krijgen wij (op enkele hoofdstukken na) alleen de mening van Cameron te weten. Is het dan niet meer dan logisch dat wij geen algemeen of objectief beeld van de overige karakters te zien krijgen? Immers is het onmogelijk vanuit een personaal perspectief objectief of auctoriaal te oordelen over derden. Ten derde denk ik dat Slauerhoff opzettelijk de vaagheid van zowel de hoofdpersoon als de bijfiguren in het verhaal gebracht heeft. Opium speelt immers een belangrijke rol in de roman, en slechts zelden worden mensen helderder van een dergelijk verdovend middel. Ik vond het leuk om te lezen dat het gebruik van de opium (bijvoorbeeld bij Hsioe, maar ook het gebruik van Silvain) een duidelijke invloed op de schrijfstijl van het boek hebben; wij lezen de gedachten van Cameron en juist deze gedachten veranderen in onduidelijkheden. “Hij modelleert in klei, en de klei blijft slap; hij beitelt niet in marmer.”. Dit slaat volgens de recensent op de karakters. Hij meent dat Slauerhoff kansen heeft laten liggen wat betreft de personages en dit heeft geresulteerd in een slap aftreksel van wat het had kunnen worden. Ook dit ben ik niet met hem eens. De personages moeten namelijk helemaal niet krachtig als marmer zijn; de personen die beschreven worden zijn de afdankertjes van de maatschappij, ze zijn verslaafd, onverzorgd en lusteloos. Ze leven slechts nog omdat ze te bang zijn om te sterven. Juist een dergelijk personage moet helemaal niet krachtig afgebeeld worden, en moet zelfs niet krachtig in zijn onverschilligheid zijn. De kracht van deze personages zit juist in hun weekheid, dit maakt hen geloofwaardig. “Kinderachtig bijv. is de vondst van het radio-experiment.” Ik denk dat het hele principe van het radio-experiment noodzakelijk was om Cameron een gelegenheid te geven om in Tsjong King te blijven, voor de chinezen is hij niet van enig belang op het moment dat hij zijn ‘buitenlandse’ kennis om kan zetten in iets bruikbaars voor hen. De recensent vind dat het makkelijke uitweg van Slauerhoff is om hem een radio te laten maken, mij lijkt het eerder een logische (het is waarschijnlijk ook het enige dat Cameron kán maken). “Dit alles is toch eigenlijk banaal en alledaagsch en breekt de sfeer, voor zooverre er bij dit boek van sfeer gesproken kan worden.” Hier ben ik het absoluut niet mee eens. Ik vind het nogal raar dat er gesproken wordt over een gebrek aan sfeer, aangezien in ongeveer de helft van het boek de omgeving en de sfeer besproken wordt. Juist deze uitgebreide omschrijvingen van het boek is denk ik wat mij tegen de borst stoot. Het zorgt ervoor dat je als lezer de neiging hebt dergelijke stukken snellen door te werken waardoor de boodschap op een veranderde manier over kan komen. Wanneer je dit niet doet ben je lang bezig met het bestuderen van onbelangrijkheden en wordt het verhaal nogal langdradig. Wat mij opviel (dit zal ik overigens ook bij enkele andere boeken nog benadrukken) is dat er veel woorden worden gebruikt voor het beschrijven van ogenschijnlijk onbelangrijke gebeurtenissen, maar dat de handelingen die een groot gevolg voor het verloop van het boek hebben nauwelijks toegelicht worden (bijvoorbeeld alle omschrijvingen van het landschap versus het fabriceren van de radio). Ik heb ervoor gekozen het boek woord voor woord te lezen, waardoor ik het op een gegeven moment wel een beetje gehad had met het boek. De kritiek dat de zinsopbouw niet in orde geweest zou zijn, was mij persoonlijk niet opgevallen. In ieder geval heb ik dat niet als storend ervaren, ik vond het wel te lang duren. De roman begint aangenaam beschrijvend, zonder in een gebeurtenis te vallen of gelijk grote inspanning van de lezer te verwachtten. Mijn kritiek op ‘Het leven op aarde’ is echter dat het lijkt alsof zij niet uit deze ‘ab ovo’ introductie lijkt te komen, het verhaal kent geen duidelijke spanningsopbouw en nauwelijks climaxmomenten. Het gaat in een grote stroom door en ik vind het dan lastig geboeid te blijven; je hebt niets om naar uit te kijken. Vanaf het epiloog neemt het verhaal een vreemde wending. Van hele gedetailleerde beschrijvingen gaat Slauerhoff redelijk abrupt over op een voor meerdere interpretaties vatbare situatie. Cameron is in het ‘paradijs’ wat beschreven wordt als een soort vallei waar alles mooi en prachtig is, de tijd vliegt er voorbij en Cameron is gelukkig. In deze vallei groeien allemaal papaverplanten en volgens mij is dit de aanwijzing dat het hier helemaal niet gaat om een soort hemel op aarde, maar om de roes van de opium. Opium wordt gewonnen uit de papaverplant en zorgt voor een gelukzalig gevoel. Het verliezen van het tijdsgevoel past hier goed in aangezien verslaafden echt ‘van de wereld’ zijn. De invloed op de maatschappij is denk ik niet gigantisch geweest, aangezien Slauerhoff reeds ‘Het verboden rijk’ geschreven is. Dit was het eerste deel van de onvoltooide trilogie waar ‘Het leven op aarde’ deel van uit maakte. Ik denk dat Slauerhoff’s proza voornamelijk vernieuwend was in het opzicht dat er een wereld beschreven werd die voor veruit het grootste gedeelte van de Nederlandse bevolking onbekend was, maar wat dat betreft was die vernieuwing al door ‘Het verboden rijk’ opgeëist. Het opvallendste vond ik, zeker als je nagaat in welke tijd de roman geschreven is, de oprechtheid waarmee het opiumgebruik beschreven wordt. Hoewel Cameron een weerstand voelt tegen de verslaafden kan hij zelf niet de verleiding weerstaan niet te roken (“Het was weer als vroeger, ik alleen tusschen dronkenen, hen minachtend, soms toch begeerend met hen mee te doen, daardoor mijzelf minachtend, en het kostte meer en meer moeite te blijven gelooven in een beter lot.” (p. 19)). Hij schaamt zich voor zijn karakter, dat hij te zwak is de verleiding van de drugs te weerstaan. Ik denk dat dit een onderwerp is dat, ruim zeventig jaar later, nog steeds actueel is. In onze huidige maatschappij komen vele vormen van verslavingen voor, of dit nou voedsel, sigaretten of heroïne is. Deze verslaafden voelen ongetwijfeld een minachting voor zichzelf na het toegeven aan het ongewenste. Jezelf zwak opstellen en toegeven dat je fout zit is iets dat in onze maatschappij weinig voorkomt. Wanneer dit vierenzeventig jaar geleden wel mogelijk was, zou ik dat toch graag vernieuwend willen noemen. Bronnen: - Microsoft Encarta ’99 Winkler Prins Editie - Lexicon van literaire werken, mei 2001. - Beschrijvingen bijfiguren: http://www.scholieren.com/boekverslagen/11776

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Het leven op aarde door J. Slauerhoff"