Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Adelaïde door Gerard Walschap

Beoordeling 7.9
Foto van Cees
Boekcover Adelaïde
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 2455 woorden
  • 15 juli 2005
  • 34 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
34 keer beoordeeld

Boekcover Adelaïde
Shadow
Adelaïde door Gerard Walschap
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Gebruikte editie De eerste druk van “Adelaïde” verscheen in 1929. Voor deze samenvatting is gebruik gemaakt van de negende druk van “De Familie Roothooft” uit 1972, waarvan “Adelaïde” het eerste deel is. Het boek heeft een knalrode omslag waarop in zwarte letters de schrijver en de uitgeverij zijn gedrukt. In witte letters staat de titel van de familieroman. Het eerste deel “Adelaïde” telt 107 bladzijden. Genre De roman hoort tot de familieromans en is in meer of mindere mate ook een soort streekroman over het Vlaamse platteland. De gebeurtenissen, wetenswaardigheden en roddels in een klein Vlaams dorp, waar de notabelen (dokter, notaris, pastoor) het nog voor het zeggen hebben.
Verhaalopbouw “Adelaïde” is het eerste deel van een romancyclus die “De familie Roothooft” wordt genoemd. De andere twee delen van deze romancyclus heten “Eric” en “Carla” . “Adelaide” is opgebouwd uit 24 relatief korte, genummerde maar ongetitelde hoofdstukken. Het verhaal wordt chronologisch verteld: er zijn geen flash backs. Dat middel in de vertelling kwam voor de Tweede Wereldoorlog trouwens niet voor, omdat het eigenlijk uit de filmwereld van na de oorlog afkomstig is. Het verhaal heeft een informatieve opening en een gesloten einde. Qua opbouw is het dus voor onze moderne begrippen een klassieke roman. Perspectief Er is sprake van een alwetende verteller. Hij kent alle personages van binnen en van buiten. Het alwetende aspect van de verteller is gemakkelijk te constateren: hij vertelt als het ware met een helikopterview. Duidelijk te zien in het laatste hoofdstuk dat de dood van Adelaïde beschrijft en de vondst van het lijk van haar vader in een moddersloot. Tijd en ruimte De roman speelt zich waarschijnlijk af in de twintiger jaren op het Vlaamse platteland. De invloed van de Rooms-katholieke Kerk is nog heel groot. (vgl. datgene wat de dorpspastoor tegen Adelaïde zegt) de taal van de roman is dan Vlaams, wat lang niet altijd betekent dat deze roman gemakkelijk te lezen is. Voor een Noord-Nederlander staan er nogal wat dialectische woorden in deze roman. Titelverklaring De verklaring van de titel hoeft geen verdere uitleg: het is de naam van de hoofdfiguur in deze roman. Thematiek In deze Vlaamse familie- en streekroman is het thema bijna naturalistisch te noemen: de mens is het product van zijn erfelijkheid, zijn opvoeding en zijn milieu. Adelaïde groeit op in een streng Rooms-katholiek milieu: de pastoor waarschuwt haar voor de ellende in het leven: ofwel er komt een derde in het huwelijk die de harmonie verstoort of er gebeurt iets met de kinderen. Deze boodschap drijft Adelaïde tot een waanzinnige houding. Ze gelooft vanaf dat moment dat er iets met Eric, haar zoontje, gaat gebeuren. Dat kind krijgt daardoor een veel te voorzichtige opvoeding en het gedraagt zich niet zoals andere kinderen van zijn leeftijd. Ook vermoedt ze steeds dat haar man Ernest vreemd zal gaan: de jaloezie neemt absurde vormen aan. Ze probeert met een mes haar eigen kind te doden, het zoontje van haar zwager te doden en wraak te nemen op mevrouw Reijnders van wie ze ten onrechte vermoedt dat ze een overspelige relatie met Ernest onderhoudt. De krankzinnigheid die Adelaïde heeft, is ook erfelijk bepaald: haar vader vertoont hiervan ook duidelijke trekjes. Hij doet vreemde dingen en hij wordt acht jaar na Adelaïdes overlijden ook dood aangetroffen in een moddersloot. Ook hij voelde zich aan alles en iedereen verplicht en vond dat hij geen goede dingen in het leven had gedaan. Walschap richt zich met zijn boek tegen de Rooms-katholieke geestelijkheid, wiens invloed op een mensenleven hij veel te groot vindt. We spreken wel van de jaren twintig op het Vlaamse platteland, waar de pastoor het vaak voor het zeggen heeft. Die bepaalde vaak dat er wat meer kinderen geboren moesten worden en dat voorbehoedmiddelen uit den boze waren. Samenvatting van de inhoud Adelaïde heeft haar studies gedaan aan een meisjeskostschool, zoals heel gewoon was in die dagen voor een meisje dat een dochter was van notaris Roothooft. Het allerliefst zou zij daarna in het klooster zijn gegaan. De notaris stuurt haar met zijn vrouw op bedevaartstocht naar Lourdes. Er reizen ook twee studenten mee. Ernest Verhaeghen, zoon van een dokter, die een jaar later zou kunnen afstuderen als apotheker . Ze ergert zich aan zijn lichtzinnige gedrag. Ze herinnert zich hoe ze vroeger door Fonske Tierens was getrouwd in het kinderspel: zij en Ernest werden in de echt verbonden. Fonske Tierens is de andere student medicijnen die op reis gaat naar Lourdes. Elke dag volgt hij daar trouw de mis. De moeder van “Adelaïde” zou het niet zo gek vinden als ze met Fonske Tierens zou trouwen, omdat hij een goede partij voor haar zou zijn: twee kinderen van families op stand die met elkaar gaan trouwen. Maar nee, “Adelaïde” wil toch liever het klooster in. Daartegenover staat dat Ernest op de reis naar Lourdes helemaal verliefd op Adelaïde geworden is. Hij smeekt Adelaïde dan ook om niet in het klooster te gaan. Daarna reizen ze weer terug naar Vlaanderen. Het echtpaar Reijnders dat meegegaan is op de reis naar Lourdes om vruchtbaarheid af te dwingen, heeft inderdaad geluk: korte tijd daarna is de vrouw zwanger en de interim-dokter Fonske Tierens doet de bevalling. Niet lang daarna doen diverse roddels in het saaie dorp waar Adelaïde woont, de ronde over de dokter en de vrouw van de veefokker. Kort daarna geeft Fonske te kennen aan Adelaïde dat hij met haar wil trouwen. Dit is zeer tot genoegen van de ouders van Adelaïde, maar het loopt allemaal een beetje anders. Fonske Tierens heeft enkele maanden later ineens een andere vrouw: Wiske Joncken, de dochter van de blokmaker in het dorp. Eigenlijk is Adelaïde gewoon aan de kant geschoven. Dit heeft onmiskenbaar invloed op haar verdere leven, wat betreft het vertrouwen in de mannen. Vanaf nu richt Adelaïde haar aandacht op Ernest en niet lang daarna biecht ze aan haar moeder ’s nachts op dat ze met Ernest moet trouwen. De families slaan de handen ineen en de zoon van de dochter en de dochter van d e notaris worden aan elkaar verbonden. Eerst trouwt Fonske Tierens met zijn Wiske Joncken (16 rijtuigen) en een week later trouwen Ernest en Adelaïde. (14 automobielen) Ze wonen naast elkaar maar willen verder niets meer met elkaar te maken hebben. Er komt een scherpe tweedeling in het dorp, door deze affaire. De vrouw van de veefokker Reijnders is opnieuw zwanger (zonder Lourdes deze keer) maar de veefokker zelf vraagt nu een andere dokter uit een naburig dorp voor de bevalling. Intussen blijkt er niets van een zwangerschap bij Adelaïde. Wel bij haar eerste liefde Fonske die binnen twee jaar twee kinderen op de wereld zet, de laatste wordt geboren op de dag dat Ernest Verhaeghen zijn studie medicijnen afrondt. Het ziet ernaar uit dat Adelaïde een heel gelukkig leven leidt. Maar als de families bij elkaar zitten, neemt de notaris het woord: hij ziet het leven eigenlijk niet meer zo zitten. Elke dag vraagt hij zich af of hij het allemaal wel goed heeft gedaan: of hij zijn huwelijksplicht is nagekomen etc. Een heel somber man wordt het daarna. Maar met Ernest en Adelaïde gaat het wel goed. Hij heeft een bloeiend bestaan als apotheker gekregen en hij is het dorp een graag geziene man. Na twee jaar is Adelaïde tenslotte ook zwanger . Maar de pastoor doet dan een onvergetelijke en onvergeeflijke uitspraak. Hij stelt dat de pastoors weten dat er in een huwelijk altijd iets komt waarbij er een derde persoon tussen man en vrouw komt te staan of dat God de wraak zoekt in de kinderen, zodat hun iets overkomt. Hij verkondigt die stelling naar aanleiding van een discussie over voorbehoedmiddelen. Adelaïde is vanaf dat moment rusteloos. Later wordt een prachtig jongetje geboren, dat ze Eric noemen. Toch komt er meteen een vreemde angst over Adelaïde, nl. dat er een verwijdering kan ontstaan tussen haar en Ernest. Die is inmiddels regisseur van een toneelvereniging geworden en hij steekt daar veel vrije tijd in. De vrouw van de veefokker Reijnders is ook lid van de club en zij heeft nogal wat kwaliteiten op het gebied van het toneelspelen. Ernest wil ook zelf een toneelstuk schrijven dat over een jaar of twee zal worden opgevoerd en waarin een kind van twee een rol speelt: hij wil zijn eigen zoon Eric model laten staan voor die rol. Adelaïde is er niet gerust op: de les van de pastoor zit in haar hoofd gebakken: ontrouw van haar man of een ongeluk met de kinderen. Ze kan niet meer volop van het leven genieten. Ze heeft nog het liefst dat haar schoonmoeder komt; haar eigen moeder is haar een beetje te veel geworden. Die moet zich trouwens meer bekommeren om haar echtgenoot, want die is aan het dementeren. Ook Adelaïde krijgt een aanval van gekte waarbij ze met een mes rondspringt. Ernest kan haar ternauwernood van het mes ontdoen. Adelaïde vreest dat ze net zo gek zal worden als haar vader. Bij de buurvouw Wiske Joncken komen steeds meer kinderen en de vrouw sterft bij de bevalling van het vijfde kind. Als de klokken van de dood luiden, wordt Adelaïde altijd heel zenuwachtig. Ze krijgt steeds vaker ruzie met Ernest en beschuldigt hem ervan naar andere vrouwen te kijken. Er sterven nog meer mensen in het dorp o.a. de veefokker Reijnders, die ineens, waarschijnlijk aan een hartaanval, komt te overlijden. Een oudere broer van Ernest komt ook terug als dokter naar het dorp, omdat zijn vader wil stoppen met de artsenpraktijk. De twee broers hebben veel contact en opnieuw ziet Adelaïde beren op de weg. Oscar zal het middel zijn dat haar ondergang zal bewerkstelligen: ook die angst is op niets gebaseerd, maar Oscar en Ernest brengen samen veel tijd door o.a. met een aan de toneelclub gerelateerde turnvereniging. Eric groeit ook een beetje vreemd op: hij speelt weinig buiten door zijn moeder en leert allerlei onzinnige kennis uit zijn hoofd. Als Oscar daar iets van zegt, wordt Adelaïde weer heel kwaad en raakt zelfs buiten haar zinnen. Ze gaat zich steeds vreemder gedragen. Oscar waarschuwt zijn broer dat zijn vrouw gek aan het worden is. Hij geeft zelfs het advies haar enige tijd naar een gesticht te doen. Ook laat Oscar zijn zoontje Yvo met Eric spelen, maar daar schuilt weer een groot gevaar in, wanneer Adelaïde hem met een mens te lijf wil gaan en de beide mannen ternauwernood kunnen voorkomen dat ze Yvo doodt. Dan staat ook Ernests besluit vast: zijn vrouw moet worden opgenomen in een psychiatrische inrichting. Met een truc dat ze een reis gaat maken, wordt ze via een hotel naar een inrichting gebracht. In de inrichting met nonnen zegt een van de verpleegster dat het goed zou zijn wanneer Eric een zusje zou krijgen. Dat zou kunnen voorkomen dat het huwelijk uit elkaar valt, omdat er dan weer aan seks moet worden gedaan. Adelaïde krijgt min of meer een schuldcomplex aangepraat: als het misgaat in haar huwelijk, zou dat haar schuld zijn. Adelaïde gaat zich nu van alles voornemen: het mag toch niet haar schuld zijn en de eerste tijd nadat ze uit de inrichting is gekomen, gaat het weer wat beter tussen haar en Ernest. Al spoedig daarna is ze dan ook in verwachting. De weduwnaar geworden dokter Fonske Tierens maakt intussen Hilda, de dochter van mevrouw Reijnders, het hof. Dat is niet naar de zin van de weduwe. Ze schakelt de pastoor en in en die leest de al te opdringerige minnaar de les. Adelaïde blijft steeds in de ontrouw van Ernest geloven: aan haar nog ongeboren kind vertelt ze daarover. Een bizarre situatie natuurlijk. Dokter Tierens blijkt het ineens op mevrouw Reijnders gemunt te hebben en ze spreken af met elkaar te trouwen. En ook dochter Hilda raakt daarna spoedig aan een man. Mevrouw Reijnders spant zich erg in om het toneelstuk dat ze aan het repeteren zijn tot een succes te maken. Maar ook daar wordt de rol van Adelaïde dubieus: ze gaat met een mes naar de toneelvoorstelling en na afloop ziet ze dat Ernest mevrouw Reijnders hartelijk bedankt: nu heeft ze het bewijs van zijn ontrouw, denkt ze. Het wordt helemaal te erg, wanneer enkele dagen later een souper wordt opgediend voor de toneelspelers en ze weer heel jaloers wordt. Ernest loopt na afloop nog wat op met mevrouw Reijnders en Adelaïde wordt nu gek van jaloezie. Ze klimt uit het venster en valt naar beneden: door een schedelbreuk sterft ze, constateren de twee doktoren Oscar en Fonske. Ze is in de vierde maand van haar verwachting. Het voorval komt uitgebreid in de Gazet van Antwerpen te staan: Adelaïde Verhaeghen-Roothooft is dood. Acht jaar na de dood van Adelaïde vinden mannen in een moddersloot het lijk van een oude man die met zijn handen recht omhoog vergiffenis lijkt te smeken. Het moet het lijk zijn van de oude notaris Roothooft.
Recensies Er zijn over de roman “Adelaïde” geen recensies meer verkrijgbaar. Ook via Literom is er niets meer bewaard gebleven. Over de schrijver De Belgische schrijver Gerard Walschap (1898-1989) werd geboren in Londerzeel in Vlaams-Brabant als zoon van een herbergier. Walschap studeerde filosofie en theologie, maar brak zijn priesteropleiding af, omdat hij het celibaat niet zag zitten. In 1924 verhuisde Gerard Walschap naar Antwerpen en trouwde een jaar later. Hij was redactiesecretaris van het weekblad Het Vlaamsche Land en redacteur van het culturele tijdschrift Dietsche Warande en Belfort. Walschap maakte in 1923 zijn literaire debuut met de gedichtenbundel "Liederen van leed". In 1928 verscheen zijn eerste roman "Waldo". Vervolgens verscheen de trilogie "Adelaïde" (1929), "Eric" (1931) en "Carla" (1933). In 1939 werden deze uitgaven gebundeld onder de titel "De familie Roothooft". Deze boeken waren niet erg geliefd bij de clerus en leidden uiteindelijk tot een breuk met de Katholieke kerk. In "Vaarwel dan" (1940) verantwoordde Walschap zijn besluit om de kerk de rug toe te keren. Gerard Walschap werd inspecteur van de openbare bibliotheken en zou deze functie tot zijn pensionering in 1963 blijven vervullen. De na 1940 verschenen boeken ademen een humanistische geest, waarbij de strijd tussen gelovigen en ongelovigen regelmatig terugkeert. In totaal schreef Gerard Walschap ongeveer dertig romans. Bovendien was hij actief als essayist en toneelschrijver en schreef een aantal verhalenbundels en jeugdboeken. In 1954 ontving Walschap de Staatsprijs voor "Zuster Virgilia" (1951) en "Oproer in Congo" (1953). In 1965 werd zijn gehele werk onderscheiden met deze staatsprijs. In Nederland ontving Walschap in 1968 de Grote Prijs van de Nederlandse Letterkunde. Andere belangrijke werken: "Een mensch van goede wil" (1936), "Houtekiet" (1939), "Ons geluk" (1946), "Zwart en wit" (1948), "De ongelooflijke avonturen van Tilman Armenaas" (1960), "Het Oramproject" (1975) en "De heilige Jan Mus" (1979).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Cees