Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Serpentina's petticoat door Jan Wolkers

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
Boekcover Serpentina's petticoat
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 3122 woorden
  • 24 december 2003
  • 81 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
81 keer beoordeeld

Boekcover Serpentina's petticoat
Shadow
Serpentina's petticoat door Jan Wolkers
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Zakelijke gegevens Auteur: Jan Wolkers
Titel: Serpentina’s Petticoat
Uitgeverij: Meulenhoff
Jaar van uitgave: 1994
Druk: zesentwintigste druk, eerste druk 1961
Aantal bladzijden: 98 Biografie Jan Wolkers Jan Hendrik Wolkers wordt op 26 oktober 1963 geboren in Oegstgeest als het derde kind in het gereformeerd gezin Wolkers, wat uiteindelijk 10 kinderen zou tellen. Hij ging in Leiden naar de MULO, die hij niet afmaakte, ondanks dat hij een goede leerling was, want zijn ouders haalden hem van school om te helpen in de levensmiddelenzaak. Deze werd opgeheven in 1939, mede door de crisis. Tijdens de oorlog ging zijn oudste broer dood, wat een belangrijke invloed had op zijn werk. Toen hij in 1943 in Leiden onderdook, volgde hij al tekenlessen, o.a. aan de Leidse schilderacademie "Ars Aemula Naturae". Tussen 1945 en 1958 volgde hij verschillende kunstopleidingen, in Den Haag, Salzburg en Parijs. Door heel Nederland staan door hem gemaakte beeldhouwwerken. Hij debuteerde met schrijven in het tijdschrift Podium, met een korte toneeltekst. Zijn eerste boek is de verhalenbundel Serpentina's Petticoat (1961), zijn eerste roman Kort Amerikaans (1962). Deze laatste betekende zijn doorbraak als schrijver bij het grote publiek. Hij heeft vele onderscheidingen geweigerd, omdat hij vond dat de autoriteiten of critici huichelachtig, draaierig of traag waren. In 1982 weigerde hij bijvoorbeeld de Constantijn-Huygens-prijs en in 1988 de P.C. Hooft-prijs, waaraan een groot geldbedrag aan zat verbonden. Hij nam wel de Busken Huet-prijs aan voor zijn essaybundel Tarzan in Arles (1991), hij vond namelijk dat de critici hier wel goed gereageerd hadden. In 1980 verhuist hij met echtgenote Karina en de tweeling Tom en Bob van Amsterdam naar het eiland Texel. In 1986 wordt in Leiden de eerste overzichtstentoonstelling gehouden van zijn beeldende werk. De gemeente Zaandam, zijn eerste opdrachtgever in 1956, vraagt hem in 1990 het monument te maken voor Joop den Uyl. Bob en Tom zijn inmiddels in het spoor getreden van vader met Wat wij zien en horen (1991). Eerste reactie
Keuze: In mijn zoektocht naar de verplichte verhalenbundel die gelezen moest worden kwam ik dit werk van Jan Wolkers tegen. Ik had al eerder veel gehoord over Jan Wolkers, ook dat mijn vader vroeger voor school veel van zijn werk gelezen had, dus ik had er wel vertrouwen in. Zodoende heb ik Serpentina’s Petticoat uit de bibliotheekrekken genomen. Inhoud: Ik vond het werk vreselijk onduidelijk. Het boek liet zich weliswaar gemakkelijk lezen maar de onderwerpen bleven een beetje vaag en op een uiterst bijzondere manier uitgewerkt. Na ieder verhaal heb ik het even een paar minuten laten bezinken en pas dan werd me ongeveer duidelijk waar het over moest gaan.
Verdieping Samenvatting De bundel bevat de vijf volgende verhalen: Het tillenbeest (omvang: 5 bladzijden) Dit verhaal gaat over een sfinx in rood marmer, zwart geaderd met de bijnaam het tillenbeest. De hoofdpersoon voelt nog altijd angst voor dit voorwerp door een eerder gebeurde gebeurtenis. Zijn zus leed aan een wellustziekte; ze had geslachtsgemeenschap met alle Duitsers die er verbleven. De jongen kwam na hun vertrek altijd kijken of ze er nog was, omdat ze thuis niet meer mocht komen. Op één van deze dagen treft hij enkel een grote ravage aan, waartussen hij het tillenbeest vindt. De volgende dag gaat hij een pendant halen met een vriend. Ze nemen ook een spiegel mee die ze met moeite uit het kasteel krijgen. De spiegel blijkt echter te zwaar te zijn om om beurten te dragen en ze besluiten de sfinx tijdelijk in het bos achter te laten. Als deze in de bladeren valt komt onder de bruine modder het verteerde gezicht van zijn zus tevoorschijn. Gezinsverpleging (omvang: 8 bladzijden) Hier gaat het over een gezin dat een patiënt uit het gesticht opneemt, voordat ze haar plaats in de maatschappij in neemt. Deze vrouw heet Marie. Ze is erg stil en vertoont apart gedrag. Aan tafel boert ze, maakt ze schrokkende geluiden en is alleen hier heel duidelijk aanwezig. Op een dag zijn de oudste broer en zus het zo zat, dat ze besluiten er wat aan te doen. Ze imiteren een Klu Klux Clan en vallen Marie’s kamer binnen om zogenaamd haar boze geest uit hun huis te verdrijven. Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit en levensmiddelen komen op de bon. De moeder gebruikt de kaart van Marie om haar eigen kinderen te voeden. Zodoende gaat het snel achteruit met Marie. Bij een controle door een arts van het gesticht bleek dat Marie in verregaande staat van ondervoeding verkeerde. Diezelfde dag wordt ze opgehaald. Serpentina’s petticoat (omvang: 10 bladzijden) Het verhaal gaat over een gezin dat af en toe een vreemde oom, Louis, op bezoek krijgt voor onbepaalde tijd. Deze bezoeken duren meestal een paar weken, soms maanden. Oom Louis is een beetje een zwerver en het zwarte schaap van de familie. De ouders in het gezin schaamden zich een beetje voor Louis en wilden zijn bezoeken altijd zo kort mogelijk houden. De kinderen vinden het altijd heerlijk maar ook afschuwelijk als oom Louis er is. Dat komt omdat hij de meest enge verhalen kan vertellen over wat hij meemaakt, dat eigenlijk niet geschikt is voor kinderen. Deze keer dat Louis bij het gezin thuis is, is hij er zo slecht aan toe dat hij op sterven ligt. Hij is echter zo bang voor de dood dat hij er juist veel probeert mee ‘om te gaan’, bijvoorbeeld door het meenemen van sieraden en bezittingen uit leeggeruimde graven. Uiteindelijk sterft hij bij de familie thuis en het doodshemd waar hij in begraven wordt is van een mooie stof. Serpentina, de dochter in het gezin, zit erop te azen om er een petticoat van te maken. Als ze op het laatst bij toeval de kist nog eens openen, blijkt Serpentina de stof afgeknipt te hebben om er vervolgens in rond te lopen. De verschrikkelijke sneeuwman (omvang: 24 bladzijden) Ditkeer gaat het over een jongen, Herman, die doet alsof hij bij een sollicitatie een ongeluk heeft gehad, waarbij hete, bijtende vloeistof in z’n gezicht is gekomen. Herman heeft zogenaamd om alles te verbergen zijn gezicht in verband gewikkeld. Hij heeft echter een heel gemeen, haast sadistisch karakter waardoor hij ook doet alsof hij blind is geworden om zo extra medelijden op te wekken. De enige die nog van hem houdt in Sonja, zijn vriendin. Tijdens de seks ziet hij echter dat ze een foto van hem, zonder verband, voor zich houdt, terwijl Sonja niet weet dat hij dat kan zien. Na een paar dagen komt hij erachter dat Sonja een foto van een knappe bodybuilder over deze foto heeft geplakt. Uit wraak valt hij die avond, waarop zijn oudste zus haar verloving bekendmaakt, de zus van de verloofde lastig. Hermans vader wil hierdoor zijn zoon uit het huis zetten. ’s Avonds staat Herman vanuit zijn slaapkamerraam naar buiten te kijken, waarvandaan hij ziet hoe zijn vader de lampionnen uitmaakt. Als zijn vader doorheeft dat er naar hem gekeken wordt staart hij terug, waardoor hij niet oplet wat hij doet en de hete vloeistof van de lampion op het gezicht van zijn vader valt. Vivisectie (omvang: 34 bladzijden) Tijdens de Tweede Wereldoorlog moet de oudste zoon van ieder gezin meevechten. De broer van de hoofdpersoon, het meisje, neemt geen afscheid bij zijn vertrek. De gedachte dat ze hem nooit meer terugzien is dan te pijnlijk. Voor de ouders komt het plotselinge vertrek hard aan. De dochter gaat naar het laboratorium, waar ze in het verleden veel experimenten heeft uitgevoerd met muizen en ratten. Daar ziet ze ineens een wagen komen met een paar lijken van soldaten die de studenten mogen ze onderzoeken. Als ze de lijken uit de wagen halen ziet ze dat een van hen haar broer is. Radeloos gaat ze terug naar huis, wetend dat zij degene is die het haar ouders moet vertellen. Overeenkomsten De verhalen bevatten vele overeenkomsten. Het eerste dat opvalt is dat ieder verhaal vanuit het ik-perspectief is geschreven. Ook de tijd waarin het zich afspeelt is grotendeels hetzelfde; allemaal rond de oorlog. Qua lay-out zijn de verhalen ook hetzelfde ingedeeld: nieuwe alinea’s of witregels wanneer een nieuwe gebeurtenis plaatsvindt. Wat me wel opviel is de verschillende motieven die in vrijwel alle verhalen zitten verweven, de ene keer wat meer dan de andere, maar het blijft toch wel duidelijk. Gezinsbanden: de verhouding tussen vader, moeder en kinderen is erg opvallend terugkerend. De nogal hulpeloze, weerloze moeder staat duidelijk tegenover de strenge, kerkgezinde vader en de broer word met bewondering en jaloezie bekeken. Het ‘zwarte schaap’ gevoel; in vrijwel ieder verhaal komt terug hoe één van de personen (soms de hoofdpersoon, soms een bijpersoon), het zwarte schaap van het gezin is. De angst voor de dood, die voornamelijk terugkomt in Serpentina’s Petticoat; maar ook in andere verhalen komt de dood voor (ook al is het soms wat minder duidelijk dat het om de angst gaat) De liefde voor kleine, weerloze dieren. Met name in het laatste verhaal wordt uitgebreid verhaalt over de laboratoriumratten en –muizen, maar ook komt in De Verschrikkelijke Sneeuwman terug hoe insecten aanvoelen. Tijd De vertelde tijd scheelt wel heel erg per verhaal. Deze tijden zijn als volgt: Het tillenbeest: Twee dagen
Gezinsverpleging: Een langere periode van ongeveer een jaar
Serpentina’s Petticoat: ongeveer een week
De Verschrikkelijke Sneeuwman: enkele dagen
Vivisectie: Twee dagen
De plaatsen vertonen echter wel meer overeenkomsten: bijna alles begint of speelt zich in het geheel af in het huis van een gezin. Beoordeling Deze bundel heeft bij mij grote verbazing opgewekt. Ik was zeer gefascineerd door met name de vaagheid en de diepzinnige bedoelingen achter de teksten. Na het lezen van het eerste verhaal, dat slechts 5 bladzijden besloeg, heb ik het direct nog een keer gelezen. Ik vond het einde niet bepaald fris en het duurde dan ook even voor ik de boodschap uit het verhaal gehaald had. Het Tillenbeest was toch zeker het meest vreemde verhaal uit de serie. Gezinsverpleging was duidelijker en op sommige momenten vond ik het zelfs mooi. Ik voelde tegen het einde van het verhaal zelfs medelijden met Marie, wat toch wil zeggen dat ik me kon inleven in het verhaal. Gezinsverpleging is denk ik het meest ‘normale’ verhaal uit de bundel. Serpentina’s Petticoat vond ik in het begin vooral weerzinwekkend. De verhalen van oom Louis over het ruimen van de graven waren erg gedetailleerd en waren lichtelijk choquerend. Het einde was verrassend, het maakte een nogal angstaanjagende indruk op me. De actie van Serpentina op het einde kwam op mij over als het noodlot verzoeken. De Verschrikkelijke Sneeuwman vond ik voornamelijk een erg vreemd en sadistisch verhaal. De manier waarop Herman met zijn gezinsleden omgaat maakt op mij een nogal weerzinwekkende indruk, om op deze wijze de goede bedoelingen van zijn gezinsleden de grond in te drukken. Toch was dit verhaal nog het beste te volgen. Vivisectie was op zich een duidelijk verhaal, ook al vond ik de gebeurtenissen nogal vergezocht en onwerkelijk. Het feit dat de oudste broer in dienst gaat en de dag erop al dood is vond ik nogal gruwelijk en ook de andere verhalen die eromheen verteld worden waren luguber. Al met al is deze verhalenbundel een aanrader voor mensen die op zoek zijn naar iets aparts, maar mensen die meer een duidelijk verhaal wensen te lezen kunnen beter iets anders zoeken. Verwerkingsopdracht Motivatie Ik heb ervoor gekozen om het einde van De Verschrikkelijke Sneeuwman te herschrijven, omdat dit verhaal mij nog het meest duidelijk was. Eigenlijk vond ik de verhalen te logisch om er een zinnig ander einde voor te bedenken, maar ik hoop toch dat ik met de volgende oplossing redelijk geslaagd ben. Dit was ook in eerste instantie mijn eigen gedachte zoals het verder zou gaan toen ik de scène las. De schuingedrukte tekst is overgenomen uit het boek, de rest is mijn eigen aanvulling. Deze scène staat op bladzijde 82, en het echte verhaal is op bladzijde 84 afgelopen. Hier komt Herman erachter dat de foto waar Sonja tijdens de seks naar kijkt bedrukt is met de afbeelding van een andere man, over zijn lichaam heen.
Herschreven einde Hij draaide de foto om. Over zijn beeltenis was een foto uit een tijdschrift geplakt. Er stond een gebruinde jongeman op in een zwembroek, in bodybuildinghouding, de armen van zijn borstkas verwijderd alsof hij twee ganzeëieren onder zijn oksels hield geklemd. Eronder stond, Raymond Sernier, bijgenaamd de Apollo van de Côte d’Azur. Herman liep naar de deur, en gooide die dicht. Toen trok hij de dekens open en schoof in zijn bed. Hij draaide zich op zijn buik en drukte zijn hoofd stijf in het kussen. Sonja kwam niet meer terug. De glimmende zwarte tas stond daar maar wat te staan, verlaten in een hoek van zijn kamer. Hij kon er niet naar kijken, hij wilde er niet naar kijken. De wereld was wrang, gemeen, wraakzuchtig. “Sonja?” riep hij nog één keer naar beneden, maar zonder hoop dat hij nog iemand terug de trap op zou horen stommelen. Herman was alleen, in de steek gelaten, verlaten en zó verdomde eenzaam. Zachtjes speelde een windvlaag door het open raam naar binnen. Het verband dat om zijn gezicht zat wapperde heel voorzichtig, als een trillende man die een teer kristal verplaatst. “Indien uw vriendin u ergert, verlaat haar dan en werp de gedachte van u af, want het is beter…” gonsde door zijn hoofd. Sierlijke letters schoten wederom voor zijn ogen, langs hem heen, onder hem door. Het begon hem te duizelen, het cirkelde rond en rond in zijn gedachten, banderollen tolden om hem heen. Daarna werd het zwart, eindeloos, diep zwart. Er werd luid op de deur gebonsd. “Eten,” zei de snauwende stem van zijn zuster Lia. Zuchtend stond Herman op en opende de deur. “Dat jij hier nog komt,” zei hij op een even vriendelijke toon tegen haar, zich niet eens realiserend dat zijn stem het weer deed. “Gedwongen,” antwoordde Lia kortaf en ze verdween weer in het trapgat, een bord dampende tomatensoep achterlatend. Zuchtend bukte hij, nam het bord zijn kamer in en draaide de deur zorgvuldig op slot. Hij nam plaats achter zijn bureau, het heerlijk geurende bord soep voor hem. Hij speelde gedachteloos met zijn lepel in de soep, zijn blik rustend op de zwarte tas. Plots sloeg hij met zijn vuist op tafel, wat hij achteraf gezien beter niet had kunnen doen. De hete soep viel van tafel af en liet grote vlekken achter op het witte tapijt, zijn kleding en waarschijnlijk nog het belangrijkste, de zwarte tas. “Verdomme,” vloekte hij binnensmonds, de tomatensoep van zijn kleding afwrijvend. Zijn agressie rees op en hij gooide het bord met al zijn kracht uit het zolderraam. Met een geluid van een compleet servies dat aan diggelen vliegt weerklonk de smak op de harde stoeptegels. “Verdomme!” riep hij nog eens, harder nu. Binnen een paar seconde hoorde hij voetstappen op de trap. “Herman? HERMAN?” De hysterische stem van zijn moeder galmde door het huis. “Waar denk jij in God zijn naam mee bezig te zijn?” riep zijn vader daar achteraan. “Niets!” gilde Herman terug, nog steeds in een trance door de borrelende agressie en machteloosheid in heel zijn lichaam. Hij gooide de deur open, waarbij hij zijn moeder bijna raakte, maar zij wist zich nog net vast te grijpen aan de trapleuning, en hij stormde langs zijn vader heen, de trap af. Verbaasd werd hij nagekeken. Waarschijnlijk vanwege het met tomatensoep doorweekte voorwerp dat in zijn rechterhand geklemd zat: een zwarte tas. Pas later realiseerde Herman zich hoe vreemd het eruit gezien moest hebben dat een blinde man zo feilloos van de trap afgedaald was en zonder problemen door het huis getierd was. Wat kon men nu eigenlijk nog voor waarheid aannemen? De waarheid was niets anders dan een leugen. Op straat keken mensen naar hem om, ze trokken hun kinderen naar zich toe om hen te beschermen van het zicht op hem, met zijn afschrikwekkende, in verband gewikkelde hoofd. Het verband jeukte om zijn hoofd, hij had zin om het eraf te scheuren; maar hij deed het niet. In plaats daarvan liep hij stug door, de zwarte tas nog steeds stevig in zijn vuist. Huizen raasden langs hem heen. Als hij door de blinden naar binnen keek zag hij gezellige taferelen, knusse gezinnen en liefdevolle blikken. Het maakte hem misselijk. Hij stond pas stil toen hij voor een perzikgele deur was. De verf was afgebladderd en het raampje in de deur was al zeker een jaar niet meer gezeemd. Er hing geen bel, alleen een verroeste klopper. Met een dof geluid klopte hij deze enkele malen tegen de deur. Er klonk vrijwel direct gestommel van de trap en de deur ging open. Een kleine, magere man met een schichtige blik in zijn ogen staarde Herman aan. Zijn vleesloze handen trilden, maar de rest van zijn lichaam leek verlamd van angst bij de aanblik van Herman. Dit was voor het eerst dat hij realiseerde hoe weerzinwekkend hij er eigenlijk uit moest zien. “Ik kom voor Sonja.” Zei hij uiteindelijk. De blik van de magere man gleed naar de zwarte handtas, waar een paar restjes ui en paprika opzaten, en vervolgens weer naar zijn gezicht. “Eh… juist ja, eh.. Sonja…” hij maakte een erg verwarde indruk. Gelukkig werd hij gered door zijn dochter die de gang in kwam lopen. “Herman!” riep ze geschrokken uit. Haar vader leek ineens te begrijpen waar het allemaal om ging. “Oh, Herman…” mompelde hij, en hij liep de gang uit. Sonja en Herman bleven samen achter. Zonder een woord te zeggen sleurde Herman Sonja mee de trap op, de overloop door, haar kamer in en hij draaide de deur op slot. “Herman…” fluisterde Sonja zachtjes. Hij keek haar slechts woedend aan. “Herman.” Zei Sonja nog een keer, nu met een besluitende toon in haar stem. Ineens begon Herman het verband van zijn gezicht te wikkelen. Met een angstige blik in haar ogen keek Sonja toe. Herman ging door. Eén rol… zijn mond werd zichtbaar. Tweede rol… zijn oren en een gedeelte van zijn haar kwam bloot. De derde rol… De vierde… en ten slotte de vijfde. Met een verstard gezicht keek Sonja naar het gave gezicht van Herman, en de ogen waar niets aan leek te mankeren. Alles leek op zijn plek te vallen. De deur van het huis trilde nog na en Herman hoorde Sonja naar boven stampen. Op brute wijze was hij het huis uitgezet nadat Sonja heftig was gaan gillen. Een breed gespierde man was tevoorschijn gekomen, iemand die hij niet kende, maar wel herkende. Het wás de man van de foto, de Apollo van de Côte d’Azur. Hardhandig had hij Herman de deur uitgewerkt en daar stond hij nu weer, starend naar de afgebladderde verf. Hij was alleen, eenzaam en verlaten. “Indien u uzelf ergert, maak er een einde aan en verlos u, want het is beter…” (1040 woorden)

REACTIES

M.

M.

jan wolkers is in 1925 geboren niet 1963 anders kan hij toch niet in 1943 onder zijn gedoken

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Serpentina's petticoat door Jan Wolkers"