Titel: Mariken van Nieuwmeghen (toneel) Jaar van verschijnen: tussen 1500 en 1515
Eerste druk: 1982
Gelezen druk: tekst en vertaling, Hessel Adema, 6e druk, 1996
Uitgever: Taal en Teken, Leeuwarden B. Samenvatting Toen hertog Arend van Gelre in Grave gevangen werd genomen door zijn zoon Adolf en diens medeplichtigen, woonde op drie mijl afstand van Nijmegen een vrome priester, heer Gijsbrecht genaamd. Bij hem woonde een knap meisje, Mariken, de dochter van zijn overleden zuster. Dit meisje deed de huishouding voor haar oom. Ze zorgde goed en ijverig voor hem. Op een dag stuurde heer Gijsbrecht zijn nicht naar Nijmegen om te kopen wat ze nodig hadden. Hij zegt tegen haar dat als ze niet voor het donker thuis kan zijn, ze bij haar tante, zijn zuster, moet gaan slapen. Mariken vertrekt, dan krijgt heer Gijsbrecht een onbestemd gevoel. Hij denkt dat Mariken of hem iets zal overkomen. Het verhaal gaat dan verder op dezelfde dag, alleen dan in Nijmegen. Die dag heeft Marikens tante ruzie gemaakt met een paar vrouwen over Hertog Adolf, die zijn vader gevangen had genomen. Ze lijkt meer op een krankzinnige of een razende duivelin dan op een Christen. Mariken heeft alles gekocht wat ze nodig hadden, het is dan te laat om nog naar huis te gaan. Ze gaat naar haar tante die haar niet al te vriendelijk begroet. Als ze vraagt of ze mag blijven slapen beschuldigd haar tante haar ervan dat ze geen maagd meer is en scheld haar uit voor slet. Mariken rende huilend bij haar tante weg en rende tot ze struiken tegen kwam. Daar ging ze in grote angst onder zitten huilen en bood zichzelf aan de duivel aan. De duivel hoorde het en dacht door die uitspraak aan haar ziel te kunnen komen. Hij geeft zichzelf (met instemming van God) het uiterlijk van een mens. Geesten hebben niet het vermogen om zich in een volmaakte mens te veranderen er mankeert altijd iets. Dit keer mist de duivel één oog. Hij gaat naar Mariken toe en zij vermoed tijdens het gesprek dat hij de duivel is, maar ze is zo hopeloos dat ze er niets om geeft. De duivel biedt haar aan om haar de zeven vrije kunsten: retorica, musica, logica, grammatica, geometrie, aritmetica en alchemie te leren in ruil voor haar liefde. Ze vraagt de duivel ook nog om haar zwarte kunst te leren maar daardoor zou ze hem aan haar kunnen onderwerpen en dat is te gevaarlijk voor hem, dus praat hij het uit haar hoofd. Verder wil de duivel ook nog dat Mariken een andere naam neemt, omdat de heilig Maria een vijand is van hem. Mariken wil geen afstand doen van haar naam, dus stelt de duivel voor om haar alleen de letter M van haar naam te laten houden. Dat vindt ze goed en vanaf dan heet ze Emmeken, ook moet ze nog beloven om nooit meer een kruisteken te maken. Dan vertrekken Emmeken en Moenen (zo noemt de duivel zich) naar ’s Hertogenbosch waar ze enkele dagen bleven en een goed leven hadden. Het verhaal gaat dan weer terug naar Nijmegen, naar heer Gijsbrecht. Hij verwondert zichzelf erover dat Mariken zo lang weg blijft en besluit om naar Nijmegen te gaan en Mariken te zoeken. Hij gaat naar zijn zuster, waar hij te horen krijgt hoe zijn zuster over Mariken denkt en dat Mariken er vandoor gegaan is zonder dat haar tante weet waarheen. Ondertussen heeft de slotvoogd van Grave de oude hertog Arend vrijgelaten. Hij bracht hem naar ’s Hertogenbosch waar hij feestelijk werd ontvangen. Toen Marikens tante dit hoorde werd ze woedend en pleegde zelfmoord. Dat wilde zeggen dat er alweer een ziel voor de duivel was, want mensen die zelfmoord plegen gaan naar de hel. Na een paar dagen in ’s Hertogenbosch gingen Moenen en Emmeken door naar Antwerpen. Dan gaan ze iets drinken, ergens waar alle hoeren, losbollen en hoerenlopers zitten. Boven zitten de burgers, beneden de drinkeboers die liever nemen dan geven. Als ze iets te drinken hebben besteld vragen een paar drinkeboers of ze erbij mogen zitten. Dan komen ze erachter dat Mariken alle zeven vrij kunsten kent en willen dat ze iets voor draagt. Ze draagt dan een refrein voor dat ze heeft gemaakt, het is een lofzang op de kunst. Veel mensen verzamelen zich om te luisteren en toen Moenen dit zag veroorzaakte hij zo’n opschudding dat er iemand doodgestoken werd, de dader werd hierna onthoofd. Zo woonde Emmeken en Moenen in Antwerpen, waar in die tijd dagelijks veel moorden, doodslagen en andere misdaden werden gepleegd door toedoen van Moenen. Hij vindt dat het zo wel goed gaat en besluit om hier samen met Emmeken te blijven wonen. Emmeken ziet in dat ze onder deze omstandigheden een zondig leven leidt en dat er iedere dag door haar schuld en op aansporen van Moenen veel misdaden plaats vinden. Ze weet dat ze verkeerd bezig is, maar denkt dat het te laat is om nog tot inkeer te komen. Nadat Emmeken en Moenen ongeveer zes jaar in Antwerpen hadden gewoond, kreeg ze de behoefte om haar familie te bezoeken. Moenen bedenkt dat het geen kwaad kan om haar om oom eens te ontmoeten. Zonder hem had hij Emmeken al lang vermoord, maar door de gebeden van haar oom tot de vrouw in het wit, ontkwam Emmeken hem steeds. Daarom is hij van plan Emmekes oom uit de weg te ruimen zodat het meisje volledig in zijn macht is. Emmeken en Moenen reisden naar Nijmegen waar ze aankwamen op de dag van de Mariaprocessie. Daar verteld Moenen haar dat haar tante dood is. Dan begint er een wagenspel en Emmeken mag niet gaan luisteren van Moenen, omdat hij bang is dat ze iets zal horen waardoor ze berouw of spijt zou krijgen. Ze blijft net zolang zeuren tot ze mag gaan luisteren. Het spel gaat eigenlijk over de moraal van het verhaal, dat hoeveel je ook zondigt je altijd vergeving kunt krijgen als je berouw toont. Toen Emmeken dit hoorde kreeg ze berouw, de duivel had het door en wilde doorlopen. Emmeken wilde niet mee, en Moenen werd boos. Hij nam haar mee de lucht in, hoger dan een huis of kerk, iedereen die naar het spel stond te luisteren zag het en ze waren verbaasd omdat ze niet wisten wat er aan de hand was. Toen Moenen haar hoog genoeg had meegevoerd wierp hij haar naar beneden met de bedoeling haar nek te breken. Haar oom zag haar ook vallen en zei dat die vrouw geluk had als ze haar nek niet had gebroken. Dan gaat hij kijken wie er is gevallen en ziet hij dat het Mariken is. Hij denkt dat ze dood is en gaat meteen naar haar toe. De duivel wordt woedend als hij haar oom ziet, hij weet niet meer wat hij moet doen. Dan ziet iemand dat Mariken nog beweegt, haar oom ziet het ook. Ze is weer volledig bij bewustzijn en vertelt haar oom dat ze denkt dat ze voor eeuwig verdoemd is omdat ze zeven jaar met de duivel samen heeft geleefd. Dan mengt de duivel zich in het gesprek en maakt ruzie met haar oom, die een bezweringsformule heeft en voor begint te lezen. Hij is sterker dan de duivel en de duivel moet de ziel van Mariken laten gaan. Mariken zegt tegen haar oom dat ze gods barmhartigheid wil verwerven, en dat ze er alles voor over heeft. Dan neemt haar oom haar mee naar alle priesters van Nijmegen, maar er was er geen die haar absolutie durfde te geven of haar een boetedoening op te leggen. Toen gingen ze samen naar Keulen, om daar voor de bisschop te biechten. Onderweg achtervolgde de duivel hen maar moest afstand houden door het sacrament wat haar oom had mee genomen. Wel wierp hij af en toe een halve boom op de weg om hen de nek te breken, maar god liet het niet toe, want zij las dagelijks een gebed ter ere van Onze Lieve Vrouwe. In Keulen biechtte ze voor de bisschop maar ook die kon haar niet verder helpen. Hierna namen ze afscheid van de bisschop en reisden ze door naar Rome. Daar biechtte Emmeken bij de paus, hij weet eerst ook niets, tot hij een ingeving krijgt. Emmeken krijgt om haar armen en om haar nek een ijzeren ring. Ze moet de ringen net zolang dragen tot ze versleten zijn, of tot ze er vanzelf af vallen, dan zullen haar zonden vergeven zijn en is haar vergiffenis geschonken. Ze keerden terug en reisden naar Maastricht waar Emmeken, met hulp van haar oom, non werd in het klooster voor bekeerde zondaressen. Haar oom keerde terug naar Nijmegen en leefde daar nog vierentwintig jaar, hij kwam haar elk jaar een keer opzoeken. Emmeken leefde zo vroom en ze onderging zo’n strenge boetedoening dat de barmhartigheid van Christus haar al haar zonden vergaf. Hij zond een engel naar de plaats waar Emmeken lag te slapen om haar ringen eraf te halen. Als Emmeken wakker wordt gaat ze nadenken over haar droom waarin het lijkt of ze van de hel naar de hemel wordt gevoerd, dan ontdekt ze dat haar ringen eraf zijn en is ze God dankbaar. Ze hoopt dan ook dat er mensen zijn die zullen leren van wat haar overkomen is. C. Vragen en antwoorden Wat is de moraal van het verhaal? De moraal van het verhaal is, hoeveel je ook zondigt, je kunt altijd vergeving krijgen.
REACTIES
1 seconde geleden