Het zandkasteel
Het stormt. Vanuit het raam kijk ik naar buiten. Op het strand ben ik, want het is vakantie. Mama leest. Papa drinkt bier, zoals echte mannen op vakantie dat doen. Regen of geen regen.
Buiten maakt een familie een zandkasteel. Met z’n zessen zijn ze, net als wij. Ze dragen allemaal een trui en graven een gracht met grote scheppen. Straks zal het zeewater voorzichtig in de geul stromen, totdat het hele kasteel ermee omringd is: beschermd voor vijanden.
Wie zouden er wonen in het kasteel, vraag ik me af. Geen prins en prinses of koning. Heb je ooit een vorst in een zandkasteel gezien? Nee, deze bewoner moet speciaal zijn, net zo speciaal als zijn huis. Op alle torens staan schelpen, ramen zijn er niet. Wat zou je goed verstoppertje kunnen spelen hier. Degene die hier woont, houdt vast van spelletjes.
De familie bouwt verder. De geul is af. Met emmertjes komen er nog wat torens bij en zo wordt het kasteel groter en groter. Af en toe lopen er mensen langs met paraplu's en regenjassen. De familie van het zandkasteel heeft geen regenkleding.
Zandbunker
Misschien zou de familie zelf wel in het zandkasteel gaan wonen. Ruimte genoeg daar; als ze nou allemaal geloven dat het past, dan past het zonder twijfel. Veilig is het ook: de gracht is breed en diep genoeg om het water tegen te houden. En als de zee héél ver komt, dan bouwen ze gewoon een zandbunker, even verderop. Daar zouden ze dan wonen, heel even maar, met kaarsjes en kaarten. Ze zouden het best gezellig hebben met z’n allen, maar dan toch terugverlangen naar hun eigen, veilige kasteel, waar voor iedereen een eigen toren is.
Het wordt vloed. De zee komt dichter- en dichterbij het zandkasteel, maar de familie graaft verder. Het is maar goed dat ze geen schoenen dragen, want het water komt nu al tot hun enkels.
Wilde zee
Aarzelend komt de zee dichterbij. Van ver lijkt het alsof hij woest gromt als altijd, maar als je heel goed kijkt, zie je dat hij bij de kustlijn net een beetje afremt. Angstig is hij, de woeste wilde zee, om het zandkasteel te naderen. Maar hij blijft de zee. Het moet.
Als het water uiteindelijk de geul instroomt, weet de familie dat het niet lang meer gaat duren. Steeds een beetje hoger komt het zoute water. Steeds meer raakt hij het kasteel. Het gezin weet dat ze zo hun onderkomen moeten achterlaten. De bunker wacht al. Alleen de speelkaarten nemen ze nog mee, de rest laten ze achter. Koud zullen ze het niet krijgen daar, maar het voelt toch een beetje kil.
Intussen zit ik nog steeds binnen, hier in onze eigen bunker. Ons vakantiehuisje. Mama’s boek is uit, papa’s bier is op. Koud hebben we het niet hierbinnen. Maar buiten lonkt de wind.
De familie is gevlucht naar hun bunker. Ik denk dat ik maar een stukje ga zwemmen in de zee.
Het zandkasteel blijft stevig staan.
Het is zomervakantie! Onze redactie drinkt met de billen bloot melk uit een kokosnoot op een onbewoond eiland. Tot maandag 2 september publiceren we daarom wat minder blogs, daarna komen we weer op volle kracht terug. Ga je ons missen? Check dan het beste uit ons archief bij de Klassiekers!
1 seconde geleden
Bram
Bram
Wat een lieve column :)
11 jaar geleden
Antwoorden