1a ja, spierkracht in je benen
1b nee
1c ja, spierkracht in je hart
2 Nee, het heeft niets te maken met de kracht die je hier gaat bestuderen.
3 Niets, het heeft een hoog alcoholpercentage.
4 De krachten kunnen je hoofd flink beschadigen: je kunt een hersenschudding oplopen of zelfs overlijden.
5 Bijvoorbeeld: windenergie en vliegeren.
6 de punt breekt
7 het waait weg (verandert van snelheid en bewegingsrichting)
8 je snelheid wordt minder
9 door je gewicht
10a spierkracht
10b windkracht
11a 47 N
11b 72 N
12 pijl (= vector)
13a F
13b newton
14a 23 N
14b 4,8 N
14c 17 N
15a 0,43 N
15b 0,72 N
15c 0,74 N
16a Fnetto = 500 N + 400 N – 300 N = 600 N
16b de auto gaat vooruit
17a Fnetto = 40 N ®
17b Fnetto = 20 N ¬
17c F1= 20 N ®
17d F1 = 80 N ¬
18a Fnetto = 20 N ®
18b Fnetto = 30 N ®
18c F1 = 160 N ¬
18d F3 = 70 N ®
19a newton
19b newton
19c newton
19d kilogram
20 zwaartekracht
21 gewicht
22 Fz = 10 x 12,5 = 125 N
23 Fz = 10 x 5 = 50 N
24 50 gram = 0,050 kg
Fz = 10 x 0,05 = 0,5 N
25 Fz = 10 x 1 = 10 N
26 Fz = 10 x 45 = 450 N
27 Bijvoorbeeld: bankschroef, waterpomptang, kurkentrekker.
28 om meer kracht te kunnen maken
29 B Het grotere stuurwiel, dat kost minder kracht want de arm is groter.
3 Aan het uiteinde, de arm van de hefboom is dan het langst.
31 De rechter kruiwagen want daar ligt het zand het dichtst boven het wiel. De arm van het zand is dan het kleinst.
32a De man in het raam tilt het hele gewicht.
32b Met de takel hoeft de man slechts halve kracht te zetten.
33a De helft van 500 N = 250 N
33b 6 m
34 450 N
35a Het moment van Mark is groter omdat de kracht groter is. De arm van Mark en Justine zijn gelijk.
35b Het moment van Mark is te groot. Hij kan het moment verkleinen door de arm te verkleinen. Hij moet dus naar het draaipunt toeschuiven.
36a moment = kracht x arm = 120 N x 15 cm = 1 800 Ncm (linksdraaiend)
36b ook 1 800 Ncm (rechtsdraaiend)
37a rechts
37b rechts
37c rechts
37d links
38 links
39 bij F2
40a F1 x arm1 = F2 x arm2
60 N x 20 cm = F2 x 30 cm
F2 = = = 40 N
40b F1 x arm1 = F2 x arm2
90 N x arm1 = 60 N x 60 cm
arm1 = = = 40 cm
41a spierkracht, veerkracht, zwaartekracht, magnetische kracht
41b andere vorm, andere richting en andere snelheid
42 A
43 A
44 Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand (en omgekeerd).
45a windkracht
45b spierkracht
45c stuwkracht
46a Ja, want ook daar val je weer terug naar het maanoppervlak
46b Kleiner, want de maan heeft een kleinere massa dan de aarde.
47 A
48a ja
48b nee
48c ja
49a ja
49b nee
5a Fz = 40 N
50b 40 N
50c Fz = 10 x m
40 N = 10 x m
m = = 4 kg
51 F1 x arm1 = F2 x arm2
60 N x 80 cm = 75 N x arm2
arm2 = = = 64 cm
De antwoorden gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden