Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Chemie Overal

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Aantekening door een scholier
  • havo/vwo | 2018 woorden
  • 11 februari 2018
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 3 Scheikunde

Paragraaf 3.1

Fossiele brandstoffen:

- Aardgas

- Aardolie

- Steenkool

 

Duurzame energie:

- Kern energie

- Raakt nooit op

- Er ontstaan geen schadelijke stoffen bij het opwekken.

- Groene energie; wind, zon en water.

 

Als er meer koolstofdioxide in de atmosfeer komt, wordt de warmte meer in de dampkring vastgehouden. Met als gevolg dat de tempratuur van de aarde stijgt.

 

Paragraaf 3.2

Chemische reactie:

- Er ontstaan nieuwe moleculen.

- Er komt energie vrij is de vorm van licht of warmte.

- Beginstoffen veranderen in reactieproducten.

- Stofeigenschappen veranderen.

 

Een faseverandering en oplossen van stoffen zijn geen cr.

 

Endotherm: warmte toegevoegd.

Exotherm: komt warmte vrij in de vorm van licht, warmte of elektrische energie.

 

Energie-effect: Licht, warmte of elektrische energie.

 

Paragraaf 3.3

Reactietempratuur: Tempratuur die nodig is om een cr te laten werken. Is de tempratuur even hoog of hoger dan het reactietempratuur ontstaat er een cr.

 

Bij papier wordt het reactietempratuur ook wel het ontbrandingstempratuur genoemd.

 

5 factoren die invloed op de reactiesnelheid hebben:

  1. De soort stof.
  1. Verdelingsgraad van de beginstoffen.
  1. Concentraties van de beginstoffen.
  1. De tempratuur van het reactiemengsel.
  1. De aanwezigheid van een katalysator.

 

Wet van massabehoud (Lavoisier): Bij een cr is de totale massa van de beginstoffen gelijk aan de totale massa van de reactieproducten. Deze wet zegt: bij een cr verdwijnen en ontstaan er niet zomaar materie.

 

Een reactie stopt als een van de beginstoffen op is. Er blijft dan een deel van de beginstoffen over; de overmaat.

 

Verbindingen: moleculen, ontleedbare stoffen, bestaat uit meerdere atoomsoorten.

Elementen: niet ontleedbare stoffen, bestaat uit 1 atoomsoort.

Opgelost in water          = aq

Vast                                   = s

Vloeibaar                         = l

Gasvormig                       = g

 

Emulsie: een mengsel van 2 vloeistoffen die niet goed mengbaar zijn. Wit/gekleurd.

Oplossing: helder mengsel. Doorzichtig of gekleurd.

Suspensie: troebel mengsel. Ondoorzichtig, stoffen lossen niet in elkaar op.

Mengsel: 2 of meer stoffen door elkaar gemengd.

 

Metalen atoomsoorten

Aluminium        Al          |Barium             Ba          |Calcium            Ca          |Lood                 Pb

Chroom              Cr          |Goud                Au         |Kalium              K              |Magnesium     Mg

Kobalt                 Co         |Koper                Cu         |Kwik                  Hg              |Mangaan         Mn

Natrium             Na         |Nikkel               Ni          |Platina              Pt              |Radium            Ra

Tin (stannum)   Sn          |Titaan               Ti           |Uraan               U              |Wolfraam        W

Ijzer (ferrum)    Fe          |Zilver (argentum) Ag    | Zink                  Zn

 

Niet-metalen atoomsoorten

Argon   Ar          |Fosfor               P            |Neon                 Ne         |Zuurstof              O           | Jood  I

Broom  Br          |Koolstof           C            |Silicium             Si           |Zwavel              S            |Fluor   F

Chloor  Cl           |Helium             He         |Stikstof             N           |Waterstof              H

 

Paragraaf 3.4

Een bolletjes = 1 atoom. Een molecuulformule geeft aan welke en hoeveel atomen voorkomen.

 

Helium He         |Water                             H2O       |Waterstof        H2                 | Ethanol C2H5OH

Neon    Ne         |Ammoniak                    NH3       |Stikstof             N2              |Zwavel              S8

Argon   Ar          |Jood                               I2            |Zuurstof           O2                |Fosfor               P4

Krypton Kr         |Koolstofdioxide            CO2       |Fluor                 F2                        |Glucose            C6H12O6

Xenon   Xe          |Zwaveldioxide              SO2        |Chroom            Cl2                        |Methaan          CH4

Radon   Rn         |Zwavelzuur                   H2SO4    |Broom              Br2         |

 

Paragraaf 3.5

De beginstoffen bevatten evenveel atomen van elke soort als de reactieproducenten. Dat betekent dat er vóór en achter de pijl van een reactieschema evenveel atomen van elke soort moeten staan.

 

Paragraaf 3.6

Verbrandingsschema: een reactie van een stof met zuurstof (heeft meestal vuurverschijnselen). Er komt warmte vrij, exotherm.

 

Drie eisen voor het verlopen van een verbrandingsreactie:

- Er moet een brandbare stof zijn.

- Er moet voldoende zuurstof zijn.

- De ontbrandingstempratuur moet bereikt zijn.

 

Vlammen: vuurverschijnsel, een hoeveelheid gloeiend gas.

Vonken: vuurverschijnsel, wegspringende deeltjes van een gloeiende vaste stof.

 

Wit kopersulfaat reagens op water (g) / (l) → blauwe kleur.
Kalkwater reagens op koolstofdioxide (g) → witte suspensie.
Broomwater reagens op zwaveldioxide (g)→ gele kleur verdwijnt.

Na een verbranding kun je te maken hebben met:

- Rook; een fijn verdeeld vast reactieproduct.

- As; een vast reactieproduct dat niet zo fijn verdeeld is, of het deel van de brandstof dat niet brandbaar was.

 

Als een element verbrandt, ontstaat er maar één reactieproduct; een oxide. Een oxide is een verbinding die bestaat uit 2 atoomsoorten: zuurstof en 1 andere.

Bij de verbranding van een verbinding ontstaan twee of meer oxiden. Elke atoomsoort in de verbinding levert zijn eigen oxide. behalve bij de atoomsoort zuurstof O.

 

Metaaloxiden: Koperoxide  CuO |Natriumoxide  Na2O |Magnesiumoxide  MgO | Aluminiumoxide Al2O3

niet-metaaloxide: Waterstofoxide  H2O |Koolstofdioxide  CO2 |Zwaveldioxide SO2 |Zwaveltrioxide SO3                      

|difosfortrioxide  P2O3|difosfortrioxide P2O5

             

Aantal Telwoord
1 Mono
2 Di
3 Tri
4 Tetra
5 Penta
6 Hexa
7 Hepta
8 Octa

De aantekening gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Aantal Telwoord
1 Mono
2 Di
3 Tri
4 Tetra
5 Penta
6 Hexa
7 Hepta
8 Octa

 

Paragraaf 3.7

Massa wordt in kg aangeduid.

 

Massa- eenheid voor atomen = de atomaire massa- eenheid. Eenheid =  u, unit.

 

Er wordt geen gewone eenheid voor atomen gebruikt, omdat atomen veelte klein zijn. Je krijgt dat veelte kleine getallen.

 

Massa van 1 u = gelijk aan 1.67.10 tot -24 gram.

 

Voor een massa van 1 gram heb je 6,022.10 tot 23 units nodig.

 

Uit een reactievergelijking kun je afleiden hoeveel moleculen van elke soort met elkaar reageren en hoeveel er ontstaan.

 

Een massaverhouding is de massa van een atoom vergeleken met de massa van een ander atoom.

 

Overmaat: De stof die overblijft wanneer de andere stof op is.

 

Ondermaat: De stof die als eerst op is.

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.