Samen met onze partner #UseTheNews doen we onderzoek naar de Europese en Amerikaanse verkiezingen. Geef jouw mening en maak kans op 20 euro Bol.com tegoed!

Lesbrief Markten 1

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 876 woorden
  • 27 mei 2008
  • 51 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
51 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Economie samenvatting schoolexamen
Lesbrief: Markten 1

Hoofdstuk 1


Beroepsgeschikte bevolking (potentiële bevolking): iedereen tussen de 15-65 jaar. Gaat alleen uit van leeftijd. Bijvoorbeeld huisvrouwen, vutters, studenten, arbeidsongeschikten.

Beroepsbevolking: iedereen tussen de 15-65 jaar die minimaal 12 uur in de week willen werken en altijd beschikbaar zijn en direct. Ze moeten wel ingeschreven staan bij het CWI, een uitzendbureau is niet voldoende. De mensen in de beroepsbevolking hoeven niet altijd werk te hebben.

Beroepsbevolking = werkloze beroepsbevolking + werkzame beroepsbevolking


Je bent werkloos als je bent ingeschreven bij het CWI. Mensen schrijven zich in bij CWI om uitkering te krijgen. Je krijgt pas een uitkering als je al 49 weken hebt gewerkt. Is dit niet het geval? Dan bijstand.

Arbeidsethos: De betekenis die mensen toekennen aan arbeid. Je voelt je binnen de maatschappij gedwongen om te werken. Factoren: reclame (aanzuigeffect) en omgeving.

Omslagstelsel: werkenden betalen voor de niet-werkenden.

Bruto participatiegraad:(incl. werklozen)
Beroepsbevolking: Beroepsgeschikte bevolking x 100%

Netto participatiegraad: (excl. werklozen)
werkzame beroepsbevolking:Beroepsgeschikte bevolking x 100%

Er is dus sprake van werkloosheid als bruto niet gelijk is aan netto!

Flexibiliseringcontract: Je moet een minimum uur per week werken, wat erbij op komt is mooi meegenomen. Een 0 uren contract mag op zich niet.

p/a ratio: personen: arbeidsjaren

Waarom is de werkloosheid in jaren lager dan de werkloosheid in personen? Antwoord: veel personen werken parttime, waardoor meerderen één arbeidsjaar opvullen.


Werkloosheidspercentage:
werklozen: beroepsbevolking x 100%

Hoofdstuk 2

Ruime arbeidsmarkt Krappe arbeidsmarkt
Aanbod/vraag Aanbod > vraag Aanbod < vraag
Werkloosheid Veel werkloosheid Weinig werkloosheid
Loonkosteninflatie Geringe kans Grote kans
Positie werknemer Zwak Sterk

Arbeidsintensieve bedrijven profiteren het meeste van loonsverlagingen, omdat zij de meeste arbeiders in dienst hebben!

Overheid richt zich op:
1. Allocatiefunctie: arbeid, natuur en kapitaal goed verdelen.
2. Stabilisatiefunctie: het stabiel houden van dingen in een land, bijv. werkloosheid of inflatie (in evenwicht houden)
3. Herverdelingsfunctie: geld moet eerlijk worden verdeeld, duidelijk voorbeeld: progressief belastingsstelsel of ABW (algemene bijstandswet)

Hoofdstuk 3

Micro-niveau = tussen 2 bedrijven

Meso-niveau = bedrijfstak (bijvoorbeeld onderwijs)
Macro-niveau = landelijk

Indexcijfer loonruimte :
prijsindexcijfer x indexcijfer arbeidsproductiviteit : 100

Winstmarge: verschil tussen kostprijs en verkoopprijs

Marktconforme cao’s : richt zich op de omstandigheden van de markt

Reële index (koopkracht): nominale index : prijsindex

Algemeenverbindendverklaren (avv): voor iedereen geldig, wordt door overheid beslist, vakbonden zijn het er vaak niet mee eens.

Initiële loonsverhoging: je kunt in dezelfde tijd meer produceren (d.m.v. arbeidsproductiviteit zoals nascholing), dus je ontvangt meer loon. Dit kan je goed aantonen (eerst sta je voor een klas van 20 personen daarna 40)

Incidentele loonsverhoging
: je krijgt meer loon, maar eigenlijk niet terecht. Bijvoorbeeld als je een diploma haalt, krijg je één keer 3 % meer. Dit gaat dus NIET elk jaar mee.


Loon in natura: je krijgt dingen goedkoper of gratis, je vader werkt bij Vredestein, en je krijgt 4 banden voor de prijs van 1.

Het Centraal Planbureau maakt alleen prognoses!

i/a ratio: De verhouding tussen het aantal inactieven en actieven.

Hoofdstuk 4

Iemand is werkloos als hij/zij aan de volgende eisen voldoet:
1. Personen van 15 t/m 64 jaar
2. Zonder werk of met werk van minder dan 12 uur per week
3. Ingeschreven bij het CWI
4. Direct beschikbaar zijn voor werkkring van 12 uur of meer per week

Conjuncturele werkloosheid:
vraag naar producten schiet tekort. Bijvoorbeeld op de Grundel weinig aanmeldingen, dus 11 leraren ontslagen.
Oplossingen:
1. Mensen kopen te weinig ->mensen meer loon geven -> grotere koopkracht -> mensen kopen meer -> meer vraag -> minder werkloosheid.
2. Overheid wordt zelf vragen d.m.v. nieuwe ziekenhuizen bouwen, hierdoor ontstaat vraag naar nieuwe producten.

3. Belasting omlaag.

Structurele werkloosheid:
1. Seizoenwerkloos, bijvoorbeeld bij van der Poel.
2. Frictiewerkloos, je vind als schoolverlater niet gelijk een baan.
3. Kwalitatieve structurele werkloosheid: vraag en aanbod sluit niet op elkaar aan, bijvoorbeeld een leraar gezocht en een timmerman biedt zich aan.
4. Kwantitatieve structurele werkloosheid: er zijn te weinig arbeidsplaatsen. Iemand die door diepte-investering wordt ontslagen, ook bij een fusie (je wilt bijvoorbeeld maar één directeur dus ontslaat de rest) of als mensen uit het buitenland je werk over nemen. Omvang: verschil tussen de beroepsbevolking en het aantal arbeidsplaatsen.

Conjuncturele werkloosheid is makkelijker te beïnvloeden dan structurele werkloosheid omdat je niet snel een machine de deur uit gooit of een bedrijf terugplaats in Nederland.

Structureel = aanbod en conjunctureel = vraag!!

Als vakbonden te hoge lonen eisen -> arbeid wordt vervangen door diepte-investeringen -> arbeidsproductiviteit stijgt -> werkgelegenheid daalt!

Knelpuntfactor: daar waar problemen zijn

Werkloosheidscijfers uitgedrukt in personen zullen hoger zijn dan uitgedrukt in arbeidsjaren. Dit komt omdat meerdere personen een arbeidsjaar kunnen opvullen doordat ze bijvoorbeeld parttime werken.

Flexibilisering: makkelijk kunnen wisselen.


Extra aantekening

Procyclisch: belasting verlagen, btw verlagen, proberen de hoogconjunctuur waar je in zit te handhaven.

Anticyclisch: van laag conjunctuur naar hoog conjunctuur d.m.v. belasting verlagen. Je wilt van conjunctuur wisselen.

Loonbevriezing: je krijgt niets geen loon erbij. Loonsverhoging is 0, wel inflatie, dus met de koopkracht ga je ermee achteruit.

Looncompensatie: loonsverhoging je krijgt is gelijk aan de inflatie, koopkracht blijft gehandhaafd.

Loonmatiging: je krijgt wel een loonsverhoging, mar is lager dan je eigenlijk verdient wat betreft de arbeidsproductiviteit. Loonkosten per eenheid product gaan omlaag.

Kan de koopkracht van de werknemers bij loonmatiging toenemen?
Antwoord: JA, als de loonsverhoging hoger is dan de inflatie.

WIG: brutoloon + werkgeverslasten – nettoloon.
Bedrag dat je aan de belasting moet afdragen, als de WIG groot is, ga je minder snel aan het werk en omgekeerd.


Arbeidsreserve: verschil tussen beroepsgeschikte bevolking en beroepsbevolking.

Nationaal product = nationaal inkomen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.