Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

De verklaringen verklaard door Hugo Claus

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Gedichtbespreking door een scholier
  • Klas onbekend | 3146 woorden
  • 13 juli 2001
  • 47 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
47 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
De Oostakkerse Gedichten zijn ontstaan in een periode van twee jaar, namelijk van 1951 tot 1953. De bundel verscheen eerst onder de naam Nota's voor een Oostakkerse cantate in een nummer van het Vlaamse literaire tijdschrift 'Tijd en Mens'. De bundel verscheen zelfstandig in 1955 bij De Bezige Bij in Amsterdam. Deze editie bevatte nogal wat aanpassingen ten opzichte van de eerder gepubliceerde versie. De in de cantate aanwezige cyclus 'Het Gedicht' is hier omgewerkt tot een motto voor de overgebleven drie cycli (in de eerste versie was het motto van de Franse surrealist René Daumal). Verder schrapte Claus verschillende versregels en twee gedichten, schreef hij er twaalf bij en hij voegde een verklaring toe aan de 'Drie Verklaringen' aan het einde van de bundel. Over deze 'Vier Verklaringen' wil ik verder uitweiden. Deze verklaringen vormen het allerlaatste tekstgedeelte van de bundel. De vorm waarin deze vier teksten is gegoten wijkt af van die van de rest van de bundel. In plaats van poëtische versregels die niet compleet de bladspiegel vullen, vinden we hier korte prozateksten, bestaande uit één of twee alinea´s. Niet alleen de vorm wijkt af, ook het hier gebruikte lettertype is niet hetzelfde als dat waarin de gedichten in de bundel zijn gedrukt. Het lettertype (in ieder geval dat van de voor deze verhandeling gebruikte editie: Gedichten (1948-1963)) werd al eerder gebruikt voor het motto van de bundel. Op deze manier ontstaat er een opvallende omlijsting rond de dichtbundel. Het motto en de verklaringen worden met elkaar in verband gebracht door het afwijkende lettertype en door de plaats die ze innemen, respectievelijk begin en einde van de bundel, wat hen scheidt van de dichtbundel zelf. De eerste vraag die ons te binnen schiet wanneer men de titel ('Vier Verklaringen') leest, is: "Verklaringen voor wat?". Onder deze titel zijn vier subtitels gebundeld, namelijk 'Vertrek', 'Herinnering', 'Groet aan de familie' en 'Steeds dezelfde'. Deze begrippen worden niet echt "verklaard": eerder worden ze geïllustreerd of uitgewerkt. Als eerste zou men kunnen vermoeden, vanwege de plaats die de 'Vier Verklaringen' innemen, aan een verklarende woordenlijst. Een dergelijke lijst vindt men wel vaker achter in het boek om als referentie of naslagwerk te dienen bij het lezen van de bundel. Er kunnen echter geen argumenten worden aangetroffen om deze stelling te bewijzen. Zo komt geen enkele van de genoemde woorden of woordgroepen in het eigenlijke dichtwerk voor. Men kan dus niet zeggen dat Claus een aantal aantekeningen of bedenkingen had bij een aantal door hem gebruikte woorden, of dat hij de interpretatie van de lezer meer in de richting van zijn eigen lezing wilde sturen. Waarschijnlijk is het beter om eerst eens iets dichter naar de teksten zelf te kijken. De eerste van de vier verklaringen luidt 'vertrek', en handelt over een persoon dat bij bezoek komt bij iemand, maar omdat hij de tijd enigszins uit het oog had verloren, eigenlijk meteen al weer weg moet. Het is winter, koud en de dichter weet niet wat er is gebeurd die dag. Alles wat hij weet is dat hij nu weg moet. Hij vertrekt uit haar 'veilig huis'. VERTREK
Ik wist niet dat het zo laat was, dat het zo laat was, anders was ik niet gekomen. Het huis beeft en vandaag viel de eerste sneeuw, maar misschien heeft men je dit al verteld; je kleine broer misschien die naar de mussen schoot laatst toen ik er was, in het groen veld, waar naar je vader zei, geen rogge kon gedijen. Neen, spreek mij niet over dit gedicht, het wordt te laat, de sneeuw heeft gordijnen van telefoondraden over het huis gespannen en de nacht nadert. Te laat. De reis breekt aan. En ik verlaat je veilig huis.
Toch is het late tijdstip niet de enige reden dat de dichter zich gedwongen voelt om te vertrekken. Ook lijkt hij zich af te zetten tegen de mentaliteit van de bewoners: men leeft er in een eigen wereld, in het "veilige" huis, en men weet niet precies wat er buiten gaande is (enkel het kleine broertje kan het hen vertellen). Er heerst een zekere wereldvreemdheid, en men weet niet echt wat de werkelijke toestand buiten is: op het veld buiten het huis kan volgens vader geen rogge groeien, hoewel de grond niet uitgeput is (het veld is "groen"). Het tweede stukje poëtisch proza is getiteld 'Herinnering', en gaat over een vroege herinnering aan een meisje van vijftien. Zij is zwanger en staat op het punt van bevallen. De dichter denkt met groot plezier aan dit moment terug.
HERINNERING
Zij opende haar klare dijen, neen, niet voor de goede zaak waarvoor zovele keizers, handelaars, trage wandelaars zijn gestorven. Zij was vijftien en zwanger. Zij glimlachte, liep toen over het tapijt als over een bedauwde weide. Kon ik mij herroepen, samenrapen, in één ogenblik herkennen, voorgoed in één seconde, ik riep ons naar die weide terug, mijn mager, zwart konijntje.
Niet alleen denkt hij graag terug aan deze tijd vanwege zijn vroegere geliefde, ook voelde hij zich in deze tijd een zekerder, duidelijker in het leven staand mens. Hij zou de man die hij nu is "samen willen rapen" om weer dat gevoel van eenheid van vroeger te kunnen "herroepen". Het derde gedicht: 'Groet aan de Familie' kijkt de dichter terug naar zijn familie, die hij één voor één heeft zien overlijden. Als hij aan hen terugdenkt, vergelijkt hij hen met een moordenaarsbende: waarschijnlijk vanwege een zekere bruutheid waarmee ze andere mensen, of misschien de dichter zelf, uitgesloten hebben. Die gedachte wordt nog versterkt door de laatste zinnen: "´En gij?` Die familie is voltallig, beleefd en kinderloos vergaan." De dichter drukt hier een zekere afstand tussen hem en zijn familie uit. Hij voelt zich ervan afgezonderd, of zelfs vervreemd. Hij gebruikt het aanwijzend voornaamwoord 'die' in plaats van het in deze situatie eerder verwachte 'mijn', en hij wijst op het feit dat ze 'kinderloos' is vergaan. Het is dus duidelijk dat hijzelf zichzelf niet beschouwt als nog langer deel uitmakend van deze familie. GROET AAN DE FAMILIE
Een familie van Oostakker en uit de streek der Leie is uitgestorven. Ik heb kaartjes gekregen waarin de eerste Tantes uitvoerig naar de Styx werden geleid. Later stuurde mijn vader mij hele kranten met zwarte banden om. Toen viel hij ook. Van de moordenaarsbende, die deze familie toch was, bleef niemand over.-'En gij?' Die familie is voltallig, beleefd en kinderloos vergaan.
Dan de laatste tekst, 'Steeds Dezelfde'. Een vreemde liefde komt hierin tot uitdrukking. Al zeven jaar zijn ze bij elkaar, en al vaak heeft hij eraan gedacht om haar te verlaten, maar daar is het toch nooit van gekomen. Duidelijk is dat datgene wat hen bindt toch een vorm van liefde moet zijn geweest. Hun liefde is waarschijnlijk een zeer lichamelijke ("uw heimelijk haar […] en de vrucht daarvan"), maar toch voelt de dichter ook een zeer sterke geestelijke band: zijn "zinnen" (of dichtregels) proberen niet alleen voorzichtig en aarzelend ("op zenuwvoeten") haar seksualiteit te verkennen, maar ook het universum van haar geestelijke wereld ("uw sterrebaan"). STEEDS DEZELFDE
Gij. Gij fleurt nu in mijn staten. Warmoedelijke, zeven jaar en van verlaten komt het niet. Van het verblind gebaar te staken, van het dolle korenlied dat ik, kinkel, voor je holtes blaat te doven komt het niet. En wat ermee gedaan? Ik kan het hooi van uw heimelijk haar, warmoedelijke, en de vrucht ervan niet laten. Op zenuwvoeten lopen mijne zinnen verder door uw sterrebaan en in uw glooiend dal naar binnen. En wat ermee gedaan? Ik weet het niet, ik weet het niet.
Paul Claes ziet, in zijn bespreking van de bundel in het Lexicon van Literaire Werken, de 'Vier Verklaringen' als een voortzetting van de derde cyclus, 'Het Klemwoord: Huis'. Hij ziet een terugkerend patroon in de structuren van de afzonderlijke cycli. Elke cyclus gedichten eindigt in een soort climax: "De eerste cyclus eindigt met vier gedichten over de typische Clausiaanse 'familie': de aanbeden moeder, de (verjarende) zoon, de afschrikwekkende vader en de geliefde (reïncarnatie van de moeder). Ook de tweede cyclus eindigt met een climax in de vorm van een zang tot de geliefde. Aan het eind van de derde, pessimistische, cyclus moet zo'n climax wel ontbreken, maar als we […] de vier verklaringen bij die cyclus doen aansluiten, krijgen we ook hier een 'familie' met de zoon (Vertrek), de jonge geliefde (Herinnering), de vader (Groet aan de familie) en de huidige, moederlijke geliefde (Steeds dezelfde)." (pag. 6) Hoewel deze theorie de structuur van het werk volmaakt balanceert (drie cycli voorafgegaan door een motto) zijn er toch een aantal elementen in zijn verklaring die aanvechtbaar zijn. Zo zijn de aanwezige familierelaties in de verklaringen maar moeilijk aanwijsbaar. Het lyrisch subject in Vertrek hoeft zeker niet de zoon te zijn (het kan ook de geliefde zijn van de vrouwelijke persoon voor wie dit gedicht bestemd is.), en de in het gedicht voorkomende zoon (degene die naar mussen schiet) speelt maar een bescheiden rol in het gedicht. Hetzelfde geldt voor de "moederlijke" geliefde in 'Steeds Dezelfde': er wordt niet zozeer op een moederlijke band gealludeerd maar de relatie is eerder van een seksuele aard. Belangrijk zijn de primitieve (en volkomen tegen de cultureel gevormde aard van de dichter indruisende) lustgevoelens die hem aan haar bindt. De vader in 'Groet aan de familie' is maar één van de familieleden wiens dood wordt herdacht (vooral belangrijk in dit gedicht is het poëtisch-ik, die de zwaar uitgedunde familie overziet). Ook gaat Paul Claes voorbij aan het feit dat de verklaringen 'gescheiden' worden van de cycli, en verbonden met het motto, door een ander lettertype. Het feit dat ze door een zelfde typologie worden gekenmerkt, kan erop wijzen dat ze iets gemeenschappelijk hebben. Het kan dus misschien wel eens de moeite lonen, in deze poging om de omsluiting (motto en verklaringen) van De Oostakkerse Gedichten ten volle te kunnen duiden, om dit motto ook eens nader onder de loep te nemen. Dit motto luidt als volgt: Van het eigengereide naar het merkbare gaat de beschouwing. Woorden, gekleurd of niet, Worden sleutels. Bereikt de brand der keel
Het snelle van de lans, de slachting
En de nacht - spreek dan niet tegen: Woorden openen de beschouwing
Als messen de huid.
Hierin draait het dus duidelijk om de kracht van het woord, een goede manier om een dichtbundel mee te beginnen. Pas na verwoording kan men een observatie, een beschouwing, waardevol maken, deze observatie naar een hoger niveau tillen, en ze van het "eigengereide" (het vanuit zichzelf handelen en denken) naar het waarneembare, het zichtbare trekken. Woorden kunnen dus een individuele (en in de conventionele spreektaal eigenlijk onverwoordbare) impressie blootleggen om deze voor anderen zichtbaar te maken. De verwoording van het innerlijke gevoel door een individu is de sleutel tot de unieke belevingswereld van dit individu. Het is dus een zeer persoonlijke noot van de dichter. Voor hij ook maar één gedicht aan zijn lezer gepresenteerd heeft, spreekt hij eerst een heilig geloof uit in het gedicht als meest individueel expressiemiddel, dat communicatie tussen dichter en lezer op een hoger niveau mogelijk maakt. . De Oostakkerse Gedichten opent dus met een motto waarin de dichter sterk en krachtig zijn geloof uitspreekt in het gedicht als een ultieme vorm van het verwoorden van de meest intieme en individuele emoties. Na de drie cycli die het eigenlijke dichtwerk uitmaken, volgen dan drie verklaringen die men, evenals het motto, moet zijn als afzonderlijk bedoeld van de gedichten. Een mogelijke hypothese kan nu zijn dat de 'Vier Verklaringen gezien moeten worden als een algemene verklaring van de hele dichtbundel: de gedichten zijn vrij hermetisch, en deze vier verklaringen zouden dan de dichter een laatste kans bieden om datgene wat hij wilde vertellen, nog eenmaal duidelijk te illustreren. De vier teksten vormen dan dus een illustratie van de belangrijkste thema's van de bundel. Of preciezer: 'Vertrek', 'Herinnering', 'Groet aan de familie' en 'Steeds dezelfde' zijn de kernwoorden (of kernwoordgroepen) van De Oostakkerse Gedichten. Wat zijn dan die thema's van De Oostakkerse Gedichten? Volgens de secundaire literatuur is het belangrijkste thema van de cycli, en van het gehele oeuvre van Claus de drang naar vrijheid. In deze bundel uit zich dat vooral in de strijd tussen de niet te bedwingen natuur en de bedwingende cultuur. Maar ook een heleboel andere tegenstellingen komen hier aan bod, tegenstellingen van kosmologische (zoals het verschil tussen dag en nacht en het verschil tussen de seizoenen en elementen), antropologische (mens en dier), biologische (man en vrouw, vader en moeder, kind en volwassenen), psychologische (de tegenstelling tussen instinct en intellect, waanzin en bewustzijn) en van maatschappelijke aard (de tegenstelling individu tegenover maatschappij, kunstenaar tegenover burger). De eerste cyclus 'De Ingewijde' moet dan beschouwd worden als een soort inleiding tot deze tegenstellingsproblematiek. Hier krijgen allerlei karakters een stem om eraan uitdrukking te geven: de ingewijde (in het sociale netwerk van het dorpsleven), de vader, de moeder, de zanger, het dier, een maagd, de verjarende zoon, en nog enkele anderen geven hun worsteling weer met de problematiek waarmee de vol tegenstellingen zittende natuur hen confronteert. De tweede cyclus laat een zeer lichamelijke liefde zien, de verwoording van lust. Een pure overgave aan de natuur. Toch raakt de dichter zozeer verstrikt in deze liefde dat hij op het eind met haar moet breken vanwege gevoelens van vervreemding en onvoldaanheid. Toch spreekt de dichter op het eind duidelijk zijn geloof in de liefde uit. In 'Het Klemwoord: Huis' wordt eerder het beklemmende karakter van de liefde geïllustreerd. (Claus ging in deze periode zelf trouwen). Hoewel het een ideale vlucht leek van de benauwende familiebanden, wordt samenwonen met een geliefde in één huis gezien als een absolute beknotting van de eigen individualiteit. Paul Claes concludeert: "De cyclische tijd van de natuur staat machteloos tegenover de evolutionaire tijd van de cultuur.". Na deze uiteenzetting kunnen we al enkele parallellen tussen de verklaringen en de drie cycli aanwijzen. Dezelfde thema's die in de bundel aan bod komen, vinden we ook terug in de vier verklaringen. Zo wordt het begrip 'vrijheid' geïllustreerd in 'Vertrek' als het ontvluchten van de beklemmende wereld van het 'veilige' huis. In 'Herinnering' kan de 'bedauwde weide' staan voor de wereld vol vrijheid van de jeugd. In 'Groet aan de familie' ontdoet de verteller zich van het juk van de familie, en in steeds dezelfde verlangt de dichter enerzijds naar een persoonlijke vrijheid en anderzijds naar een leven samen met de vrouw van wie hij houdt. Ook de tegenstellingsproblematiek komt in de 'Vier Verklaringen' duidelijk aan de orde. In 'Vertrek' is de centrale tegenstelling die tussen binnen en buiten: binnen in het huis heerst veiligheid, maar ook kleingeestigheid. Buiten is een wilde, koude en onzekere wereld (waarvoor de dichter toch kiest). Ook de tegenstelling tussen intellect en intuïtie komt hier tot uiting: volgt hij de innerlijke stem die hem de sneeuw in wil sturen, of volgt hij de ratio die hem zegt binnen te blijven. Ook kosmologische elementen worden genoemd, zoals het seizoen winter en de tijd, waarvan de dichter blijkbaar geen weet had. In 'Herinnering' zijn de belangrijkste tegenstellingen die tussen man en vrouw en tussen verleden en heden. Ook het verschil tussen realiteit en verbeelding wordt aangestipt: door middel van de verbeelding, de reconstructie van een herinnering, wil de dichter die tijd, die als kwalitatief beter werd ervaren, weer oproepen om het heden te ontvluchten. In 'Groet aan de familie' wordt het individu tegenover de familie geplaatst. Ook vinden we hier de tegenstelling tussen dood en leven, en die tussen natuur ("de moordenaarsbende, die deze familie toch was") en cultuur ("beleefd"). 'Steeds dezelfde' heeft als meest in het oog springende tegenstellingen die tussen het individuele leven en een samenleven met de vrouw van wie men houdt, die tussen lichamelijkheid en geestelijkheid, en weer de tegenstelling tussen intuïtie en intellect (tussen de rede die zegt te blijven, en de innerlijke twijfel om te kiezen voor het echte leven als individu). Wel vind ik het opvallender dat de toon van de verklaringen een toon persoonlijker is dan die van de gedichten die de verklaringen voorafgaan. Het is alsof Hugo Claus in de 'Vier Verklaringen' de universele thema's van de gedichten meer in een persoonlijke sfeer heeft. Hij spreekt mensen persoonlijk aan ("mijn mager, zwart konijntje") om een zekere affiniteit uit te drukken. "'En gij?'" in 'Groet aan de familie' is een frase die men verwacht in een informele sfeer. In de drie voorafgaande cycli vinden we nergens zo'n grote affiniteit, enkel in het laatste gedicht van 'Een vrouw', waarin de geliefde met naam en toenaam wordt aangesproken. Het persoonlijke, informele taalgebruik van de verklaringen vinden we hier echter niet terug. De geliefde wordt hier eerder aangesproken in een zeer artificiële context, opgebouwd door vele ongebruikelijke vergelijkingen en metaforen. Ook in een gedicht zoals 'De Moeder' primeert het artificiële over het persoonlijke. Hoewel de voorafgaande argumentering voortkomt uit een zeer subjectief gevoel, zou een dergelijke aanname (de verklaringen drukken een persoonlijke noot van de dichter) wel een aantal dingen kunnen verklaren. Zoals de overeenkomst van het lettertype van de verklaringen en het motto van De Oostakkerse Gedichten, dat ook niet op de gedichten zelf betrekking heeft, maar eerder een onvoorwaardelijk geloof in het medium poëzie uitdrukken, en niet zozeer betrekking hebben op de cycli. Ze zouden dus dienst kunnen doen als een persoonlijke nawoord (weliswaar gegoten in een poëtische vorm) van de dichter over de eigen situatie. Waar hij de gedichten in de drie cycli zover uitwerkte en verbond met allerlei andere culturele fenomenen als de vruchtbaarheidsmythen, zodat ze open waren voor interpretatie van de lezer, wilde hij op het eind van zijn bundel (als alles al gezegd is) een eigen persoonlijke noot bevestigen. Hij maakt een persoonlijke balans op van het onderzoek dat hij in De Oostakkerse Gedichten uitvoerde, zoadat hij weet waar hij staat in de wereld, een bedenking voor hij vertrekt. Een belangrijk argument voor deze persoonlijke slotakkoorden kan gevonden worden in de biografische achtergrond van dit boek. Toen Claus terugkeerde in België na zijn internationale zwerftochten, schrok hij van de toestand waarin hij zijn familie (woonachtig in Oostakker) aantrof. Terwijl hij zijn horizon had verbreed, leefden zij nog altijd in een beklemmend en kleingeestig klimaat. Het is dan ook geen wonder dat hij ten opzichte van zijn familie gevoelens van vervreemding ervoer, die hij verwoordde in 'Groet aan de familie'. 'Het klemwoord: Huis' verhaalt over de twijfels die Claus ervoer toen hij zelf op het punt stond te gaan trouwen, en dus een beknotting van zijn vrijheid en persoonlijke ontwikkeling vreesde. Dergelijke gevoelens vormen de basis van 'Vertrek', 'Steeds dezelfde', en misschien ook van 'Herinnering' (waarin dan wordt teruggedacht aan een eerder, minder serieus stadium van de relatie).
Bibliografie * Claus, H., Gedichten (1948-1963), uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam, vijfde druk mei 1978. *Claes, P., Hugo Claus, De Oostakkerse Gedichten, in Lexicon van Literaire Werken 3, oktober 1989. *Weisgerber, Prof. Dr. J., Hugo Claus, Experiment en Traditie, Leiden, 1970.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.