Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Nederlandse Antillen

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 1e klas vwo | 3712 woorden
  • 29 maart 2003
  • 162 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
162 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoud Inleiding
1. De Spaanse kolonisatie. 2. De Nederlandse kolonisatie. 3. Relatie tot Nederland. 4. Sociale onlusten Curaçao. 5. Status aparte voor Aruba. 6. Het klimaat. 7. De bevolking. 8. Bestuur en samenleving. 9. Saba. 10. St. Eustatius. 11. St. Maarten. 12. Aruba. 13. Bonaire. 14. Curaçao. 15. De slavenhandel. 16. Industrieën en bedrijven. 17. Landbouw en visserij. 18. Plantengroei. 19. De taal. 20. Godsdienst. 21. Bronnen. Inleiding. Dit werkstuk gaat over de Nederlandse Antillen. De Nederlandse Antillen bestaan uit 6 eilanden onderverdeeld in 2 groepen: de boven- en benedenwindse eilanden. De 6 eilanden zijn eerlijk verdeeld, dus 3 in elke groep. Bij de benedenwindse eilanden horen: Aruba, Bonaire en Curaçao. Ook wel genoemd de ABC- Eilanden. Bij de bovenwindse eilanden horen: Saba, St. Maarten en St. Eustatius, ook wel genoemd de S-eilanden. Er zitten ook hoofdstukken bij over een bepaald eiland. Die zitten ergens in het midden.
1. De Spaanse Kolonisatie. Eerst in 1527 nam Juan de Ampués de Benedenwindse Eilanden voor Spanje in bezit. De Bovenwindse Eilanden werden pas in de 17de eeuw gekoloniseerd. De Spaanse positie in al deze gebieden werd al spoedig bedreigd door Engelsen, Fransen en Nederlanders. Onmiddellijk na het aflopen van het Twaalfjarig Bestand in 1621 werd de West-Indische Compagnie opgericht, die van de Staten-Generaal een octrooi voor handel en kolonisatie op de westkust van Afrika en beide kusten van Amerika ontving. Het werkkapitaal vond men echter voor een (belangrijk) deel in de opbrengst van kaapvaarten. Na het kapen van een vnl. met edele metalen bevrachte Spaanse retourvloot door Piet Heyn kon Pernambuco in Brazilië veroverd worden (1630/1631). Daarmee was men in het bezit van een steunpunt, vanwaar uit kaapvaarten naar de Grote en de Kleine Antillen konden worden ondernomen. 2. De Nederlandse Kolonisatie. Na Tobago (1628) en Sint-Maarten (1631), waarvan in 1633 weer afstand moest worden gedaan, werd in 1634 Curaçao door Johannes van Walbeeck bezet en, om de vijand niet al te dicht in de buurt te hebben, ook nog Aruba en Bonaire. In 1644 werd besloten de vestiging in Noord-Amerika (Nieuw-Nederland) met die op de Benedenwindse Eilanden tot één bestuursgebied te verenigen. Tot directeur-generaal werd benoemd Petrus Stuyvesant (1646). De Vrede van Münster (1648) bevestigde Nederland in het bezit van de eilanden. Sindsdien was Curaçao een (belangrijke) plaats voor de handel met Spaans Amerika. Vooral smokkel- en slavenhandel brachten welvaart. De Staten-Generaal verklaarden Curaçao in 1675 tot vrijhaven voor schepen van alle naties. Gedurende de Amerikaanse Vrijheidsoorlog bloeide de handel, in het bijzonder op Curaçao en op Sint-Eustatius, waaraan echter een einde kwam, toen in 1780 de Vierde Engelse Oorlog begon. Bonaire, gunstig gelegen aan de zeilroutes naar Noord-Amerika en Europa, werd alleen als Compagniesplantage (zoutwinning) geëxploiteerd. Tijdens de Napoleontische oorlogen werden de Benedenwindse Eilanden meestentijds door de Engelsen bezet. De Bovenwindse Eilanden werden achtereenvolgens door de Fransen (1795–1801) en de Engelsen (1802–1816) bezet. Het was een allesbehalve welvarend gebied dat Nederland in 1816 terugkreeg. Koning Willem I had grote plannen met de West-Indische koloniën; hij wilde Curaçao ‘tot een middelpunt van de algemene correspondentie tussen Amerika en Europa maken’ (1825). In dit streven paste de instelling van de vrijhaven Curaçao in 1827. Getracht werd met overheidssteun landbouw, veeteelt en zoutwinning op Curaçao en Bonaire tot bloei te brengen. De rol van Curaçao was echter uitgespeeld en Bonaire en Aruba waren van even weinig belang als vroeger. Commissaris-generaal J. van den Bosch poogde daarin verbetering te brengen. Daartoe kwam het echter niet, ook niet na de slavenemancipatie (1863). 3. Relatie tot Nederland. Van 1828 tot 1845 werden de Nederlandse Antillen gezamenlijk met Suriname bestuurd door een gouverneur-generaal van de Nederlandse West-Indische bezittingen. Sinds 1845 vormden zij een afzonderlijk gouvernement, naar het hoofdeiland Curaçao genoemd. Eerst bij de Nederlandse grondwetsherziening van 1948 werd de naam Nederlandse Antillen ingevoerd. In 1937 was ter vervanging van het Regeringsreglement van 1865 een nieuwe Staatsregeling tot stand gekomen, die aan de ingezetenen enige invloed op het bestuur toekende. Na de Tweede Wereldoorlog, gedurende welke geallieerde troepen op de Nederlandse Antillen gelegerd waren, werd deze regeling als volstrekt onvoldoende gevoeld. In 1948 werden de bevoegdheden van de gouverneur beperkt, die van de Staten uitgebreid, terwijl op 7 febr. 1951 een geheel nieuwe Landsregeling in werking trad, waarbij de Nederlandse Antillen een verantwoordelijk ministerie (‘Regeringsraad’ geheten) kregen. Ten slotte bracht het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (1954) aan dit Rijksdeel volledig zelfbestuur binnen het verband van het Koninkrijk der Nederlanden. In 1955 werd de Landsregeling vervangen door een nieuwe Staatsregeling. In de jaren waarin de nieuwe staatsrechtelijke positie van de Nederlandse Antillen gegrondvest werd, trad het oude antagonisme tussen Aruba en Curaçao sterk naar voren. Op eerstgenoemd eiland bestond een stroming die het los wilde maken uit het verband van de Nederlandse Antillen. Door een Eilandenregeling in het vooruitzicht te stellen, waarbij aan de afzonderlijke Eilandgebieden ruime autonomie werd verzekerd, wist de Nederlandse regering het conflict tijdelijk bij te leggen. 4. Sociale onlusten Curaçao. In het voorjaar van 1969 vonden op Curaçao onlusten plaats. Oorzaken waren o.m. het verschil tussen de aardolie-industrie en de andere economische sectoren wat betreft het loonpeil, de omvangrijke structurele werkloosheid, de welvaartsverschillen binnen de Antilliaanse samenleving en de raciale achterstelling van de Afro-Amerikaanse bevolking. De sociale beweging werd geleid door de Frente Obrero onder leiding van Wilson (‘papa’) Godett. Uit Nederland werden 250 mariniers overgevlogen, die een eind maakten aan het oproer. 5. Status aparte voor Aruba De onlusten van 1969 leidden tot een verdere emancipatie van de zwarte bevolking, alsmede tot een herbezinning over de staatkundige toekomst van de Nederlandse Antillen en een versterking van het separatisme op Aruba. Op dit eiland werd in 1970 de Moviemento Electoral Pueblo (MEP) onder leiding van Betico Croes opgericht. Deze partij streefde naar een aparte status voor Aruba, los van het Antilliaanse staatsverband. In 1977 liet Croes een referendum houden, waarbij 83% van de kiezers zich uitsprak voor afscheiding. In 1979 werd een commissie geïnstalleerd, die de toekomstige staatkundige verhouding met Nederland moest bestuderen. De financiële afhankelijkheid van Nederland bleek het grootste struikelblok voor een eventuele Antilliaanse onafhankelijkheid. In een Rondetafelconferentie in 1983 werd uiteindelijk door alle partijen (Nederland, de Nederlandse Antillen-van-vijf, Aruba) toegestemd in de afscheiding van Aruba. Aan deze ‘status aparte’, die op 1 jan. 1986 is ingegaan, werd echter door Nederland de voorwaarde verbonden dat het eiland binnen 10 jaar onafhankelijk zou worden. Deze voorwaarde werd met wederzijds goedvinden in 1994 geschrapt. Een termijn voor de onafhankelijkheid van de Nederlandse Antillen-van-vijf werd niet expliciet genoemd. Sindsdien hebben de gedachten over de toekomstige status van de eilanden zich (in plaats van onafhankelijkheid) meer verplaatst in de richting van een gemenebest met vier partners (t.w. Nederland; Curaçao en Bonaire; Aruba; en de Bovenwindse Eilanden). In 1992 greep de Koninkrijksregering in op Sint-Maarten met een Algemene Maatregel van Rijksbestuur, waardoor het eilandbestuur in feite onder curatele werd gesteld. Tegen Claude Wathey, jarenlang de belangrijkste bestuurder van het eiland, werd een strafrechtelijk onderzoek gestart op verdenking van corruptie.
6. Het klimaat. Ondanks de tropische ligging hebben de eilanden het gehele jaar een aangenaam klimaat, dankzij de frisse noordoostpassaat en een geringe relatieve vochtigheid van de lucht. De gemiddelde temperaturen op de verschillende eilanden ontlopen elkaar niet veel. De gemiddelde jaartemperatuur is 27,5 °C; januari is de koelste maand met gemiddelde temperaturen van 28,5 °C overdag en 21,5 °C 's nachts; september is de warmste maand met gemiddelde temperaturen van 30 °C resp. 26 °C. In de ‘wintermaanden’ januari en februari kan het in de hoger gelegen gedeelten van Saba 's avonds echter erg koel zijn. Op de Bovenwindse Eilanden valt gemiddeld 1080 mm regen per jaar, terwijl het jaargemiddelde voor de Benedenwindse Eilanden 580 mm is; de neerslag kan echter van jaar tot jaar aanzienlijke verschillen vertonen. 7. De bevolking. De bevolkingssamenstelling vertoont een grote verscheidenheid, met dien verstande dat de Afro-Amerikaanse component overheersend is (ca. 90%); het aantal blanken is verhoudingsgewijs zeer klein (minder dan 10%). De bevolking nam tussen 1985 en 1995 met gemiddeld 1,0% per jaar toe. De gemiddelde levensverwachting bij geboorte is 77 jaar. De officiële taal is Nederlands, daarnaast worden Engels en Spaans gesproken; de omgangstaal van de bevolking op de Benedenwindse Eilanden is het Papiamento, op de Bovenwindse Eilanden het Engels. De bevolking van Bonaire en Curaçao is naar godsdienst overwegend rooms-katholiek, die van de andere eilanden zijn in belangrijke mate methodisten en zevendedagadventisten. In totaal is ca. 80% van de bevolking van de Nederlandse Antillen rooms-katholiek (bisdom Willemstad) en 8% protestants (waarvan een derde Nederlands Hervormd en een derde methodistisch). Er zijn kleine minderheden van joden, Hindoes en moslims. 8. Bestuur en samenleving. De staatsinrichting is krachtens het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden van 1954 geregeld in een Staatsregeling, maar zij stond eind jaren negentig ter discussie. De Koning der Nederlanden wordt als hoofd van de regering van de Nederlandse Antillen vertegenwoordigd door een door hem benoemde gouverneur. Deze is tegelijkertijd orgaan van het Koninkrijk en orgaan van de Nederlandse Antillen. Zijn bevoegdheden als orgaan van het Koninkrijk worden geregeld bij of krachtens het Statuut. De gouverneur oefent de regering uit samen met de Raad van Ministers, waarvan de (in totaal acht) leden door hem benoemd worden en aan de Staten (het parlement) verantwoordelijk zijn. Voorts staat hem een Raad van Advies ter zijde. De wetgevende macht wordt uitgeoefend door de gouverneur met de Staten (22 leden: 14 van Curaçao, 3 van Bonaire, 3 van Sint-Maarten, 1 van Saba en 1 van Sint-Eustatius), voor vier jaar bij algemeen kiesrecht gekozen en vertegenwoordigend het gehele volk van de Nederlandse Antillen De regelende bevoegdheden van de organen van de Nederlandse Antillen hebben alleen betrekking op zgn. Landsaangelegenheden. Het Statuut voor het Koninkrijk bepaald wat Koninkrijksaangelegenheden zijn. 9. Saba. Saba is een eiland tussen de Atlantische Oceaan en de Caribische Zee, deel van de Nederlandse Antillen, het kleinste eiland van de Bovenwindse Eilanden, 13 km2, met »1120 inw.; hoofdplaats: The Bottom. Het eiland heeft de status van Autonoom Eilandgebied en wordt bestuurd door een bestuurscollege, bestaande uit een gezaghebber en twee gedeputeerden; de Eilandraad bestaat uit vijf leden. Het eiland bestaat uit de Pleistocene, uitgedoofde vulkaan Mount Scenery (867 m); door sterke erosie zijn talrijke, radiaal verlopende kloven ontstaan. De kusten zijn, door inwerking van de zee, zeer steil. Saba is begroeid met een soortenrijke vochtig-tropische vegetatie. De belangrijkste werkgever is het bestuurlijk apparaat. Landbouw en visserij dienen de lokale behoefte. Het eiland verkeerde, door de ontoegankelijkheid over zee, lange tijd in een isolement; pas na de aanleg van de landingsbaan op Flat Point (1960) kwam hierin verandering. Saba werd in 1632 door de Nederlanders in bezit genomen. In hoofdstuk 2 staat hier meer over. 10. St. Eustatius. St. Eustatius is ook een eiland tussen de Atlantische Oceaan en Caribische Zee, deel van de Nederlandse Antillen, een van de drie bovenwindse eilanden. 21 km2, met 1790 inw.; hoofdplaats: Oranjestad, waar het grootste deel van de bevolking leeft. Het eiland heeft de status van Autonoom Eilandgebied en wordt bestuurd door een bestuurscollege, bestaande uit een gezaghebber en twee gedeputeerden; de Eilandraad bestaat uit vijf leden. De kust is steil en wordt hier en daar onderbroken door baaien en strandjes. De centrale vlakte bestaat uit betrekkelijk vruchtbare vulkanische gronden, het zuidelijk deel uit de met enige tropische vegetatie bedekte uitgedoofde vulkaan The Quill (602 m); de overige begroeiing bestaat grotendeels uit doornig struikgewas. Er zijn geen rivieren of bronnen. Landbouw, tuinbouw, veeteelt en visserij voorzien in de plaatselijke behoefte. Bij Oranjestad bevindt zich de luchthaven Franklin D. Roosevelt. Ook St. Eustatius werd in 1632 in bezit genomen door de Nederlanders.
11. St. Maarten. St. Maarten is ook een eiland tussen de Atlantische Oceaan en Caribische Zee, deel van de Nederlandse Antillen, een van de drie bovenwindse eilanden, het grootste eiland van de Bovenwindse Eilanden, 86 km2. Het noordelijk deel van het eiland behoort tot het Franse overzeese departement Guadeloupe het zuidelijk deel (34 km2, met 27000 inw.) maakt deel uit van de Nederlandse Antillen; hoofdstad: Philipsburg. Het Nederlandse deel heeft de status van Autonoom Eilandgebied en wordt bestuurd door een college dat bestaat uit een gezaghebber en drie gedeputeerden; de Eilandraad bestaat uit vijf leden. Het eiland is bergachtig (Pic du Paradis, 424 m), de kust is grotendeels steil en wordt onderbroken door enkele lagunes. Er zijn geen permanente bronnen of rivieren; in de waterbehoefte wordt voorzien door putten en neerslag. Door de grote verdamping heeft Sint-Maarten in hoofdzaak een savannevegetatie. De bevolking is grotendeels van Afro-Caribische afkomst en bestaat voor een aanzienlijk deel uit van omliggende eilanden afkomstige immigranten. In het Nederlandse deel zijn de belangrijkste nederzettingen Philipsburg, Simpsonbay Village en het Cole Bay-district. De officiële taal is hier het Nederlands, hoewel over het gehele eiland in het algemeen Engels wordt gesproken. Landbouw, veeteelt en visserij dienen de lokale behoefte. De belangrijkste inkomstenbron is het toerisme (klimaat, belastingvrije inkopen); jaarlijks bezoeken meer dan 300000 toeristen het eiland, o.m. via cruiseschepen. Internationale luchthaven Prinses Juliana. Het Nederlandse deel van Sint-Maarten kwam in 1648 in het bezit van de Hollanders; het was tot 1983 het bestuurlijk centrum van de Nederlandse Bovenwindse Eilanden. 12. Aruba. De oerbevolking van Aruba bestond uit Arawakken, die van het vasteland van Zuid-Amerika kwamen. De op verschillende plaatsen gevonden oudheden, bijv. aan de Commandeursbaai en aan de voet van de Hooiberg, wettigen de conclusie, dat Aruba lange tijd door Indianen van één stam bewoond werd. Een steun voor de veronderstelling van de Zuid-Amerikaanse afkomst van de Indianen vormt het karakter van de rotstekeningen die op vele plaatsen, vooral bij de ingang van de grotten, zijn ontdekt. Bovendien werden de doden in grote potten begraven zoals in Amazonië. Archeologisch is Aruba primitiever dan Curaçao. In 1642 werd Aruba Nederlands bezit. Het eiland had nauwelijks enige betekenis, totdat in 1924 de grondslag voor een ongekende vooruitgang werd gelegd. Toen vestigde zich op het eiland de Lago Oil and Transport Cy., een dochtermaatschappij van de Standard Oil of New Jersey, en wel bij de Nicolaas Baai; ruwe olie uit Venezuela zou worden geraffineerd; in 1929 werd de eerste distillatie-inrichting geopend. In 1927 vestigde zich ook de Arend Petroleummij. (onderdeel van de Kon. Shell) op Aruba, die inmiddels na de Tweede Wereldoorlog is gesloten. In de loop van de jaren zeventig won op Aruba een separatistische beweging aan kracht, gericht op losmaking uit het administratief verband van de Nederlandse Antillen. De leider van deze beweging voor ‘separashon’ was Betico Croes. Dit streven werd uiteindelijk (1983) gehonoreerd met de toekenning van een aparte status ingaande 1 jan. 1986. De Status aparte moest leiden tot de onafhankelijkheid per 1 jan. 1996. In mei 1991 zag Aruba hiervan af en in 1994 werd het streven naar onafhankelijkheid uit het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden geschrapt. 13. Bonaire. Bonaire, eiland in de Caribische Zee, een van de Nederlandse Antillen, het meest oostelijke van de Eilanden Beneden De Wind, 288 km2 (incl. het 6 km2 grote koraaleiland Klein-Bonaire), met 9500 inw.; hoofdstad: Kralendijk. Het eiland is 40 km lang en 5 tot 12 km breed. In het zuiden is het vlak en kaal, in het noordwesten heuvelachtig (hoogste top: de Brandaris, 241 m) met enige plantengroei. De bodem bestaat bijna geheel uit (koraal)kalk. Op verschillende plaatsen langs de kust komen door koraalriffen afgesloten zeebekkens voor, waarvan het Pekelmeer het grootste is en de voornaamste broedplaats vormt van de Caribische roze flamingo's die in groten getale op Bonaire voorkomen. Het eiland heeft een semi-aride tropisch klimaat, dat gematigd wordt door de noordoostpassaat. De bevolking van Afro-Caribische origine spreekt Papiamento en is grotendeels rooms-katholiek. Landbouw (maïs) en visserij nemen in de economie van Bonaire een veel grotere plaats in dan op Aruba en Curaçao. De veehouderij is extensief en betreft vooral geiten, schapen en varkens. Economisch belangrijk is het toerisme. Verder zoutindustrie, aloë-export. Daarnaast is er vanouds confectie-industrie. Sinds 1975 is de (natuurlijke) haven van Kralendijk geschikt gemaakt voor het afhandelen van olietankers van 500000 ton en is een tankpark gebouwd ten behoeve van de op- en overslag van aardolie en aardolieproducten bestemd voor de Verenigde Staten. Ten zuiden van Kralendijk ligt het vliegveld Flamingo. Het eiland beschikt over enkele van de sterkste kortegolfzenders ter wereld (zenderparken van Trans World Radio en van Radio Nederland Wereldomroep). 14. Curaçao. Grootste eiland van de Nederlandse Antillen, het middelste der Eilanden Beneden De Wind, oppervlakte 472 km2, met 152000 inw.; hoofdstad: Willemstad. Curaçao bestaat vnl. uit een opgeheven kalkplateau. Het oppervlak is golvend met als hoogste punt de St.-Christoffelberg (372 m). De noordkust is steil, de zuidkust sterk versneden door veel baaien en ondiepe inhammen. De belangrijkste binnenbaai is het Schottegat. Er zijn geen permanente riviertjes, maar beddingen die zich alleen vullen na een bui. Het eiland heeft een semi-aride tropisch klimaat dat wordt gematigd door de noordoostpassaat. Het gebrek aan water heeft men opgelost door destillatie van zeewater. De bevolking is zeer gemengd van samenstelling en herkomst. Het merendeel van de bevolking is van Afro-Caribische origine. Voorts maken van oudsher Zuid- en Oost-Europese joden en andere Europeanen deel uit van de bevolking. De vestiging van de Shell-raffinaderij in de jaren twintig van deze eeuw leidde tot een bevolkingsexplosie door immigratie uit de omliggende (ei)landen, Nederland, Portugal en het Midden-Oosten. De omgangstaal is het Papiamento, de officiële taal is het Nederlands; Spaans en Engels worden in de handel gebruikt. De bevolking is grotendeels rooms-katholiek. Curaçao werd in 1527 door Spanje in bezit genomen en in 1634 door de Nederlandse West-Indische Compagnie veroverd. Het ontwikkelde zich tot een centrum van smokkel- en slavenhandel. Van 1800 tot 1803 en van 1807 tot 1816 werd het door de Engelsen bezet gehouden. 15. De slavenhandel. Nederland gebruikte de Indianen als slaven op de Nederlandse Antillen. Maar die Indianen waren niet sterk genoeg om in de zilvermijnen en op te plantages te werken, dus gingen ze negers uit Afrika halen om als slaven te gebruiken. De Indianen hadden nog geluk, maar de negers hadden het zwaar. Curaçao was het centrum van de slavenhandel op de Nederlandse Antillen. Schepen met spullen die door de slaven werden gemaakt voerden uit naar Afrika, dan via Europa weer terug naar de Nederlandse Antillen. De spullen die ze hadden gekocht en geruild uit de landen waar ze ook hadden verkocht namen ze ook mee naar de Nederlandse Antillen. Willemstad op Curaçao werd de grootste slavenmarkt van alle Antillen. De slaven werden ook via handelsschepen doorverkocht. Een klein deel bleef achter op de Nederlandse Antillen. De Nederlandse Antillen handelden niet alleen in slaven. Ze handelden ook in geweren en ander oorlogsmateriaal. Dat kwam wel van pas toen de Verenigde Staten geen kolonie meer waren van Engeland.
16. Industrieën en bedrijven. Er is vaak geprobeerd fabrieken te laten lopen op de Nederlandse Antillen. Maar de meeste fabrieken gingen al snel failliet. Er is bij voorbeeld een chemische fabriek geweest op Aruba. Die ging failliet omdat ze niet genoeg grondstoffen binnen kregen. Een fabriek waar ze computeronderdelen maakten is ook al weer failliet gegaan. Zo zijn er nog een boel fabrieken gemaakt die failliet zijn gegaan. Er zijn ook veel bedrijven gebouwd. Die gingen ook wel failliet als de fabrieken failliet gingen. Er zijn ook fabrieken die wel winsten maken zoals de rumfabrieken op Aruba en Sint Maarten. Ook zijn er op Aruba een paar limonadefabrieken en een sigarettenfabriek. Op Aruba en Curaçao zijn ook bedrijven gekomen die handelen in auto’s en auto-onderdelen. De Japanse auto’s zijn in Zuid-Amerika erg populair. Er zijn toch niet genoeg banen op de Nederlandse Antillen. Daarom vertrekken ook een heleboel mensen. 17. Landbouw en visserij. Op de Nederlandse Antillen is het moeilijk aan landbouw te doen, er is namelijk weinig water. Wel wordt er op een aantal eilanden van de Nederlandse Antillen van zeewater drinkwater gemaakt. Op andere plekken wordt het regenwater opgevangen. Een andere reden waarom het moeilijk is om aan landbouw te doen is dat er veel bomen zijn gekapt waardoor de grond minder vruchtbaar is geworden. Visserij wordt alleen maar gedaan op Sint Maarten. De laatste jaren proberen ze ook nog vis te vangen op de andere eilanden, vooral op Bonaire en Curaçao. Daarom moeten ze het voedsel halen uit andere landen. Ook aan delfstoffen zijn ze op de Nederlandse Antillen niet bepaald rijk. 18. Plantengroei. De plantengroei van de Benedenwindse Eilanden is bijna kaal ,voor een groot deel woestijnachtig en voor een tropisch gebied arm aan soorten. Ten onrechte wordt dit veelal aan het droge klimaat geweten, de hoofdschuldige is echter de mens, die sinds de Nederlandse bezetting in 1634 de bossen achteloos vernietigde. Veel voorkomende begroeiing is het cactusstruweel, bestaande uit hoge, zuilvormige cactussen en lage doornstruiken en kale bodem. Deze vegetatie komt veel voor op verlaten plantagegrond en op diabaasgesteente. Bos vindt men op Curaçao, het mangrovebos. De plantengroei van de Bovenwindse Eilanden is ook sterk door de mens beïnvloed, maar toch minder. De vele regen en luchtvochtigheid, vooral op grotere zeehoogte, is hiervoor zeer gunstig. De flora's van de drie eilanden verschillen onderling veel sterker dan die van Bonaire en Curaçao. In totaal komen op de Bovenwindse Eilanden ca. 700 soorten hogere planten voor. De laag gelegen terreinen zijn geheel bedekt met doornbos, waarin Acacia soorten opvallen. De kustvegetaties zijn in het bijzonder op Sint-Maarten goed ontwikkeld. 19. De taal. De moedertaal van de Benedenwindse eilanden is het Papiamento, een taal die alleen op deze drie eilanden en door Antillianen in Nederland gesproken wordt. Het Papiamento ontstond onder de slaven die vanuit West-Afrika naar de eilanden werden getransporteerd. Zij grepen in de vreemde omgeving terug op hun Afrikaanse achtergrond en cultuur en ontwikkelden een eigen taal, waarin ze hun meesters konden beledigen en bekritiseren zonder dat deze er erg in hadden. Langzamerhand werden er woorden uit de andere bevolkingsgroepen in opgenomen en werd het Papiamento de taal van de Benedenwindse eilanden. In de taal komen woorden uit verschillende Afrikaanse landen, het Portugees, het Nederlands, het Engels, het Spaans en de Arawak-talen voor. Zo’n 90% spreekt op de Benedenwindse eilanden het Papiamento. Van de overig 10% spreekt zo’n 7% Nederlands en zo’n 3% Engels. Op de Bovenwindse eilanden is het Engels de moedertaal. Het Papiamento wordt door minder dan 5% van de bevolking gesproken. In het onderwijs wordt daar voornamelijk Nederlands gesproken en les gegeven. Het Nederlands wordt overigens meer en meer vervangen door de moedertaal (het Engels) In de eerste twee jaar van de basisschool krijgen de kinderen al onderwijs in het Engels en er wordt voor gepleit dit uit te breiden. 20. Godsdienst. De belangrijkste godsdienst op de Nederlandse Antillen is het rooms-katholicisme. Dit is deels het gevolg van het feit dat alleen katholieke priesters zich vroeger inspanden voor de zwarte slavenbevolking. Op Aruba. Curaçao en Bonaire is bijna 90% van de bevolking rooms-katholiek, op Saba bijna 70% en op St. Maarten 40%. Op St. Eustatius is de methodistische kerk met ruim 40% de grootste kerk, gevolgd door de zevendedag-adventisme (30%) Op de Bovenwindse eilanden zijn daarnaast grote groepen anglicanen te vinden. Animistische, van oorsprong Afrikaanse geloofspraktijken die vergelijkbaar zijn met de Haïtiaanse voodoo en de Surinaamse winti, worden nog op kleine schaal gepraktiseerd.

REACTIES

T.

T.

000000

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.