Bodemkunde

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 415 woorden
  • 14 februari 1999
  • 122 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
122 keer beoordeeld

Aarde, grond en bodem 3 alledaagse woorden met verschillende betekenissen. De bodem is het bovenste , losse deel v/d aardkorst tot op een diepte waarop het van belang is voor de planten. In ons land varieert de aardkorst van de bodem tussen enkele cm en enkele meters . -De grond is het milieu waarlangs de planten hun voedingsstoffen ,in de ruime zin van het woord moeten opnemen. Een goede bodem bestaat uit de helft vaste stof en voor de andere helft uit holten die met water en/ of lucht zijn gevuld . De vaste stof bestaat voor 90% uit mineralen en voor 10% uit humus (plantaardige en dierlijke resten) , deze humus bepaald de kleur van de grond . -Het aardoppervlakte bestond oorspronkelijk uit een harde steenschaal . De voornaamste factoren die aan de afbraak meewerkten zijn ; warmte ,koude , wind , water , e.d. dus weerkundige factoren . Natuurkundige verwering wordt veroorzaakt door warmte - koude, druk , … (uitzetten/krimpen = barsten, water in een barst + vorst = uitzetten van het water dus de steen barst in stukken enz. ) Stromend water heeft een schurende kracht (rolkeien) Wind kan zandkorrels vervoeren en kan dus werken als transportbaan en ook als schuurpapier. Door de aanwezigheid van water is er ook een scheikundige verwering (ontstaan van stalagmieten en stalactieten De wortels van planten zoeken zich een weg door de barsten in de ondergrond dit kunnen we biologische verwering noemen. Uit de afbraakproducten worden nieuwe secundaire mineralen gevormd dit noemt men antiverwering ( klei onder hoge druk = leisteen) Uit de afbraakproducten worden nieuwe stoffen, vooral mineralen gevormd . -De grond bevat een mengsel van verschillende fracties ( zand , klei , leem ) Naargelang één van deze fracties overheerst , spreekt men van zand - , leem - en kleigrond . Een belangrijk kenmerk van de fracties is hun kleverigheid of niet , dit heeft vooral te maken met de korrelgrootte. -In België onderscheidt men zeven hoofdklassen o.a . zand , leemachtig zand , licht zandleem , zandleem , leem , klei , zware klei (bv . zandleem ; 30%zand + 60% leem + 10% klei) De meeste gronden in België bestaan uit materialen die aangebracht werden door water of wind Tijdens de afzetting gebeurt een sortering volgens de korrelgrootte en de snelheid van het transportmiddel . -De Noordzee was vroeger een droog gebied . Daar de windrichting hoofdzakelijk landinwaarts was werden de grofste korrels (zand) het korts bij de kust gezet , het ontstaan van de zandstreek , en de fijne korrels (leem) tot in het binnenland , het ontstaan van de leemstreek. -De grondsoort bepaald de soort landbouw dwz . zandgronden zijn gemakkelijker te bewerken dan leemgronden en vooral dan kleigronden ( leemstreek : tarwe vlas, suikerbieten, … zandstreek : rogge, aardappels)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.