Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Chili

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vmbo | 5823 woorden
  • 13 april 2002
  • 161 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
161 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
INLEIDING
Chili (officieel: República de Chile), republiek in Zuid-Amerika, 756.626 km2, met 14.225.000 inw. (19 per km2); hoofdstad: Santiago (de Chile). Munteenheid is de Chileense peso, onderverdeeld in 100 centavos. Nationale feestdag is 18 september, Onafhankelijkheidsdag.

1. FYSISCHE GEOGRAFIE
1.1 Landschap
Chili bevindt zich aan de geologisch instabiele westrand van het Zuid-Amerikaanse continentale plateau. Actieve vulkanen, zoals de Tronador, de Fitz Roy en de Maipo, bevinden zich in het Andesgebergte, vooral in het midden en zuiden; aardbevingen komen veelvuldig voor. Van de noordgrens tot 47° Z.Br. loopt langs de kust een oude, in het Mesozoïcum ontstane bergrug, de Cordillera de la Costa. De oostgrens wordt gevormd door de Andes (Cordillera de los Andes). Tussen de Cordillera de la Costa en de Andes strekt zich de Centrale Vallei (Llano Intermedio) uit, van oorsprong een slenkdal.
In de vier noordelijkste provincies wordt het landschap bepaald door een sterk verweerd en geërodeerd hoogland (Puna de Atacama), dat deel uitmaakt van de Peruviaanse-Boliviaanse meseta. In de provincies Tarapacá, Antofagasta en Atacama liggen de Pampa del Tamarugal en de Atacamawoestijn, droge bergachtige woestijngebieden; de bodem bestaat hoofdzakelijk uit grijze steppenaarde. Hier liggen ook de grote zoutvlakten (salares). De lage Cordillera Domeyko vormt in de provincies Antofagasta en Atacama een derde noord-zuid lopende bergrug. De steppeachtige provincie Coquimbo vormt de overgang naar Centraal-Chili, waar de geel-rode ‘mediterrane’ aarde, mits voldoende geïrrigeerd, zeer vruchtbaar is.

De eigenlijke, ruim 600 km lange Centrale Vallei begint bij Santiago, gaat in de provincie Valdivia over in een bosrijk merengebied en bereikt bij
Puerto Montt de Grote Oceaan. In de provincies Chiloé, Aisén en Magallanes loopt de Andes uit in de Grote Oceaan. Hier heeft de ijskap, die sinds het Kwartair nooit geheel verdwenen is, de kust een sterk geleed karakter gegeven.

1.2 Afwatering
De aan de westzijde zeer steile Andesketen vormt de grote waterscheiding van zuidelijk Zuid-Amerika. De rivieren in Chili stromen in hoofdzaak van oost naar west. In het noorden is de Río Loa de enige rivier die een regelmatige watertoevoer heeft en de oceaan bereikt. Meer zuidelijk doorbreken de rivieren de Cordillera de la Costa en bereiken wel de oceaan. Irrigatie (Río Maule en Río Bío-Bío) en opwekking van elektriciteit zijn hier mogelijk. Voor de scheepvaart zijn de rivieren niet van betekenis.

1.3 Klimaat
Het klimaat van Chili wordt bepaald door het subtropische gebied van hoge luchtdruk boven de Grote Oceaan en de daarmee samenhangende Peru- of Humboldtstroom, die relatief koud water langs de kust naar het noorden voert, en door het Andesgebergte. Het laatste stijgt nagenoeg direct uit de oceaan op, zij het ook dat het kustgebergte bijna nergens hoger dan 1500 m is en het eigenlijke hooggebergte zich op een afstand van ca. 100 km van de kust bevindt.
Door de Humboldtstroom zijn de temperaturen langs de westkust van Zuid-Amerika aanzienlijk lager dan met de geografische breedte overeenkomt. Het verschil met de temperaturen aan de oostkust van het continent bedraagt gemiddeld over het jaar genomen 4 tot 5 °C. Daardoor wordt de lucht die naar de westkust stroomt, altijd door het onderliggende zeeoppervlak afgekoeld en daardoor sterk stabiel van opbouw, zodat zich geen buien kunnen vormen. Dit betekent dat op lage breedte, waar neerslag brengende atmosferische storingen ontbreken, geen of vrijwel geen neerslag valt.
Ten zuiden van 30° Z.Br., waar zich ongeveer de as van het bovengenoemde subtropische hogedrukgebied bevindt, kunnen de depressies van gematigde breedte tot de kust van Chili doordringen (zij trekken zelfs in het algemeen over het Andesgebergte heen) en zij brengen daar frontale neerslag, die door stuw tegen het gebergte nog wordt geïntensiveerd.
In het gebergte nemen de temperaturen met toenemende hoogte af (voor de gemiddelde jaartemperatuur ca. 0, 5 °C per 100 m). Het kustgebied in het noorden van het land heeft veel lage bewolking, terwijl verder naar het zuiden mist frequent is: gem. 50 dagen per jaar in Valparaíso en zelfs 90 dagen in de Golf van Peñas op 48° Z.Br.

1.4 Plantengroei

Chili kent geen tropische flora, daar de Andes het land naar het oosten toe afsluit en de Pacifische winden koud en droog zijn. Van 18° tot 35° Z.Br. is het land arm aan regen. Het noorden is een nevelwoestijn, waarin voornamelijk het kustgebergte nog plantengroei draagt, de Loma-formatie, met o.a. wolfsmelk en verscheidene cactussoorten. Van 18°–19° vindt men alleen struweel in de rivierdalen; vnl. bestaande uit composieten. Zeer arm aan plantengroei is de zoutsteppe van Iquique (20°–21°). Omstreeks 25° begint een dwergstruweel van o.a. boksdoornsoorten op te treden. Eerst ten zuiden van de Atacamawoestijn wordt het landschap minder dor en gaat Acacia cavenia doornstruwelen (espinales) vormen.
Bij Valparaíso nemen cactussen, bromelia's en palmen toe; de Chileense laagvlakte bij Santiago (2700–2750 mm neerslag) is het cultuurgebied van appels, peren, pruimen, perziken, sinaasappels, citroenen, vijgen en druiven, met belangrijke wijnbouw. Van hier strekt zich zuidwaarts het gematigde regenwoud uit, dat 27% van de oppervlakte van Chili inneemt. Tot 35° Z.Br. is dit altijd groen; hier domineren op onze beuken gelijkende Nothofagus-soorten. Verder zuidwaarts overwegen loofverliezende Nothofagus-soorten.
De altijdgroene wouden zijn rijker gestructureerd dan de loofverliezende en vallen op door hun vele struiken, lianen en epifyten. Een der meest opvallende planten is hier Lapageria rosea (Leliefamilie) met grote rode klokken, de nationale bloem van Chili. In West-Patagonië en het Chileense fjordenlandschap krijgen naaldbomen een belangrijk aandeel in het plantendek. De bamboesoort Chusquea quila vormt ondoordringbare velden; daar deze soort eens in de 20 jaar bloeit en daarna afsterft, neemt dan het brandgevaar sterk toe. Op het Patagonisch tafelland en Vuurland daalt de sneeuwgrens reeds tot 1000 m en wordt het klimaat door de lage zomertemperatuur en aanhoudend sterke winden weinig geschikt voor boomgroei; hier overwegen venen, kussenvegetaties van Azorella (Schermbloemenfamilie) en dorre grassteppen.

1.5 Dieren
Door de langgerekte vorm strekt Chili zich uit over vrijwel alle klimaatgordels van de evenaar tot in het subantarctische gebied; klimaat, landschap (hoge bergen: Andes) en vegetatie zijn de factoren die een rijk geschakeerde dierenwereld opleveren. Bosdieren als apen en tapirs ontbreken. Onder de hoefdieren van meer open terrein spelen verscheidene hertesoorten en twee wilde lama's, de vicoenja en de guanaco, een belangrijke rol. In het noorden komt in de Andes nog de brilbeer, de enige vertegenwoordiger van de beren in Zuid-Amerika, voor; deze soort bereikt hier zijn zuidgrens. In meer begroeide streken treft men de poedoes aan, hertjes zo groot als een terriër, met een onvertakt gewei. Onder de knaagdieren spelen de wolmuizen een rol van belang; deze familie omvat o.a. de chinchilla, die tot op 4000 m hoogte voorkomt en als pelsdier bekend geworden is (in het wild overigens zeldzaam geworden). De tandarmen zijn o.m. vertegenwoordigd door de kleine gordelmuis of schildmol. Merkwaardige vogels zijn een papegaai (Henicognathus), enkele duivesoorten, zwarthalszwaan en coscorobazwaan, beide bekende watervogels. Van de amfibieën leven er alleen kikkers en padden. De kustwateren van Chili herbergen een zeer rijke vis- (en daarvan afhankelijke vogel)fauna. Ongebreidelde jacht, slecht nagekomen natuurbeschermingswetten en een zich uitbreidende bevolking hebben de fauna zeer in het nauw gebracht.

2. BEVOLKING
2.1 Samenstelling en spreiding
Chili's inwonertal werd eind 1995 geschat op 14 210 000. Het tempo van de natuurlijke bevolkingsgroei verminderde gestaag (1960: 2, 3%; 1970: 2,0%; 1978: 1,8%; 1986: 1,6%), maar nam begin jaren negentig weer iets toe (1995: 1,7%). Van de bevolking is 31% jonger dan 15 jaar. De laatste decennia heeft een versnelde verstedelijking plaatsgevonden. Groot-Santiago, dat in 1952 anderhalf miljoen inwoners telde, omvatte in 1995 met 5,1 miljoen inwoners 36% van de totale bevolking. Andere stedelijke centra zijn Concepció Viña del Mar, Valparaíso en Temuco. De omvangrijke krottenwijken aan de rand van de grote steden worden poblaciones marginales of callampas (paddenstoelen) genoemd. Als gevolg van de aanhoudende trek naar de steden woont nog slechts 14% van de bevolking op het platteland. Geschat wordt dat vanaf 1973 tot eind jaren tachtig een miljoen Chilenen het land om politieke of economische redenen hadden verlaten.
Van de oorspronkelijke Indianenbevolking hebben slechts de Araucanenvolken (zie Araukanen) zich met succes weten te verzetten tegen de Spaanse kolonisatie. Pas in 1883 wist het leger het grondgebied van deze vnl. uit Mapuche-Indianen bestaande inheemse bevolking te veroveren. Er zijn nog ruim 3000 Mapuche-gemeenschappen in het zuiden van het land (6, 8% van de bevolking).


2.2 Taal
De voertaal is Spaans. De Mapuche-taal is regionaal nog belangrijk.

2.3 Religie
Bijna 78% van de bevolking wordt gerekend tot de Rooms-Katholieke Kerk. In de grondwet van 1833 werd het rooms-katholicisme als staatsgodsdienst erkend. Bij de grondwetswijziging van 1925 werd de scheiding van kerk en staat doorgevoerd. Er zijn vijf aartsbisdommen, zestien bisdommen, twee prelaturen en twee apostolische vicariaten. Er is een groot gebrek aan priesters; 50% van de mannelijke religieuzen bestaat uit buitenlanders. De Rooms-Katholieke Kerk drukt een belangrijk stempel op het onderwijs en ontwikkelt tal van sociale activiteiten. Veel gezag heeft ze verworven door het bieden van onderdak en hulp aan de vervolgden van het militaire regime en door de humanitaire werkzaamheden van het ‘Vicariaat van de Solidariteit’, dat in 1976 werd opgericht. Dit ontving in 1978 de vredesprijs van de Verenigde Naties.
Binnen het protestantisme (6% van de bevolking) vormen de methodisten en de lutherse kerken de belangrijkste groeperingen. Sterk in opkomst, vooral onder de economisch zwakkere groepen, is de Pinksterbeweging.

3. BESTUUR EN SAMENLEVING
3.1 Staatsinrichting
De militaire junta die na de staatsgreep van sept. 1973 werd gevormd, trok de grondwetgevende, wetgevende en uitvoerende macht aan zich. Het Nationaal Congres werd ontbonden. In 1980 werd bij referendum een nieuwe grondwet goedgekeurd, die na een overgangsperiode van acht jaar de instelling van een ‘beschermde democratie’ in het vooruitzicht stelde. De grondwet voorzag in presidentsverkiezingen om de acht jaar, een Kamer van Afgevaardigden van 120 leden en een Senaat van 38 gekozen en negen benoemde leden. Ook werd een Nationale Veiligheidsraad ingesteld, waarvan de president, de leden van de junta en de voorzitters van de Hoge Raad en de Senaat deel uitmaakten. De grondwet beperkt het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering en het recht op vrije meningsuiting. Sedert 1989 zijn enige wijzigingen in de grondwet aangebracht, waaronder een verkorting van de presidentiële ambtstermijn tot zes jaar, het uitsluiten van de mogelijkheid de zittende president voor een tweede, aansluitende termijn te kiezen en een beperking van de bevoegdheden van de Nationale Veiligheidsraad. Veel hervormingsvoorstellen haalden het echter niet, omdat daarvoor een tweederde meerderheid in het parlement nodig is en de rechtse oppositie sinds 1993 ruim 36% van de zetels bezit.
Een unieke plaats wordt binnen het Chileense staatsbestel ingenomen door de Contraloría General, een bij de grondwet van 1925 in het leven geroepen instelling die toezicht houdt op financiële, wetgevende en administratieve daden van de uitvoerende macht.


3.2 Administratieve indeling
Het land is verdeeld in 12 (incl. Santiago 13) regio's; deze zijn weer onderverdeeld in provincies (40). De hoofden van gemeenten, provincies en regio's worden sinds 1992 in directe verkiezingen gekozen.

3.3 Lidmaatschap van internationale organisaties
Chili is lid van de Verenigde Naties en haar gespecialiseerde organen (waaronder de Economische Commissie voor Latijns-Amerika, ECLA), de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB), de Alliantie voor de Vooruitgang, de Latijns-Amerikaanse Integratie-associatie (LAIA), het Latijns-Amerikaans Economisch Systeem (SELA) en de Organisatie van koperexporterende landen (CIPEC). In 1976 trad Chili uit het Andes-Pact.

3.4 Partij- en vakbondswezen
Na de staatsgreep van 1973 werden alle linkse politieke partijen illegaal verklaard en in 1977 verbood het militaire bewind ook de activiteiten van de overige partijen, waaronder de Christen-Democratische Partij (PDC: Partido Demócrata Cristiano). De afkondiging in 1987 van de wet op de registratie van kiezers (na de staatsgreep waren alle kiesregisters vernietigd) en de wet op de politieke partijen (m.u.v. marxistische) maakten het legaal functioneren van oppositiepartijen mogelijk. De in 1983 als burgerlijke steungroep voor het militaire bewind opgerichte Onafhankelijke Democratische Unie (UDI: Unión Democrática Independiente) en de in 1987 gevormde Partij voor Nationale Vernieuwing (RN: Renovación Nacional) zijn de voornaamste partijen in de rechtse coalitie Unión para el Progreso de Chile (UPC).
Sinds 1988 werken vijf politieke partijen, waaronder de christen-democraten, de Partido por la Democracia (PPD) en de Partido Socialista de Chile (PS), samen in het Akkoord voor de Democratie (CPD: Concertación de Partidos por la Democracia), welke coalitie bij de eerste vrije verkiezingen in 1993 ruim 55% van de stemmen behaalde en sedertdien aan de regering is.
Ongeveer 10% van de werknemers is in vakbonden georganiseerd. Het Wetboek van Arbeid heeft centralisatie van het vakbondswezen niet bevorderd. Organisatie van het overheidspersoneel en het afsluiten van CAO's per bedrijfstak werden erin verboden. Als de belangrijkste factor in het vakbondswezen kon tot sept. 1973 (toen zij werd ontbonden) en sinds 1988 (toen zij heropgericht werd) de in 1953 opgerichte Chileense Eenheids Vakcentrale (CUT) worden beschouwd, die historisch min of meer de lijn doortrok van het eenheidsstreven van de Arbeidersfederatie van Chili (FOCH) uit 1909. Aan het ontstaan van deze eerste vakcentrale is de naam verbonden van Emilio Recabarren.
Organisaties van personen die eenzelfde beroep uitoefenen, vooral voorkomend onder academici en zelfstandigen, worden gremio's genoemd; zij speelden een belangrijke rol in de omverwerping van de regering-Allende.


4. ECONOMIE
4.1 Inleiding
Na de wereldcrisis van de jaren dertig tot het einde van de jaren vijftig werd de Chileense economie gekenmerkt door de opbouw van een nationale industrie ter vervanging van importgoederen (importsubstitutie). Door de beperkte omvang van de binnenlandse markt en een onvoldoende stijging van de koopkracht raakte dit beleid in een impasse. De regering-Frei (1964–1970) trachtte hierin tevergeefs een uitweg te vinden door uitbreiding van de binnenlandse markt door middel van landbouwhervormingen en het openen van nieuwe afzetgebieden via het propageren van een Latijns-Amerikaanse economische integratie. De regering-Allende (1970–1973) zocht het vooral in maatregelen die een snelle en fundamentele herverdeling van de inkomens, alsmede een maximaal gebruik van de aanwezige productiecapaciteit beoogden.
Sinds 1973 heeft een volledige heroriëntatie van het beleid plaatsgevonden, die moet leiden tot een economische structuur die primair gericht is op export. Andere kenmerken van dit extreem liberale model zijn: een minimaal aandeel van de overheid in consumptie, investeringen en productie van goederen en diensten; afschaffing van subsidies, opheffing van handelsbeperkende en andere protectionistische maatregelen; vrijlaten van prijzen; terugdringen van de arbeidskosten; scheppen van gunstige voorwaarden voor buitenlandse investeringen. Dit beleid leidde tot massale ontslagen bij overheidsinstellingen, het faillissement van duizenden kleine en middelgrote ondernemingen, sterke inkomens- en vermogensconcentraties en een verhoogde afhankelijkheid van het buitenland. Na een snelle economische groei eind jaren zeventig (gemiddeld 9% per jaar) brak in 1982 een zware economische crisis uit, veroorzaakt door de hoge kosten van de buitenlandse schuld en een daling van de prijzen voor Chili's exportproducten. Het Bruto Nationaal Product (bnp) daalde met 14% en de industriële productie met 20%. Na 1985 herstelde de economie zich zienderogen, mede dankzij een stijging van de export en het totstandkomen van een schuldenregeling met het Internationale Monetaire Fonds. Het bnp groeide van 1985 tot 1989 met gemiddeld 5% per jaar, van 1990 tot 1997 met ruim 6%. De inflatie bedroeg in de jaren tachtig gemiddeld 20% per jaar, een vergeleken met de buurlanden geringe geldontwaarding. Van 1985 tot 1994 was de inflatie nog teruggelopen tot 18,5%, in 1997 zelfs tot 7%. Het bnp in 1997 bedroeg $ 4160 per inwoner, overigens ongelijk verdeeld: de kloof tussen arm en rijk is alleen maar toegenomen. In febr. 1998 moest de centrale bank de peso te hulp komen, nadat duidelijk was geworden dat de Chileense handelsbalans voor het eerst sinds jaren op een tekort afstevende. De val van de prijzen van koper en houtproducten, alsmede de sterke stijging van de import van consumptiegoederen waren daar verantwoordelijk voor. De aanhoudende crisis in Azië leidde uiteindelijk tot meer dan een verdubbeling van het tekort op de handelsbalans.

4.2 Arbeidsmarkt
Van de totale bevolking was in 1986 35% economisch actief, waarvan een kwart in de agrarische sector, een kwart in industrie, mijnbouw, energiesector en bouwnijverheid, en de helft in de dienstensector. Het officiële werkloosheidscijfer bedroeg in 1995 5,4%. Verschijnselen als onvolledige werkgelegenheid, verborgen werkloosheid en seizoenswerkloosheid vallen buiten de officiële statistieken, evenals het grote aantal zgn. ‘inactieven’ die werk zoeken. Bestrijding van het werkloosheidsprobleem wordt primair gezien als een taak van het particuliere bedrijfsleven. Wel geeft de overheid steun aan enkele bijzondere werkverschaffingsprogramma's. Van de beroepsbevolking werkt 17% in de landbouw, 27% in de industrie en 56% in de dienstverlening (1993).

4.3 Landbouw
Van de totale bodemoppervlakte komt nog niet de helft voor cultivering in aanmerking: 6% is akkerland, 16% weidegrond en 20% bos. De landbouwproductie is geconcentreerd in de centrale vallei en de regio's Bío-Bío en La Araucana. De belangrijkste producten zijn granen, aardappelen, suikerbieten, maïs en fruit (m.n. appels en druiven). Het aandeel van de landbouw in het bruto nationaal product (15% in 1950) is gaandeweg gedaald naar 8%, terwijl 17% van de beroepsbevolking in deze sector werkzaam is. De export van landbouwproducten (met name fruit) wordt gestimuleerd. Chili's uitgestrekte natuurlijke weidegebieden maken extensieve veehouderij mogelijk. In de streek tussen Bío-Bío en Llanquihue is 50% van de rundveehouderij geconcentreerd. De beschikbare hoeveelheid vlees per hoofd van de bevolking daalt. Het belang van de varkensmesterij en de schapenhouderij (o.a. wolexport) neemt toe. Het land kan zichzelf voeden.

4.4 Bosbouw en visserij

Ondanks de omvangrijke hoeveelheid bosgronden is de bosbouw, o.m. door gebrekkige vervoersmogelijkheden, nog weinig ontwikkeld. Toch is het duidelijk een groeisector. Belangrijkste boomsoorten zijn naaldbomen en de eucalyptus. De exploitatie is geconcentreerd in de provincies Cautín en Valdivia. Bosbouwproducten (vnl. in tot papier en cellulose verwerkte vorm) omvatten 9,6% van Chili's totale exportwaarde ($ 403 miljoen in 1986). 70% van het bosareaal is particulier bezit.
De natuurlijke rijkdom aan vis en schaaldieren van de kustwateren (Humboldtstroom) biedt grote mogelijkheden voor een bloeiende visserij en visverwerkende industrie. De belangrijkste visserijzone ligt in het noorden, terwijl in de zuidelijke wateren grote hoeveelheden schaal- en weekdieren worden gevangen. De totale jaarlijkse productie is 6 tot 7 miljoen ton. Chili is de belangrijkste visserijnatie van Zuid-Amerika en de grootste vismeel exporteur ter wereld. Met Japan en Spanje bestaan langlopende samenwerkingsovereenkomsten.

4.5 Mijnbouw en energiewinning
Chili beschikt over grote voorraden minerale grondstoffen. Koperwinning vormt nog steeds veruit de belangrijkste bron van inkomsten, hoewel het aandeel van dit product in de totale export in de loop der jaren is afgenomen (1972: 74,4%; 1987: 41,2%, niettemin goed voor 40% van de deviezen). Na de ontdekking van nieuwe ertslagen bij El Abra wordt de voorraad op 700 miljoen ton geschat (40% van de wereldvoorraad).
De belangrijkste mijnen waren tot 1966 Amerikaans eigendom. Sinds 1971 worden de vijf grootste mijnen beheerd door het overheidsbedrijf CODELCO.
Belangrijke bijproducten van de koperdelving zijn goud, zilver, zink, mangaan en vooral molybdeen, waarvan de export spectaculair toeneemt. In 1979 werd begonnen met de exploitatie van uraniumvoorraden. IJzererts (in de regio's Atacama en Coquimbo) vormt nog een belangrijk exportproduct. Het staatsbedrijf ENACAR heeft vestigingen in de provincies Arauco en Concepción. Grote reserves liggen bij Punta Arenas. Salpeter, eens Chili's belangrijkste inkomstenbron, speelt nog maar een bescheiden rol. Olie en aardgas worden vnl. gewonnen in de regio Magallanes. Het overheidsbedrijf ENAP streeft naar samenwerking met buitenlandse ondernemingen. Door de dalende eigen productie en de stijgende wereldmarktprijzen betekent de invoer van aardolie een steeds grotere last op de handelsbalans.
Bijna de helft van de elektrische energie wordt gebruikt bij de koperraffinage. Chili heeft het hoogste hydro-elektrische potentieel ter wereld per hoofd van de bevolking. Ca. 70% van de elektriciteit wordt opgewekt door waterkracht. De waterkrachtcentrale Colbún-Machicura aan de rivier de Maule, in 1985 in gebruik genomen, produceert een kwart van de door waterkracht opgewekte elektriciteit. Daarmee is het potentieel nog niet op zijn einde. Veel wordt ook verwacht van zonne-energie.

4.6 Industrie
Sedert de oprichting van de CORFO (de maatschappij voor industriële ontwikkeling) in 1938 heeft de Chileense overheid een grote rol gespeeld bij ontstaan en verdere ontwikkeling van industriële bedrijven, waardoor 's lands industriepark uitgroeide tot een van de belangrijkste van Latijns-Amerika. Het aandeel van de industrie in het bruto nationaal product (bnp) schommelde in de jaren tachtig rond de 20%. De daling van de industriële productie sinds 1972 was te wijten aan de concurrentie uit het buitenland als gevolg van het liberale importbeleid en aan het lage niveau van investeringen in de industriële sector. Geografisch is de industriële sector geconcentreerd in de steden Santiago, Valparaíso en Concepción (samen 80% van de productie). Vanouds bestaat er een sterke tendens tot oligopolievorming in de industriële productiviteit en een hoge graad van aanwending van kapitaal en technologische kennis. In 1965 had één procent van de aandeelhouders in de industriesector bijna de helft van het totale aandelenkapitaal in handen. Het aandeel van buitenlands kapitaal in industriële NV's bedroeg in 1969 ca. 20%. De regering-Allende bracht een groot aantal bedrijven die ze van fundamenteel belang achtte voor de economische ontwikkeling van het land, onder overheidscontrole, via onteigening, inbeslagname en aandelenaankoop, welke tezamen deel zouden gaan uitmaken van de sector van het zgn. ‘sociaal eigendom’. In het kader van de privatisering van de economie heeft de militaire regering het grootste deel van deze bedrijven weer naar de particuliere sector teruggebracht. Slechts een tiental bedrijven zal nog onder staatsbeheer blijven. De CORFO wordt omgevormd tot ontwikkelingsbank voor de privésector.

4.7 Handel en bankwezen

De handel met het buitenland is onder het militaire bewind sterk geliberaliseerd, hetgeen tot een spectaculaire groei van de export- en importvolumes heeft geleid. Voornaamste handelspartners zijn Japan, Argentinië, Brazilië, de Europese Unie en de Verenigde Staten. De Volksrepubliek China neemt een steeds belangrijker plaats in als afnemer van koper en nitraten. Het overschot op de handelsbalans steeg van ruim $ 1 miljard in 1986 naar $ 2,5 miljard in 1994.
De functies van de staatsbank, de Banco del Estado, zijn met het afnemen van het aantal overheidsbedrijven sterk ingekrompen. De belangrijkste handelsbank is de Banco de Chile. De deviezenhandel, buitenlandse kredieten en andere vormen van kapitaalinvoer staan onder controle van de Banco Central de Chile, die ook toezicht houdt op het bankwezen.

4.8 Economische planning en ontwikkelingssamenwerking
Het in 1967 opgerichte Nationaal Planbureau ODEPLAN staat onder leiding van de president en houdt zich bezig met sociaal-economische planning. In 1975 wijzigde ODEPLAN zijn activiteiten en structuur: van planning per economische sector werd overgegaan op regionale planning, waarbij het accent kwam te liggen op de ontwikkeling van de noordelijke en zuidelijke provincies.

4.9 Verkeer
Het wegennet is tussen de regio's La Serena en Puerto Montt redelijk goed ontwikkeld. De belangrijkste noord-zuidverbinding vormt de Carretera Panamericana, die vanuit Peru Arica binnenkomt en vandaar tot voorbij Puerto Montt reikt (met een uitloop op het eiland Chiloé). Er zijn drie autowegen met Argentinië: van Valparaíso naar Mendoza (de Carretera Transandina), in het noorden van Antofagasta naar Salta en in het zuiden van Osorno naar Bariloche. Van Arica loopt een autoweg naar de Boliviaanse hoofdstad La Paz. Er is de laatste jaren veel geld in deze infrastructuur gepompt. De spoorwegen zijn vrijwel geheel staatseigendom, maar er is een gedeeltelijke privatisering voorzien, evenals een modernisering van het spoor. De lijn Iquique–Puerto Montt (uitloop naar Castro), met verschillende oost-westaftakkingen, kent drie verschillende spoorbreedten. In 1975 werd in Santiago de stedelijke metro geopend. De belangrijkste luchtvaartmaatschappij (naast Fast Air en Ladeco) is Linea Aérea Nacional (LAN), die alle belangrijke Chileense steden aandoet en vanuit het internationale vliegveld Pudahuel bij Santiago verbindingen onderhoudt met de belangrijkste Latijns-Amerikaanse steden, de Verenigde Staten en West-Europa. Van de 80 Chileense havens, waarvan 15 grotere zeehavens, is die van Valparaíso de grootste.
Sedert 1979 zijn particuliere kapitaalinvesteringen toegestaan bij de spoorwegen, de scheepvaart, luchtvaartlijnen, havens en de metro van Santiago.

5. GESCHIEDENIS
5.1 Koloniale periode
Noord-Chili behoorde sedert de 14de eeuw tot het rijk van de Inka (zie ook precolumbiaanse kunst). In 1540 viel de Spaanse veroveraar Pedro de Valdivia het land vanuit Peru binnen. Hij stichtte verscheidene steden, waaronder Santiago, Concepción en Valdívia. Reeds in 1535 was Diego de Almagro hem voorgegaan, maar Chili's schijnbare armoede deed deze afzien van bezetting. Voortdurend verzet van de Arauka-Indianen (zie Araukanen) tegen de uitbreiding van het vice-koninkrijk Peru, afwezigheid van ontginbare edele metalen en de ongunstige ligging ten opzichte van Europa maakten dat Chili lange tijd een verwaarloosd gebied bleef. Pas na de ontwikkeling van landbouw en veehouderij in de 18de eeuw begon een periode van economische opgang, waardoor vele immigranten uit Europa werden aangetrokken. De bevolking steeg van 100 000 zielen in 1700 tot ruim een miljoen honderd jaar later.
De uit de Franse Revolutie stammende liberale denkbeelden en het uitroepen van de Noord-Amerikaanse onafhankelijkheid (1776) lieten ook Chili niet onberoerd. Dit, gevoegd bij de groeiende ontevredenheid van de in Chili geboren en tot welvaart gekomen burgerij over de overheersende invloed van Spanjaarden in het bestuursapparaat, leidde tot een jaren durende politieke crisis. In 1810 werd de Spaanse gouverneur tot aftreden gedwongen. Het gezag werd overgenomen door een junta, die op haar beurt later werd weggejaagd door José Miguel Carrera. In 1814 werd Carrera verdreven door de door royalisten gesteunde Spanjaarden, die prompt het koloniaal bewind herstelden. Drie jaar later werden de Spanjaarden echter zonder veel moeite verslagen door de autonomisten onder aanvoering van Bernardo O’Higgins, die de strijd voortzette om de Spanjaarden ook uit Peru te verdrijven.


5.2 Onafhankelijkheid
In 1818 riep O'Higgins de onafhankelijkheid van Chili uit. Bij zijn pogingen het bestuur te reorganiseren en de invloed van landadel en kerk te beteugelen, ontmoette hij zoveel weerstand, dat hij in 1823 aftrad. Er volgde een periode van opstanden en staatsgrepen, waaraan generaal Prieto in 1833 een einde maakte. Zijn invloedrijke minister, Diego Portales, legde in de nieuwe grondwet de basis voor een bijna veertig jaar durend autoritair staatsbestel. In deze periode kwam de economie tot grote bloei. Het conservatieve beleid van de achtereenvolgende presidenten deed de spanningen met meer liberale stromingen steeds meer toenemen. Deze zagen enkele verlangens ten aanzien van het systeem van presidentsverkiezingen ingewilligd bij de grondwetsherziening van 1871.

5.3 Salpeteroorlog
In 1879 brak met Bolivia en Peru de zgn. Salpeteroorlog of Pacific-oorlog uit over de beschikking over omvangrijke nitraatvelden in een door Bolivia bestuurd gebied. De Chileense marine besliste de strijd, waarna de beide buurlanden mineraalrijk grondgebied aan Chili moesten afstaan. De export van salpeter bleef tot in de Eerste Wereldoorlog Chili's belangrijkste bron van inkomsten.
De in 1886 gekozen president Balmaceda ondervond veel tegenstand bij zijn inspanningen om de afhankelijkheid van het Britse kapitaal te doen verminderen en de overheid een grotere rol toe te kennen in het economische leven. Nadat het Congres de begroting afkeurde, ontstond een bestuurscrisis. Het leger bleef de president trouw, maar de vloot kwam, onder leiding van Jorge Montt, in opstand. Montt werd de aanvoerder van de congressionalisten, die zich in het noorden samentrokken en de inkomsten van de salpeterwinning inden. Toen de regeringstroepen bij Valparaíso verpletterend werden verslagen, pleegde Balmaceda zelfmoord. Montt werd zijn opvolger (1891–1896). Hij schoeide de staatsinrichting op West-Europees-parlementaire leest. Met Arturo Alessandri kwam in 1920 de eerste president aan de macht die niet uit een van de aanzienlijke families stamde. Pas na tussenkomst van het leger kon hij zijn hervormingsplannen doorvoeren, waaronder herstel van de macht van de president (grondwetsherziening 1925), belastingmaatregelen en arbeidswetten. In 1927 greep de legerofficier Carlos Ibañez de macht en leidde tot 1931 een dictatoriaal bewind. In dat jaar brak revolutie uit en werd er een socialistische republiek uitgeroepen die slechts elf dagen standhield. In 1932 slaagde Alessandri erin de macht te heroveren, en daarna zijn ambtstermijn vol te maken. De toegenomen invloed van linkse partijen kwam in 1938 tot uitdrukking in de verkiezing tot president van Pedro Aguirre Cerda, de kandidaat van het Volksfront. Hij verbeterde het onderwijs en stimuleerde de industrialisatie.

5.4 Amerikaanse invloed
De Duits sprekende minderheid wist te bereiken dat Chili gedurende de Tweede Wereldoorlog tot jan. 1943 neutraal bleef; daarna koos het de zijde van de geallieerden, die Chileense steun ontvingen door goedkope koperleveranties ten behoeve van de oorlogsindustrie. De Amerikaanse invloed deed zich steeds meer gelden. Een door president Gabriel Videla (1946–1952) ingevoerde wet op de bescherming van de democratie leidde tot ontslag van communistische ministers en grootscheepse vervolging van leden en sympathisanten van de communistische partij. Bij de verkiezingen van 1952, waaraan voor het eerst vrouwen mochten deelnemen, werd de nationalist Ibañez weer tot president gekozen. Na de conservatieve regering van Jorge Alessandri (1958–1964) kwam voor het eerst een christen-democraat aan de macht: Eduardo Frei. Hij nam enkele progressieve maatregelen, waaronder hervormingen op het platteland, maar verzette zich tegen nationalisatie van de Amerikaanse ondernemingen in de koperindustrie.

5.5 Periode-Allende
Dit gebeurde pas onder de socialistische president Salvador Allende Gossens, die als kandidaat van de linkse coalitie Unidad Popular (Volkseenheid) bij de verkiezingen van 1970 een kleine meerderheid had behaald. Het Congres koos hem daarna tot president. Naast socialisten en communisten maakten ook radicalen, christen-radicalen en enkele kleinere partijen deel uit van de Unidad Popular. Het ‘Chileense experiment’, dat erin bestond langs democratische en vreedzame weg het socialisme te vestigen, duurde slechts drie jaar (nov. 1970–sept. 1973). Allende werd voortdurend geconfronteerd met hevige politieke tegenstand, economische moeilijkheden en maatschappelijke polarisatie. De kern van het conflict tussen regering en oppositie vormde de eigendom van de productiemiddelen. De regering wilde komen tot een gesocialiseerde sector van de economie (het onder overheidscontrole plaatsen van sleutelbedrijven als banken, grondstoffenindustrie, enz.), maar het Congres keurde de betrokken plannen af. Ingewikkelde competentiegeschillen tussen wetgevende en uitvoerende macht leidden tot een volslagen impasse in de wetgevende arbeid. Rechtse groeperingen, in hun strevingen gesteund door de Verenigde Staten en een groot deel van de middenklasse, lokten politiek geweld en economische wanorde uit en riepen het leger op in te grijpen. Putschisten slaagden erin de vervanging te bewerkstelligen van de opperbevelhebber van het leger, generaal Prats, door generaal Augusto Pinochet.

5.6 Staatsgreep

Op 11 sept. 1973 nam een militaire junta, na een bloedige staatsgreep, waarbij Allende om het leven kwam, de macht over. In de daaropvolgende massale repressie tegen linkse sympathisanten vielen 20 000 doden en werden tienduizenden in concentratiekampen en foltercentra gedetineerd. Onder krachtige internationale druk werden de veiligheidsmaatregelen naderhand minder streng en werden vele politieke gevangenen naar het buitenland verbannen.
De leider van de junta, generaal Pinochet, die medio 1974 tot president werd benoemd, wist zich te ontdoen van opposanten binnen het leger, organiseerde tegen de wil van andere juntaleden een volksstemming (jan. 1978) naar aanleiding van de veroordeling van Chili in de Verenigde Naties en dwong juntalid generaal Leigh tot aftreden. De verhouding tot de Rooms-Katholieke Kerk bleef gespannen. Maatschappelijke groeperingen die de staatsgreep aanvankelijk hadden toegejuicht (ondernemers, middenstand, sommige vakbonden), gaven steeds meer blijk van ontevredenheid over het vooral op de export gerichte, zeer liberale economische beleid.
Ook internationaal bleef het regime in een isolement. Wegens het op grote schaal en voortdurend schenden van de mensenrechten is het militaire regime in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties herhaaldelijk veroordeeld. De betrekkingen met de Verenigde Staten bereikten een dieptepunt met het stopzetten van de militaire en economische hulp door de regering-Carter. De betrekkingen met de buurlanden waren eveneens gespannen. De in 1974 herstelde diplomatieke relaties met Bolivia werden in maart 1978 weer verbroken. Peru verklaarde de Chileense ambassadeur begin 1979 tot persona non grata, na de ontdekking van een Chileens spionagenet. Met Argentinië leidde het conflict over de soevereiniteit van het Beaglekanaal tot oorlogsdreigingen. In dit geschil bood paus Johannes Paulus II zijn bemiddeling aan.
De bemiddeling van het Vaticaan leidde tot onderhandelingen die in oktober 1984 uitmondden in de ondertekening van een verdrag, waarbij Chili de soevereiniteit kreeg over de drie belangrijkste eilanden in het Beaglekanaal en beide landen elkaar de vrijheid van doorvaart garandeerden.
Op 11 sept. 1980 keurde een meerderheid van de kiezers een nieuwe grondwet goed die de heerschappij van Pinochet tot 1989 vastlegde. Op basis hiervan kon hij op 11 maart 1981 als constitutioneel president geïnstalleerd worden. Onder invloed van de economische teruggang die in 1982 inzette, ontstond vanaf 1983 grote sociale en politieke onrust. Voorjaar 1983 gingen de koperarbeiders in staking, waarna hun vakbondsleider Rodolfo Seguel gearresteerd werd. In de loop van 1983 en 1984 vonden regelmatig protestdagen plaats, gepaard gaande met demonstraties en stakingen, waartegen de militairen hard optraden. Om de onrust in te dammen benoemde Pinochet in augustus 1983 een burger, de conservatieve politicus S.O. Jarpa Reyes, als minister van Binnenlandse Zaken. Jarpa begon een dialoog met de gematigde oppositie, die samenwerkte in de Democratische Alliantie. Deze dialoog liep op niets uit en in november 1984 werd de staat van beleg uitgeroepen. Jarpa werd begin 1985 van zijn post ontheven. In juni 1985 werd de staat van beleg vervangen door de minder stringente noodtoestand, maar de protesten duurden voort. Na demonstraties in mei 1986 werden 15 000 mensen gearresteerd. Ook hield het leger razzia's in de krottenwijken, waarbij tientallen mensen gedood werden.
Het hoogtepunt van de protesten werd bereikt met een nationale staking in juli 1986. Daarna boette de protestbeweging sterk aan kracht in als gevolg van gebrek aan eenheid en het aantrekken van de economie. De guerrillabeweging Patriottisch Front Manuel Rodriguez (FPMR) pleegde in september 1986 een aanslag op Pinochet. Deze riep opnieuw de staat van beleg uit en er werden oppositieleiders gearresteerd. De afkondiging in 1987 van de wet op de registratie van kiezers (na de staatsgreep van 1973 waren alle kiesregisters vernietigd) en de wet op de politieke partijen maakten weer een legaal functioneren van oppositiepartijen mogelijk. Voorafgaande aan het bezoek van paus Johannes Paulus II in april 1987 werd de staat van beleg opgeheven.

5.7 Democratisering
Op 5 okt. 1988 vond het grondwettelijk vereiste referendum plaats over de door de junta voorgestelde kandidaat voor het presidentschap, Pinochet. Zestien politieke partijen, van rechts tot gematigd links, sloten zich aaneen in het Commando voor het Nee om campagne te voeren tegen Pinochet. In het referendum stemde 55% van de kiezers tegen een nieuwe ambtstermijn voor Pinochet. Het Commando voor het Nee, waarvan de naam veranderd werd in Akkoord van Partijen voor de Democratie (CPD), wees in juli 1989 de christen-democratische voorman Patricio Aylwin aan als presidentskandidaat bij de verkiezingen van 17 december van dat jaar. Aylwin behaalde met 55% van de stemmen een overwinning op de beide rechtse kandidaten. Na 17 jaar militair regime vond Aylwins ambtsaanvaarding plaats op 11 maart 1990. Aylwins gezag nam snel toe.
Op 4 september werd oud-president Allende herbegraven in het familiegraf van de Allendes te Santiago. Het leger kwam in diskrediet o.a. door de ontdekking van massagraven in de Atacama-woestijn. Een Nationale Commissie voor Waarheid en Verzoening rapporteerde in 1991 dat het leger 1068 moorden had begaan en daarnaast schuld had aan 957 verdwijningen. Hoewel diverse hooggeplaatste militairen op beschuldiging van moord tijdens de junta-jaren werden gearresteerd, werden zij veelal na enkele dagen weer vrijgelaten. De regering zelf trachtte de broze democratie te behouden door het rapport van 1991 niet te laten volgen door een uitgebreid justitieel onderzoek. Desondanks werden in juli 1993 twintig vroegere leden van de opgeheven paramilitaire politie veroordeeld wegens de moorden in maart 1985 op drie leidende communisten.

In maart 1994 trad Eduardo Frei aan als president. Privatisering en modernisering van het bestuur, onderwijs en armoedebestrijding stonden hoog op zijn agenda. Het gehele jaar 1995 stond in het teken van de spanningen tussen leger en regering over de veroordeling en vervolging van militairen in verband met de schendingen van de mensenrechten tijdens de dictatuur van generaal Pinochet (1973–1990). Ook in 1996 verslechterden de relaties met de legertop opnieuw na de arrestatie van een voormalig Chileens geheim agent in verband met de moord op de Chileense generaal Prats in 1974. Bij de parlementsverkiezingen, eind 1997, behield de regerende Concertatión por la Democracía haar meerderheid in het Huis van Afgevaardigden.
Tot grote binnenlandse consternatie leidde de arrestatie van Pinochet in Groot-Brittanniëe in okt. 1998, nadat een Spaanse onderzoeksrechter daartoe een officieel verzoek had ingediend. De Chileense regering tekende formeel protest aan tegen de aanhouding, omdat Pinochet als senator een diplomatieke status zou bezitten. De Britse regering kondigde aan deze niet te zullen erkennen, omdat alleen staatshoofden en regeringsleiders op officieel bezoek een dergelijke status zouden bezitten. De Law Lords van het Britse Hogerhuis bepaalden vervolgens in een stemming van drie tegen twee dat een voormalig staatshoofd niet immuun voor rechtsvervolging kon zijn in het geval van misdaden tegen de menselijkheid.
Binnen de Chileense regering leidde Pinochets arrestatie tot spanningen. De christen-democratische president, Frei, protesteerde officieel tegen de arrestatie, maar zijn socialistische coalitiegenoten, van wie velen in Pinochets gevangenissen hadden gezeten, konden hun voldoening nauwelijks verbergen. Daarbij lobbyden zij in Londen en Spanje om Pinochet in Europa te laten berechten.

REACTIES

G.

G.

3 MAVO ? Dit lijkt wel 6 VWO !!!!

21 jaar geleden

G.

G.

Hooii Droopy,
Wij moeten een werkstuk maken over Pinochet en je hebt een goed bruikbaar werkstuk. Wat wij wouden vragen is of je misschien nog een literatuurlijst van je werkstuk hebt, zodat wij boeken kunnen vinden, want dat is nog niet gelukt.
Nouja, alvast bedankt.
Groetjes Ciska en Greta

20 jaar geleden

B.

B.

http://www.worldwidebase.com/science/chili.shtml

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.