Arbeiderssituatie rond 1900

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 545 woorden
  • 25 maart 2009
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
40 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Algemeen kon men zeggen dat de arbeiders in de 19de en begin 20ste eeuw een hard leven waren beschoren. Werkdagen van 12 à 13 uur/6 dagen per week. Dit alles aan minimaal loon (100 BEF per dag). In de loop van de 19de eeuw evolueerden de werkdagen naar 10 uur per
dag maar dit nog steeds 6 dagen per week. Maar nacht- en zondagarbeid waren nog niet van de kaart geveegd. Tijdens de 2de fase van de Industriële Revolutie werden de arbeidsdagen in de industriestaten in West-Europa nog ingekort.
Maar dit was nog niets vergeleken met de vele gevaren die de nieuwe, geïndustrialiseerde bedrijven met zich meedroegen. Ongeschoolde werkkrachten konden niet overweg met de nieuwe machines en vormden een gevaar voor medearbeiders. Er vielen dan ook dagelijks doden. Mijnarbeid was oorzaak nummer 1 voor lichaamsvervormingen bij kinderen.


Uit: X.(ed.), Storia 5, Lier, Uitgeverij Van In, 2001, p.30
X.(ed.), Historia 3, Kapellen, Uitgeverij Pelckmans, 2006, p.59

Dankzij laaggeprijsde producten verdwenen ambachtelijke thuisarbeiders. Zij moesten noodgedwongen hun arbeidskrachten verhuren in de steden mits bepaalde prijs, het loon. Ambachtelijke thuiswerkers werden loonarbeiders. Door de grote vraag naar arbeid zakten de lonen. Hierdoor werden vrouwen- en kinderarbeid noodzakelijk voor de proletarische gezinnen.

Arbeiders brachten hun leven door in ellende en armoede. 85% van het arbeidersloon ging naar de grootste behoeften (voedingsmiddelen, kleding, huur, verwarming). Het voedsel was meestal eentonig en dus ongezond met als gevolg diverse ziektes wat opnieuw voor kosten zorgden. Sloppenwijken ontstonden en er was totaal geen aandacht voor hygiëne. De ‘huizen’ bevonden zich in een armzalige toestand. Straten waren bedekt met modder, de huizen waren veel te klein voor de grote gezinnen. Ook de criminaliteit nam toe en veel arbeiders zochten hun troost in de cafés. Alcoholisme zorgde opnieuw voor meer armoede.

Tijdens een eerste periode (ca.1850-1864) kenden de arbeiders al enkele verbeteringen. Er ontstonden enkele arbeidsverenigingen: verzetsgroeperingen die via mutualiteiten aan het verenigingsverbod trachtten te ontsnappen. In de tweede fase (1864-1870) werden onder invloed van de Eerste Internationale vele verenigingen opgericht. Dit mislukte en in België verdwenen haast alle arbeidsverenigingen. Rond 1870-1884 ontstonden opnieuw verenigingen.

Het grote keerpunt vond plaats in de jaren (1884-85). De crisis bereikte zijn dieptepunt. De arbeidersbeweging kende haar definitieve start rond 1884. De schaalvergroting bevorderde het klassebewustzijn van de arbeider. Syndicaten werden opgericht en coöperatieven werden belangrijk voor de socialistische partij. Men kon eindelijk spreken van een verbetering voor de arbeiderssituatie.

Uit al deze bronnen kan men toch een algemeen besluit trekken. De arbeiderssituatie gedurende de 19de eeuw was miserabel. Arbeiders werkten onmenselijke dagen en dat enkel voor ‘peanuts’. Mensen moesten ¾ van hun loon afgeven om enkel maar de meest noodzakelijke zaken te kopen. Er was geen veiligheid, geen sociale zekerheid en geen hygiëne. Doden waren dagelijkse kost en niemand rouwde erom. Arbeiders werden niet gerespecteerd voor het geleverde werk en werkgevers dachten en dachten enkel aan zichzelf. Midden 19de eeuw ontstonden er arbeidsverenigingen die ook vooral aan zichzelf dachten. Maar aan het einde van de 19de eeuw bekom merden ze zich meer en meer over de rechten van de arbeiders. De economische crisis had dan toch één positief punt. De lonen van de arbeiders stegen en ze kregen meer zekerheden.

Uit: X.(ed.), Storia 5, Lier, Uitgeverij Van In, 2001, p.29
IBIDEM, p.31
X.(ed.), Historia 3, Kapellen, Uitgeverij Pelckmans, 2006, p.65
http://www.scholieren.com/werkstukken/17709

REACTIES

K.

K.

bedankt ik haal er stukjes uit dat goed van pas komt

13 jaar geleden

N.

N.

Het heeft mij goed geholpen aan de opdracht bedankt.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.