Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Kind met handicap op school

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 2816 woorden
  • 6 juli 2004
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 7
21 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Een kind met een handicap in de school

Wanneer er een gehandicapt kind wordt aangemeld op een reguliere school, zullen er op schoolniveau een aantal dingen van belang zijn. Als het goed is heeft de school al een beleid ten aanzien van toelating van leerlingen met een handicap, dit wordt verplicht in de regeling leerlinggebonden financiering. De school moet weten hoe de indicatiestelling voor leerlinggebonden financiering verloopt en welke rol (basis)school daarin speelt. Ook is het van belang dat de school op de hoogte is van het rugzakje en wat dit inhoudt. Verder zijn er natuurlijk allerlei specifieke dingen, die per handicap verschillen. Bij een motorisch gehandicapte leerling zullen er vaak een aantal aanpassingen aan het gebouw en in de klas plaats moeten vinden.

Het is belangrijk dat het hele team achter de toelating van de leerling staat, zodat de leerling ook verder kan binnen de school en niet na bijvoorbeeld één of twee jaar weer van school af moet omdat de leerkracht van een groep het kind niet in de klas wil hebben. Ook is het van belang dat alle leerkrachten weten wat de leerling heeft en hoe ze daar mee om moeten gaan. Hiervoor zouden de leerkrachten bijvoorbeeld een nascholingscursus moeten volgen, hier moeten ze dan wel bereidt toe zijn.


Het is ook van belang dat er onder ogen wordt gezien dat integratie niet altijd een alles-of-niets kwestie is. De figuur waarbij de leerling met een handicap altijd in de reguliere groep zit, is één model, maar is niet het enige model. Er zijn ook varianten denkbaar waarbij de leerling maar een deel van de week geïntegreerd onderwijs volgt. Dat houdt in dat een toelatingsbeslissing ook geen alles-of-niets kwestie is.

Verder is het zo dat de basisschool ook niet in àlles hoeft te voorzien. Ook in dat opzicht is het geen alles-of-niets kwestie. Het gaat altijd om een samenspel tussen de basisschool en het REC en soms is ook de zorgsector nog betrokken. Ook kunnen in veel gevallen de ouders een rol spelen in het arrangement.

Achtergrondinformatie Rugzakje en andere regelingen

Het rugzakje

Kinderen in Nederland kunnen gebruik maken van verschillende soorten onderwijs. Belangrijk is het onderscheid tussen regulier en speciaal onderwijs. Het regulier basisonderwijs bestaat uit de gewone basisscholen én de scholen voor special basisonderwijs waar kinderen naartoe kunnen die meer zorg nodig hebben dan de gewone basisschool kan bieden. Deze scholen zijn bedoeld voor kinderen die niet zozeer een handicap hebben, maar voor kinderen met leer- en opvoedingsproblemen. Deze scholen vallen onder het Weer Samen naar School-beleid (WSNS). Ouders kunnen hun kind niet zomaar aanmelden bij een SBO-school; daar is een verwijzing van de Permanent Commissie Leerlingenzorg (PCL) voor nodig.

Naast het regulier onderwijs is er speciaal onderwijs. Dit onderwijs is voor kinderen die als gevolg van een handicap, stoornis of chronische ziekte specifieke begeleiding nodig hebben. Onder het Speciaal onderwijs (SO) vallen bijvoorbeeld de dovenscholen, scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen, de mytylscholen en de pedologische instituten. Op deze scholen is het onderwijs afgestemd op de handicap of stoornis van het kind. Voor SO-scholen is een indicatie nodig van de commissie voor indicatiestelling (CvI).

Tot voor kort waren er voor kinderen die toegelaten werden tot het speciaal onderwijs weinig mogelijkheden om met structurele extra middelen regulier onderwijs te volgen. Op 1 augustus 2002 werd de regeling leerlinggebonden financiering geïntroduceerd. Deze regeling geeft ouders van een kind met een handicap het recht om te bepalen waar extra zorg voor hun kind wordt gerealiseerd: binnen het regulier onderwijs of binnen het speciaal onderwijs.

Wanneer ouders kiezen voor een reguliere school en het kind extra voorzieningen nodig heeft, kunnen de ouders een leerlinggebonden budget aanvragen. Ouder krijgen dit dat op grond van een objectieve indicatiestelling wel of niet toegewezen. Het kind neemt dit budget als het ware in een rugzakje met zich mee. Uit de rugzak kunnen zaken worden bekostigd als ambulante begeleiding, extra leerkrachten of onderwijsassistenten en materiële instandhouding zoals aangepast lesmateriaal. De ouders hebben zeggenschap over de besteding van de middelen.

De wet op de leerlinggebonden financiering (lgf-wet) geeft ouders van een kind met een handicap het recht om die school voor hun kind te kiezen die zij het meest geschikt vinden. Dat kan een reguliere (gewone) school zijn of een school voor speciaal onderwijs. De Rugzakwetgeving is bedoeld voor kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs. Als het kind naar een school voor speciaal onderwijs gaat, krijgen de ouders geen rugzak. Op de scholen voor speciaal onderwijs zijn de speciale noodzakelijke voorzieningen immers al aanwezig.


Om in aanmerking te komen voor een rugzak (of een plaats in het speciaal onderwijs) is een indicatie voor het speciaal onderwijs nodig. Om te beoordelen welke kinderen in aanmerking komen voor leerlinggebonden financiering is er per regio een Regionaal Expertise Centrum (REC) met een onafhankelijke Commissie voor Indicatiestelling. Deze commissie bestaat uit een voorzitter, arts, maatschappelijk werkende, psycholoog en een onderwijsdeskundige. Bij deze commissie moeten ouders een verzoek indienen om in aanmerking te komen voor leerlinggebonden financiering. De commissie beoordeelt op grond van landelijke, vastgestelde criteria of een kind in aanmerking komt voor leerlinggebonden financiering.

Het dossier voor het CvI bestaat uit de volgende stukken:
- een aanmeldingsformulier, c.q. oudervragenlijst
- een onderwijskundig rapport
- een recent medisch rapport
- een rapport van orthopedagoog / psycholoog over de zelfredzaamheid

De commissie bekijkt daarvoor onder meer de onderzoeksverslagen van het betreffende kind en het onderwijskundig rapport (als het kind al op school zit). Beslist de commissie dat een kind niet voor leerlinggebonden financiering in aanmerking komt, dan gaat het kind naar een reguliere school of naar een school voor speciaal basisonderwijs. Zijn ouders het niet met de beslissing eens van de Commissie voor Indicatiestelling, dan kunnen ze tegen het besluit in beroep gaan.

In het kort wordt er door het CvI gekeken naar de volgende drie criteria:
- de aard van de stoornis/handicap van het kind;
- de onderwijsbeperking die de stoornis als gevolg heeft;
- het niet toereikend zijn van de zorgstructuur van het reguliere onderwijs.

De criteria zijn verder uitgewerkt en onderverdeeld per onderwijscluster. De verschillende onderwijsclusters zijn:

Cluster 1
- Visueel gehandicapten en blinde kinderen
N.B. Dit cluster valt buiten de regeling leerlinggebonden financiering.


Cluster 2
- Slechthorende kinderen (SH)
- Kinderen met ernstige taal-/spraakmoeilijkheden (ESM)
- Auditief gehandicapte en dove kinderen

Cluster 3
- Meervoudig gehandicapte kinderen (MG)
- Langdurig zieke kinderen (chronische, somatische ziekten)
- Lichamelijk gehandicapte kinderen (LG)
- Verstandelijk gehandicapte kinderen (VG)

Cluster 4
- Kinderen met gedragsstoornissen, ontwikkelingsstoornissen en psychiatrische problematiek
- Langdurig zieke kinderen (psychiatrische problematiek)

Wat zit er in de rugzak?

1. Aanvullende formatie
Op grond van de regeling Aanvullende formatie voor basisscholen op grond van bijzondere omstandigheden voor het schooljaar 2002-2003 kunnen scholen extra formatie aanvragen voor kinderen met een handicap. Dit bedrag wordt uitgedrukt in formatie rekeneenheden (FRE’s) en dient te worden besteed aan formatie-uitbreiding, in de vorm van een klasse-assistent, extra leerkracht of remedial teacher. Per kind zijn er 19 FRE’s beschikbaar, dit komt neer op ca. 3,5 uur extra ondersteuning per week per kind. Bij de aanvraag dient een verklaring van ambulante begeleiding (indicatie) van de school voor speciaal onderwijs te worden bijgevoegd.

2. Ambulante begeleiding

Basisscholen kunnen voor leerlingen met een handicap ambulante begeleiding aanvragen vanuit een school voor Speciaal Onderwijs. Hiervoor is een indicatie nodig van de betreffende school. Het bedrag in de rugzak voor ambulante begeleiding is voor 16,6 FRE’s. Dit komt neer op ruim 3 uur per week per kind. Dit bedrag is niet vrij besteedbaar, maar moet worden besteed bij het Regionaal Expertisecentrum (REC). Ambulante begeleiding is zowel bestemd voor de leerkracht als voor de leerling.

3. Geldbedrag voor aanpassing lesmateriaal
Een vast bedrag voor zogenaamde materiële instandhouding. Hiervoor is voor de meeste kinderen een bedrag van € 1.150,- beschikbaar. Dit kan worden besteed aan het aanpassen van lesmateriaal.

De bedragen in de Rugzak worden per handicap vastgesteld, maar komen voor de meeste kinderen op het bovenstaande neer.

Wat is het verschil tussen het WSNS-beleid en het Rugzakbeleid?

De doelgroep van het WSNS-beleid zijn alle basisschoolleerlingen die speciale zorg en begeleiding nodig hebben. Het gaat vaak om kinderen die moeilijk leren of gedrags- en opvoedingsproblemen hebben. Leerlingen met bijvoorbeeld ADHD, dyslexie of bepaalde vormen van autisme vallen onder de doelgroep. Een andere categorie die speciale aandacht vraagt, zijn hoogbegaafde leerlingen.

Lichamelijk, zintuiglijk of verstandelijk gehandicapte leerlingen en leerlingen met ernstige gedragsstoornissen zijn géén doelgroep van WSNS. Over de opvang van deze leerlingen gaat het wetsvoorstel leerlinggebonden financiering (ook rugzak genoemd).

Kinderen in het speciaal basisonderwijs (SBO, vroegere LOM en MLK) komen over het algemeen niet in aanmerking voor de rugzak. Vereiste voor de rugzak is namelijk een indicatie voor het Speciaal Onderwijs (SO) en die zullen deze kinderen meestal niet krijgen. Integratie in het reguliere onderwijs is voor leerlingen in het SBO geregeld via het Weer Samen Naar School-traject (WSNS). Als een kind een indicatie heeft voor SO, mag de rugzak eventueel wel worden ingezet op het SBO.

Stroomschema indicatiestelling

Afkomstig uit draaiboek leerlinggebonden financiering voor het primair onderwijs.


Over het algemeen is de gang van zaken als volgt.

Stap 1. Probleemsignalering
Er ontstaan of er zijn problemen in, met of rondom het kind. Dat kan thuis zijn, en/of op school. In veel gevallen is al voordat het kind de leerplichtige leeftijd bereikt, duidelijk dat er een handicap is. In andere gevallen blijkt dat pas gaandeweg op school, bijvoorbeeld als de leerling in groep 3 met lezen en rekenen niet vooruit komt. In die gevallen zal de school vaak eerst proberen de problemen op te lossen, gebruik makend van de zorgstructuur van het samenwerkingsverband. Ouders kunnen in deze fase een beroep doen op ondersteuning/begeleiding vanuit een REC, ter voorbereiding van hun aanmelding voor indicatiestelling.

Stap 2. Afwegingen
Gegeven de probleemsignalering is de vraag aan de orde of en zo ja wat er moet gebeuren. Ouders kunnen zich hierbij door verschillende partijen laten adviseren (basisschool, REC, zorg, ouderorganisatie). Niet alle problemen hoeven tot een aanmelding voor indicatiestelling te leiden. Sommige problemen kan een basisschool geheel in eigen beheer oplossen. In een aantal gevallen zal het voor de hand liggen om actie te ondernemen vanuit het samenwerkingsverband; ook kan plaatsing in een speciale school voor basisonderwijs worden overwogen.

Stap 3 Aanmelden voor indicatiestelling
Op een gegeven moment wordt besloten tot indicatiestelling. Het zijn altijd de ouders die een kind aanmelden voor indicatiestelling. De school kan daarin adviseren en dat zal vaak ook gebeuren als het kind al op school zit, of op het moment dat ouders een kind op school aanmelden waarvan dan al bekend is of vermoed wordt dat het een kind met een handicap is. De school zelf kan het kind niet aanmelden voor indicatiestelling. Ouders melden hun kind aan bij de CvI, ondergebracht bij het REC in de regio waar de ouders woonachtig zijn; elk REC zal per 1 augustus 2002 duidelijk regionaal zijn omschreven. De locatie van de basisschool bepaalt van welk REC de ambulante begeleiding dient te worden betrokken, namelijk het REC in het verzorgingsgebied waarvan deze locatie ligt.

Stap 4. Indicatiestelling
De indicatiestelling zelf geschiedt door een Commissie voor Indicatiestelling (CvI). Binnen elk REC is er één commissie die tot taak heeft om te beslissen of aangemelde kinderen voldoen aan de criteria. De commissie werkt aan de hand van landelijk geldende en bij AMvB bepaalde criteria. Is het kind op het moment van de indicatiestelling al op de basisschool ingeschreven, dan stelt de basisschool een onderwijskundig rapport op ten behoeve van de indicatiestelling. De basisschool is daartoe verplicht op basis van artikel 42 WPO. Inhoudelijk is artikel 43 WPO van toepassing; mogelijk worden nog nadere vorm- en/of inhoudelijke voorschriften aan het onderwijskundig rapport gesteld.

Stap 5. Indicatiebeslissing

De indicatiestelling mondt uit in een indicatiebeslissing. Er zijn drie verschillende beslissingen mogelijk:
• de aangemelde leerling komt in aanmerking voor leerlinggebonden financiering of voor plaatsing in het speciaal onderwijs (de plaatsing in het speciaal onderwijs blijft in dit draaiboek buiten beschouwing);
• de aangemelde leerling komt niet in aanmerking voor leerlinggebonden financiering (of voor plaatsing in het speciaal onderwijs);
• de commissie adviseert tot observatieplaatsing van de aangemelde leerling binnen een van de scholen van het REC teneinde aanvullende gegevens te kunnen verkrijgen op basis waarvan de commissie vervolgens hernieuwd tot een indicatiebeslissing komt (voor dit draaiboek heeft deze beslissing geen directe betekenis omdat het immers gaat om plaatsing in het speciaal onderwijs. De figuur van een observatieplaatsing binnen een reguliere school bestaat niet.

Op de indicatiestelling zijn van de toepassing de regels van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) ten aanzien van voorbereiding, beslissingtermijnen, motivering en mogelijkheid van bezwaar en beroep. Voor de basisschool zijn deze regels niet direct van belang omdat de basisschool immers geen aanmeldingen kan doen.

Stap 6. Keuze voor integratie of plaatsing in speciaal onderwijs
Gegeven een indicatiebeslissing van de CvI kunnen ouders een keuze maken voor ofwel plaatsing van het kind in het speciaal onderwijs, ofwel voor plaatsing in het basisonderwijs met leerlinggebonden financiering. In veel gevallen zal in de voorafgaande fasen daarover al informatie-inwinning en overleg hebben plaatsgevonden. Ook voor de basisschool kan dan weer een afweging aan de orde zijn (uiteraard op basis van het geformuleerde schoolbeleid). Het is goed denkbaar dat tevoren al intenties zijn uitgesproken, maar voor de basisschool is het van belang dat er een indicatiebeslissing ligt. Het initiatief ligt bij de ouders: zij maken een keuze. Gegeven een keuze voor integratie, maakt de basisschool haar eigen toelatingsafweging.
N.B.: bij een negatieve indicatiebeslissing (geen aanspraak op een ‘rugzak’) is vervolgens sprake van een ‘gewone’ aanmelding bij de basisschool.

Stap 7. Handelingsplan
Is de indicatiestelling ‘positief’, dan is er aanspraak op leerlinggebonden financiering. Aan de ouders is dan de keuze om het leerlinggebonden budget in te zetten voor ondersteuning bij plaatsing in een reguliere basisschool dan wel voor plaatsing van de leerling binnen een school in een REC. Dit draaiboek gaat alleen in op de eerste variant (plaatsing binnen de reguliere basisschool); het ligt overigens niet voor de hand dat alle ouders daarvoor zullen kiezen. Als ouders kunnen - om allerlei redenen - natuurlijk ook kiezen voor plaatsing van hun kind in een school binnen een REC.
Vervolgens is overleg nodig tussen ouders, REC en basisschool over het handelingsplan. Het handelingsplan is verplicht, en dient binnen een maand na inschrijving van de leerling op de school te worden opgesteld. Daarin wordt aangegeven van welke zorg en behandeling sprake is en welke onderwijsdoelstellingen op welke wijze worden nagestreefd. Het handelingsplan moet in overeenstemming met de ouders worden opgesteld en deze kunnen hun instemming betuigen door ondertekening van het handelingsplan. Uiteraard moet ook de taakverdeling tussen met name het REC en de basisschool goed geregeld worden. In een aantal gevallen zal er wellicht ook nog vanuit zorginstellingen een bijdrage geleverd worden.


Stap 8. Realisatie en monitoring van het handelingsplan
Tenslotte komt het er op aan om tezamen het handelingsplan te realiseren. Periodieke bijstelling en aanpassing van het handelingsplan zal uiteraard nodig zijn.

Ambulante begeleiding

Het doel van de Ambulante Begeleiding is om de reguliere school in staat te stellen de leerling met motorische beperkingen, die belemmeringen opleveren bij het volgen van onderwijs, te begeleiden d.m.v. het overdragen van kennis, inzicht en vaardigheden. De 'praktische' hulp richt zich met name op de ondersteuning in de onderwijsleersituatie. Binnen de dienst bestaat de mogelijkheid andere specialismen (bijvoorbeeld ergo- of fysiotherapie) bij de begeleiding te betrekken. Verder geeft de dienst voorlichting en adviezen. Op deze wijze wordt getracht het kind geïntegreerd in het reguliere onderwijs te laten volgen. Deze vorm van dienstverlening wordt ook ingeschakeld wanneer een kind vanuit het speciaal onderwijs de stap naar het reguliere (voortgezet) onderwijs gaat maken.

De ouders maken hun wensen en verwachtingen duidelijk. De reguliere school geeft aan wat mogelijk is binnen hun zorgstructuur en dit geeft ook meteen hun grenzen aan. Op basis van deze overeenkomst wordt Ambulante Begeleiding ingeschakeld. De Ambulante Begeleider formuleert helder wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van de begeleiding. Begeleidingsdoelen worden geformuleerd in het begeleidingsplan.

De begeleiding kan leerkracht-, team- en/of leerlinggericht zijn en kan inhouden:

Informeren
Informatie verstrekken over:
· de school van waaruit Ambulante Begeleiding gegeven wordt
· de leerling, zijn stoornis en de gevolgen hiervan voor de onderwijspraktijk
· wettelijke regelingen

Adviseren
Adviezen t.a.v.:
· bevorderen deelname aan alle onderwijsactiviteiten
· mobiliteit, gericht op zelfstandigheid
· aanpassingen van gebouw, meubilair, leer- en hulpmiddelen, technische hulpmiddelen, toegankelijkheid openbare gebouwen e.d.
· schoolloopbaan


Ondersteunen
Ondersteunen kan door:
· Het opstellen van een individueel specifiek handelingsplan voor de leerling
· Nader onderzoek in de vorm van observeren en het afnemen van toetsen

Coachen
Voorbeelden van coachen zijn:
· Coachen van de leerkracht bij het verbeteren van zijn instructievaardigheid op het gebied van schrijven
· Coachen van de remedial teacher bij het uitvoeren van een motorisch remedialteachingsplan

Persoonsgebonden budget

Het kan zijn dat een kind een persoonsgebonden budget krijgt. Dit is geld dat door een zorgstelling beschikbaar wordt gesteld. Dit geld is niet bedoeld voor onderwijsvoorzieningen, maar voor (para-)medische begeleiding van het kind. Heeft een kind veel hulp nodig, dan kunnen in sommige gevallen de zorg en begeleiding van het kind op school (basisschool, school voor speciaal onderwijs, enzovoort) ook uit het persoonsgebonden budget worden betaald.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.