Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Katharen

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 6350 woorden
  • 25 juni 2004
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
35 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Het leed der katharen Arnaud Amalric: “Maak ze allemaal dood; God zal de Zijnen herkennen.” Blz 70 albigenzen en kathatharen Voorwoord In dit onderzoek zal ik proberen te onderzoeken of de kruistochten tegen de katharen wel nodig waren. Ik zal proberen te onderzoeken welke redenen de katholieken hebben gehad bij de strijd tegen het katharisme. Ik veronderstel dat de katholieken het katharisme gezien zullen hebben als een ernstige bedreiging voor hun eigen geloof. Mijn 2e onder zoek gaat over het katharisme, hoe dat eigenlijk in elkaar steekt en of daar misschien de tegenstrijdigheden lagen met de katholieken. Mijn hoofd vraag luid naar aanleiding van mijn veronderstellingen dan ook: Wat kunnen we zeggen over de manier waarop de katharen zijn behandeld? Ik heb zelf nog geen enkele voorkennis op het gebied van de katharen. Ik weet al wel het een en ander over ketters, alleen zou ik niet kunnen zeggen of de katharen nou ketters zijn of niet. Inhoudsopgave Wat zijn ketters? Waar speelt het zich af? Wie waren de katharen? Wat was de leer van de katharen? Aanloop op de kruistochten

De kruistochten
Conclusie
Bronvermelding Wat zijn ketters? De katharen waren in de ogen van de christenen, maar met name van de paus Innocentius III, ketters. Maar waar hebben we het eigenlijk over als we praten over ketters? Ketter- van de leer afwijkend christenen. Dit is een nog al makkelijke manier om het ketterschap aan te duiden. Als jij niet geheel de leer van de katholieke kerk op zou volgen ben je meteen al een ketter. In onze tijd hebben de woorden ketter en ketterij niet langer de hatelijke klank van vroegere eeuwen, ja zelfs hoort men meer en meer de ondertoon dat de gelovige die een afwijkende mening verkondigt weleens meer het recht aan zijn zijde heeft dan degene die niet de moed heeft zich buiten de officiële paden te bewegen. Dit klinkt toch al weer een stuk vriendelijker. Het is inderdaad zo dat je tegenwoordig serieuzer genomen wordt als je zelf initiatieven neemt i.p.v. achter de kudde aan te lopen. Dit is niet alleen het geval in het geloof. Ook in de huidige politiek zijn het de mensen met de andere opvattingen die het vaak voor het zeggen hebben. Waarom ontstaan ketterijen eigenlijk. Zijn ze puur opgekomen omdat ze tegen de kerk waren of heeft het een heel andere reden? Grofweg zou men kunnen zeggen dat ketterijen vooral opdoken wanneer de kerk ernstig te kort schoot ten aanzien van het oud-christelijke ideaal. Met name de tijd omstreeks 1200 bleek van beslissende betekenis. Hieruit valt af te leiden dat ketterijen vaak ontstonden omdat dat de christelijke kerken niet genoeg invloed hadden. Maar waren de katharen wel ketters? Hoewel wij gemakshalve de termen ketter en ketterij toepassen op de geschiedenis van het christendom in haar totaliteit, dienen wij er ons toch van bewust te zijn dt deze van betrekkelijk late datum zijn. Het begrip ketter is dus nog jong, lang niet zo oud als de katharen. De katharen waren dus geen “ketters”. Waar speelt het zich af? De katharen hadden natuurlijk een gebied waar ze met veel bij elkaar woonden. In dit gebied zullen de meeste mensen leven en geloven volgens de Kathaarse opvattingen en het Kathaarse geloof. Deze mensen zijn dan dus de Katharen. Maar de vraag is, waar woonden de katharen nu eigenlijk? Waar kwamen ze vandaan? Allereerst moet geconstateerd worden dat natuurlijke grenzen alleen bestaan voor zover de mens deze wenst. Niet de natuur werpt barrières op tussen de volkeren, maar de politiek gebruikt natuurlijke hindernissen als zodanig of streeft ernaar deze te gebruiken. De Rijn als natuurlijke scheiding tussen Frankrijk en Duitsland is nooit geheel bereikt en de Pyreneeën zouden pas in de zeventiende eeuw de slagboom tussen Frankrijke en Spanje worden, maar daarmee is het land van de Basken in het westen en dat van de Catalanen in het oosten doormidden gedeeld. Deze feiten bewijzen al op zichzelf hoe kunstmatig een natuurlijke grens is. In sommige gevallen was het dus zo dat de natuurlijke grenzen niet altijd de staats grenzen waren. Veel kwam het voor dat de mensen aan beide kanten van deze natuurlijke grens zich meer tot elkaar aangetrokken voelden, dan tot de mensen van hun eigen staat. In het gebied dat de achtergrond zou worden van de tragedie van de Katharenoorlog vormden de Pyreneeën in de middeleeuwen geenszins een grens, maar veel eerder de ruggengraat van Occitanië, een gebied met eigen taal en cultuur, ten westen grenzend aan de oceaan, ten oosten aan de Middellandse Zee. Aan de noordzijde zien wij hier het bekken van Aquitanië met zijn korenvelden, zijn uitgestrekte weilanden en zijn roodbakstenen steden, het heuvelland van de Lauragais en de rotsplateaus van Quercy en Rouergue. In het jaar 1143 verneemt men tijdens een proces tegen ketters te Keulen voor de eerste maal van een sekte die vanuit het oosten in West-Europa zou zijn binnengedrongen. Mogelijk waren dit katharen die in de geschiedenis van vooral Frankrijk diepe sporen zouden nalaten. Dezen hadden waarschijnlijk invloeden ondergaan van de oudere sekte der bogomielen die vooral in de Balkan haar aanhangers had en een dualistische leer (de strijd tussen goed en kwaad betreffende) verkondigde. Vooral in de Provence en de Pyreneeën kreeg het katharisme tot in de hoogste kringen grote aanhang. De katharen woonden en zouden later ook strijden in het gebied rond de Pyreneeën. De katharen hadden uiteraard ook kerken of bezochten andere kerken. Van de meeste van deze kerken is het ledenaantal bekent dat kathaars was. Hierdoor is er een goede schatting te kunnen maken van waar de katharen vaak ¨voorkwamen¨ en is hun aantal vast te stellen. De eersten, namelijk de Albanenses, verblijven in Verona en in verscheidene steden van Lombardije en zij zijn ten getale van ongeveer vijfhonderd van ieder van beide geslachten. Die van Concorrezo zijn echter verdeeld door bijna geheel Lombardije en er zijn van elk van beide geslachten vijftienhonderd en zelfs nog meer. De Baiolenses zijn verdeeld over Mantua, Brescia, Bergamo en het graafschap Milaan, maar weinig, en in de Romagna, en zij zijn tweehonderd in aantal. De kerk van Marchia mist alle aanhang in Verona en het aantal leden bedraagt ongebeer honderd. Die van Toscane en het dal van Spoleto tellen ongeveer tweehonderd leden. De kerk der Latijnen in Constantinopel telt ongeveer vijftig leden. De kerk van Slavonië en Philadelphia en van de Grieken, van Bulgarije en Dugunthia, tellen samen ongeveer vijfhonderd leden. O lezer, men kan zeker zeggen dat in de gehele wereld de katharen van beiderlei kunne nog geen vierduizend bij elkaar zijn, en deze berekening is vroeger enige malen bij hen gemaakt. De katharen waren dus verspreid over de hele noordelijke Middellandse Zeekust. Maar het overgrote deel woonde toch zo rond de Pyreneeën. Wie waren de Katharen? Men dient dan allereerst te weten dat de eerste sekte, namelijk die der katharen, verdeeld is in drie afdelingen of voornaamste sekten, waarvan de eerste bekend staat als Albanenses, de tweede als de Concorrozenses, de derde als de Baiolenses, en deze alle komen voor in Lombardije. De overige katharen echter, hetzij dat zij in Toscane, in de Mark of in de Provence voorkomen, verschillen niet in opvattingen van de voornoemde katharen; noch van enigen van hen. Alle katharen hebben dus gemeenschappelijke opvattingen waarin z ij overeenkomen, en bijzondere waarin zij van mening verschillen. Als we het hebben over de katharen dan spreken we dus over een sekte die bestaat uit aparte groepen die veel gemeenschappelijke dingen hebben. De dualistische ketters der Middeleeuwen werden niet alleen katharen of manicheeërs genoemd. In Bosnië, Dalmatië en Noord-Italië noemde men ze Patarins of Paterins, misschien afgeleid van het woord patera dat kelk of (lijdens-) bker betekent. In Duitsland kende men ze onder de naam Katharen waarvan het woord Ketzer of ketter is blijven bestaan, hetgeen later ook voor andere dan dualistische “ketters”gebruikt werd. In Noord- Frankrijk sprak men van Poplicains of Publicianen, waarschijnlijk een latijnse vorm voor Paulicianen. Talrijke andere namen werden hen gegeven, bijvoorbeeld Tisserands (wevers), omdat hun hunner dit beroep uitoefenden; of Bougres, een verbastering van Bulgaar, waarmee een bogomilistische tak van de katharen werd bedoeld. In het zuiden van Frankrijk, de Midi, waren ze bijzonder talrijk en machtig; aldaar kwam het woord Albigenzen in omloop en maakte veel opgang. Deze bron vertelt een ander verhaal. Kort gezegd verteld de eerst bron dat de katharen uit verschillende groepen bestonden en noemt deze ook. De 2e bron geeft andere namen voor de katharen. Wat mij hier opvalt is dat geen van de namen van deze 2 bronnen met elkaar in overeenstemming zijn. Het kan ook zo zijn dat de 2e bron geen onderscheid maakt tussen de verschillende groepen binnen de katharen en er van uitgaat dat het 1 geheel is. De namen die in de 2e bron genoemd worden zijn dan de verschillende namen voor de hele groep. Al deze benamingen zijn afkomstig van de vijanden der katharen. Hoe noemden zij zichzelf? Zij noemden zich “Christenen”, doch deze term was niet omschreven en kan tot verwarring leiden. De croyants hebben nooit een algemeen aanvaarde term gekozen, ook niet voor plaatselijk gebruik, om daarmee aanhangers van de dualistische kerk te kwalificeren. Bij de zuidelijke dualisten zijn de namen “katharen”en “albigeois” zelfs onbekend. Zij gebruikten een heel bijzonder woord voor hun parfaits, ze noemden die “bons hommes”. Ook de inquisitie heeft aan deze naam vastgehouden. Hij is een ontroerend eerbewijs van de volkeren uit de Languedoc aan het adres van de albigenzer diakenen. We zien nu dus dat er veel verschillende namen bestonden voor de Katharen. Maar dit beantwoord niet de vraag. Wie waren de Katharen? Onder Innocentius III (1198- 1216) kwam het pausdom tot een grote machtsontplooiing met niet te miskennen gevaren. Zo mocht het Katharisme – een uit het Oosten afkomstige leer met een sterk dualistische (dat is de strijd tussen goed en kwaad betreffende) inslag – grote successen boeken, maar ook bleek de tijd gunstig voor zuiver christelijke ketterijen. De Katharen waren dus een grote groep mensen die de dualistische leer uit het oosten (Bosnië) over hadden genomen en zich daarom met ketterse praktijken bezig hield zoals dat als in het oosten gebeurde. De katharen bezaten een hiërarchische indeling van hun aanhang in auditores, credentes en electie of perfectie, van wie de laatstgenoemden de hoogste graad bezaten. In het voorgaande noemden wij al de katharen, die aanvankelijk een leer verkondigden met sterk christelijke trekken maar later de pleitbezorgers werden van een radicaal dualisme. Deze nieuwe geloofsgemeenschap werd te vuur en te zwaard bestreden door de kerk; de verbasterde term ‘ketter’bleek op den duur van toepassing op al degenen die als haar vijanden konden worden beschouwd. Omdat de naam ketter voort is gekomen van het woord kathaar, zou je kunnen denken dat alle ketter eigenlijk katharen waren. Echter is dit niet het geval, omdat de katharen een eigenleer hadden waarmee ze een eigen groep vormden. Ketter is een verbastering van het woord kathaar. Zoals al eerder is gezegd waren de katharen geen ketter zoals wij het woord nu gebruiken. Wat was de leer van de Katharen? Wat maakt de katharen nou de katharen? Waarom zijn ze in de ogen van de christenen niet gelijk aan hun? De katharen hebben zelf maar weinig over hun eigen geloof en opvattingen opgeschreven, naar wij weten. Als ze het al hebben gedaan dan zal het waarschijnlijk allemaal wel vernietigd zijn door de inquisitie of is het tijdens de kruistochten verloren gegaan. Rynier Sacconi schrijft in zijn Summa het een en ander over de katharen waaraan we ze tegenwoordig kunnen onderscheiden van ander ketters. Wij zouden de wortels van de leer der katharen niet kunnen aanwijzen zonder datgene te herhalen, wat in grote lijnen reeds over het dualisme is gezegd. Steeds keert daarin het probleem van het Kwaad terug. “In den beginne was er het Goede en het Boze. Daar binnen heerste voor alle eeuwigheid Licht of Duisternis. Van het Goede komt alles wat Licht en Geest is; van het Boze komt alles wat Stof en Duisternis is”. Dit is het begin van de geloofsbelijdenis van florentijnse katharen. Daarin ligt het hele katharisme verankerd en de rest laat zich raden. In navolging van Faustus van Milete was de tastbare wereld voor de katharen geen echte werkelijkheid. Zij was één en al ontkenning, en niets zonder God. Ware schepping bestond slechts in God en slechts de Geest was werkelijk

Allereerst noemt hij (het gaat hier om Rynier Sacconi, een ex Kathaar die Christelijk was geworden en een werk over de Katharen had geschreven ) als gemeenschappelijk kenmerk van alle katharen dat ze niet God maar de duivel als schepper van de wereld zien (quod diabolus fecit hunc mundum et omnia quae in eo sunt). Het is niet onbegrijpelijk dat de orthodoxe geestelijkheid die de wortel van dit geloof zocht, deze meende te vinden in wat voor de middeleeuwen de ketterij bij uitstek was, het manicheisme (ook dualistisch ). De bron waaruit men zijn kennis over deze leer putte was allereerst de felle bestrijding door Augustinus, die immers zelf een afvallige manicheeër was. De katharen en de orthodoxie hebben ook een meningsverschil bij de vraag waar het kwade in de wereld vandaan komt. Beide groepen hebben er een andere verklaring voor. Allereerst komen katharisme en manicheïsme hierin overeen, dat zij een antwoord trachten te geven op de vraag hoe het kwaad in de wereld komt en waar de oorzaak ligt dat het kwaad overal een goede voedingsbodem vindt, terwijl het goede maar al te vaak bestraft wordt. Ongetwijfeld heeft ook de orthodoxie dit probleem onder ogen gezien, maar deze doet het tenslotte af, zoals in het boek Job, met het voorschrift om zonder verder te vragen te berusten in alle tegenslagen en te geloven in de goedheid van de Schepper. Met dit antwoord nemen noch de manicheeërs, nog de katharen genoegen. Juist omdat zij in de goedheid van God geloven, willen zij weten waarom de schepping allerminst een succes is. Het antwoord dat zij vonden is dat de goede en onkenbare God niet dezelfde is als de Schepper. Verder zijn in beide gevallen de aarde en zijn bewoners het product van een inmenging van duister machten in de hemelse sfeer. In beide gevallen daalt, zoals nog zal blijken, Christus als reeds bestaand hoger wezen neer om de weg naar de verlossing te wijzen. Ook de tweedeling van de electie en auditores is bij de katharen terug te vinden in het onderscheid tussen croyants en parfaits; deze laatsten zijn de eigenlijke ‘kaqapoi’, de zuiveren. Hier vinden wij dus een groot verschil tussen de katharen en de christenen. De katharen waren er van overtuigd dat God niet de schepper van de aarde kan zijn omdat er zoveel kwaad op de aarde is. Er zou dus iemand anders geweest moeten zijn die de aarde heeft geschapen. God zou het nooit laten gebeuren dat er kwaad zou zijn op de aarde. De christenen geloven dat God wel de schepper is van de aarde en dat hij er voor zou zorgen dat alles wel goed zou komen wat er ook gebeurt. Wat het hemelse rijk betreft hielden zij er meer gecompliceerde gedachten op na, omdat dit voor hen de enige werkelijke wereld voorstelde, woonstede waarnaar zij hunkerden. Het was juist deze wereld die Satan had willen veroveren. Zij was bewoond door hypostasen, tot mens geschapen geestelijke wezens, die een schakel vormden tussen beide werelden. In hen waren de drie naturen verenigd die ook in de mens aanwezig zijn: lichaam, ziel en geest. Het lichaam van de mens is stof, maar dat van de hypostasen is “verheerlijkt” zoals dat van Jezus Christus zal zijn. De ziel is het geschapene en de geest is het goddelijke. Al met al namen de katharen het valentiniaanse idee over van de drie naturen: het lichaam herbergt de ziel, de ziel herbergt de geest. Ten slotte hadden zij nog, evenals Zoroaster en Manes, de apocalyptische voorstelling van het einde der wereld. Nadat zon, maan en sterren verdwenen zijn heerst duisternis! Vuur verslindt de wateren, de wateren doven het vuur? Dat is de hel die de demonen verzwelgt, alsmede de mensen die zich tijdens hun opeenvolgende levens niet hebben kunnen zuiveren. Op die manier zal aan het einde der tijden het werk van Satan
Voorgoed zijn uitgeroeid. Deze bron geeft ons ook informatie over het feit dat de katharen in reïncarnatie geloven van mensen die slecht hebben geleefd. Deze door Satan geschapen wezens zullen het einde van de aarde meemaken en met de aarde ten ondergaan. Voorts dat alle sacramenten van de kerk, te weten het sacrament van de doop met stoffelijk water en de ander sacramenten nutteloos zijn voor het heil en dat het geen echte sacramenten zijn van Christus en Zijn kerk, maar bedrieglijk en duivels, en dat zij behoren tot de kerk der boosdoeners. Voorts zijn alle katharen van mening dat het lichamelijke huwelijk altijd een doodzonde is geweest en dat iemand in het hiernamaals niet zwaarder gestraft zal worden wegens echtbreuk of bloedschande, dan wegens een wettig huwelijk. En evenmin zal iemand onder hen zwaarder gestraft worden. Eveneens ontkennen alle katharen de toekomstige verrijzenis van het vlees. Eveneens geloven zij dat het eten van vlees, eieren of kaas, zelfs in dringende noodzaak, een doodzonde is en wel hierom, omdat dit alles uit de coïtus ontstaat. Het geloof in de opeenvolgende levens gebood hen onder geen beding te doden, ook geen dier. Want men kon herboren worden in het lichaam van een mens of dier, al naar gelang men goed of slecht had geleefd. Door een levend wezen te doden riskeerde men dus een aan de gang zijnde boetedoening af te breken. De parfaits aten geen vlees of eieren, in het algemen geen voedsel van dierlijke herkomst. Zij waren dus strenge vegetariërs, maar aten wel vis en drinken van wijn scheen niet verboden te zijn. Dit zijn natuurlijk hele sterke punten die verschillen met de christenen. Dit was natuurlijk niet de leer van de katharen maar meer de gebruiken en de opvattingen. Het was min of meer de leer in de praktijk dat hier in strijd is met de christenen. Echter werd er wel vis en wijn gedronken en omdat brood niet van dieren komt zal dat ook wel gegeten worden. Dit waren nu juist de dingen die Jezus bij zijn laatste maaltijd ook at en dronk! Wat waren de overeenkomsten tussen de katharen en de christenen? De positie van de katharen ten opzichte van de roomse kerk was dezelfde als die van de andere dualisten. Dezelfde afwijzing van sacramenten, druis, eredienst, kerkgebouwen en Oude Testament. Jezus was een hypostatisch wezen, geschapen door God; zijn vleeswording was niet meer dan een verschijning. Met hun doctrine van de grootst mogelijke onthechting van het aardse, dienden zij een tot het uiterst opgevoerde ascese te betrachten. Men bedenke echter dat dit slechts mogelijk was voor een bepaalde élite. Zij kennen dan ook het onderscheid tussen Auditeurs of gelovigen en Parfaits of uitverkorenen. Gezegd moet worden dat de benaming “parfaits”niet overdreven lijkt voor degenen die op ontzag wekkende wijze hun doctrine in praktijk brachten. Er zijn dus een aantal verschillen op te noemen tussen de christenen en de katharen. Deze verschillen openbaren zich vaak op de manier waarop de katharen leefden. De verschillen op het gebied van het geloof variëren er zijn ook overeenkomsten te vinden die voor de katharen genoeg zijn om zich ook tot de christen te reken. De christen zelf dachten hier echter anders over... De aanloop op de kruistochten Voordat we het over de kruistochten kunnen gaan hebben moeten we er eerst achter zien te komen wat eigenlijk de oorzaken waren voor het ontstaan van de kruistochten. De dood van Karel de Grote luidde het verval in van het Frankische Rijk en parallel daarmee zien we ook de grote leenmannen steeds meer de allures aannemen van zelfstandige vorsten. Terwijl in het noorden de verzwakte Karolingen plaats moesten maken voor het huis Capet, breidde in Occitanië de graaf van Toulouse zijn macht uit en overtrof in aanzien verre de Franse koning. De leenmannen konden dus de totaliteit van het rijk niet beheersen en er werden dus aparte “koninkrijken” gesticht. In dezelfde tijd (1068) werd een sfeer van wrijving merkmaar tussen ketters en orthodoxie. Dat dit samen zou hangen met het feit dat de katharen zich dan pas ontplooien, is een onbewezen veronderstelling. Dat wij in de elfde eeuw voor het eerst horen van deze sekte wil alleen zeggen dat de tegenpartij er zijn aanvallen op gaat richten, niet dat hij pas ontstaan is. Wel bewijst het natuurlijk dat de kerk verontrust was over de grote omvang van het gevaar. Bij herhaling werd het katharisme dan ook op de grote kerkvergaderingen veroordeeld. De kerk was dus bang voor het aantal van de katharen. Het zou een bedreiging kunnen gaan vormen als daar niet iets aan gedaan werd. Sedert lange tijd was de kerk ongerust over de vooruitgang van het katharisme. In 1119 komt Calixtus II om in Toulouse te prediken, maar hij kwam niet verder dan het uitspreken van de excommunicatie tegen de ketters. Deze maatregel had geen enkel effect. In 1176 werd de beroemde conferentie van Lombers, nabij Albi, gehouden. De Albigenzen vreesden geen publieke discussies. Integendeel, zij legden hun voorwaarden op aan de katholieke geestlijken, wier leden zich uitsluitend mochten bedienen van uitspraken uit het Nieuwe Testament. De noodkreet van Sint Bernard van Clairvaux in 1147, was maar al te zeer gerechtvaardigd. Gedurende zijn missie had deze godvruchtige abt zich niet verstaanbaar kunnen maken vanwege de vijandige en spottende uitroepen die hem ten deel vielen. In Verfeil had het publiek zich teruggetrokken, en hij ondervond een dusdanige vijandigheid dat hij tegen de plaats en zijn inwoners een beroemd gebleven vervloeking uitsprak. In 1167 vond het katharistische concilie plaats van Saint-Felix-de Caraman bij Toulouse, onder voorzitterschap van Niquinta. De verschillende katharistische kerken in de Midi van Frankrijk werden georganiseerd, de grenzen van hun gebied werden vastgesteld en als hoofd van elke kerk werd een bisschop benoemd. Hier zien we dat de kerk haar macht wilde versterken door grote gebieden in kleinere te verdelen en daar een bisschop aan het hooft te zetten. De grote aanhang die het katharisme kreeg, voor hem (Innocentius III) aanleiding tot het gebruik van geweld, is door zijn optreden in de handen gewerkt. In 1204, het jaar van de Latijnse kruistocht, hebben de katharen de burcht versterkt die het symbool zou worden van hun idealen en hun verzet, Montségur. Door deze ontwikkeling zullen de katharen naar alle waarschijnlijkheid een groter morele waarde hebben gekregen. Ze waren nu meer dan ooit klaar voor de strijd. Dit zal tot onrust hebben gezorgd bij de katholieken. Op 29 mei 1207 ging de paus over tot bekrachtiging van de excommunicatie van de graaf van Toulouse, die tevoren was uitgesproken door Pierre de Castelnau. Meer en meer begon de uitbarsting te naderen. In de domeinen van het huis Trencabel was de jonge Ramon Roger aan het bewind gekomen. Zijn sympathie voor de katharen was algemeen bekend en hij deed niet de minste moeite om deze te verbergen. Zo verscherpten zich langzaam maar zeker de tegenstellingen en het werd duidelijk dat alleen een wonder nog kon voorkomen dat de spanning zich zou ontladen in een catastrofe. Zoals gewoonlijk kwam dit wonder niet, integendeel. De paus volgde met begrijpelijke verontrusting een ontwikkeling die niet alleen gevaarlijk werd voor het katholieke geloof, maar nog meer voor zijn eigen gezag. Hij maakte zich geen illusies en begreep dat hij bij zijn strijd tegen de ketters niet op de steun van de Occitaanse adel hoefde te rekenen. Ramon Roger ook wel Raymond VI gaf een directe aanleiding voor de paus om actie te ondernemen, omdat in het gebied van Raymond VI de katharen vrij spel hadden terwijl hij dat juist probeerde te voorkomen. Na een aantal gebeurtenissen, die het onweer in alle hevigheid deed losbarsten: bij het ochtendkrieken van de 15de januari van het jaar 1208, toen hij zich gereedmaakte bij Saint-Gilles de Rhône over te stekem, werd Pierre de Castelnau vermoord door een onbekende, waarvan met steeds de verdenking gekoesterd heeft dat hij behoorde tot het gevolg van Raymond VI. Uiteraard duldde de paus dit niet en ging over tot harde maatregelen. Na het nieuws over de moord op zijn legaat, hulde Innocentius III zich gedurende 2 dagen in stilzwijgn. Daarna schreef hij ter gelasting van een kruistocht tegen de ketters, brieven aan de aartsbisschoppen van Narbonne, Arles, Embrn, Aix en Vienne, aan graven, baronnen en alle ridders van Frankrij, aan koning Phillippus-Agustus, de aartsbisschop van Tours, de abt van Cîteaux, de bisschoppen van Parijs en Nevers, etc. In feite waren al deze personen reeds voorbereid, want Innocentius III was sedert zijn troonsbestijging onophoudelijk bezig geweest de westelijke wereld op te stoken voor een gewapende kruistocht tegen de ketterse Languedoc. Nu was de maat vol. In de persoon van de vermoorde legaat was de paus zelve alsmede de gehele kerk gekwetst en beledigd. Innocentius III benoemde een nieuwe legaat, Milon, zijn eigen notaris of secretaris, wins eerst zorg zou zijn een concilie bijeen te roepen in Montélimar, alsmede de graaf van Toulouse te dagvaarden in Valence. In de tussentijd belastte zicht Arnaud-Amalric, de abt van Cîteaux, met het bijelkaar brengen van het leger der kruisridders te Lyon. Raymond VI legde zich neer bij alle voorwaarden die de legaat stelde. Daarna werd hem toegestaan deel te nemen aan de kruistocht tegen zijn eigen onderdanen. Hij ontving de absolutie nadat hij een der grootste vernederingen uit zijn leven geleden had. Naakt tot aan zijn middel zag een grote menigte hoe hij zweepslagen ontving ter plaatse waar Pierre de Castelnau was vermoord. Het was het droevige schouwspel van een man die zijn verstand verloren scheen te hebben. Na de vernedering kon Raymond VI zich aansluiten bij het leger der kruisvaarders, dat in het dal van de Rhône afzakte. Het katholieke leger stak de Rhône over begin juli van het jaar 1209 en ging voorwaarts tot Montpellier, waar enkele dagen halt gemaakt werd. Raymond VI zou nu dus gaan zorgen voor de ondergang van zijn eigen volk. Men heeft Raymond VI vaak zijn houding verweten, maar ten onrechte. Hij stond tegenover een onvoorstelbare grote overmacht en heeft een catastrofe willen afwenden door concessies te doen. Dat dit niet gelukt is, is te wijten aan de kwade trouw van zijn tegenpartij. Inmiddels had de paus bereikt wat hij wilde: de voorgenomen inval in Occitanië had een schijn van wettigheid gekregen. De kruistochten De verwachte kruistochten zouden dan eindelijk beginnen. Het katholieke leger stak de Rhône over begin juli van het jaar 1209 en ging voorwaarts tot Montpelier, waar enkele dagen halt gemaakt werd. Direct bedreigd was de burggraaf van Carcassonne en Béziers, de jonge Raymond-Roger toen nauwelijks 25 jaar oud. Bang geworden door de dreiging die boven zijn grondgebied min bij de nadering der kruisvaarders, begaf hij zich naar Montpellier met de bedoeling te onderhandelen. Tegenover de legaten betuigde hij zijn volledige onderworpenheid aan de kerk en zij afkeer van de ketterij, maar dit haalde niets uit. De burggraaf vertrok in de wetenschap dat hem slechts één middl overbleef: hij moest de uiterste weerstand bieden. Op doorreis verzamelde hij te Béziers de voornaamste burgers van de stad en vroeg hen moedig te vechten, want hij zou hen spoedig te hulp komen. De inwoners van Béziers vielen de kruisvaarders echter aan die voor de stad hun tenten aan het opzetten waren. De kruisvaarders echter waren slechts ligt verrast en drongen de aanvallers terug in Béziers. Omdat de poorten van de stad nog geopend waren, was het voor de kruisvaders niet moeilijk om de stad over te nemen. Als opperbevelhebber fungeerde de fanatieke en meedogenloze Arnaud-Amaury, aartsabt van Cîteaux. Nog geen maand na de vernedering van Raymond VI begaf het leger zich op weg. Langs het Rhônedal trokken de kruisvaarders zuidwaarts en bogen vervolgens in westelijke richting af naar de Biterrois. Hier belandden zij in de domeinen van het huis Trencavel, dat niet alleen vazal was van Toulouse maar, zoals wij zagen, in de eerste plaats van Aragón. Ramon Roger liet een garnizoen achter in Béziers en concentreerde de hoofdmacht in Carcassonne, de onneembaar geachte sleutel van de Aquitaanse Poort. Op 29 juli arriveerde de vijand voor Béziers. De bisschop van deze stad had zich bij de kruisvaarders aangesloten en verscheen nu voor de muren om de burgerij aan te sporen de ketters uit te leveren en de vesting aan het kruisleger over te geven. Hoewel zij tegenover een overmacht stonden en het aantal katharen in de stad maar klein was, weigerden de bewoners hun behoud te kopen door het verraad van hun stadgenoten. Na een verwoede strijd werd de stad stormenderhand genomen en met een der gruwelijkste bloedbaden uit de geschiedenis begint de strijd voor het ware geloof in Occitanië. De gevechten zouden dus op 29 juli 1209 plaats hebben gevonden. De 2e bron meld echter niets over dat Raymond VI in Béziers is geweest. Ik denk dat dit ook niet het geval is geweest, maar dat dit een verhaal is dat bedacht is om hem te eren. Het verschrikkelijke bloedbad was het signaal voor terreur in de hele omgeving. De kastelen met onvoldoende natuurlijke afweermogelijkheden gaven zich over, de andere versterkten hun verdediging. De kruisvaarders gingen door en voor 15 augustus van het jaar 1209 was het oude burggraafschap van Carcassonne, Béziers, Albi en Razès van de kaart geveegt. De val van Carcassonne had in het gehele land schrik en verslagenheid teweeggebracht. Hoewel een deel van het kruisleger was ontbonden omdat de dienstplicht van 40 dagen om was, gaven talrijke kastelen zich over aan Simon de Montfort en aan de abt van Cîteaux. De grote leenheer Peter II koning van Aragón had geen zin om zich druk met de kruistochten bezig te houden, hij hield er namelijk niets aan over als hij wel zou meedoen. De 40 dagen waarvoor de kruisvaarders zich verbonden hadden waren ook verstreken en dus gingen grote groepen weer richting huis. Wat overbleef was een bende avonturiers van wel zeer bedenkelijk gehalte. Uit dit gezelschap moest Arnaud-Amaury zijn gegadigde kiezen. Zijn keus viel op een onaanzienlijke ridder uit het Île de France, Simon de Montfort. Aan zijn naam zijn de gruwelen verbonden gebleven die de overweldigers uit het noorden in Occitanië hebben aangericht. De meeste van Montforts mannen waren dus weer vertrokken maar hij zelf bleef doorgaan. Montfort had openspel. Hij veroverde Pampiers en stond nu recht tegenover de Pyreneeën. Raymond VI wist echter te ontkomen. Montfort ging gewoon door met zijn kruistocht die hem dwars door de Pyreneeen bracht. De velen steden die hij veroverde werden gebruikt als toevluchtsoord van de katharen die daar in vermomming hun geloof verspreidden. Talrijk zijn de families geweest die totaal geruïneerd zijn of waarvan allen de naam over is. Daarbij mag men zich boven dien nog afvragen hoeveel naamlozen zich onder de slachtoffers bevonden, dorpelingen die hun wettige heren trouw bleven en met hen sneuvelden, of die ten offer vielen aan de inquisitie omdat zij weigerden de verraders te worden van de katharen, die ook tijdens de ergste gruwelen van de kruistocht het volk nooit hebben aangezet om geweld met geweld te beantwoorden. Zowel voor de bewoners van de gebieden als voor Montfort was de situatie slecht. Hij zelf had te kampen met een te kort aan mannen en degene die bij hem bleven waren vaak niet te vertrouwen. De strijd ging echter door. Niet minder belangrijk dan het militaire succes was de psychologische uitwerking; enige andere burchten gaven zich zonder slag of stoot over. Ondanks alles wat hij moest ondervinden had de graaf van Toulouse (Raymond VI) nog altijd niet de hoop op een vreedzame oplossing opgegeven. Legaat Pierre de Bénévent verkreeg de complete onderwerping van alles wat niet direct onder leiding stond van Simon de Monthort, Marbonne, Toulouse, Foix, Comminges en Roussilon. En tenslotte trokken de kruisvaders Toulouse binnen, de stad genoemd als het “Rome der katharen”. Dit gebeurde zonder slag of stoot, in juni van het jaar 1215. Raymond VI trok zich met zijn jonge zoon terug aan het hof van de koning van Engeland. Men zou zeggen dat het lot van Occitanië nu definitief bezegeld was. Raymond VI keerde terug naar Frankrijk waarna direct bij aankomst de opstand in Toulouse los barste. Montfort spoede zich hiernaartoe met een leger om de opstand de kop in te drukken. Hij sloeg het beleg voor de stad, tot op de dag dat een steen aan de loopbaan van de condotierre een einde maakte. Volgens de legende werd de steen afgeschoten door een vrouw die een katapult bediende. Dat was op 25 juli 1218. De strijd in Occitanië ging door. Montfort had inmiddels “alle” gebieden de zijne gemaakt toen Arnaud-Amaury weer ten tonele kwam en Occitanië opeiste. Montfort was hem echter te slim af en was onderweg naar Parijs waar hij door de koning tot leenheer van Occitanië werd benoemd. Tijdens deze tijd van rust voor Montfort kwamen de Toulousanen weer in opstand. Ze staken de garonne over en slaagden erin Saint-Cyprien te bezetten. Montfort trok weer ten strijde en nam een stormkat mee om zo de stad makkelijker te kunnen overnemen. Deze kat werd echter met slingerwerktuigen aangevallen. Helaas voor Montfort miste deze werktuigen hun doel en werd hij zelf met een steen op zijn hoofd getroffen en blies daarmee zijn laatste adem. De dood van Montfort, die dus blijkbaar, zo vermelde beide bronnen, door een vrouw was vermoord, kwam als een geschenk uit de hemel. De door Montfort overwonnen gebieden waren nu min of meer vrij. Raymond VI zou zijn vijand niet lang overleven. In 1222 overleed hij zonder dat zijn excommunicatie was opgeheven. Zijn lij bleef onbegraven in de tuin van de johannieters liggen. Wat de mensen niet deden, deden de ratten; toen zijn zoon in 1230 een postume opheffing van de excommunicatie trachtte te bereiken was zelfs het gebeente ten dele opgeknaagd. Zijn zoon Roger Bernard II volgde hem op in de domeinen die zijn vader geheel op de invallers had heroverd. De jonge Trencavel, de zoon van de vermoorde burggraaf, had van de gelegenheid gebruik gemaakt om de Pyreneeën over te steken en hield 1224 zijn intocht in Carcassonne. De kruistocht van Innocentius was mislukt, een nieuwe generatie nam de leiding in een bevrijd Occitanië. Occitanië was dan wel weer vrij maar dit zou van korte duur zijn. Kardinaal Romain de Saint-Ange was het er totaal niet mee eens dat de katharen weer vrij spel hadden. Hij vond dat Occitanië weer onderleiding zou moeten staan van een strikt heerser.( ) Tijdens het concilie van Bourges in december 1225, werd de graaf van Toulouse tot vijand van koning en kerk verklaard. Dat betekende excommunicatie en kruistocht tegen hem en zijn onderdanen. Voor de tweede maal zou het onweer losbarsten boven de Languedoc. Uiteindelijk werd dit meer, na de capitulatie van Avignon, een soort militaire wandeling. Occitanië behoorde nu tot het Franse koninkrijk. Conclusie De katharen, een groep mensen die zich met een leer uit het oosten bezig hielden, hebben in de wereld geschiedenis een grote rol gespeeld. Op de vraag; Wat kunnen we zeggen over de manier waarop de katharen zijn behandeld, kunnen we 2 verschillende dingen zeggen. We kunnen zeggen dat ze het hebben verdiend dat ze zijn afgeslacht of dat de katholieken de katharen niets hadden moeten doen. Als we ervan uit zouden gaan dat de katharen daadwerkelijk vel tegen de katholieken waren geweest, zou dat duiden op vijandigheid tegen de katholieken. De katholieken zouden dan het volste recht hebben gehad om tegen de katharen in oorlog te gaan. Er waren uiteraard wat botsingen tussen de beide partijen die uiteindelijk tot de dood van Pierre de Castelnau. De paus zou dit als een aanval op de katholieken zien, maar feitelijk was dit een actie van Raymond VI om zijn volk te beschermen tegen de komende katholieke invasie van zijn land. Dit was echter niet het geval. De katharen noemden zichzelf zelfs katholiek. Hoewel hun leer verschillend was zijn er toch duidelijke overeenkomsten te vinden. Ik ga er zelf van uit dat de katharen ook de bijbel hebben gelezen, maar die weer op hun manier hebben geïnterpreteerd. Zo waren de katharen, of tenminste de parfaits, vel tegen het eten of drinken van dierlijke producten. Echter aten zij wel vis en brood en dronken zij wijn, net zoals Jezus deed bij zijn laatste maal. De katharen gaan er ook net als de katholieken vanuit dat God alles goed voor heeft met iedereen. Het enige verschil is dat de katharen God niet als de schepper van de aarde zien maar Satan. Dit komt omdat er op de aarde zoveel slechts is en dat zou God nooit doen. De katholieken hadden de katharen eigenlijk niets moeten doen. Het feitelijke ontstaan van de katharen in Frankrijk of andere ketterse bewegingen ligt bij hun zelf. Ketters bewegingen ontstaan namelijk doordat het gezag van de kerk gering is. Als de katholieken werkelijk geen ketters zouden willen hebben gehad, zouden ze hun macht goed hadden moeten verdelen. Als er in gebieden waar geen kerk staat is de kans groot dat de bewoners van dat gebied een eigen interpretatie op de bijbel zullen gaan maken of ze maken een geheel nieuw geloof. Ik ben namelijk van mening dat een mens altijd wel in iets groters gelooft bewust of onbewust. Hier kan de kerk dus gebruik van maken door een kerk te plaatsen en daar de mensen de katholieke leer kunnen bezorgen. Als dit niet gedaan wordt is het niet de schuld van de bewoners van zo’n gebied maar van de kerk zelf. De kruistochten waren natuurlijk ook een mooi excuus voor terrein winst. Veel gebieden van de katharen horen tegenwoordig bij Frankrijk terwijl het voor de kruistochten een aparte “staat” was. Ik ben dus van mening dat de katharen met rust gelaten hadden moeten worden, omdat ze geen directe dreiging vormde voor de katholieken. Velen deden het alleen maar om er zelf beter van te worden zoals Montfort.
Bronvermelding Prisma woordenboek
Albigenzen en katharen
Fernand Niel
117 bladzijden. De katharen
W.P. Martens
187 bladzijden. Ketters in de middeleeuwen
Dr S.B.J. Zilverberg
115 bladzijden waarvan 20 tot 30 gebruikt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.