Hindoeïsme

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 3658 woorden
  • 14 maart 2004
  • 235 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
235 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
HINDOEïSME 1. oorsprong van het hindoeïsme Hoe is het hindoeïsme ontstaan? Het Hindoeïsme is 1 van de grootste godsdiensten van de wereld. 700 miljoen mensen geloven in het Hindoeïsme. Het hindoeïsme heeft geen echte stichter en heeft geen bepaald beginpunt in de geschiedenis. Het is een van de oudste wereldgodsdiensten. Het is ongeveer 5000 jaar geleden ontstaan uit oude erediensten, volksgeloof en heilige teksten. Waar komt het woord Hindoe vandaan? Het woord 'hindoe' is afkomstig van de naam van een rivier in het noorden van India dat ongeveer 3500 jaar geleden Indus werd genoemd. Oorspronkelijk werd deze benaming gebruikt voor de mensen die langs de Indus leefden, maar later werd het gebruikt voor de mensen die een bepaald geloof hadden. Hoewel 'hindoeïsme' een vaak gebruikt woord is, verkiezen Hindoes echter dharma, 'eeuwige geloof', om hun geloof te omschrijven. Waar leven Hindoes? De meeste mensen leven in India, Omdat in India de godsdienst is ontstaan. Het Hindoeïsme is in Nederland niet zo oud. Toen Suriname niet meer bij Nederland hoorde, kwamen veel Hindoes naar Nederland. Ze wilden in Nederland hun toekomst opbouwen. 2. De gedachtegang van hindoes Dharma

Dharma geeft een beeld hoe je zou kunnen leven, naar het doel toe: je realiseren tot wat je in wezen bent. Een pad dat je leidt van onwetendheid tot kennis.Hoewel het Hindoeïsme heel veel geschriften kent is het lezen daarvan geen doel op zich. Je bestudeert de geschriften om je te laten inspireren. Het Hindoeïsme is in z'n zuiverste vorm - zoals eigenlijke alle religies van oorsprong - een ervaringsreligie. Uiteindelijk gaat het erom het goddelijke in je te ervaren. Reïncarnatie
In-carnatie komt van het Latijn en betekent: in het vlees gaan. Geboren worden, dus. Het leven leven we 'in het vlees': we nemen een gedaante aan, een lichaam, waarmee we aan de slag kunnen. Iedereen verdient een nieuw leven. Hindoes geloven dat je ziel na de dood in een ander lichaam overgaat. Het idee dat mensen na de dood herboren worden heet reïncarnatie. Wie goed heeft geleefd, word herboren als een beter wezen en wie slecht heeft geleefd als een lager wezen. De som van al het goede en het slechte in een vorig leven heet karma. Alleen door meditatie, oefeningen en een goed leven kunnen mensen de hoogste werkelijkheid bereiken en ontsnappen uit de kring van voortdurend sterven en opnieuw geboren worden, maar mediteren is volgens Hindoes niet gemakkelijk en niet te bereiken in een leven, vandaar dat Hindoes geloven in Reïncarnatie. Karma
Het hindoeisme gaat ervan uit dat er een natuurlijke wet van oorzaak en gevolg is. Alles wat je in dit leven meemaakt, vanaf de ouders uit wie je geboren wordt tot de omstandigheden waaronder je sterft, en alles wat daartussenin je leven vormt, heeft een zin. Er is een reden waarom je de dingen meemaakt die je meemaakt. Al het goede wat je ervaart en alle problemen die je ondervindt: ze hebben een oorzaak in dit of een vorig leven.En dit leven biedt je de mogelijkheid daarvan te leren en, alsnog, de juiste weg te bewandelen, God te realiseren. Er is geen heden zonder verleden, maar ook geen heden zonder toekomst. De kern is echter: het heden, het NU: waar de geschiedenis, ook jouw geschiedenis, om draait, de as van het rad van wedergeboorte. De stille kern waaromheen het leven draait.Dit leven biedt je dus mogelijkheden, onbegrensde mogelijkheden. Karma betekend niet dat je gewoon je noodlot accepteerd want: 1. je hebt DIT leven om bevrijd te worden
2. een tijdelijke daad kan nooit eeuwige gevolgen hebben
1. Wat er ook zij van vorige levens, van je daden tot nu toe: mooi dat je dit leven hebt, mooi dat je er wat mee kunt doen. Aan jou de keuze. Want een keuze heb je altijd: je kunt er zelfs voor kiezen te geloven dat je geen keuze hebt! 2. Hoewel het idee van Karma een 'systeem' van belonen en bestraffen inhoudt, wat velen niet zo'n aanlokkelijk idee vinden, is het toch anders bedoeld dan vele Christenen menen te moeten concluderen uit de Bijbel: het kan niet zo zijn, vinden de Hindoeïsten, dat je door tijdelijke slechte daden eeuwig verdoemd bent, om de doodeenvoudige reden dat oorzaak en gevolg beide in balans MOETEN zijn. 3. De leefregels Kasten. Voor miljoenen Hindoes over de hele wereld is het kastenstelsel van enorm belang. De kaste bepaald bijvoorbeeld welke beroepen uitgeoefend mogen worden, welke huwelijkspartner gekozen kan worden, of welk voedsel wel en niet kan gegeten worden. De Hindoes onderscheiden vier sociale hoofdklassen. Bovenaan staan de priesters en hogere beroepen, dan komen de heersers, ambtenaren en soldaten. Dan komen de boeren en handelaren. De handswerklieden en arbeiders vormen de laagste kaste. In het moderne India heeft het kastenstelsel nog steeds alles te maken met reinheid en onreinheid. De Hindoes geloven dat ze door leden van een lagere kaste onrein gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld door te dicht in de buurt van een lid van een lagere kaste te zijn, door voedsel te eten dat door iemand van een lagere kaste is bereid, of door water te drinken uit dezelfde bron. Het omgekeerde gaat trouwens niet op: iemand kan niet 'reiner' worden door contact met iemand van een hogere kaste. Mensen kunnen tijdens hun leven niet van kaste veranderen, maar in een volgend leven kunnen ze wel in een andere kaste worden geboren. Dat hangt af van het karma van de persoon in kwestie : de handelingen en het goede of slechte resultaat van alle handelingen. Hindoes geloven dat het resultaat van de handelingen van een persoon zijn of haar ziel bindt aan de lange, maar niet eindeloze cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte. Reinheid is belangrijk. De meeste hindoes proberen 2 keer per dag te baden om hun lichaam en geest schoon te houden. Ze baden ook vooraleer de tempel te betreden. Hindoes geloven dat je andere wezens geen pijn mag doen. Daarom eten ze geen vlees en zeker geen rundsvlees uit eerbied voor deze dieren. Ze drinken ook geen alcohol en vasten op geregelde tijdstippen die ze zelf mogen kiezen. Op praktisch gebied hechten de Hindoes zeer aan reinheid en het voorkomen van allerlei vormen van vervuiling. Dat geldt voor de fysieke reinheid, maar ook voor het geestelijk welzijn. Verder heeft een Hindoe de keuze op bereiding van voedsel. De meeste Hindoes zijn vegetarisch omdat ze bloed als onrein beschouwen. Koeien zijn heilige dieren voor Hindoes. Overal in India zie je ook koeien rondlopen en vooral het verkeer verstoren. Geen enkele Hindoe zal een koe kwaad doen of opeten omdat deze melk produceert. Een belangrijke voedselbron. De verering van de koe als heilig dier heeft met dezelfde redenen te maken, maar is ook uit economische motieven ontstaan. Pelgrimstocht. Voor Hindoes is de pelgrimstocht een zeer belangrijk onderdeel van de religieuze beleving. Er zijn erg veel plaatsen in India die als heilig genoeg worden beschouwd om er een pelgrimstocht naar te ondernemen. De door Hindoes beschouwde plekken liggen meestal aan een rivier, aan de zee of op een berg. Aan de grens tussen water en land, twee rivieren of nog beter drie, wordt vaak een heilige betekenis toegekend. Een pelgrimstocht heeft een belangrijke nivellerende functie. In de Ganges worden de reinen nog reiner en de zonden van de onreinen weggewassen. In het heilige water en in de heilige steden valt het onderscheid van de kaste weg. Hindoes zien het kastenstelsel als een door God ingesteld instituut, maar het heeft geen betekenis in de eeuwigheid. Omdat de pelgrim zicht tijdens zijn tocht met de eeuwigheid bezighoudt, is zijn kaste op dat moment van geen belang. Vier stadia in het leven. Voor de Hindoes zijn er vier stadia in het leven: - het celibataire stadium van de student - het stadium van de getrouwde vrouw of man - het stadium waarin men zich terugtrekt - alle wereldlijke zaken worden afgezworen. De meeste mensen doorlopen de eerste drie stadia en vervullen de verplichtingen ten opzichte van zichzelf, de familie en de maatschappij. Maar weinigen bereiken het vierde stadium, de vrijwillige 'ashrama'. In dit stadium is men een rondtrekkende zwerver die afhankelijk is van anderen voor voedsel en onderdak. Men mediteert over Brahman en probeert zich te verlossen uit de cyclus van geboorte , sterven en wedergeboorte. De tempel. De tempel is het centrum van zowel het spirituele als het culturele leven van de plaatselijke bevolking, is allereerst een heilige plaats voor de persoonlijke godsdienstoefeningen van de gelovigen. Voordat een Hindoe een tempel in gaat baadt deze zich eerst in een heilige rivier om zich te reinigen en doen dan uit respect voor god hun schoenen uit en de vrouwen bedekken hun hoofd. Hindoes nemen offers mee de tempel in om aan de god aan te bieden. 4. Hindoestaanse goden God / Goden
Vanaf ca 1200 v.Chr. verschuift het godenpantheon langzaam naar een nieuw drietal, Brahma, Sjiva en Visnu, zonder dat de oorspronkelijke goden hiermee geheel uit het zicht verdwijnen. - Brahma wordt het onpersoonlijke opperwezen, alles doordringend, bron en schepper - Shiva, wordt de 'vernietiger' en de asceet (vgl herfst/winter) is in bepaalde opzichten de opvolger van Waroena. (een bekende beeltenis van Shiva is die als de balancerende vierarmige danser). - Visnu wordt de 'bewaarder' (vlg de winter/lente). Daarnaast komen er vele andere goden of incarnaties van goden op zoals Ganesja (de wijze, afgebeeld met een olifantskop), de zoon van Sjiva. In Durga (ook Kali of Parvati geheten) welke wordt gezien als Shiva’s vrouw, komt rond 500 v.C. de oude Indogermaanse godinmoeder weer boven water. Onder invloed van Islam en Christendom en Islam is er in recente tijd opnieuw een tendens om alle Goden als afgeleid (als facet) van de ene absoluut opgevatte God Brahma te beschouwen. 5. heilige geschriften De Heilige geschriften van de Hindoes

1. De Veda's = "mond-op-mond" (ong.800 - 400 voor Chr.) 2. Upanishads = "geestelijke verhandeling" (ong.600 voor Chr.) 3. Bhagavad Gita = "Het lied van de heer" (ong.300 voor Chr.) De Veda's
De Veda's zijn een verzameling "mond-op-mond" boeken in Sanskriet. Deze boeken zijn ter verheerlijking van de Goden (De Rigveda's) geschreven en er zijn oa. gebeden, hymnes, offerrituelen, magische formules. Upanishads
De Upanishads zijn de geschriften die gaan over zelfkennis. Het zijn de "zelfkennis-kerndelen": 1. Karma: werk of verhandeling
2. Upanishads: toewijding of devotie
3. Jnana: kennis van de waarheid
Om de ultieme zelfkennis te krijgen moet je "een weg" afleggen door te leren (kennis), te handelen, afstand te doen, te mediteren en (daarmee?)de weg tot Brahman-Atman te vinden. Hierbij is YOGA (meditatie met discipline) onontbeerlijk. Middels yoga krijg je uiteindelijk de status "eeuwige Brahman in de allerhoogste". Je wordt ultieme "Zelf" (Atman). Bhagavad Gita
Deze verzameling aan geschriften gaan enerzijds over de leer van de onsterfelijke ziel. Anderzijds gaan de stukken over verhandelingen (vraag-antwoordspel tussen Arjura en Shri Krishna)over het Hindoe-geloof. Het is ook hier dat de Hindoe-god zich in een menselijke gedaante kan veranderen. Bijvoorbeeld: Rama, Krishna of Boeddha. Ook worden hier "de gedragscodes" van de Hindoe "vastgelegd/geeikt" en die zijn in het kort: onbaatzuchtigheid, eerlijkheid, liefde, niet gehecht zijn aan het Aardse, geen haat, geen egoisme etc. Het meest radicale is hier, dat de Hindoes fel tegen alles zijn met (een) gebrek. Zo worden/werden kinderen en dieren met gebreken gewoon gedood. Ook is offeren in het Hindoe-geloof toegestaan. 6. Rituelen Erediensten
De hindoes bidden minstens 2 keer per dag en bij de gebeden worden er offers gebracht. Het gaat dan om water, eten, licht, vuur en bloemen die aan de beelden van de goden worden geofferd. De hindoes komen samen in de tempel om te bidden, te mediteren en te offeren. De diensten worden dan ingeleid door een priester, de pandit. Sommige hindoes hebben echter ook een kleine huistempel. Samskar
Het belangrijkste doel van een hindoe is verlost te raken van de cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte. Deze verlossing noemt men de 'moksha'. De geschriften bevelen 16 stappen aan om dat doel te bereiken. Deze stappen worden samskar's genoemd of sacramenten. Bij elke samskar hoort een bepaalde ritueel. Zo is er een ritueel voor tijdens de zwangerschap, voor na de geboorte, bij de naamgeving, bij de eerste keer dat de baby naar buiten komt, bij de eerste keer dat de haartjes worden geknipt, het huwelijk en de dood. Bij hun dood worden hindoes gecremeerd en dan pas is de laatste van de 16 levensrituelen uitgevoerd. Feesten

De hindoes vieren jaarlijks meer dan 400 feesten en het hele jaar door worden bedevaarten gehouden naar beroemde tempels of heilige plaatsen. Dit zijn enkele belangrijke feesten: * Krishnajanmashtami: op deze feestdag wordt de geboorte van Krishna herdacht. De mensen vasten dan tot middernacht. Dit feest gaat door in de maand Sharavan. Dit valt in juli of augustus. * Holifeest: dit feest duurt 2 dagen en wordt door alle hindoes in de hele wereld gevierd. Overal gooit men met gekleurd poeder, waterverf en ballonen gevuld met gekleurd water. 's Avonds wordt een groot vreugdevuur gemaakt. Tijdens dit feest viert men dat het kwade uit de weg wordt geruimd. * Het Divalifeest: dit is het belangrijkste hindoefeest. Tijdens dit 'licht'feest wordt er gevierd dat het licht de duisternis heeft overwonnen. Op alle belangrijke plaatsen van het huis worden er lichtjes aangestoken en kinderen houden processies met olielampjes die ze dan in een nabijgelegen rivier of vijver laten wegdrijven. De huizen worden in orde gemaakt en de ingang wordt versierd met tekens in rode verf. Ook vrouwen beschilderen hun handen met hennaverf. 7. ontwikkelingen in het hindoeïsme Ontwikkeling
Het Hindoeïsme heeft zich zo tussen 1200 en 800 v.C. ontwikkeld uit een Indogermaanse godsdienst, onder opname van veel elementen uit de plaatselijke religies. De leer van het Karma en de zielsverhuizing (incarnatie) komt in deze tijd op. Nieuwe goden verschijnen. Tegelijk wordt er gezocht naar de eenheid achter de veelheid van de dingen. Het fundamentele beginsel van het heelal (het Ene) en het ik (het Eigene) worden min of meer gelijksteld. Het offer wordt steeds belangrijker en niet de degene aan wie het geofferd wordt. Daarmee stijgt het belang van de priesterkaste, de Brahmanen, die immers de taal en het ritueel van het offer beheersen. Het kastenstelsel ontwikkelt zich tot een allesomvattend sociaal systeem. Rond 500 v.Chr. tekent zich een reactie af tegen het verstarrende van het Hindoeïsme. Nieuwe stromingen als het Jaïnisme (niet uitgewerkt) en het Bhoedisme (zie hierna) zien het licht. Een groot deel van India gaat (tijdelijk) over naar het Boeddhisme. In de periode van zo rond 800 tot 1000 n.Chr. zien we een heropleving van het Hindoesime. Visnoe en Sjiva winnen aan betekenis en worden door bepaalde groepen zelfs als enige god vereerd (de Shivaïsten, o.a. op Bali). De filosofie wordt uitgebreid met nieuwe scholen. Boeddha, Krisjna en zelfs Christus worden als incarnaties van Visjnoe in het godenpantheon opgenomen. Het Hindoesime heeft zich aldus gevormd tot een uiterst rekbare religie waarin alles kan worden opgenomen. In maatschappelijk opzicht blijft het de basis van het verstarrende kastensysteem. Met de invallen en de overheersing van de arabieren en later de turken en de bloei van het Mogoelrijk breekt er een moeilijke periode aan voor het Hindoeïsme. De bovenlaag gaat over naar de Islam, de onderlaag blijft het Hindoeïsme echter trouw. Vermenging vindt, mede dank zij het kastesysteem nauwelijks plaats. Onder de Engelse heerschappij zet ook het Christendom voet aan wal. De dubbele bedreiging leidt hier en daar tot een fundamentalistisch teruggrijpen op het oude Hindoeïsme. Er is geen centrale organisatie. Wel speelt de priesterkaste (=Brahmanen) een centrale en grote rol. 8. Gandhi Mohandas Karamchand Gandhi werd geboren op 2 oktober 1869 in Porbandar, aan de westkust van India, waar de engelsen in die tijd de baas waren en niks hoefden te doen, want ze hadden genoeg Indiase dienaren. Gandhi was het vierde en jongste kind uit het huwelijk van zijn vader Karamchand met zijn moeder Pultibai. Hij was Hindoe en behoorde tot de Vaisyakaste. Deze kaste kwamen in de Hindoemaatschappij op de derde plaats. Na de vierde kast kwamen de kastloze mensen die alle vuile klussen op moesten lossen en men dacht dat als je de kastloze aanraakte je onrein werd, daarom werden de kastloze ook wel eens de onaanraakbare genoemd iets waartegen Gandhi zich later sterk zou verzetten, hij gaf deze mensen een andere naam: Harijans of “kinderen van God”. De familie van Gandhi is streng vegetarisch. Toch laat Gandhi zich door een vriend overhalen om stiekem geitenvlees te eten. Als Gandhi 13 jaar is en nog op school zit, wordt hij uitgehuwelijkt aan Kasturba, de dochter van een zakenman in Porbandar. De ouders hadden niet de mening van Gandhi gevraagd. Het was daar heel gewoon dat de ouders van het jonge paar alles regelden en dat bruid en bruidegom elkaar niet ontmoeten vóór de huwelijksdag. Later zei Gandhi dat hij het gebruik van de kinderhuwelijken afschuwelijk vond. Gandhi wilde heel graag in Engeland studeren, maar zijn familie en kaste waren hier erg op tegen. Pas toen Gandhi zijn moeder beloofd had dat hij geen vlees zou eten en geen wijn te zullen drinken gaf zij toestemming. In 1888 vertrok Gandhi per schip naar Engeland om rechten te gaan studeren, hij was toen 19 jaar, en net vader geworden van een zoon. Zijn zoon Harilal was een paar maanden eerder geboren. In Engeland voelde hij zich heel eenzaam zonder zijn vrouw en zoontje die alleen in India waren achter gebleven. De belofte aan zijn moeder maakte het Gandhi moeilijk om contact te krijgen met zijn mede studenten. Gandhi wilde heel graag bij de Engelsen horen en paste daarom zij levensstijl aan, aan die van de Engelsen. In juni 1891 slaagde Gandhi in zijn eindexamens voor de Inner Temple Inn, het gerechtshof in Londen, en werd toegelaten als advocaat. Hij was nu 22 jaar en had twee jaar en acht maanden in Engeland doorgebracht. In die periode had hij met succes Frans, Latijn, natuurkunde, algemeen en Romeins recht gestudeerd. Terug in India hoorde hij dat zijn moeder was overleden, wat een grote schok was, maar Gandhi leefde verder alsof er niets gebeurd was. Maar dat nieuwe leven in India viel niet mee. Twee jaar lang probeerde Gandhi zich te installeren als advocaat.. Kort hierna kreeg hij een aanbod om voor een jaar voor een rijke Indiase zakenman in Zuid-Afrika te werken. De opdracht zou niet langer dan één jaar duren, Gandhi bleef 21 jaar in Zuid-Afrika. In Zuid-Afrika begon hij met het strijden voor de mensenrechten. Gandhi’s persoonlijkheid onderging in Zuid-Afrika drastische veranderingen. Van een verlegen advocaat tot een moedige staatsman. In 1915 keerde Gandhi met zijn vrouw en vier zonen terug naar India. Hij is nu 45 jaar. Men had in India reeds veel horen spreken over de begaafde en onvermoeibare man. Een grote menigte stond hem bij de kade in Bombay op te wachten. Hooggeplaatste Indiërs boden hem een welkomstreceptie aan. Zij hadden een politieke partij opgericht, die onafhankelijkheid wilde voor India, en ze hoopten dat Gandhi hen wilde helpen. Gandhi besloot om voorlopig geen politieke acties te voeren. Hij was 21 jaar uit India geweest en wilde het land en de mensen eerst beter leren kennen. Maar zijn eerste zorg was het oprichten van een nieuwe ashram voor zijn gezin en enkele volgelingen uit Zuid-Afrika. Hij vestigde zich in Sabarmati, dicht bij Ahmedabad. Het duurde niet lang of de gemeenschap telde tweehonderd mannen en vrouwen, die volgens de voorschriften van Gandhi wilden leven. De voorschriften waren gebaseerd op de godsdienstige principes die Gandhi reeds in Zuid-Afrika had aangenomen. Het leven van zijn volgelingen moest gekenmerkt zijn door eerlijkheid, zoeken naar waarheid en armoede. Ze gebruikten samen sobere vegetarische maaltijden en leidden een leven van gebed en dienstbaarheid. Het was een hard bestaan en de regels waren streng. Luxe bestond niet. Maar de sterke geloofsovertuiging en de warme persoonlijkheid van Gandhi oefenden zo’n aantrekkingskracht uit dat steeds vele mensen met hem wilden samenleven. Gandhi is ondertussen ook toegetreden bij Het Nationale Indiase Congres, een beweging die naar onafhankelijkheid streefde. Vanwege een lijdelijke ‘ongehoorzaamheidcampagne’ , die tegen zijn bedoelingen in bloedvergieten overging, werd hij tot een gevangenisstraf veroordeeld. Nadat hij in 1923 weer vrij werd gelaten, was zijn invloed geslonken. De leiding van Gandhi’s partij kwam nu in meer radicale handen. De leider werd Jawaharlal Nehru. In 1930 werd er weer een actie ondernomen waardoor Gandhi weer gevangen werd genomen. Na zijn vrijlating nam Gandhi deel aan de Londense Rondetafelconferentie om de politieke hervormingen te bespreken.. Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog nam Gandhi geen duidelijk standpunt aan, maar in 1942 zette hij zijn partij ertoe om een resolutie aan te nemen waarbij onmiddellijke beëindiging van het Britse gezag werd gevraagd. Er volgde alweer een arrestatie van Gandhi. Na enkele maanden werd Kasturba ernstig ziek. . Ze stierf op 22 februari in de armen van Gandhi. Zes weken na de dood van zijn vrouw werd Gandhi vrijgelaten. Hij was erg ziek, en de onderkoning vreesde nog meer geweld, als Gandhi in gevangenschap zou sterven. Gandhi’s hart en nieren waren erg beschadigd, maar hij gaf zichzelf geen rust. Op 30 januari had Gandhi een afspraak. Het was reeds een drukke dag geweest, die zoals gewoonlijk om drie uur ‘s morgens met het ochtendgebed begonnen was. Gandhi deelde steeds zorgvuldig zijn tijd in en kon op die manier veel werk verzetten. Elke avond, om klokslag vijf uur, begon hij de gebedsbijeenkomst. Ook deze dag ging hij weer naar de tuin, waar zo’n 200 á 300 mensen waren. Hij vouwde zijn handen om te bidden. Hij glimlachte nog steeds. Vooraan in de menigte stond een gezette man van in de dertig. Hij deed een stap voorwaarts, trok een revolver en vuurde enkele schoten af. “Hey Rama” mompelde Gandhi. Dat betekent: O God. Een paar tellen bleef hij staan, terwijl het bloed door zijn witte kleren drong. Toen viel hij dood neer. Gandhi had vermoed dat hij op deze manier aan zijn einde zou komen. Hij wist dat er complotten tegen hem waren. De moordenaar was een fanatieke Hindoe, die het niet met Gandhi eens was hoe hij de moslims behandelde. De hele wereld rouwde. Gandhi was het symbool van de Indiase bevolking geworden. Hij is het geweten van de mensheid.

REACTIES

R.

R.

een leuk werkstuk ik zouw een 10 geven

20 jaar geleden

H.

H.

Super slecht kan je niet opzoeken wat een priester gebruikt bij de naamgeving van een kind. en wat een vader geeft aan de pasgeborenen en hoevaak mensen om het offervuur lopen

13 jaar geleden

O.

O.

Slecht verslag je verdiend een 1 je bent slecht schaam je je hebt niet eens de heilige plaatsen

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.