Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Gaswinning in de waddenzee

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 5e klas vwo | 5080 woorden
  • 24 juni 2003
  • 87 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
87 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1 Wat zijn de gevolgen voor…… In dit hoofdstuk kan men over de eventuele gevolgen van de gasboringen voor de bodem, flora & fauna, de lucht en het water lezen. de bodem? Als aardgas uit de poriën van een gesteente stroomt, raken die poriën geleidelijk leeg. Het worden holle ruimtes. Maar omdat het gewicht van de drie tot vier kilometer aardlagen erboven hetzelfde blijft, worden die poriën flink in elkaar gedrukt. De "lege" laag krimpt in elkaar. Dit wordt compactie genoemd. Als de steenlaag dicht aan de oppervlakte ligt en de kracht waarmee de laag wordt samengedrukt vrij groot is, dan zal de compactie de oppervlakte kunnen bereiken. Met andere woorden: dan zal op die plek de bodem iets dalen. Lang niet ieder gasveld kan bodemdaling veroorzaken. Alleen als het om een groot gasveld gaat, kan zich bodemdaling voordoen. De NAM maakt voor elk gasveld een schatting van de te verwachten bodemdaling. Vervolgens wordt regelmatig gecontroleerd of de voorspelling klopt met de werkelijkheid. Zo kunnen, indien nodig, tijdig maatregelen worden getroffen en eventuele negatieve effecten worden voorkomen. In sommige gevallen treden er lichte bodemtrillingen op. Dit ontstaat wanneer een gesteentelaag aan de breukranden blijft "hangen". Op zeker moment wordt de druk van de bovenliggende lagen te groot en wordt de laag met een schokje in elkaar gedrukt. Dit zogeheten "zetten" doet zich bij enkele gasvelden voor. In een enkel geval kan dat leiden tot voelbare schokjes. Berekening van de bodemdaling Momenteel treedt reeds bodemdaling in delen van de Waddenzee op door gaswinning uit het Groninger gasveld en de gaswinning op Ameland, bij Blija en vanaf Zuidwal tussen Harlingen en Terschelling. De hierdoor veroorzaakte inhoudstoename van de Waddenzee bedraagt 27 miljoen m3 vanaf het begin van de winning tot het jaar 2000. Voortzetting van gaswinning uit velden waarvoor reeds vergunning is verleend geeft voor de periode 2000-2050 een verdere inhoudstoename van de Waddenzee met 32 miljoen m3. Winning uit de nieuwe nog aan te boren velden voegt hieraan – in het maximum

scenario – een inhoudstoename toe van 25 miljoen m3. De totale inhoudstoename van de Waddenzee door gaswinning komt hiermee voor de periode 2000-2050 op maximaal 57 miljoen m3. Omdat potentiële gasvoorkomens (prospects) nog niet via een boring zijn aangetoond en het nog niet onomstotelijk vast staat of ze economisch winbaar zijn zal in werkelijkheid de inhoudstoename geringer zijn. De verwachte waarde voor toekomstige bodemdaling bedraagt ongeveer de helft van de maximale voorspelling voor nieuwe velden. In het meest waarschijnlijke scenario bedraagt de inhoudstoename dus ca. 45 miljoen m3. De bodemdaling heeft geen 1:1 relatie met het eventueel te winnen gas. De inhoudstoename van de Waddenzee heeft namelijk te maken met hoe het gesteente is gevormd, de compactie. Is de compactie van het gesteente dik gasvoerend, dan zal het gesteente meer worden samengedrukt dan bij een dun gasvoerend gesteente. Hierbij moet ook nog aangemerkt worden dat het gesteente ook van samenstelling kan veranderen en hierdoor wijzigt zich dan ook de compactie. De compactie van het gesteente kan worden afgeleid uit seismische gegevens. Alle andere benodigde gegevens worden gekozen uit reeds bekend zijnde gegevens en tijdens het boren naar gas verfijnd bijgesteld. De mate van de bodemdaling wordt bepaald door hoe het gasveld eruit ziet. Is het gasveld groot en rond dan zal de bodemdaling groter zijn dan bij een langwerpig gasveld, omdat de omliggende gesteente pakketten minder steun geven. De vorm en dikte van een toekomstig gasveld is te bepalen aan de hand van seismische gegevens. Verder is van groot belang hoe groot de draagkracht van verschillende lagen is. Bij een ondiep gasveld is de bodemdaling daarom groter dan bij een diep gelegen gasveld. Bij het berekenen van de bodemdaling is het uitgangspunt dezelfde als bij de sterkteberekening van een te bouwen brug. Bij een brug gaat het erom om de afstand tussen de peilers en de sterkte van het brugdek zo te kiezen dat geen doorbuiging plaats vindt. Bij het berekenen van de bodemdaling zijn de afstand tussen de peilers (de geometrie), het brugdek (de opbouw van bovenliggende lagen) en de belasting (de drukval) het gegeven. De vraag is dan hoe ver zakt de brug door of hoe groot zal de bodemdaling worden. Het moeilijkst is dit te bepalen bij intermediaire gasvelden of gasvelden welke elkaar weer beïnvloeden. Het komt dus voor dat sommige potentiële te winnen gasvelden een grotere bodemdaling veroorzaken dan andere, terwijl de winning van gas qua hoeveelheid hetzelfde is. Bodemdaling en zeespiegelstijging zijn vergelijkbaar De gevolgen van bodemdaling door gaswinning zijn vergelijkbaar met de effecten van zeespiegelstijging. Uit de recente historie blijkt dat de wadplaten door sedimentatie de huidige zeespiegelstijging kunnen bijhouden en zich ook aan plotselinge veranderingen in de waterstanden kunnen aanpassen. Als gevolg van de door het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change)verwachte klimaatsveranderingen wordt voor Nederland in de komende eeuw een relatieve zeespiegelstijging verwacht van 60 cm. De schattingen worden regelmatig bijgesteld en lopen op dit moment uiteen van de huidige 20 cm/eeuw tot 85 cm/eeuw
Uit de modelberekeningen in het bodemdalingrapport volgt dat bij een versnelde zeespiegelstijging tot circa 60 cm/eeuw het plaatniveau aanvankelijk iets langzamer stijgt dan het waterniveau. Hierdoor komen de platen bij hoogwater circa 6 cm dieper onder water te liggen. Ook bij een extreme zeespiegelstijging van 100 cm/eeuw zou nog genoeg zand uit de kust worden aangevoerd om de platen te handhaven. Het verschil tussen het stijgende hoogwaterniveau en het plaatniveau wordt dan nog iets groter: circa 10 cm. De modelresultaten bevatten aanwijzingen dat op een termijn van eeuwen de platen in de grotere gebieden, Westelijke Waddenzee en Eems-Dollard, een dergelijke extreme zeespiegelstijging niet meer kunnen volgen en geleidelijk verdrinken. Het verschil met zeespiegelstijging is dat bodemdaling door gaswinning niet optreedt in de hele Waddenzee maar een plaatsgebonden verschijnsel is in met name het oostelijk deel (kombergingsgebieden rond Ameland en Schiermonnikoog). Een tweede verschil is dat zeespiegelstijging een doorgaand proces is terwijl bodemdaling door gaswinning tijdelijk is. Bodemdaling door gaswinning doet zich voor over een periode van tientallen jaren en stopt daarna. Wat zijn de gevolgen van bodemdaling? Bij bodemdaling zal er vanuit de kustzone extra aanvoer van sediment (=bezinksel, afzettingsgesteente) plaatsvinden. Dit heeft tot gevolg dat de verlaging van de platen gemiddeld 6 à 8 cm bedraagt in gebieden met de grootste daling, t.w. het gebied tussen Ameland, Schiermonnikoog en het vaste land. De bodemdaling zal zijn diepste punt bereiken ongeveer 10-15 jaar na het begin van de gaswinning. Hierna vult het zich weer aan doordat de aanvoer van sediment sneller, groter wordt dan de snelheid van de bodemdaling. De bodemdaling aan het oppervlak heeft tot gevolg dat er extra sedimentaanvoer zal komen vanuit de Noordzeekust naar de Waddenzee en hierdoor wordt de ‘’netto’’ daling van de bodem bijna volledig gecompenseerd. De extra sedimentaanvoer vanuit de Noordzee zorgt ervoor dat in de periode 2000-2050 een kleine 50 miljoen m3 sediment naar de Waddenzee wordt verplaatst, ongeveer één miljoen m3/jaar. Ter vergelijking: de sedimentbehoefte van de gehele Nederlandse Waddenzee door de huidige relatieve zeespiegelstijging van 20 cm/eeuw ligt in de orde van 4 miljoen m3/jaar. Een ander effect is ook de versnelde zeespiegelstijging en hierdoor zal de ‘’netto’’ stijging van de bodem niet meer volledig gecompenseerd worden. Deze 2 effecten zorgen ervoor dat de theoretische zeespiegelstijging van 60 cm en 100 cm in de komende eeuw respectievelijk 10 en 15 jaar eerder zullen optreden. flora en fauna? Gaswinning in de Waddenzee veroorzaakt onder normale omstandigheden weinig vervuiling, want het boorafval wordt opgevangen en afgevoerd. Ongelukken waarbij giftige stoffen vrij komen, zouden echter de kwetsbare flora en fauna aan kunnen tasten. Vooral de bodemdaling heeft effect op de kwetsbare flora en fauna. Verder hebben flora en fauna eigenlijk geen last van de boringen, alleen bij de proefboringen wil het booreiland in de directe omgeving nog wel eens voor geluidsoverlast zorgen. Hoe reageren bodemdieren op de bodemdaling? Zowel het gewicht aan voedseldieren (biomassa) als de soortensamenstelling van bodemdieren op droogvallende platen zijn afhankelijk van de hoogteligging ten opzichte van het getij (overstroming). Het grootste gewicht aan voedsel komt per m2 voor op een hoogte van circa -0.5 m NAP. Zowel naar onder als naar boven neemt de biomassa af. Daarom zullen bij bodemdaling de bodemdieren op de hoger dan -0.5 m NAP gelegen wadplaten in biomassa toenemen, terwijl die op lager dan -0.5 m gelegen wadplaten zal afnemen. Voorspellingen met behulp van modelberekeningen geven aan dat effecten van maximale bodemdaling uit nieuwe en bestaande velden een afname van het vleesgewicht in de orde van 1-2% geven, ook in de sterkst dalende gebieden. De natuurlijke schommeling in het vleesgewicht tussen verschillende jaren bedraagt echter reeds enkele tientallen procenten. Hoewel de effecten toenemen bij versnelde zeespiegelstijging blijft het extra effect van maximale bodemdaling gering. De onderzoekers hebben hun conclusies als volgt geformuleerd. BODEMDIEREN (NIOZ) "Voor een kwantificering van de effecten van bodemdaling op ongewervelde bodemdieren zijn 'modelstudies' uitgevoerd. Om een idee te krijgen van de maximale effecten is allereerst gekeken naar de maximum case voor bodemdaling van bestaande plus nieuwe velden en verschillende zeespiegelstijging, zonder enige compensatie door sedimentatie. Ten aanzien van bodemfauna op de droogvallende platen wordt geconstateerd dat zowel biomassa als soortsamenstelling afhankelijk zijn van hoogte (overstromingsduur). Het blijkt dat jaar-op-jaar fluctuaties van enkele tientallen procenten rond de gemiddelde biomassa een naar verwachting normaal verschijnsel zijn. Ze zijn de 'ruis' waarin beperkte veranderingen niet opvallen. Bij bodemdaling zullen de bodemdieren op de hoger gelegen wadplaten in biomassa toenemen, terwijl die op de lager gelegen wadplaten afnemen. Door een modelmatige uitwerking van de genoemde relatie tussen biomassa en hoogte kan de afname van biomassa bij bodemdaling en/ of zeespiegelstijging worden voorspeld. Hieruit blijkt - ook voor de sterkst dalende kombergingsgebieden - dat effecten ten gevolge van maximale bodemdaling - nog zonder compensatie door sedimentatie- marginaal (hooguit 1 of 2%) zullen zijn en daarmee verdwijnen in de hiervoor genoemde ruis. Merkbare nadelige gevolgen voor de voedselvoorziening van vogels die van de bodemfauna afhankelijk zijn, traden in het verleden (bijvoorbeeld 1990/1991) pas op bij veel grotere afnamen in biomassa van de bodemfauna, namelijk van tientallen procenten. De effecten nemen evenwel toe bij versnelde zeespiegelstijging, maar het extra effect van maximale (ongecompenseerde) bodemdaling blijft altijd gering. Het blijkt dat pas effecten van enkele tientallen procenten optreden bij een gemiddelde effectieve bodemdaling van enkele decimeters, wat aanzienlijk meer is dan geprognotiseerd voor de maximum case".
De invloed van bodemdaling op vogels bodemdaling een afname in de aantallen vogels berekend van gemiddeld 10,5%, variërend van een toename van 12% (Groenpootruiter) tot een afname van 33% (Zilverplevier). Voor de meest waarschijnlijke bodemdaling met sedimentatie is deze afname 2,5%, variërend van een toename van 5% tot een afname van 12%. Ter vergelijking: waargenomen variaties in aantallen vogels in gebieden van deze grootte liggen in de orde van 25-30%. Zeespiegelstijging vormt echter de grootste bedreiging voor de toekomst van steltlopers in het waddengebied. Alleen voor de Scholekster waren voldoende gegevens om met het model daadwerkelijk berekeningen voor de draagkracht uit te voeren. Deze berekeningen bevestigen het beeld dat bodemdaling tot een niet meetbare, zeer geringe afname van de draagkracht zal leiden. Op grond van deze berekeningen worden voor geen van de in de EU-Vogelrichtlijn genoemde vogelsoorten meetbare effecten verwacht op de aantallen die in de Waddenzee verblijven. De onderzoekers hebben er het volgende over geschreven. VOGELS (IBN-DLO) "Het vogelonderzoek heeft zich gericht op de vogels die afhankelijk zijn van de droogvallende wadplaten als voedselgebied. Het voedsel van deze wadvogels bestaat uit bodemdieren. Het extra effect van bodemdaling (bij verschillende scenario's van zeespiegelstijging) op de biomassadichtheid van deze bodemdieren is naar verwachting gering, zelfs onder het maximale bodemdalingscenario zonder compensatie door sedimentatie. Op grond hiervan worden ook geen grote effecten van bodemdaling op de vogelaantallen verwacht. Deze eerste inschatting is verder onderbouwd met modelberekeningen. Voor een aantal vogelsoorten kon de dichtheid in het foerageergebied in verband gebracht worden met de droogligtijd van de wadplaat en de korrelgrootte van het sediment. Deze geselecteerde soorten worden als representatief beschouwd voor het totale spectrum aan wadvogels. Doorrekening van het maximale bodemdalingscenario van nieuwe plus bestaande velden zonder compensatie door sedimentatie, leidt voor de meeste soorten tot een zeer geringe afname in de aantallen. Voor de vogels in het gebied van de meest dalende kombergingsgebieden - met name platen Pinkegat (die circa 3-4% van de Nederlandse wadplaten vormen) - is apart gekeken naar de effecten van bodemdaling. Daar zou zonder compensatie door sedimentatie een lokale afname kunnen optreden van gemiddeld ongeveer 10%, variërend van een toename van 12% (Groenpootruiter) tot een afname van 33% (Zilverplevier). Bij compensatie door sedimentatie wordt onder de huidige zeespiegelstijgingscondities een lokale gemiddelde afname verwacht van ongeveer 6%, variërend tussen +9% en -23%. Deze berekeningen zijn gedaan op grond van het maximale bodemdalingscenario. Bij de base case wijken de uitkomsten beduidend minder af (base case enkel nieuwe velden en sedimentatie geeft een lokale gemiddelde afname van ongeveer 2,5%, variërend tussen +5% en -12%). In de aantallen vogels die aanwezig zijn in een gebied van deze grootte zit volgens waarnemingen een dermate grote variatie (25-30%), dat het voorspelde effect zelfs bij maximale bodemdaling waarschijnlijk niet kan worden aangetoond. Daarentegen wordt voor de meeste soorten een grote afname in de aantallen voorspeld in geval van versnelde zeespiegelstijging. De voor het waddengebied karakteristieke Scholekster is voldoende. Seizoensverloop in het aantal vogels aanwezig in het Nederlandse deel van de Waddenzee op grond van tellingen in de jaren 70 (Smit 1984) voor een paar geselecteerde soorten: Zilvermeeuw, Strandplevier, Smient, Zilverplevier. bestudeerd om behalve de bovengenoemde correlatieve habitatberekeningen ook berekeningen aan de draagkracht te doen. Deze berekeningen bevestigen opnieuw het beeld dat bodemdaling tot een vermoedelijk niet meetbare, zeer geringe afname van de draagkracht zal leiden. Op grond van deze berekeningen, en in combinatie met aanvullende overwegingen, worden voor geen der in de EU Vogelrichtlijn genoemde vogelsoorten meetbare effecten verwacht op de aantallen die in de Nederlandse Waddenzee verblijven. Ook kan hier worden opgemerkt dat genoemde veranderingen in waterdiepte (in de base case tijdelijk gemiddeld maximaal 4 cm voor enkel de nieuwe velden in het sterkst dalende kombergingsgebied Pinkegat) gering zijn in vergelijking met lokale fluctuaties. Aangegeven is reeds dat bijvoorbeeld uit metingen van een aantal stations in de Eems-Dollard blijkt dat het absolute verschil in de gemiddelde zeestand (fluctuaties rondom lange termijn, data 1931 - 1993) tussen 2 opeenvolgende jaren gemiddeld circa 5 cm bedraagt (na correctie voor de trend), met uitschieters tot 15 cm. Ook het verschil over 5 jaar is gemiddeld circa 5 cm". water? De winning van aardgas heeft geen milieukundige nadelen wat betreft het water. lucht? Ook voor de lucht heeft het winnen van aardgas geen noemenswaardige gevolgen. Hoofdstuk 2 Hoe zit het met horizonvervuiling? Eén van de redenen dat men zo negatief over gaswinning in de Waddenzee denkt is het beeld dat men op het netvlies heeft wat horizonvervuiling betreft. Maar horizonvervuiling wordt in dit geval vooral veroorzaakt door de proefboringen. Voor de proefboringen is een booreiland nodig. Dit is een relatief grote zichtbare installatie die in de directe omgeving geluidsoverlast kan veroorzaken. Wat het publiek over het algemeen vergeet is dat deze fase van proefboringen slechts enkele weken duurt, daarna verdwijnt het booreiland weer. Het booreiland is verplaatsbaar. Op het eiland bevindt zich een uitschuifbare boorinstallatie. Als het boorgat voor de proef is gemaakt, worden de poten weer ingetrokken en wordt het eiland naar de volgende klus gesleept. Voor de winning van aardgas wordt een productieplatform gebruikt. Dit is ook een eiland op poten, maar in tegenstelling tot een booreiland is het niet verplaatsbaar. Bij een productieplatform zijn de poten enkele tientallen meters in de bodem geheid omdat de installatie vele jaren blijft staan. Dit platform is echter niet zo groot en hoog als een booreiland. De meeste mensen houden het negatieve beeld van een booreiland op en netvlies. Het beeld van een productieplatform valt echter wel mee in vergelijking met het beeld van een booreiland. Hoofdstuk 3 Wat zijn de kosten en baten van aardgaswinning in de Waddenzee? Boren naar gas in de Waddenzee heeft kosten en baten. De NAM heeft een paar jaar geleden een kosten en baten analyse gemaakt om te bewijzen dat de baten groot zijn. Deze is nu ietwat verouderd, maar men kan er nog veel uit afleiden. En met een simpele berekening kan men de prijzen omrekenen van guldens naar euro’s. De baten waarmee NAM komt zijn lastig te verklaren, want deze baten zijn afhankelijk van drie variabelen, namelijk de afzetmarkt, de ontwikkeling van de gasprijs en het moment waarop de baten gerealiseerd worden.
De kosten Er zal ongeveer 2,7 miljoen euro per jaar nodig zijn om de dijken veilig te houden. “De kosten als gevolg van bodemdaling en kusterosie bedragen ongeveer 50 miljoen euro per jaar”. Ongeveer eenderde van de getijdenplaten gaan verloren door de boringen. Ook moet het water gezuiverd worden door de hoge dichtheid van schelpdieren en andere bodemorganismen. Dit alles zorgt voor ongeveer 225 miljoen euro per jaar. Ook treed er vaker een zoute kwel op in de polders. Dit komt doordat de tegendruk tegen het opkwellend zout afneemt door de bodemdaling. Zoute kwel is niet goed voor de productie van agrarische producten. Het wordt dan ook bestreden door extra bemaling. Er zullen extra gemalen moeten komen. Een nieuw gemaal kost ongeveer 10 tot 22 miljoen euro. Hoeveel extra gemalen is nog onbekend
De bodem zal ongeveer 10 cm. gaan dalen. Op www.nam.nl kan men lezen dat dit het verschil is tussen het dalen van de platen en het overtollige zand wat als gevolg van de boringen omhoogkomt. (zie figuur E1) Als er veel neerslag valt in Nederland lijdt Noord Nederland (de provincies Friesland en Groningen) daar onder. Het water van hoger gelegen delen van Drenthe en Friesland kan niet weg via kanalen en boezems (een boezem is het buitenwater van polders) en gaat dan naar landerijen van lager gelegen delen. Er is al een veiligheidsmarge van de boezems en kanalen van 25 cm. Door bodemdaling moet de veiligheidsmarge met 40 % (10/25) worden verlaagd. Dat betekent dat er 40 % meer kans is op overstromingen. De overheid moet dus meer uitkeren. Uitgerekend kom je dan op een bedrag van 3 miljoen meer per jaar. Totaal op 7,6 miljoen per jaar. Als men bij alles (landerijen, pootaardappelbedrijven en gebouwen) de schade uitrekent van wateroverlast, kom je op een schade van ongeveer 10 miljoen euro per jaar. Door kusterosie en het leegmaken van eenderde deel van de Waddenzee zullen gebieden buiten de dijk verloren gaan. Dat zullen b.v. duingebieden en kwelders zijn. De prijs van het land waarvoor we nieuw land beschermen is de schade. Dat is ongeveer 28 miljoen euro per jaar. “De waarde die het Waddengebied heeft als habitat (leefgebied) voor soorten en levensgemeenschappen kan het best uitgedrukt worden in de investeringsbereidheid van de Nederlandse private (=particuliere) sector om natuur te beschermen. De gemiddelde aankoop prijs voor 1 ha natuurgebied die b.v. Natuurmonumenten betaalt bedraagt E 16.000. In combinatie met de inrichtingskosten en jaarlijkse beheers investeringen die door Natuurmonumenten worden opgebracht zou dit geëxtrapoleerd (extrapoleren= uit bekende termen van de reeks daarbuiten gelegen termen berekenen) naar alle natuur hectares van het Waddengebied neerkomen op een totaal waarde van 264 miljoen euro per jaar. Verlies van circa één derde van het Waddengebied vertegenwoordigt een schade van 88 miljoen euro per jaar.” Doordat eenderde van de getijdenplaten verloren gaan worden er ook minder schollen, tongen, garnalen, en mosselen geboren. Getijdenplaten en de kraamkamer zijn namelijk met elkaar verbonden. Als er eenderde verdwijnt is de schade 1051 miljoen per jaar gedeeld door drie. Dat is circa 351 miljoen euro per jaar. Ook zal in de Oostelijke waddeneilanden het toerisme en de recreatie verminderen. De schade is het totale 0.75 miljard euro per jaar gedeeld door drie. Dus ongeveer 250 miljoen euro per jaar. De productie van de mosselen, kokkels, garnalen en zeepieren zal afnemen. Hierdoor ontstaat een schade van ongeveer 112 miljoen euro per jaar. De baten Er zit ongeveer 72 tot 221 miljard kubieke meter gas onder de Waddenzee. De verwachte prijs hangt af van drie variabelen. 1. De afzetmarkt. Kleinverbruikers betalen meer voor hun gas per kubieke meter dan grootverbruikers. Dat komt doordat de transport - en distributiekosten hoger zijn. De distributie liggen hoger omdat er meer moet worden uitgegeven aan leidingen, service, onderhoud en dergelijke. Ook is het zo hoog omdat de grootverbruikers het gas veel gelijkmatiger afnemen dan de kleinverbruikers. Dit betekent dat bij kleinverbruikers de leidingen minder gebruikt worden. Ook moet de Gasunie investeren in de opslag (want je hebt ’s morgens en in de winter meer gas in één keer nodig). 2. Het moment waarop de baten van het Waddengas gerealiseerd worden. Als je een schatting wilt maken van de maatschappelijke baten, is het belangrijk om te weten wanner de baten gerealiseerd worden. De periode waarin de maatschappelijke baten van de maatschappelijke baten van het Waddengas gerealiseerd worden, hoeft niet samen te vallen met de periode waarin het gas gewonnen en verkocht wordt. Dat heeft te maken met het Nederlandse kleine veldenbeleid. Het Nederlandse kleine veldenbeleid houdt in dat producenten, al voor dat ze beginnen met boren, de garantie krijgen dat al het gas wat ze vinden, direct in de productie genomen wordt. Zo heeft Gasunie vrijwel constant stroom. En dat is voor de maatschappijen gunstig, want zo hebben ze minder winningkosten. Dat zorgt er weer voor dat er meer velden in gebruik zijn en wordt het rendabel om de kleine velden in productie te nemen. 3. De ontwikkeling van de gasprijs. Mochten er weinig nieuwe bronnen ontdekt worden, stijgt de vraag naar aardgas en zal de prijs stijgen. Maar de prijs kan net zo snel dalen, als er veel nieuwe bronnen ontdekt worden. Dit geldt zeker als er bronnen ontdekt worden in minder unieke natuur- en recreatiegebieden. Wanneer worden de maatschappelijke baten van het Waddengas gerealiseerd? Dat kunnen drie situaties zijn: 1. Snel
2. Langzaam
3. Midden
Het winnen duurt 15 jaar. 1. Snel
Als men ervoor kiest om de maatschappelijke baten van het Waddengas zo snel mogelijk te realiseren, wil dat zeggen dat dat start vanaf de winning. Door procedures die nog lopen zou de productie in 2003 zijn. Winning is dan van 2003 tot en met 2017. Aangezien aan de afnamecontracten met andere winningmaatschappijen voldaan moet worden, is het snel realiseren alleen mogelijk als de afzet van gas van Gasunie stijgt met de hoeveelheid die uit de Waddenzee gewonnen wordt. Dat is mogelijk door de gasexport te verhogen. Dit is echter in strijd met de Derde Energienota. Daar staat dat Gasunie jaarlijks 80 miljard m³ per jaar zou moeten verkopen. Als ze uitbreiden met 5 tot 15 miljard m³ per jaar zou dit kunnen leiden tot politieke bezwaren. Het tast namelijk de reserves aan. Uitbreiding van de gasafzet lijkt niet onmogelijk, omdat er genoeg vraag naar gas in Europa is. 2. Langzaam
Als men kiest om de maatschappelijke baten op lange termijn te realiseren dan leidt dat niet tot veranderingen van de door Gasunie verkochte hoeveelheid. Op lange termijn is er meer gas in het Groningen-veld die men dan gebruikt. Volgens de laatste “Marktverkenning op lange termijn” van Gasunie die ruim 20 jaar vooruit kijkt, heeft Nederland in 2024 een reserve van ongeveer 400 miljard m³. Er is rekening meer gehouden dat het gas in productie is toegenomen. 3. Midden

Langzaam en snel zullen waarschijnlijk niet voorkomen. In de praktijk zal Gasunie vragen om toestemming om bepaalde exportcontracten uit te breiden en/ of te verlengen. De vraag naar gas zal waarschijnlijk groter worden. Als Gasunie aan die vraag wil voldoen, zal Gasunie moeten leveren. De minister van economische zaken zal bij de vraag, meewegen of de reserves hier onder te lijden hebben. De reservepositie hangt af van de importcontracten (b.v. Rusland) die Gasunie hebben en aan de winbare reserves. Als het gas tot winbare reserves mag worden gerekend, zal de minister toestemmen. Hoofdstuk 4 Welke alternatieve energiebronnen zijn er voor fossiele energie, en is het rendabel deze te gebruiken? In deze wereld zijn er tal van energiebronnen. Deze zijn grofweg te onderscheiden in twee groepen. Namelijk, fossiele energie en duurzame energie. Met fossiele energie worden aardolie, aardgas en steenkool bedoeld. Deze zijn in de loop der tijd ontstaan en dreigen, volgens sommigen, op te raken. Duurzame energie daarentegen heeft een aanmerkelijk minder lange ontstaansgeschiedenis en zal nooit opraken. Bij duurzame energie kun je o.a. denken aan wind- en zonne-energie, waterkrachtcentrales, de verbranding van biomassa enzovoorts. Alternatieven voor aardgas als specifieke energiebron zijn er en dat beschrijft Dr.Ir.A.H.M.Kipperman in het gasverslag van het Nederlands Proces Technologen in samenwerking met NOVEM d.d. 02-11-2002. http://www.niria.nl/npt/gasverslag.html. “Nieuwe bronnen die een rol kunnen gaan spelen zijn: · Afvalstromen, waaruit door vergisten/ vergassen of hydrogeneren brandstof gemaakt kan worden · C-arme brandstof (CO2 afvangen) · Productie van b.v. waterstof d.m.v. overschot elektriciteit uit duurzame energiebronnen, zoals zon, wind en stromend water. · Biomassastromen
Momenteel worden deze vooral nog gebruikt in een directe omzetting, Zoals: Direct verbranden è warmte
Vergassen è CO + H2
Pyrolyse, HTU è olie” In de toekomst zullen er verfijningen in het systeem aangebracht moeten worden. De stap naar de alternatieven eerst biologisch (met bacteriën en enzymen) omzetten en dan pas chemisch, maar dit is inmiddels noch economie noch aardrijkskunde. Volgens hem is het pas rendabel als het actief wordt ingezet op lokaal niveau. Dit geldt zeker voor biomassa, want als je dat over een afstand van meer dan 500 km moet vervoeren kost het meer energie dan het oplevert. Ruud van der Schie, bestuurslid Kennemerwind, een bedrijf dat windenergie levert zegt dat duurzame energie zo snel mogelijk op grote schaal toegepast kan en moet worden. http://www.kennemerwind.nl/ww200209-4.htm. Volgens hem kan duurzame energie de huidige energievraag al dekken. De zon bijvoorbeeld alleen al levert 10.000 maal de huidige vraag aan energie op. Hij eindigt zijn betoog met de volgende punten: “Laat u echter niet wijsmaken: · dat duurzame energie niet de volledige energievraag kan dekken; · dat grootschalige duurzame energieopwekking onbetaalbaar en daardoor slecht voor de economie is; · dat kernenergie onvermijdelijk is; · dat er geen begaanbare weg naar een duurzame energievoorziening is.’’ De een zegt dat het nog niet kan en de ander is er van overtuigd dat het wel al kan. Volgens de een is de fossiele energie morgen op en iemand anders, een spreker op NPT, zegt dat de fossiele energie nog lang niet op raakt, maar dat het werkelijke probleem hem zit in de CO2-uitstoot. Wel is het zeker dat het een vraagstuk is wat ons allemaal aangaat en dat duurzame energie of kernenergie, want dat is natuurlijk ook een alternatief voor fossiele energie, op lange termijn de huidige energievoorziening gaat vervangen. Het is bekend dat in 2020 ongeveer 10% van de energie in Nederland duurzaam moet zijn. Maar er wordt natuurlijk ook nog steeds onderzoek gedaan naar kernenergie. Concrete bedragen over elk van beide heb ik niet kunnen vinden, hoogstens wat ingewikkelde tabelletjes, waar ik, na het bestuderen ervan, niets aan had.
Hoofdstuk 5 Hoe zit het met subsidies voor particulieren en bedrijven? Is er een project waarmee energie zal worden bespaard of het milieu minder wordt belast? Het gebruik van duurzame energie moet toenemen. Duurzame energie is: windenergie, zonne-energie, aardwarmte, energieopslag, omgevingswarmte, waterkracht en energie uit afval en biomassa. Wanneer men plannen heeft in deze richting kan men subsidie krijgen op grond van de subsidieregeling Duurzame Energie. Met het project bespaart men energie, zet men stromingsenergie in of past men nieuwe energietechnieken toe. Deze moeten resulteren in een lagere belasting van het milieu. Personen, bedrijven en overheidsorganisaties kunnen van de regeling gebruik maken. Men kan een bijdrage krijgen voor verschillende typen projecten: onderzoek naar de haalbaarheid van een project; het overdragen van kennis aan een bepaalde doelgroep; onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten; demonstratieprojecten en marktintroductieprojecten; praktijkexperimenten. De hoogte van de subsidie hangt af van het type project dat men indient. De kosten die kunnen worden vergoed, verschillen per project en programma. Alleen de projecten die in een tender kunnen worden ingediend, concurreren onderling. waarbij alleen de beste projecten subsidie krijgen. Men kan ook een duurzame energiescan laten uitvoeren door een externe deskundige. Hiervoor kan er ook subsidie aangevraagd worden. Subsidies kan men aanvragen bij Novem (Nederlandse Organisatie Voor Energie en Milieu), Subsidieshop en Senter (Subsidie Center). Novem stimuleert in opdracht van de overheid duurzame ontwikkeling van de samenleving, op het gebied van energie en milieu, zowel in Nederland als daarbuiten. Themagebieden binnen subsidies zijn bijvoorbeeld: duurzaam bouwen, wonen en werken, duurzame energievoorziening, duurzaam produceren en duurzame mobiliteit. Er zijn vestigingen in Utrecht en Sittard. Ook kan men kijken op www.senter.nl of www.subsidieshop.nl, maar voor subsidies op duurzame energie en verwante onderwerpen wordt men al snel doorverwezen naar www.novem.nl. Hoofdstuk 6 Wie zijn er voor/ tegen de boringen? Wie worden er beter/ slechter van de boringen? Deze twee vragen zijn samengevoegd omdat veel mensen die voor de boringen zijn er ook beter van worden en mensen die tegen zijn er slechter van worden. Dit geldt natuurlijk niet voor iedereen. Er zijn ook mensen die er niet beter en niet slechter van worden, maar die uit morele overtuigingen voor of tegen de boringen zijn. Mensen die uit morele overtuigingen tegen de boringen zijn, zijn bijvoorbeeld milieuactivisten. En mensen die uit morele overtuigingen voor zijn, zijn niet echt onder één noemer te brengen. De meningen van de overheid zijn verdeeld. De linkse partijen zijn overwegend tegen en de rechtse partijen zijn overwegend voor de boringen. Elke maatschappij die betrokken is bij het boren, produceren, verwerken en/ of transporteren van gas zullen beter worden van de boringen in de Waddenzee en daarom voor zijn. Energieleveranciers van duurzame energie zullen tegen de boringen zijn omdat hun concurrentiepositie ten opzichte van leveranciers van fossiele energie verslechtert. Hoofdstuk 7 Conclusie Op de hoofdvraag die wij aan onszelf hebben gesteld, namelijk; ‘’wegen de economische voordelen op tegen de landschappelijke & milieukundige nadelen van gasboringen in de Waddenzee?’’ is niet één duidelijk antwoord te geven. Iedereen denkt hier anders over. Voor de één wegen b.v. de milieukundige nadelen veel zwaarder dan voor een ander. In principe zijn gasboringen in de Waddenzee niet nodig. Dit biedt namelijk geen blijvende oplossing voor de vraag naar energie. We hebben nog genoeg reserves elders, b.v. Slochteren, die nog aan onze huidige energievraag kunnen voldoen, voordat we kunnen overstappen op duurzame energie. Dit biedt namelijk wel een blijvende oplossing. Als men inderdaad gebruik zal maken van de reserves natuurlijke energiebronnen (lees: fossiele energie) betekent dat dat niemand last heeft van eventuele belemmeringen in het uitzicht over de Waddenzee en dat de flora en fauna geen enkele hinder ondervindt. Ook zal er geen extra bodemdaling plaats vinden. Economische voordelen zijn er natuurlijk wel, want de import van aardgas elders zal kleiner worden en de export zal waarschijnlijk groter worden. Maar nogmaals, het is niet blijvend. Onze conclusie is dus dat eventuele boringen in de Waddenzee overbodig zijn. En dat we dat schitterende gebied met rust moeten laten. Kies voor blijvende alternatieven in de vorm van duurzame energie en/ of kernenergie (mits er voldoende onderzoek naar is gedaan).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.